Volkshuisvesting: Wonen in Nederland is ingrijpend veranderd

Wat weten politici van uitzichtloze armoede en verrijking aan de top ..??

Armoede . . . Kamerzetel 151 . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . AOV

Nu wordt gezegd dat de hoge huurverhogingen verleden tijd zijn

Het karakter van 'wonen in Nederland' en in het bijzonder van de volkshuisvesting is behoorlijk veranderd. Enerzijds is er de burger die, vaak met twee inkomens, in staat is moeiteloos een huis van een half miljoen te financieren. Anderzijds is er een grote groep burgers die zich de laatste jaren steeds geconfronteerd ziet met huurverhogingen. Inmiddels hebben deze mensen, ondanks de steun van de Individuele Huursubsidie, een onaanvaardbare huurquote opgebouwd.

Nu wordt gezegd dat de hoge huurverhogingen verleden tijd zijn , maar het kwaad is geschied. Een huurverlaging om terug te keren naar een meer aanvaardbare huurquote zit er niet in. Voor een pauzejaar in de huurverhoging, waarvoor het AOV al langer pleit, is geen ruimte wordt gezegd. Voor zover sociale verhuurders voor hun bezit 2,8% of lagere percentages hebben toegepast, is dit percentage uitsluitend ingegeven door markttechnische overwegingen.

Inmiddels blijkt een nieuw soort woonwijken te ontstaan. Uit het proefschrift van René Teule van het onderzoeksinstituut OTB uit Delft, een onderzoek naar de woonsituatie en woningmarktpositie van inkomensgroepen in grootstedelijke regio's, komt naar boven dat bij ongewijzigd beleid de kans toeneemt op het ontstaan van inkomenswijken. Het binnenstedelijk beleid duwt de lage inkomensgroepen zoals uitkeringsgerechtigden en etnische minderheden in een hoog tempo naar de huidige goedkope vroeg-20ste-eeuwse en vroeg naoorlogse woonwijken. Het inkomen is dus steeds meer bepalend voor de mogelijkheden op de woningmarkt.

    Tweedeling in Volkshuisvesting

Er valt hier en daar wel een afname te constateren van het aantal mensen dat te duur woont. Een gunstige ontwikkeling. Maar er is ook een minder positieve ontwikkeling. Een groeiende groep huishoudens met een laag inkomen blijkt meer dan 25% van hun inkomen kwijt aan de huur. In 1981 was dit 5% van alle huurders en in 1994 was dit 25% van alle huurders. Het is nog steeds niet duidelijk, volgens het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau, SCP, welke factor het meest bijdraagt aan de toename van de huurquote. Het SCP komt tot de conclusie dat er een tweedeling aan het ontstaan is in de volkshuisvesting. 'Er lijkt sprake te zijn van een tweedeling onder de huurders: enerzijds de minima die in de problemen komen als gevolg van huurstijgingen en de huursubsidie-systematiek, en anderzijds de modale inkomensgroepen, die volgens de normen van de overheid al snel te goedkoop wonen.

Ondanks de aanpassingen van de huursubsidie is er toch sprake van een fundamenteel probleem. Het NIBUD (dat o.m. de kosten van ons huishouden berekent) heeft aangetoond dat bepaalde groepen in de samenleving met een minimaal inkomen maandelijks geld tekort komen. Vooral groepen ouderen worden met deze situatie geconfronteerd. De vastgestelde normhuur van f 318,00 voor de laagste inkomens is dus aan de hoge kant. AOV en Unie 55+ vinden dat dit bedrag moet worden heroverwogen en dat een verlaging van de normhuur noodzakelijk is. De huursubsidie zal in de toekomst steeds meer dienen ter verlaging van de woonlasten van de laagstbetaalden. De oorspronkelijke functie als woningmarktinstrument komt in het gedrang. Toch zal in de komende jaren de huursubsidie een van de sleutels moeten blijven om mogelijke gettovorming te voorkomen.

    Welke rol spelen de woningcorporaties

Van vitaal belang is dat er een betaalbare kernvoorraad blijft. De sterkste huurstijgingen zijn volgens de minister nu achter de rug. Toch blijft de zorg bestaan dat de goedkope kernvoorraad steeds verder wordt gereduceerd, m.a.w. dat een steeds groter beroep wordt gedaan op de huursubsidie. AOV en Unie 55+ hopen dat het Kabinet er toch in slaagt om de gemeenten er toe te bewegen duidelijke afspraken hieromtrent te maken met de corporaties. De verenigde ouderenbonden, CSO, zijn ook deze mening toegedaan. De kanttekeningen die de ouderenbonden plaatsen zijn dat ouderen minder gebruik zullen maken van de mogelijkheid hun huurwoning te kopen. Ook omdat zij in geringere mate kunnen profiteren van faciliteiten als hypotheekaftrek en zeker geen spaarloonregeling hebben. Meer voor de hand ligt een betere ontwikkeling van mengvormen van kopen en huren. Juist de ouderen zijn met deze vormen gediend. De fracties van het AOV en Unie 55+ staan achter dit standpunt van het CSO.

    Bescherming van huurders

Bij de begroting van Volkshuisvesting heb ik enkele nieuwe taken voor de Huurcommissies m.b.t. de huurdersbescherming aan de orde gesteld. Wanneer een huurder verhuist en bij einde huur de eindafrekening plaatsvindt ontstaan meermalen problemen rond hetgeen een huurder moet afbreken aan zelf aangebrachte woningverbetering. Ik denk aan een nieuw keukenblok, centrale verwarmingen bad i.p.v. douche. Hierin is niets voor de huurder geregeld, hij betaalt altijd het gelag: of hij moet afbreken wat met nijvere hand is opgebouwd of hij moet het laten zitten. In beide gevallen is een vertrekkende huurder afhankelijk van verhuurder en van de opvolgende huurder. De verhuurder kan bij de opvolgende huurder een hogere huur bedingen. Ik pleit voor een bemiddelende rol van de Huurcommissie. Laat deze adviseren wat de verhuurder kan overnemen en tegen welke waarde. De opvolgende huurder kan dan ook beoordelen waarom de huur hoger is geworden.

Een tweede taak voor de huurcommissie dient te liggen wanneer een verhuurder een woningverbetering weigert aan huurders. Ik denk aan woningisolatie. Dat kan een verhuurder weigeren omdat anders de huur in een bepaald complex te hoog wordt. Huurders wordt neen' verkocht of zelfs de dreiging van verkoop van woningen is voorgekomen. Zelfs als huurders meer buur willen betalen. Ook hier dient de huurcommissie een rol te vervullen. Staatssecretaris Tommel heeft toegezegd deze punten mee te nemen bij de op handen zijnde nieuwe wetgeving, ook voor de huurcommissies. Waarmee hij AOV/Unie een toezegging van formaat heeft gedaan.



    MOTIE WERD PLEIDOOI VAN OUDERENPARTIJEN


    Na de begrotingsbehandeling eind 1996 heeft W. Verkerk in de Tweede Kamer een motie ingediend inzake Volkshuisvesting. Daarin werd er bij de regering op aangedrongen in 1997 geen procentuele huurverhoging door te voeren, dus een pauzejaar in de huurverhoging te leggen. Achtergrond vormden o.i. de gemiddelde verhoging in 1997 (3,5 %), de problemen die talloze huurders hebben door de hoge huren en het automatisme in de huurverhoging dat doorbroken moet worden. Ondertekenaars waren de heren Verkerk, van Wingerden, Leerkes, Hendriks en mevrouw Nijpels-Hezemans.