Wat een Geluk

Geldpolitiek . . Kamerzetel 151 . . Klokkenluiders <===> SDN . . Crisisdebat

Welke mensen zijn gelukkig', vroeg Dorien Pessers zich af




25 mei 1998


Door Marcel van Dam in Forum

Welke mensen zijn gelukkig', vroeg Dorien Pessers zich af (Forum, 19 mei). Het antwoord op die prangende vraag was verbijsterend. Het zijn die mensen die op de vraag 'wie heeft jou nodig' kunnen verwijzen naar familieleden, vrienden, collega's of klanten die van jou afhankelijk zijn. Dus al die mensen die wel eens de uitdrukking 'ik heb gelukkig niemand nodig' hebben gebezigd, hebben volgens Dorien Pessers in ieder geval het woord 'gelukkig' ten onrechte gebruikt. Want je wordt niet gelukkig door onafhankelijkheid of zelfstandigheid, nee je wordt gelukkig doordat anderen van jou afhankelijk zijn.

Deze opvatting van geluk, zo leer ik, komt van de grondlegger van de sociologie, de Fransman Durkheim en wordt volgens Pessers door de meeste sociologen bevestigd. Nu ben ik sinds mijn doctoraalexamen weer aardig wat vergeten, maar dat sinds Durkheim de meeste sociologen deze opvatting van geluk bevestigden, is een opvatting die ik nog nooit ben tegengekomen.

Geluk lijkt mij een bij uitstek psychische hoedanigheid van een individu die door de gekste stimuli kan worden teweeggebracht. Als ik mij mijn eigen gelukservaringen voor de geest probeer te halen dan valt mij op hoe atypisch de omstandigheden waren waarin die zich voordeden. Een geslaagde medische ingreep bij een van je kinderen, of weer in je eigen tuin zitten na een buitenlandse reis, het kijken naar de vrijlating van Mandela, dat soort dingen. Maar één ding weet ik heel zeker: nimmer heb ik mij gelukkig gevoeld omdat anderen van mij afhankelijk waren. Wel bezwaard. En de grootste hekel had ik aan mensen die mij lieten merken dat ik afhankelijk was van hen.

Je gelooft je ogen niet als je vervolgens leest welke politieke consequenties Dorien Pessers aan deze opvatting van geluk verbindt. Zij zegt: 'Een consequentie van deze opvatting is dat een politiek of economisch regime dat mensen niet in staat stelt van elkaar afhankelijk te zijn, de bron van de sociale moraal ontkent en dus legitimiteit ontbeert.' Toen ik deze zin tot me liet doordringen moest ik weer denken aan het verhaal van mijn moeder die als kind in het begin van deze eeuw met mijn grootmoeder naar de vroegmis moest omdat na afloop achter in de kerk brood werd uitgedeeld. Mijn grootmoeder heeft nooit beseft dat ze met haar afhankelijkheid van de charitas de leden van de Sint Vincentiusvereniging diep gelukkig heeft gemaakt.

Naar aanleiding van het verschijnen van een boek van de Amerikaanse socioloog Richard Sennett, die zich kennelijk baseert op de these van Durkheim over de 'organische solidariteit', laat Pessers haar licht schijnen over enkele door haar verfoeide maatschappelijke verschijnselen uit de late twintigste eeuw. Zo konden vroeger werknemers erop vertrouwen dat hun inzet, arbeidservaring en loyaliteit beloond zouden worden met een opgaande carrièrelijn waardoor zij hun arbeidsleven, gezinsleven en sociale leven in dat perspectief konden plannen. Kom daar nu maar eens om.

Flexibiliteit en tijdelijkheid kenmerken de huidige samenleving. Relaties met werkgevers en collega's zijn van korte duur, waardoor loyaliteit en vertrouwen verminderen. Vakkennis wordt niet meer gewaardeerd. Het is eerder een obstakel voor innovatie. Door 'job rotation' verliezen volgens Sennett en Pessers werknemers hun gevoel voor eigenwaarde.

Pessers oppert de mogelijkheid dat Sennett een wat al te rooskleurig beeld geeft van het oude kapitalisme. Dat zou ik denken. Want het viel aan het eind van de vorige eeuw waarachtig wel mee met het vertrouwen van de daggelders (over tijdelijke aanstellingen gesproken) dat hun inzet, arbeidservaring, anciënniteit en loyaliteit beloond zouden worden. Maar, zegt Pessers, 'dat doet niet af aan het belang van de vraag die Sennett opwerpt: als de arbeidsdeling geen middel tot sociale integratie, duurzame relaties, loyaliteit en verantwoordelijkheid meer is, welk middel heeft de samenleving dan om mensen gelukkig te laten worden?'

Misschien heb ik een begin van een antwoord op die vraag. Want misschien zat Durkheim er wel helemaal naast toen hij veronderstelde dat de arbeidsdeling voortkwam uit een behoefte aan samenhang in de samenleving. Misschien kwam die wel voort uiteen: behoefte aan meer welvaart. En die welvaart heeft vergeleken met vroeger enorme mogelijkheden gegeven tot integratie, duurzame relaties, loyaliteit en verantwoordelijkheid. Want dat hoeft niet per se in je werk.

En dat we van de slavernij bevrijd zijn om van 's maandagsmorgens vroeg tot 's zaterdagsavonds laat je leven lang van dezelfde baas afhankelijk te blijven, heeft misschien een aantal producenten van afhankelijkheid minder gelukkig gemaakt, maar de miljoenen die daar het slachtoffer van waren wel een stuk minder ongelukkig. Ten slotte de relaties van korte duur die funest zouden zijn voor het vertrouwen en de loyaliteit: scholen en universiteiten bieden per definitie 'contracten' van korte duur. Hoe wonderlijk dat relatief veel levenslange vriendschappen in die periode worden gesloten.


Het artikel van Dorien Pessers