Mogelijke partijdigheid, afhankelijkheid, belangenverstrengeling,
klassenjustitie en corruptie bij de Hoge Raad der Nederlanden.


Snuffelhoekje . . . . . Antecedenteregister juristen . . . . SDN homepage

Hoe integer is onze rechtspraak met zoveel bewijzen van manipulatie?

documentatie

H.J. Rem
A. Rem - Bruijn
Wilgerooslaan 27
1474 ST Oosthuizen
Tel. (0299) 403051
Fax. (0299) 403051

                         http://www.sdnl.nl/                  Oosthuizen, 12 mei 1997.



                                           De president van de
                                           Hoge Raad der Nederlanden
                                           Mr. S.K. Martens
                         http://www.sdnl.nl/                  Postbus 20303
                                           2500 EH 's-Gravenhage

Telefax: 070-3617484.

Edelhoogachtbare Heer,

Betreft:

    mogelijke partijdigheid, afhankelijkheid, belangenverstrengeling,
    klassenjustitie en corruptie bij de Hoge Raad der Nederlanden.


Namens de groep Verontruste Burgers' bericht ik U hierbij het volgende.

De groep "Verontruste Burgers" bestaat uit de volgende personen:


    - Rob van der Vaart uit Zutphen;
    - Mr. Paul Ruijs uit Gouda;
    - Drs. Nico Burhoven Jaspers MBA uit Wassenaar;
    - Piet Fokken uit Purmerend;
    - Henk Rem (ondergetekende) uit Oosthuizen.


Op 5 december 1996 heb ik namens de groep 'Verontruste Burgers' en namens de samenstellers van het IRM-rapport een exemplaar van het IRM-rapport (Integriteit Rechterlijke Macht) aan U als President van de Hoge Raad mogen overhandigen. U hebt ons (de samenstellers van het IRM-rapport: Rob van der Vaart, Mr. Paul Ruijs, Drs. Nico Burhoven Jaspers MBA, en Henk Rem) hiervoor om 14.00 uur in Uw kabinet (werkkamer) bij de Hoge Raad ontvangen. Langs deze weg wend ik mij wederom namens de groep 'Verontruste Burgers' tot U, thans om 'Uw griffier tot de orde te roepen'.

Als President van de Hoge Raad bent U naar wij aannemen immers óók het organisatorische hoofd van de Hoge Raad, althans eindverantwoordelijke van die organisatie. Uw griffier, Jonkheer Mr. W. van Nispen tot Sevenaer, blijft tegen beter weten in weigeren aan mijn medestanders en aan mij onverkort en onbelemmerd inzage van de arresten te verlenen, waarvan de uitspraak in het openbaar heeft plaatsgevonden door de Hoge Raad. Wij nemen aan dat dit bij U bekend is.

Het zal U óók bekend zijn dat Uw griffier op 21 mei 1996 (vorig jaar) ook al weigerde aan ons verzoek om onverkort en onbelemmerd inzage van arresten te verlenen, waarvan de uitspraak in het openbaar heeft plaatsgevonden. Wij waren toen met zes personen bij de Hoge Raad. De tv en diverse landelijke dagbladen hebben ruime aandacht besteed.

Het willens en wetens weigeren van Uw griffier aan mijn medestanders en aan mij onverkort en onbelemmerd inzage van arresten te verlenen, waarvan de uitspraak in het openbaar heeft plaatsgevonden, is in strijd met het Recht en de Wetten. (Art. 6. EVRM, Art. 20. Wet RO., art. 121. Grondwet en art. 838. Rv.), waarvan de teksten verderop in deze brief worden genoemd. Dit is zo vanzelfsprekend dat wij menen er van uit te mogen gaan dat dit U, de President van ons hoogste rechtscollege, bekend is.

U weet als President van de Hoge Raad natuurlijk óók:

  • dat het civiele proces een openbaar proces is;
    (Partijen die een civiele procedure aangaan moeten hiervan op de hoogte zijn)
  • dat de zittingen met bijvoorbeeld de pleidooien openbaar zijn;
  • dat de uitspraak in het openbaar wordt gedaan;
  • deze openbaarheid is absoluut, dat wil zeggen: hierop mag géén enkele beperking worden aangebracht
  • dat alle gewezen arresten, die ter openbare zitting zijn uitgesproken, voor iedere belangstellende ter inzage dienen te liggen.

Het weigeren van inzage van de door de Hoge Raad gewezen arresten, die ter openbare zitting zijn uitgesproken, door uitgerekend ons hoogste rechtscollege is dan ook een ernstige kwestie, die ons in hoge mate verontrust. Hoe is het te verklaren dat de Hoge Raad ons weigert inzage van de arresten te verlenen, terwijl ik van 1992 - 1996 onverkort en onbelemmerd de arresten bij het Gerechtshof in Arnhem, de vonnissen bij de Rechtbank in Leeuwarden, de vonnissen bij het Kantongerecht in Zaandam en de arresten bij het Gerechtshof in Amsterdam wel heb mogen en kunnen inzien?

Indien U als President van de Hoge Raad het eens bent met het standpunt van Uw griffier door óók aan ons géén inzage van Uw arresten te verlenen, waarvan de uitspraak in het openbaar heeft plaatsgevonden door de Hoge Raad, dan kunnen wij (mijn drie medestanders en ik) niet anders concluderen dan dat onze verontrusting terecht is en (hoe hard het ook moge klinken) dat het er alle schijn van heeft:

  • dat de Hoge Raad het nodige te verbergen heeft;
  • dat de Hoge Raad NIET onpartijdig en onafhankelijk is;
  • dat bij de Hoge Raad belangenverstrengeling voorkomt;
  • dat bij de Hoge raad klassenjustitie en corruptie voorkomen.

Helaas moeten hier de goede raadsheren onder de kwade lijden. Partijdigheid en belangenverstrengeling behoren uit den boze te zijn. Daarover kan géén misverstand bestaan. De burger moet er verzekerd van zijn dat zijn rechter absoluut onkreukbaar is. Hiermee hangt ten nauwste samen dat óók iedere schijn van partijdigheid moet worden voorkomen. Door de onbegrijpelijke opstelling van Uw griffier wordt zozeer de schijn gewekt dat er bij de Hoge Raad iets fundamenteel mis is, dat wij vrezen dat er in werkelijkheid méér aan de hand is dan 'alléén maar' de schijn van partijdigheid. Daarom twijfelen wij (en velen met ons) aan de 'onpartijdigheid en onafhankelijkheid' van de Hoge Raad.

Voor de goede orde maak ik U en de griffier attent op artikel 365. Sr. Wetboek van Strafrecht), dat bepaalt:

    De ambtenaar die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.


Uw griffier maakt gedurende een jaar misbruik van zijn gezag door mij en mijn medestanders te dwingen 'iets niet te doen of te dulden' (géén inzage van arresten te doen of de weigerachtige houding van Uw griffier te dulden). Uw griffier heeft hiermede nu reeds artikel 365. Sr. Geschonden.

Ik ga nu over tot het citeren van de tekst van een aantal voor iederéén, dus óók voor de Hoge Raad, belangrijke wetten.

    1. Artikel 6, EVRM bepaalt dat een ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen.


U, sinds vorig jaar president van de Hoge Raad, bent als raadsheer bij de Hoge Raad jarenlang lid geweest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg en kent het artikel 6. EVRM dus heel goed. U (maar ook ik) weet dus hoe in de praktijk de arresten van de Hoge Raad in het openbaar worden uitgesproken. Zoals U wel zult weten heb ik samen met een medestander in 1998 zelf een drietal keren een rechtszitting bij de Hoge raad van het begin tot het einde meegemaakt, waarbij de arresten in het openbaar zijn gewezen en uitgesproken (Uw dienstdoende bode en deurwaarder kunnen dit bevestigen).

De Hoge Raad noemt dan:

  • de volledige voornamen en namen van de beide partijen (eiser tot cassatie en verweerder in cassatie) met de woonplaatsen;
    - de namen van de cassatieadvocaten van de beide partijen;
    - onverkort de volledige beslissing van de Hoge raad;
    - de namen van de raadsheren die het arrest hebben gewezen;
    - de datum van de uitspraak.

Hoewel mijn medestanders en ik daartoe niet verplicht zijn, zal ik U de reden tóch noemen waarom wij Uw arresten wensen in te zien. Wij strijden immers met open vizier en hebben niets te verbergen of achter te houden. Wij beogen met het inzien van de arresten, die door de Hoge Raad zijn gewezen en in het openbaar zijn uitgesproken, dezelfde gegevens op schrift te zetten en in kaart te brengen, die de Hoge Raad hierboven in het openbaar bekend heeft gemaakt, te weten:

  • de volledige voornamen en namen van beide partijen met de woonplaatsen;
    - de namen van de cassatieadvocaten van de beide partijen;
    - onverkort de volledige beslissing van de Hoge Raad;
    - de namen van de raadsheren die het arrest hebben gewezen;
    - de datum van de uitspraak.

Wij beogen met inzage van deze arresten niets anders dan dit. Indien de organisatie van de Hoge raad met betrekking tot het archiveren van de arresten géén rekening heeft gehouden met het inzagerecht van de arresten zoals dit wettelijk is vastgelegd, dan is dit een probleem van de Hoge raad en niet ons probleem.

De Hoge Raad dient deze 'verkeerde' archivering alsnog zodanig aan te passen dat onverkort en onbelemmerd aan mijn medestanders en aan mij alsnog inzage van de arresten, die door de Hoge Raad in het openbaar zijn gewezen en uitgesproken, wordt verleend.


    2. Artikel 20. Wet RO (Wet op de rechterlijke organisatie) bepaalt:

"3. In alle gevallen zullen de vonnissen en arresten, zo in burgerlijke als in strafzaken in het openbaar worden uitgesproken, en moeten zijn ingericht volgens de voorschriften van artikel 121 der Grondwet, alles op straffe van nietigheid."

    3. Artikel 121. Grondwet bepaalt:

"Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vindende terechtszittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar."

    4.Artikel 838. Rv. (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) bepaalt:

"De griffiers en andere bewaarders van openbare registers moeten daarvan, zonder rechterlijk bevel, tegen betaling der hun toekomende rechten, afschrift of uittreksel afleveren aan alle degenen die zulks vorderen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interesses." Volgens Mr. J. De Boer (werkzaam als jurist bij de Stafafdeling Wetgeving NBW van het Ministerie van Justitie) moet in art. 838. Rv. Onder "openbare registers" in elk geval wel worden verstaan "rechterlijke uitspraken". Rechterlijke uitspraken, dus óók arresten van de Hoge Raad, zijn volgens art. 838. Rv. openbare registers.

Volgens art. 838. Rv. "Op straffe van vergoeding van kosten en schaden en interesses" hebben wij (toen waren wij met 6 personen) door de weigerachtige houding van Uw griffier op 21 mei 1996 aan gemaakte reiskosten en dagkosten nog een aanzienlijk bedrag van de Hoge Raad te vorderen. Daarbij komt dan nog de declaratie van mijn advocaat Mr. B.W.M. Zegers in verband met zijn recente werkzaamheden.

Mijn advocaat Mr. B.W.M. Zegers in Volendam, heeft naar aanleiding van een brief d.d. 15 mei 1996 van Uw griffier op 26 september 1996 een brief naar de Registratiekamer gestuurd met het verzoek "een oordeel te geven over de argumentatie van Uw griffier inzake de weigering aan mij inzage van alle arresten in civiele zaken van 1990 tot heden te geven."

De Registratiekamer (Mr. U van de Pol, plv. Voorzitter) is in haar brief d.d. 23 december 1996 aan mijn advocaat Mr. Zegers duidelijk door te stellen:
De relatie tussen de openbaarheid van uitspraak en het ter beschikking stellen van afschriften hiervan wordt treffend verwoord in artikel 1.3.10 van het voorontwerp Rv (TK 1995-1996, 24 651, nrs. 1-2, p. 21);

  1. De uitspraak geschiedt in het openbaar,
  2. Onverminderd de artikelen 2.11.2 en 3.4.13., derde lid, word aan een ieder op diens verzoek inzage verleend in vonnissen, arresten en beschikkingen en tegen vergoeding een afschrift daarvan verstrekt.

Ook de bijhorende toelichting laat over het ongeclausuleerde recht voor een ieder op inzage in en verstrekking van vonnissen, arresten en beschikkingen, geen twijfel bestaan (TK 1995-1996, 24 651, nr. 3, p. 85-86); 'Duidelijkheidshalve zij er op gewezen dat het recht op inzage en afschrift betrekking heeft op het vonnis enzovoort, en niet slechts op het dictum.'

Mijn advocaat, Mr. Zegers, heeft naar aanleiding van de hierboven genoemde brief van de Registratiekamer, waarvan de Registratiekamer gelijktijdig een afschrift heeft gestuurd naar Uw griffier, een brief d.d. 27 januari 1997 naar Uw griffier gestuurd met het verzoek binnen veertien dagen aan hem te berichten dat aan mijn medestanders en aan mij inzage van alle uitspraken van de Hoge Raad zal worden gegeven alsmede afschriften daarvan. Tot verbazing van ons en van mijn advocaat heeft Uw griffier buiten mijn advocaat om contact opgenomen met het bekende Landsadvocatenkantoor "Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn" in Den Haag.

Mr. E.J. Daalder van dit landsadvocatenkantoor schrijft in zijn brief d.d. 5 februari 1997 inzake 'Staat (Griffie en Hoge Raad) / REM' aan mijn advocaat Mr. Zegers:

    "De griffier van de Hoge Raad der Nederlanden heeft mij geraadpleegd naar aanleiding van uw brief van 27 januari 1997. Ik heb binnenkort over deze zaak een overleg met de meest betrokken personen en kom dan bij u op de zaak terug."


Het is toch te gek voor woorden dat de Hoge Raad (het hoogste rechtscollege in Nederland) zich om juridisch advies wendt tot het landsadvocatenkantoor. Van diverse zijden is hier eveneens met verbazing op gereageerd. Wij denken dat de reacties van de media niet anders zullen zijn. De Hoge Raad is ons hoogste rechtscollege, waarin alleen hooggekwalificeerde juristen zitting hebben. De Hoge Raad moet als laatste en hoogste orgaan uitspraken doen in juridische geschillen van de meest uiteenlopende aard. Juridische geschillen die vaak zeer gecompliceerd zijn en waarover al vele rechters zich hebben gebogen.

De kwestie "Rem / griffier Hoge Raad" (inzage van arresten) is naar ons bescheiden oordeel niet gecompliceerd. Wij, Verontruste Burgers, zijn allerminst geleerd. Wij hebben het probleem in deze brief nogmaals in simpele bewoordingen uiteengezet. Het gaat om niet méér en nets minder dan " een aan iedere burger wettelijk toekomend inzagerecht van arresten". Wij begrijpen dan ook niet waarom de Hoge raad daarvoor advies van de Landsadvocaat nodig heeft.

    Of is er dan toch méér aan de hand?
    Heeft de Hoge Raad dan tóch iets te verbergen?
    Onze vrees wordt door deze weigerachtige houding wel gevoed.

Daarnaast bevreemdt het ons dat de Hoge Raad zich tot de Landsadvocaat, de advocaat van de Staat der Nederlanden, heeft gewend. Is dat niet in strijd met "het beginsel van de scheiding de machten"? Als hoogste rechter moet U toch óók vaak beslissen in zaken waarin de Staat der Nederlanden partij is. Wij zien ook hierin wéér een merkwaardige vorm van belangenverstrengeling, waartegen wij ons nu juist zo verzetten. Wij zijn verontrust dat kennelijk bij ons hoogste rechtscollege, de hoge raad, hiervoor geen enkel gevoel bestaat c.q. geen enkel begrip. Daarbij komt nog dat ik per toeval ontdekt heb dat cassatie-advocaat Mr. W. Heemskerk van hetzelfde Landsadvocatenkantoor " Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn"

    a) de zoon is van een van de raadsheren (rechters) bij de Hoge Raad, Mr. W.H. Heemskerk, en
    b) ook nog een cassatieprocedure (misschien nog meer?) wint bij de Hoge Raad, waarbij zelfs zijn vader als raadsheer bij de Hoge Raad op 7 april 1995 dit arrest in het openbaar uitsprak.

Het betreft hier de cassatieprocedure "Staten Bank Holland N.V.", gevestigd te 's-Gravenhage, tegen "Willem Fiet", wonende te Naarden, waarbij het om een zeer aanzienlijk bedrag gaat. Hebben wij het zo ver mis als wij onze grote verontrusting uitspreken over belangenverstrengeling, partijdigheid en de schijn van partijdigheid? Zijn er nog meer van dergelijke arresten, die mijn medestanders en ik van de Hoge raad niet mogen weten/ kennen c.q. inzien?

Tot ontsteltenis van mijn advocaat Mr. Zegers en van ons deelt de door Uw griffier ingeschakelde landsadvocaat aan mijn advocaat op 28 april 1997 per fax mede:

    "Bij de Griffier bestaat geen bezwaar tegen het verstrekken van, in voorkomend geval op privacy-gevoelige gegevens geschoonde, afschriften van uitspraken van de civiele kamer van de Hoge Raad. Voor de verstrekking van deze afschriften zal een recht als bedoeld in art. 838 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden geheven. De Griffier is niet bereid aan uw cliënten (daarnaast) inzage te verlenen in de betreffende uitspraken."

Voor de goede orde deel ik u mede dat wij voornemens zijn op vrijdag 23 mei 1997 om 12.00 uur toch te starten met het inzien van alle arresten, die door de Hoge Raad in het openbaar zijn gewezen en uitgesproken, te beginnen van 1996 tot 1990. Met "wij" wordt bedoeld: Rob van der Vaart, Mr. Paul Ruijs, drs. Nico Burhoven Jaspers MBA, Piet Fokken en Henk Rem (ondergetekende). Deze brief wordt U heden zowel per fax als per gewone post gestuurd. Gelijktijdig wordt een afschrift van deze brief naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg gestuurd.

Inmiddels teken ik mede namens de groep "Verontruste Burgers" eerbiedig met de meeste hoogachting.

H.J. Rem

Afschrift: het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg

RABO Oosthuizen 367318431 --- ING Zaandam 690511752 --- Postbank 402464