Pleitnotitie tegen de Minister van Financiën. Want bij verlies van deze
zaak bij de raad van State hoeft niemand zich meer aan de wet te houden


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

't Achterom 9a
5491 XD
Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386

Sint Oedenrode, 1 december 2003

Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,
- mr. M.G.J. Parkins-de Vin
- mr. P.A. Offers
- mr. J.F.M. Polak
Postbus 20019,
2500 EA 's-Gravenhage.

PLEITNOTITIE

Ons kenmerk: NBJ/27053/HB

Uw nummer: 200303449/1/H3

Appellant:
Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

tegen:

Verweerder
Minister van Financiën/staatssecretaris van Financiën.


Tijdstip hoorzitting 1 december 2003 om 10.00 uur.


Geacht college,

Met betrekking tot deze zaak heeft u van ons ontvangen:

  • Ons hoger beroepschrift van 27 mei 2003, kenmerk: NBJ/27053/HB, aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (15 pagina's).
  • Onze bij brief van 24 juni 2003, kenmerk: NBJ/27053/HB, toegezonden nadere motivering van het hoger beroepschrift aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (3 pagina's).
  • Onze bij brief van 19 november 2003, kenmerk: NBJ/27053/HB, nader toegezonden stukken aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (35 pagina's).

Wij verzoeken u de inhoud, inclusief bijlagen, van bovengenoemde stukken hier als herhaald en ingelast te beschouwen en volledig te betrekken in uw beslissing op deze zaak.


    De feiten.

Alle in het dossier zittende stukken en in het bijzonder de bij brief van 19 november 2003 toegestuurde nadere stukken hebben de context van deze zaak gegeven. Mijn pleitnotitie kan dan ook redelijk kort zijn, omdat ik niet al te zeer in herhaling hoef te vervallen. Het huidige kabinet proclameert transparantie, doorzichtigheid. Als de Minister van Financiën in casu openheid had betracht, was de zitting van vandaag niet nodig geweest.

Waar gaat het eigenlijk om?

De Rechtbank te Den Haag.
In eerste aanleg is deze kwestie voorgelegd aan de rechtbank te Den Haag. Een wraking van Mr. Bosma is door de rechtbank terzijde geschoven met een evident intentionele verdraaiing. De rechtbank stelt: "kan er volgens verzoeker geen sprake meer zijn van rechterlijke onpartijdigheid." Dit is een bepaald verregaande verdraaiing. Onzerzijds is slechts de wettelijke formulering gebruikt: feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De wijze waarop de rechtbank onder leiding van Mr. Hofhuis als President gepoogd heeft deze zaak weg te masseren, valt te veroordelen als apert in strijd met de idee van de democratische rechtsstaat. Ook dat optreden lijkt meer te passen bij een totalitair bewind.
Kennelijk moet zeer relevante informatie, kostte wat kost, onthouden worden aan de Nederlander. Strafklachten over de rechtbank Den Haag, c.q. over Mr. Hofhuis als President wegens politieke rechtspraak, zijn voorgelegd aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad EN aan de Voorzitter van het College van Procureurs-Generaal. Antwoord werd - een jaar lang - totaal niet ontvangen. Een klacht hierover bij de Nationale Ombudsman is genegeerd.

De "Drie van Arnhem"
De zaak betreft drie juristen De Kroon, Valk, Kooijmans, meer in het bijzonder Mw. Mr. M.C.M. de Kroon, die gelijktijdig benoemd werden tot Raadsheer in het Gerechtshof te Arnhem. Het optreden van Mw. Mr. M.C.M. de Kroon is ronduit zeer bedenkelijk. In dat verband moge ik bij wijze van voorbeeld verwijzen naar de eerste 2 ingediende nadere stukken, te weten:

  • de brief d.d. 17 augustus 2000 van de werkgroep "Omgangsonrecht" aan de President van het Gerechtshof te Arnhem
  • de brief van 10 februari 2001 van Dhr. R.M. Brockhus aan Mr. L.R. van der Weij, President van het Gerechtshof te Arnhem met kopie aan de Presidenten van alle gerechten in Nederland.

Het lijkt een open deur te constateren dat het gedrag van Mw. Mr. M.C.M. de Kroon verregaand in strijd is met eisen van onkreukbaarheid, betrouwbaarheid en integriteit zoals die te stellen zijn aan een rechter, en al helemaal aan een te benoemen raadsheer. Totale openheid over haar verleden is geboden, in het belang van iedere Nederlander, maar de Minister van Financiën heeft de toegang tot relevante documenten stelselmatig en jarenlang geblokkeerd met het zogenaamde argument "Privacy".

Dit is zonneklaar een misbruikt pseudo-argument, omdat het helemaal niet gaat om de private sfeer, maar om een benoeming tot Raadsheer, duidelijk een functie met zware publieke verantwoordelijkheid. In dat kader zijn optreden in valse hoedanigheid in bancair verkeer, verduistering, belastingontduiking, misbruik van positie voor private doeleinden en dergelijke uitermate relevant voor een benoeming tot Raadsheer, en volstrekt niet af te dekken met het magische toverwoord "Privacy".

Voor de 3 genoemde juristen geldt de vraag van betrokkenheid onder de Minister van Financiën Drs. G. Zalm bij een geheimzinnige projectgroep, die in het diepste geheim het financieel/fiscaal/declaratoir gedrag onderzocht van minstens een tiental politici en bestuurders van hoog niveau, zoals Mw. Leemhuis-Stout, Dhr. Peper, Dhr. Lubbers enz., die zelf zeker al niet à priori perfect zuiver op de graat zijn. Ik verwijs naar de brief d.d. 17 augustus 2000 van de werkgroep "Omgangsonrecht".

De benoeming van deze "Drie van Arnhem" lijkt neer te komen op zwijggeld.
Dat is een uitermate bedenkelijke zaak. Het kán eenvoudig niet zo zijn dat rechters en raadsheren in Nederland, dan wel beschouwd als een democratische rechtsstaat, om dit soort motieven benoemd zouden worden. Deze kwestie dient tot op de bodem uitgezocht te worden. In het belang van 16 miljoen Nederlanders.

Dat de minister van Financiën Drs. G. Zalm eigen bevoegdheden benut om deze kwestie met het pseudo-argument van "Privacy" onder het kleed te houden, lijkt neer te komen op een vorm van machtsgebruik die niet past in een democratische rechtsstaat. Daarbij moge ik ook verwijzen naar de brief d.d. 17 juli 2003 van Dhr. Burhoven Jaspers aan de Minister-President mr. J.P. Balkenende.

Ik ben van mening dat volledige openheid betracht moet worden over de genoemde projectgroep, de betrokkenheid daarbij van de 3 juristen De Kroon, Valk en Kooijmans en hun gelijktijdige benoeming tot Raadsheer in het Gerechtshof te Arnhem. Zeker dient ook volledige en onbelemmerde openheid van zaken te worden gegeven ten aanzien van Mw. Mr. M.C.M. de Kroon wat betreft haar benoeming bij het Ministerie van Financiën, haar gedrag, haar langdurige schorsing, het onderzoek dat de FIOD naar haar handelen instelde, haar ontslag enz. enz.

Minder dan volledige opening van zaken impliceert verraad aan de belangen van de Nederlandse burger. Met een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur vraag ik u dan ook de Minister van Financiën op te dragen in casu onverwijld alsnog totale opening van zaken te geven. De gevraagde informatie is van wezenlijk belang voor nog lopende procedures.

Het lijkt mij dat de fundamentele vraag die zich hier opdringt, de vraagstelling is of en in hoeverre wij in dit land nog te maken hebben met een democratische rechtsstaat gebaseerd op wet, feit en rechtsbeginsel of met een de facto totalitair bewind waarin een Minister eigen bevoegdheden en macht kan gebruiken om eigen verantwoordelijkheid te ontlopen, c.q. een kwestie onder het spreekwoordelijke kleed te schuiven en te houden. En dat dan met dekking door de Rechtbank 's-Gravenhage. Deze vraag is natuurlijk ook zeer relevant binnen het kader van de EU.

Mr. L.P. Bosma van de rechtbank 's-Gravenhage gaat daarin zelfs zover dat hij opzettelijk essentiële stukken uit het dossier heeft laten verdwijnen waarop de in geding zijnde uitspraak Awb 01/17WOB van 14 april 2003 is gebaseerd. Hiermee heeft hij valsheid in geschrift gepleegd.

In het " Ontstaan en loop van het geding" van de uitspraak zijn niet opgenomen:

  • Onze nadere motivering d.d. 29 oktober 2000 van ons bezwaarschrift van 19 september 2003 aan de minister van Financiën (zie bijlage 1). Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit die inhoud kunt u opmaken dat het hier gaat om een essentieel stuk dat mr. L.P. Bosma niet heeft meegenomen in zijn beslissing en derhalve uit het dossier heeft laten verwijderen. Hiermee heeft hij valsheid in geschrift gepleegd.

  • Ons verzoek om wraking d.d. 20 april 2002, kenmerk: NBJ/02011/B, van rechter mr. L.P. Bosma (zie bijlage 2).

  • De oproep d.d. 26 april 2002 van griffier mw. M. Pronk om betreffend wrakingsverzoek op 27 mei 2002 te 11.00 uur ter zitting te behandelen (zie bijlage 3).

  • De oproep d.d. 4 juni 2002 van griffier Mw. Pronk om betreffend wrakingsverzoek op 29 juli 2002 te 10.00 uur ter zitting te behandelen (zie bijlage 4).

  • Onze brief d.d. 27 juli 2002, kenmerk: NBJ/27072/br, aan griffier mw. M. Pronk (zie bijlage 5). Daarin was overeengekomen dat de behandeling van ons verzoek om wraking van 20 april 2002 voor onbepaalde tijd zou worden aangehouden en pas ter zitting zou worden behandeld als de klachten van appellant hierover aan de PG bij de Hoge Raad en de Vz van het College van PG's zouden zijn afgehandeld.

  • De "Rappel" brief d.d. 30 januari 2003 van ineens een andere griffier mw. J.M. Harteveld die de behandeling van ons verzoek om wraking van 20 april 2002, tegen eerder gemaakte afspraken in, wil doordrukken alvorens de klachten van appellant hierover aan de P.G. bij de Hoge Raad en de Vz van het College van PG's zijn afgehandeld (zie bijlage 6).

  • Onze brief d.d. 6 februari 2003, kenmerk: NBJ/06023/br, aan griffier mw. J.M. Harteveld hierop (zie bijlage 7). In die brief hebben wij onder punt 2.4 letterlijk het volgende geschreven:

      U stelt: "Ik verzoek u de rechtbank mede te delen in welke stand van zaken het bovengenoemde verzoekschrift zich bevind". Hangende de afhandeling van klachten gericht aan de PG bij de Hoge Raad en de Vz van het College van PG's heeft de rechtbank ingestemd met uitstel tot die klachten zouden zijn afgehandeld. Ik kan u mededelen dat antwoord nog niet is ontvangen, al is redelijke termijn verstreken. Er zal worden gerappelleerd en ik zal u van de reactie op de hoogte brengen.

    Op dit schrijven is door de griffier nooit meer gereageerd. Ondanks diverse rappelbrieven van appellant aan de PG bij de Hoge Raad en de Vz van het College van PG's bleef ook daar reactie achterwege. Deze zaak moest kost wat kost doorgedrukt worden. Er zaten immers een tiental hoge politici en bestuurders, zoals mw. Leemhuis-Stout, dhr. Peper, dhr. Lubbers bij betrokken.

  • De doorgedrukte uitspraak nr. AWB 01/17 WOB van 7 april 2003 gegeven door mrs. Kok, Bouritius en Dedel-van Walbeek in tegenwoordigheid van Kriense Lokker als griffier (zie bijlage 8). In die uitspraak staat onderpunt 3.1 letterlijk het volgende:

      Voorafgaand aan de zitting bij de sector bestuursrecht heeft verzoeker, bij brief van 14 april 2002, gemotiveerd kenbaar gemaakt problemen te hebben met een behandeling van zijn zaak door mr. Bosma. In deze brief heeft hij echter niet officieel een verzoek tot wraking ingediend. Wel kan de brief worden opgevat als een verzoek om de zitting van 15 april 2002 niet door te laten gaan. Nadat verzoeker was gebleken dat de behandeling toch was doorgegaan heeft hij bij brief van 20 april 2002 formeel een verzoek tot wraking ingediend. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot wraking tijdig is ingediend, waarbij tevens dient te worden opgemerkt dat ook na afloop van de behandeling een verzoek tot wraking kan worden ingediend, mits de zaak nog niet door het wijzen van een eindbeslissing is geëindigd. Verzoeker zal dan ook in zijn verzoek worden ontvangen en daarmee komt de rechtbank toe aan inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

Met vorenstaande feiten is onomstotelijk komen vast te staan dat de uitspraak van 15 april 2002 is aangehouden totdat op 7 april 2003 op betreffend verzoek tot wraking is beslist hetgeen ook door de griffier bij brief van 23 april 2002 aan ons kenbaar is gemaakt. (zie bijlage 9).

Dit betekent dat mr. L.P. Bosma in zijn in geding zijnde beslissing van 14 april 2003 ook alle in geding stukken tot 8 april 2003, inclusief de uitspraak tot wraking van 7 april 2003, had moeten meenemen. Nu hij dat niet heeft gedaan is daarmee de niet onafhankelijke positie van mr. L.P. Bosma in zijn eigen uitspraak van 19 april 2003 feitelijk bewezen. Immers: van een rechter mag toch verwacht worden hiervan op de hoogte te zijn.

Op grond van bovengenoemde feiten kan de in geding zijnde uitspraak nooit in stand blijven. Wij verzoeken u hierop dan ook:

  • De aangevallen uitspraak van 14 april 2003 te vernietigen.
  • Ons beroepschrift van 2 januari 2001, nader gemotiveerd bij brief van 29 januari 2001, gegrond te verklaren.
  • Het besluit van 24 november 2000 van de Staatssecretaris van Financien alsnog te vernietigen.
  • Ons bezwaarschrift van 19 september 2000, nader gemotiveerd bij brief van 29 oktober 2000, alsnog gegrond te verklaren.
  • Het besluit van 10 augustus 2000 van de Staatssecretaris van Financiën alsnog te vernietigen.
  • Te beslissen dat de Minister van Financiën alle door appellant verzochte informatie alsnog en onverwijld zal moeten verstrekken.
  • De Minister van Financiën te veroordelen in de proceskosten (Het ingevulde proceskostenformulier vindt u bijgevoegd).

Met nadruk maken wij u hierbij kenbaar dat als door u op grond van bovengenoemde feiten niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak wordt overgegaan, appellant deze zaak met name op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens zal voorleggen bij het Europese Hof in Straatsburg. Daarbij zal ook een afschrift van deze pleitnotitie worden overlegd. Voor dat geval verzoeken wij u nu reeds een afschrift van het proces-verbaal van de zitting met uw uitspraak mee te verzenden.

Zonodig zal deze zaak ook worden voorgelegd aan de Europese Unie.


Hoogachtend,

ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige Ecologisch Kennis Centrum BV
Voor deze

Ing. A.M.L. van Rooij,
directeur.


Bijlage: Deze pleitnotitie bevat de bijlagen 1 t/m 9 bestaande uit 19 pagina's.

C.c.: Stichting Sociale Databank Nederland ( www.sdnl.nl )


Verzoek om de jacht te openen op een van de grootste Brabantse vervuilers de gebr. van Aarle B.V. Ollandseweg 159 te Sint Oedenrode. Sla dit houtimpregneerbedrijf deze keer niet over.

Verzoek de jacht te openen op een van de grootste Brabantse vervuilers: Gebr. van Aarle BV
Ollandseweg 159 te Sint Oedenrode. Sla dit houtimpregneerbedrijf deze keer niet over.


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

    't Achterom 9a
    5491 XD
    Sint Oedenrode
    Tel. 0413-490387
    Fax. 0413-490386
                                                                 

Raad van State,

Afdeling bestuursrechtspraak,

De staatsraden

-          mr. dr. M. Oosting (voorz)

-          mr. Ch. W. Mouten

-          drs. H. Borstlap.

PLEITNOTITIE.                               Sint Oedenrode, 15 december 2003.

Ons kenmerk: SBL/09033/B

Uw nummer: 200301493/1/M1

 

APPELANTEN.

-          Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving,           Holstraat 17, 6082 BA Buggenum.

-          J. Hoebers, Haelenerweg 9, 6082 AA Buggenum.

-          J. Rulkens, Dorpsstraat 94, 6082 AR Buggenum.

-          P. Topeeters, Neel Doffstraat 18, 6082 AE Buggenum.

-          H. Slabbers, Galgenberg 35, 6082 AZ Buggenum.

-          L.G.G.M. Mom, Bergstraat 13, 6082 AJ Buggenum.

-          H.P.J. Vissers, Holstraat 6, 6082 BC Buggenum.

-          A.M. Schreuder, Thorbeckestraat 24, 6042 CR Roermond.

-          J. Schuermans, Roermondseweg 92, 6081 NW Haelen.

-          C.J. Schreuder, Eikendreef 23, 6081 EA Haelen.

-          C.J.M. Wijers, Poelakkerweg 3, 6082 NC Buggenum.

 

Tegen:

 

VERWEERDER.

 

Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg

Tijdstip hoorzitting 15 december 2003 om 11.00 uur.

Geacht college,

Ongeacht uw uitspraak wil ik u hierbij kenbaar maken dat ik deze zaak, met het proces verbaal van deze zitting, als aanvulling op mijn klacht tegen de Staat der Nederlanden (zie: http://www.biomassa.polie.nl/blokschema.htm ) naar de Europese Commissie zal verzenden. Ik verzoek u daarom mij benevens de uitspraak ook een kopie van het proces-verbaal van deze zitting te laten toekomen.

Op hetzelfde tijdstip heeft u de zaak met als nummer 200301420/1/M1  laten inplannen. Ik sta een gevoegde behandeling met die zaak niet toe.

Ik verzoek u mij voorafgaande aan de behandeling dan ook te bevestigen dat u beide zaken apart zult behandelen en apart zult uitspreken.

Met betrekking tot deze zaak heeft u de volgende stukken ontvangen:

A.     Ons beroepschrift van 9 maart 2003, kenmerk: SBL/09033/B, aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (85 pagina's) .

 

B.     Onze bij brief van 7 april 2003, kenmerk SBL/09033/B, toegezonden nadere motivering op bovengenoemd beroepschrift d.d. 9 maart 2003  (31 pagina's) .

 

C. Onze bij brief van 28 juli 2003, kenmerk: SBL/09033/B, toegezonden

   nadere stukken met nadere motivering en toelichting van ons

   beroepschrift d.d. 9 maart 2003. (201 pagina's) .

 

D. Onze reactie van 2 oktober 2003, kenmerk: SBL/09033/B, op het bij brief

    van 5 september 2003 toegezonden verslag ex. artikel 8:47 Algemene wet

    bestuursrecht, kenmerk: StAB/36116/H, van de Stichting Advisering

    bestuursrechtspraak in opgemelde zaak (51 pagina's)

 

E. Onze bij brief van 2 december 2003, kenmerk: SBL/09033/B,

   toegezonden nadere stukken aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de

   Raad van State (190 pagina's) .

 

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud, inclusief bijbehorende bijlagen, volledig te betrekken in uw besluit op deze zaak.

 

Toelichtende onderbouw.

Met de inhoud van bovengenoemde stukken A t/m E, en met hetgeen hierover bij de SDN ( www.sdnl.nl ) en Polie ( www.biomassa.polie.nl ) op internet staat, heb ik 's werelds grootste milieuschandaal ooit, in gang gezet door het kabinet Lubbers III (CDA/PvdA), feitelijk volledig ontmantelt. De basis van dit enorme milieuschandaal vormt de 'Intentieverklaring uitvoering milieubeleid basismetaalindustrie' ondertekend op 10 maart 1992 door:

-          minister J.G.M. Alders namens het ministerie van VROM.

-          minister dr. J.E. Andriessen namens het ministerie van EZ.

-          minister J.R.H. Maij-Weggen namens het ministerie van V en W.

-          de heer D. Sonneveld namens het Interprovinciaal Overleg.

-          drs. P.Ph. Dordregter namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

-          dr. ir. J. IJff en mr. C. Th. Smit namens de Unie van Waterschappen.

-          ir. O.H.A. van Royen namens de stichting Basismetaalindustrie en Milieu

 

Bovengenoemde personen hebben hiermee op 10 maart 1992 een samenwerkingsovereenkomst afgesloten waarin is beslist dat de 220.000 ton jarosiet die Billiton (Budelco/Shell) jaarlijks aan gevaarlijk afval opslaat in het jaar 2000 moet zijn teruggebracht naar 11.000 ton en dat 209.000 ton daarvan moet worden hergebruikt (zie bijlage 1 blz. 14 en 15 overeenkomst).

 

In deze overeenkomst is aan bovengenoemde deelnemers en de deelnemers uit de Overleggroep en taakgroepen een geheimhoudingsplicht opgelegd (zie bijlage 3, blz. 2 en 3 overeenkomst).

Overeenkomstig die intentieverklaring moest de metaalindustrie (Billiton/Budelco/Shell) van het Kabinet Lubbers III het concentraat aan zware metalen (arseen, chroom VI, koper) uit jarosiet halen waarvoor de industrie (Hickson Garantor) veel belangstelling had. Hickson Garantor B.V. verwerkt dit concentraat aan zware metalen (feitelijk extreem gevaarlijk afval) in haar bestrijdingsmiddel Superwolmanzout-Co en verkoopt betreffend bestrijdingsmiddel aan o.a. de houtimpregneerbedrijven in Nederland, waaronder mijn buurman Gebr. van Aarle B.V.

 

Voor dit alles hebben de Ministers van VROM en EZ enorme bedragen aan overheidssubsidie (gemeenschapsgeld) uitgegeven en doen dat nog steeds. Het gaat om o.a. enorme hoeveelheden arseen, chroom VI en koper uit jarosiet (zinkafval) die Billiton (Budelco/Shell) wereldwijd via dekmantelbedrijf Hickson Garantor B.V. wil gaan verkopen om het vervolgens via de houtimpregneerbedrijven, waaronder mijn buurman Gebr. van Aarle B.V., bij de door minister J.G.M. Alders van VROM opzettelijk onjuist voorgelichte consumenten in de tuinen te dumpen.

 

Hiervoor moest dus een wereldwijd grote markt worden gecreëerd. Ook daarvoor heeft voormalig minister van VROM J.G.M. Alders gezorgd.

 

In juni 1992 heeft het Kabinet Lubbers III, onder voorzitterschap van voormalig minister Alders van VROM, het 'Rio de Janeiro protocol' tot stand gebracht en ondertekend. Onder de dekmantel van behoud van de regenwouden heeft Alders verduurzaamd hout als geschikt alternatief aangeprezen. De door minister Alders gesubsidieerde milieuorganisaties waaronder Vereniging milieudefensie, Stichting Natuur en Milieu en het Wereld Natuurfonds volgden minister Alders van VROM daarin blindelings, anders werd hun subsidie ingetrokken.

Landelijke milieucampagnes, en de enorme publiciteit hierover hebben in Nederland geleid tot een werkelijke rage. Deze campagnes stimuleerde de aanschaf door de consument. Coniferen en beukenhagen werden veelal gerooid en nauwelijks nog gebruikt als erfafscheiding. Geïmpregneerd hout kwam daarvoor in de plaats. Tegels en klinkers in de tuin werden vervangen door tegels van geïmpregneerd hout. Zelfs kinderspeeltoestellen, picknicktafels vlonders, beschoeiingen, huizen en zelfs gehele woonwijken werden gebouwd van geïmpregneerd hout. Dat hiermee onze regenwouden werden behouden heb ik nooit begrepen en is ook nooit aangetoond. Wel is het zo dat Billiton/Budelco/Shell op deze wijze haar levensgevaarlijk afval, met de hulp van het Kabinet Lubbers III, jaarlijks met miljoenen kilogrammen in het milieu hebben kunnen dumpen.

Het gehele kabinet Lubbers III heeft op de hierboven beschreven wijze Billiton (Budelco/Shell) geholpen om via de dekmantelbedrijven Hickson Garantor B.V. en houtimpregneerbedrijven, waaronder de Gebr. van Aarle B.V., jaarlijks miljoenen kilogrammen arseen, chroom VI en koper met het geïmpregneerde hout mee in water, bodem en lucht te dumpen.

Dit alles in strijd met hun eigen beleid zoals dat door de Tweede Kamer der Staten Generaal is vastgelegd in het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986-1990 waarin zowel arseen als chroom VI staan opgenomen als zwarte lijsstof en waarvoor in Internationaal verband is besloten dat in het milieu
brengen van deze stoffen, gezien hun gevaarlijke eigenschappen, via een maximaal brongerichte aanpak met de best bestaande techniek moet worden voorkomen (zie bijlage 1).

 

Onder milieuschadelijkheid wordt verstaan: stofeigenschappen zoals giftigheid - waaronder carcinogeniteit, mutageniteit en teratogeniteit of afbreekbaarheid -, en (bio)accumulatie, die een ernstig risico inhouden. Op grond hiervan hadden de hout-impregneerbedrijven betreffend arseen en chroom VI nooit in het hout mogen persen om er geïmpregneerd hout van te maken en nooit als geïmpregneerde houten producten aan de consumenten mogen verkopen.

Ondanks de wetenschap bij alle leden van kabinet Lubbers III dat door hen daarmee alle Nationale- en Internationale wetten met voeten werden getreden, hebben zij toch besloten dit alles zwaar te subsidiëren.

Via de Vereniging van Houtimpregneerinrichtingen in Nederland (VHN) heeft minister Alders van VROM grote bedragen subsidie gegeven aan de houtimpregneerbedrijven in Nederland, waaronder de Gebr. van Aarle B.V., voor de invoering van een milieuzorgsysteem en heeft het ministerie van VROM via deze houtimpregneerbedrijven 25 tot 75 % subsidie gegeven aan consumenten die dit geïmpregneerde hout met 'Komo-keur' kochten. Dit alles met de wetenschap dat 'Komo-gekeurd' geïmpregneerd hout juist het maximum aan arseen en chroom VI bevat ( zie bijlage 2 en 3 ).

Dit al jarenlang voortdurende en door de overheid gedoogde proces heeft intussen al ons sloophout en RWZI-slib sterk vergiftigd met betreffende levensgevaarlijke afval van de metaalindustrie en ertssmelterijen. De minister van VROM is verantwoordelijk en aansprakelijk voor een niet meer te betalen milieu- en gezondheidsschade als gevolg daarvan. Voormalig minister-president Kok en milieuminister Pronk moeten gedacht hebben; we kunnen deze truc nog wel een keer uithalen maar nu met 'groene stroom'.

Onder de dekmantel van 'CO2 reductie' noemen wij dit sterk vergiftigd sloophout en RWZI-slib 'biomassa'  voor de opwekking van 'groene stroom'. Onder leiding van milieuminister Pronk is het Kyoto-protocol tot stand gebracht en ondertekend. Wij zorgen er vervolgens voor dat milieu-organisaties, als Vereniging Milieudefensie en het Wereld Natuur Fonds, weer landelijke campagnes gaan voeren. Deze landelijke campagnes, en de enorme publiciteit erover, heeft in Nederland wederom geleid tot een werkelijke rage. Iedereen moet groene stroom inkopen anders ben je verdacht. In werkelijkheid worden jaarlijks  miljoenen kilogrammen levensgevaarlijke zware metalen, als arseen en chroom VI, in sloophout en RWZI-slib verder verspreidt via uitstoot naar de lucht vanuit de k olengestookte elektriciteitscentrales en via het vrijkomende vliegas in de cement, beton en asfalt. Dit omdat men zware metalen niet kan verbranden.

 

Onder de dekmantel van 'CO2 reductie' wordt ook hier weer door onze ministers van EZ en VROM miljoenen guldens aan gemeenschapgeld uitgegeven in de vorm MEP-subsidie van terugbetaling REB-belasting. Minister Brinkhorst van EZ gaat daarbij zelfs zover dat hij bij ministeriële regeling 'Wijziging regeling groencertificaten Electriciteitswet 1998', gepubliceerd in de staatscourant van 20 juni 2003, vanaf 1 juli 2003 bovengenoemd met arseen en chroom VI geïmpregneerde hout en het daarmee sterk vergiftigde RWZI-slib heeft omgedoopt tot 'schone zuivere biomassa' waarop groencertificaten kunnen worden afgegeven. Dit ondanks het feit dat minister Brinkhorst weet heeft van het feit dat geïmpregneerd hout en het met impregneermiddelen en agrarische bestrijdingsmiddelen vergiftigde RWZI-slib op grond van de Europese EURAL als gevaarlijk afval moet worden verwijderd en verwerkt (zie bijlage 4 en 5).

Waar dit alles in Nederland toe heeft geleid kunt u perfect lezen in onze bij brieven van 8 november 2003 toegezonden nadere stukken en bij de stichting Sociale Databank Nederland (SDN) op internet, webpagina's: www.sdnl.nl/column30.htm en www.sdnl.nl/column20.htm en www.sdnl.nl/ekc-rs120.htm en www.sdnl.nl/ekc-rs119.htm

In deze zaak mag niet onvermeld blijven dat voormalig commissaris van de Koningin mr. F.J.M. Houben van Noord Brabant voorheen burgemeester van de gemeente Luyksgestel is geweest en dat houthandelaar C. Tissen op 29 oktober 1973 van deze mr. F.J.M. Houben een verklaring heeft moeten tekenen met daarin letterlijk de volgende tekst:

==============================================================

GEMEENTE LUYKSGESTEL

VERKLARING

 

De ondergetekende C. Tissen, houthandelaar, wonende Koperteutenstraat 8, te Luyksgestel;

v e r k l a a r t:

dat hij voor het conserveren van hout, door middel van zijn aan de Lommelsedijk

gelegen conserveringsinrichting, alleen gebruik zal maken van een conserveringsmiddel

op wolmanzoutbasis en dat hij, wanneer hij zonder schriftelijke toestemming van

Burgemeester en Wethouders, gebruik zal maken van een ander conserveringsmiddel,

op eerste vordering van de gemeente, zonder verdere ingebrekestelling, aan de gemeente

een boete  verbeurt van f 1.000,- (duizend gulden) voor iedere dag dat genoemde inrichting

een ander conserveringsmiddel, als bovenbedoeld, bevat.

 

Luyksgestel, 29.10.1973

==============================================================  

Enkel onder deze strikte voorwaarden heeft voormalig burgemeester mr. F.J.M. Houben bij besluit van 25 september 1975 aan de heer Tissen bouwvergunning verleend voor de oprichting van een houtconserveringsinrichting met ketelhuis ter plaatse in Luyksgestel. Voor het feitelijke bewijs zie bij de SDN op internet: www.sdnl.nl/ekc-gs68.htm

 

Dezelfde mr. F.J.M. Houben is nu (of was tot voor kort) voorzitter van de Raad van Commissarissen van Essent. Hiermee heb ik in deze zaak alles verklaard.

 

Koningin Wilhelminafonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding.

Het op de hierboven beschreven wijze dumpen van jaarlijks miljoenen kilogrammen sterk kankerverwekkende stoffen als arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI), hetgeen jaar in jaar uit blijft doorgaan en steeds grootschaliger wordt, zal de komende 40 jaar bij miljoenen onschuldige burgers de vreselijke kankerdood tot gevolg hebben, voorafgegaan door een lange lijdensweg.

Al ruim 10 jaar geleden beschikte ik over voldoende kennis om mij daar grote zorgen over te maken. Ik dacht toen; ik ga hierover een brief schrijven aan de voorzitter van het Koningin Wilhelminafonds van de Nederlandse Kankerbestrijding. De reactie die ik toen daarop kreeg kwam erop neer dat het Wilhelmina kankerfonds niet werkte aan het voorkomen van het krijgen van kanker maar er juist was voor het ontwikkelen van medicijnen voor de mensen die al kanker hadden.

Dit betekent dat het door de Nederlanders gegeven geld voor het Wilhelmina kankerfonds wordt uitgegeven aan de chemische industrie om daarmee nog meer kankerverwekkende stoffen in het milieu brengen.

 

Ik kon dat bijna niet geloven. Toen ik vervolgens jaar in jaar uit wethouder C. van Rossum van Sint Oedenrode met een collectebus voor het Wilhelmina kankerfonds huis aan huis zag rondgaan, toen geloofde ik dat pas echt.

 

Dit omdat met name dezelfde C. van Rossum politiek verantwoordelijk is voor de gehele vergiftiging van Sint Oedenrode met het kankerverwekkende arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI) via houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. als dekmantel.

Voorzitter mr.dr. M. Oosting van de meervoudige Kamer die deze zaak behandeld is tevens huidig voorzitter van het Koningin Wilhelminafonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding. Ik ben daarmee erg blij. Uit zijn beslissing in deze zaak zal blijken of hij het tij wil laten keren.

 

 DE FEITEN.

  1. Allereerst verwijs ik naar de feiten zoals die zijn beschreven in de punten 1 t/m 16 uit mijn bij brief van 28 juli 2003, kenmerk: SBL/09033/B, toegezonden nadere stukken met nadere motivering en toelichting. Dit alles aangevuld met mijn bij brief van 2 oktober 2003 verzonden reactie op het verslag ex artikel 8:47 Algemene wet bestuursrecht, kenmerk: StAB/36116/H, van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. Deze feiten zijn zo duidelijk dat ik die hier niet herhaal anders zou ik in herhaling vallen.
  1. Bij brief van 2 december 2003 laat u mij als nader stuk een afschrift toekomen van het op 25 november 2003 bij Gedeputeerde Staten van Limburg ingekomen acceptatie en verwerkingsplan van ir. F.J.H.M. Bockhuijs van Essent Milieu. Betreffend acceptatie- en verwerkingsplan bevat een andere acceptatie-, opslag- en verwerkingsbeleid als waarvoor is aangevraagd.

  De ingediende aanvraag vormt onderdeel van de verleende milieuvergunning. Met het toesturen

  van nadere stukken, 13 dagen     voor deze zitting, kan dat niet meer worden veranderd.

  Daarvoor zal door Essent Milieu B.V. een nieuwe Wm-vergunning moeten worden ingediend bij

  Gedeputeerde Staten van Limburg.

  1. De bij de in geding zijnde Wm-vergunning behorende Wvo-vergunning van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg is bij u ingeboekt onder nummer 200305166/1/M2. Bij brief van 21 oktober 2003 heeft u aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak opdracht gegeven om daarover een deskundigen advies uit te brengen (zie bijlage 6) . De Stichting Advisering bestuursrechtspraak brengt hierover pas na 17 december 2003 advies uit. Zie hiervoor de brief van 3 december 2003 van de Stichting Advisering bestuursrechtspraak aan ondergetekende (zie bijlage 7). Van een wettelijk verplichte gecoördineerde aanvraag, advisering en behandeling met de in geding zijnde Wm-vergunning kan dan ook absoluut geen sprake zijn geweest.

  1. De bij de in geding zijnde Wm-vergunning behorende Wvo-vergunning van Rijkswaterstaat is nog niet verleend door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. De staatssecretaris heeft nog geen besluit genomen op onze bij brief van 30 december 2002, kenmerk: SBL/V&W/30122/bd, ingediende bedenkingen. Van een wettelijk verplichte gecoördineerde aanvraag, advisering en behandeling met de in geding zijnde Wm-vergunning kan dan ook absoluut geen sprake zijn geweest.
  1. Bij besluit van 14 januari 2003, kenmerk: 02/14318, hebben Gedeputeerde Staten van Limburg beslist op de Wm-aanvraag van 2 april 2002 van Essent Milieu B.V. Deze aanvraag van 2 april 2002   vormt onderdeel van het in geding zijnde besluit. De in geding zijnde Wm-aanvraag heeft betrekking op de volgende perceelnummers met de  volgende oppervlaktegrootte (zie bijlage 8) .

    

Gemeente Buggenum, sectie C

Perceelnummer

Grootte

1096 ged.

10 ca (ged.)

1213

13 a 55 ca

1214

53 a 5 ca

1215

48 a 70 ca

1216

17 a 20 ca

1224

13 a 40 ca

1225

51 ha 66 a 52 ca(ged.)

Gemeente Haelen, sectie F

Perceelnummer

Grootte

56 ged.

12 ha 28 a 5 ca (ged.)

 

Dit klopt totaal niet met de werkelijke kadastrale gegevens die op 2 april 2002 van kracht waren . Om u daarvan te overtuigen heb ik dat voor de perceelnummer C1214 en C1216 uitgezocht. De werkelijke kadastrale situatie van deze twee percelen op 2 april 2002 is als volgt .

 

Perceel C 1214.

 

Dit perceel is gesplitst in twee stukken, t.w.

 

A.    Perceel C 1214 gedeeltelijk.

Afmetingen: 8 ha, 3 a, 96 ca.

Kultuur   : elektriciteitscentrale en verdere aanhorigheden.

Eigenaar: PMG Milieu Services B.V.

  Burg Mollaan 80,  Waalre

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemm. Wet Privaatrecht op gedeelte van het perceel .

 

  1. N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

  1. N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

 

Opstalrecht Nutsvoorzieningen .

  1. 1.   N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

     Burg Mollaan 80, Waalre

Inzake dit perceel bestaat een besluit als bedoeld in art. 55 wet Bodembescherming.

 

B.    Perceel C 1214 gedeeltelijk.

Afmetingen: 67 ca.

Kultuur       : telefooncentrale

 

Eigendom belast met recht  van opstal.

Eigenaar: PMG Milieu Services B.V.

       Burg Mollaan 80

       Waalre

Recht van opstal:

                Essent Kabelcom B.V.

                 Winschoterdiep 60

                Groningen

 

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemm. Wet Privaatrecht op gedeelte van het perceel .

  1. N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

 

  1. N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

Opstalrecht Nutsvoorzieningen .

  1. 1.   N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

Inzake dit perceel bestaat een besluit als bedoeld in art. 55 wet Bodembescherming.

 

Perceel C 1216.

Dit perceel is gesplitst in twee stukken, t.w.

A.    Perceel C 1216 gedeeltelijk.

Afmetingen: niet bij het kadaster bekend.

Kultuur : o.a. bouwgrond, opslagterrein

Eigenaar: REO ZEVENELLEN B.V.

                Godsweerdersingel 85, Roermond

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemm. Wet Privaatrecht op gedeelte van het perceel .

  1. N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

  1. N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

Opstalrecht Nutsvoorzieningen .

  1. 1.   N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

Inzake dit perceel bestaat een besluit als bedoeld in art. 55 wet Bodembescherming.

 

B.    Perceel C 1216 gedeeltelijk.

Afmetingen: niet bij het kadaster bekend.

Kultuur       : grond met verdere aanhorigheden.

Eigendom belast met recht  van opstal.

Eigenaar: REO ZEVENELLEN B.V.

               Godsweerdersingel 85

               Roermond

Recht van opstal:

                Nuon Power Buggenum

                Postbus 4035, Haelen.

 

Zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder B, van de Belemm. Wet Privaatrecht op gedeelte van het perceel .

  1. N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

  1. N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

Opstalrecht Nutsvoorzieningen .

  1. 1.   N.V. Maatschappij voor elektriciteit en gas Limburg ( MEGA LIMBURG)

Burg Mollaan 80, Waalre

 

Inzake dit perceel bestaat een besluit als bedoeld in art. 55 wet Bodembescherming.

Hiermee heb ik feitelijk bewezen dat voor wat betreft deze twee percelen de op 2 april 2002 ingediende Wm-aanvraag feitelijke onjuistheden bevat. Gezien de mate van onjuistheden zal het ook bij de overige percelen flink fout zitten.

 

6. Op de percelen gemeente Haelen Buggenum, sectie C, nummer 1225  en gemeente Haelen sectie

    F, nummer 56, rusten drie verschillende  vergunningen/besluiten, verleend aan drie

    verschillende rechtspersonen te weten: Essent Milieu B.V., Nuon Power Buggenum B.V.

    en REO B.V. Voor de feitelijke onderbouw verwijs ik u naar uw dossier in zaak nummer

    200305166/2/M2.

  1. Bij onherroepelijk geworden besluit van 20 juni 2000, kenmerk: 2000/25596, hebben Gedeputeerde Staten van Limburg naar aanleiding van de melding van REO B.V. voor de in geding zijnde percelen gemeente Buggenum, sectie C, nummers 1213 t/m 1216, 1224, 1225 en de gemeente Haelen, sectie F nummer 56 letterlijk het volgende beslist (zie bijlage 9) .

Gezien het vorenoverwogene en gelet op de bepalingen van de Algemene Wet bestuursrecht en de Wet bodembescherming wordt   besloten:

I.    De bestreden beschikking van 11 januari 2000, verzonden 1 3 januari 2000,

  kenmerk 2000/486W, onverkort te handhaven  ten aanzien van het vaststellen

  van de ernst van de verontreinigingen,  de urgentie van de bodemsanering en  

   het instemmen met het saneringsplan. REO B.V. geldt als  enige eindverantwoordelijke

   voor de uitvoering en de nazorg.

    Gedeputeerde Staten van Limburg weigeren al jarenlang uitvoering te

    geven aan dit besluit van henzelf.

    REO B.V. als enige eindverantwoordelijke heeft nog steeds geen

    saneringsplan ingediend.

    Er is dus nog niet gesaneerd en geen uitvoering gegeven aan de

    nazorg. Dit saneringsbesluit zal eerst op kosten van REO B.V. moeten

    worden uitgevoerd voordat er op deze locatie überhaupt ooit

    milieuvergunning aan Essent Milieu B.V. of enig ander bedrijf kan

    worden verleend.

  1. Uit de in het dossier liggende feitelijke informatie, waaronder de uitspraak 200301493/2/M1 van 16 mei 2003 van uw collega staatsraad mr. W. Konijnenbelt kan niet anders worden geconcludeerd dan:

    -   dat het mee te vergassen sloophout uit bouw- en sloopafval

        ingevolge de Eural veel onzichtbaar gevaarlijk afval bevat,

        waaronder overgeschilderd geïmpregneerd hout, dat wettelijk niet

        mag worden verdund door het met ander sloophout te

        vershredderen.

    -   dat het mee te vergassen RWZI-slib ingevolge de Eural veel

        onzichtbaar gevaarlijk afval bevat dat wettelijk niet mag worden

        verdund door vermenging. Elke binnenkomende vrachtauto dient

        overeenkomstig de NVN 5740 norm uit de Wet bodembescherming

        te  zijn voorzien van een onderzoekrapport waaruit kan worden

        vastgesteld of het afval of gevaarlijk afval is.

 

Daar voor deze onzichtbare partijen gevaarlijk afval geen vergunning is aangevraagd en dit niet te scheiden valt van het niet gevaarlijk afval   is handhaving hierop onmogelijk.

 

CONCLUSIE.

Op grond van bovengenoemd 8-tal feiten kan het in geding zijnde besluit nooit in stand blijven.

Wij verzoeken u dan ook hierop:

1.       Het in geding zijnde besluit te vernietigen.

2.       Gedeputeerde Staten van Limburg te veroordelen in de proceskosten.

 

Hoogachtend,

ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige

Ecologisch Kennis Centrum B.V.

voor deze,

ing. A.M.L. van Rooij,
directeur.

Bijlage: Deze pleitnotitie bevat een 9 tal bijlagen bestaande uit 9 pagina's.