Keiharde confrontatie tussen Minister van Justitie Donner en Karel de Werd


Homepage Karel de Werd <=======> Wraking van het Hof Den Haag

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens


Van: de Werd K.H.
Faxnummer 06-52294249
Telefoon werk 06-52294249

Amsterdam, 22 september 2003 met aantekenen!


Aan Hare Majesteit de Koningin,
haar Regering,
de Tweede Kamer
en alle ingezetenen op Nederlands Grondgebied.

Aantekenen
Amsterdam d.d. 22 september 2003

Kabinet der Koningin
Postsbus 20016
2500 EA sī-Gravenhage
Telefoon: 070 330 88 88


Betreft:

Kenmerk:

    02 003411 (Verwijdering uit functie van de Wijkerslooth en Donner wegens ernstig handelen en of nalaten anders dan uit hoofde dan van ziekte of gebreken.)

Majesteit,

Met uw welnemen en toekomende eerbied, ben ik genoodzaakt mij wederom tot u te wenden met het hiernavolgende.

Alvorens mr. P.H. Donner hierna gemakshalve te noemen Donner door u werd geïnstalleerd tot Minister van Justitie, heb ik u middels de inhoudelijke strekking van mijn faxen d.d. 29 oktober 2002 formeel op de hoogte gesteld, van zijn betrokkenheid bij zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Dit in samenspanning ex. art. 80 Sr. met de voorzitter van het College van Procureurs-generaal mr. De Wijkerslooth de Weerdensteijn, hierna gemakshalve te noemen de Wijkerslooth.

Middels een schrijven d.d. 8 november 2002, heeft de Directeur van uw Kabinet, mij formeel laten weten, dat u genoemde faxberichten heeft ontvangen en ter behandeling in handen gesteld, van de Minister van Justitie, Donner als dader zelf dus , die daarop natuurlijk bij mij met een dubieus nietszeggend schrijven daarop reageerde, zodoende mijn klacht over zijn ambtshalve subsociaal functioneren, onder eigen vloerkleed veegde, hetgeen bepaald niet getuigt van eerbied voor de beslissing uwerzijds terzake genomen.

Beiden, dus de Wijkerslooth en Donner, heb ik inmiddels formeel aangemerkt als zijnde verdachten in de zin van art. 27 Sv evident waaraan het Gerechthof Arrondissement īs-Gravenhage op mijn verzoek ex. Art. 12 Sv nog heeft te beslissen of de Officier van Justitie in deze grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse Rechtsgeschiedenis een een vierde bevel ex. Art. 12i Sv dient te worden gegeven. Dit keer niet tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, doch over te gaan tot strafrechtelijke vervolging van De Wijkerslooth terzake deelneming aan een Criminele Organisatie ex. Art. 140 Sr in samenspanning met Donner ex. Art. 80 Sr onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr ter aanranding van mijn juridische belangen en de Nederlandse Rechtsorde gepleegd.

Voorts heb ik als benadeelde van hun subsociaal onwettig ambtshalve functioneren, waarbij door hen middels motiveringen op arglistig bedrieglijk juridisch volstrekt onvolwaardig ja zelfs vrijwel ongeschoold niveau werd getracht het wettig overtuigend bewijs te verduisteren een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman, zodoende diens deskundig oordeel gevraagd. Metname over de feitelijke omstandigheid, dat het Openbaar Ministerie, hierna gemakshalve te noemen het OM ondanks art. 4, 29, 11lic juncto 12 Ro, art. 207 lid 1 en 2 Sr, de grondwet en Internationale Verdragen door de Staat der Nederlanden geratificeerd formeel de stelling heeft betrokken, dat het veelvuldig plegen van meineed ( 68 ) keer en wel zo openlijk dat alle aanwezigen in de Zittingszaal dat ter goeder trouw hadden moeten weten en/of kunnen begrijpen, aldus de Rechercheurs Oud en Keesman die volgens eigen zeggen de affaire zeer diepgaand hadden uitgezocht en de resultaten daarvan in hun Ambtsedige Procesverbalen verankert. Niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd.

Metname daartoe door het OM zes dwingende uitspraken van Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad der Nederlanden waaronder zelfs drie bevelen van het Gerechthof ex. Art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de Officier van justitie terzake gegeven middels jusititeéle fraude door het OM volstrekt werden genegeerd, zodoende werd plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur, ja zelfs op Uw Troon immers u heeft uw handtekening geplaatst onder de door hen geschonden Formele Wetgeving alvorens die ter verkrijging van Rechtskracht in de Nederlandse Staatscourant werd gepubliceerd.

De Nationale Ombudsman heeft mijn klacht terzake ontvankelijk verklaart en vervolgens aan Donner gevraagd of de bevelen van het Gerechtshof ex. Art. 12i Sv aan de Officier van Justitie tot drie keer toe tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed gegeven, wel door hem waren opgevolgd. Indien niet het geval, dan wenste de Nationale Ombudsman te vernemen welke beslissing daaraan ten grondslag lag, indien wel het geval dan wenste de Nationale Ombudsman daarvan de formele documenten te zien.

Majesteit

Te uwer informatie: Juristen ter kwader trouw, herkent men volstrekt feilloos aan hun wijze van motiveren, metname omdat daarin hun bekentenis ligt opgesloten. Deze stelling is gebaseerd op vaste Jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden, waarin wordt bepaald, dat beroepshalve gemaakte fouten zwaarder wegen omdat men gelet op scholing en ervaring wordt geacht te weten waarmede men beroepshalve bezig is. Houd U dat voortdurend in gedachten indien u het hiernavolgende functioneren van beide topjuristen leest.

Donner bleek niet in staat voorgaande vragen aan de Nationale Ombudsman deugdelijk te beantwoorden, erger nog hij liet op 2 apil 2003 zelfs weten, dat hij het antwoordt op gestelde vragen verschuldigd moest blijven. Wel suggereerden zowel de Wijkerslooth als Donner middels hun pennevruchten d.d. 16 oktober 2002 en 2 april 2003 gemotiveerd op arglistig bedrieglijk juridisch volstrekt onvolwaardig ja zelfs vrijwel achterlijk niveau, alsof genoemde bevelen wel waren opgevolgd, Donner noemde die conclusie zelfs van feitelijke aard, waarvan akte! Het betreft de hiernavolgende zinsnede ik citeer: In de archieven en Registratiesystemen van het OM werd niets aangetroffen, waaruit is gebleken, dat de bevelen van het Gerechthof niet zouden zijn opgevolgd. Einde citaat.

    Hare Majesteit,

Nogmaals voorgaande zinsnede werd niet geschreven door een dakloze juridische leek, doch door de Wijkerslooth en Donner dus de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie zijn degene die zich hoogst persoonlijk begeven naar het juridisch niveau van een ongeschoolde erger nog beiden volharden daarin tot het uiterste en wisten zodoende de Procedure bij de Nationale Ombudsman negen maanden slepende te houden, waarvan akte!

Tenzij er sprake is van juridisch zelfmoord, zou geen enkele jurist, dus ook U niet Hare Majesteit, het ter goeder trouw aandurven om voorgaande arglistig bedrieglijke zinsnede waarmede ontegenzeggelijk wordt getracht het wettig overtuigend bewijs te verduisteren van het feit, dat de bevelen van het Gerechthof ex. Art. 12i Sv middels justitiële fraude door de Officier van Justitie volstrekt werden genegeerd. Te verduisteren. Zoals gezegd ondanks mijn felle protesten daartegen hielden de Wijkerslooth en Donner voorgaande juridische onzin tegen beter weten in, tot het uiterste vol en wisten daarmede mijn procedure bij de Nationale Ombudsman ruim negen maanden slepende te houden totdat ik als dakloze juridische leek, beiden bij de Nationale Ombudsman zover de Juridische duimschroeven wist aan te draaien, dat Donner formeel kenbaar maakte, dat hij op mijn argumenten in het geheel niet meer wenste te reageren, zelfs niet wenste kenbaar te maken waarom niet, waarvan mijnerzijds akte werd gevraagd, waarvan akte!

Nadat de Nationale Ombudsman zijn onderzoeksfase had afgesloten en mij liet weten dat hij voldoende informatie had gekregen, om zijn Procesverbaal van Bevindingen te kunnen opmaken en mij had kenbaar gemaakt dat ik binnen de gangbare termijn van ongeveer zes weken zijn deskundig oordeel zou kunnen verwachten, melde zich opeens Donner weer. Dit keer met de mededeling dat de zoektochten in de archieven buiten medeweten van de Nationale Ombudsman en mij als rechtstreeks belanghebbenden werden voortgezet en daarbij documenten werden aangetroffen, die in zijn ogen rechtvaardigden, dat hij alsnog met een wat hij noemt een aanvullende verklaring zou mogen komen, ondanks dat hij formeel had kenbaar gemaakt in het geheel niet meer te zullen reageren. Hij doet daarbij op gespannen voet met waarheid voorkomen alsof het nieuwe feiten betreft om de al afgesloten onderzoeks fase bij de Nationale Ombudsman weer open te kunnen breken echter uit de datums op genoemde documenten blijkt al dat het oude Documenten betreft die het OM al vijftien jaar in bezit heeft, er derhalve helemaal geen sprake van nieuwe feiten zou kunnen zijn.

Vervolgens maakt Donner formeel kenbaar dat hij en de Wijkerslooth de inhoudelijke strekking van hun pennevruchten d.d. 16 oktober 2002 en 20 maart 2003 wenste te herroepen, dit ondanks dat ik er al formeel akte van had gevraagd dat ik niet zou toestaan dat wederom 'beide heren' met een nieuwe leugenachtige versie zouden komen nadat ik de eerdere al voor 100% naar het rijk der fabelen had verwezen, gestaafd door wettig overtuigend bewijs. Ik ben uiteindelijk geen juffrouw van een kindercress aldus liet ik de Nationale Ombudsman daarbij weten, gelet op het juridisch niveau, waarop beiden het ondanks hun ambtseden het aanduvden zich als topjuristen te begeven en daarbij voortdurend van standpunt veranderden. Uit de inhoudelijke strekking van de verlaatte productie van Donner d.d. 23 juli 2003 bleek mij als snel, dat zijn misdadig brein overuren hadden gemaakt. Nu hij in de veronderstelling kwam te verkeren op grond van juridisch volstrekt ondeugdelijke gronden, dat hij de hem rechtens toekomende schadeplicht zou kunnen ontlopen, had hij er opeens geen enkele moeite mee, om formeel bij de Nationale Ombudsman, een volledige huiveringwekkende bekentenis af te leggen, waarmede hij tevens erkent, dat hij dit wettig overtuigend bewijs terzake formeel heeft verduisterd zolang hem dit uitkwam immers : Voordien volharden de Wijkerslooth en hijzelf tegen beter weten in tot het uiterste in de door mij geciteerde zinsnede van hen die zich kenmerkt door juridische achterlijkheid in overtreffende trap.

Eindelijk, bekende Donner en de Wijkerslooth hetgeen zij beiden te vuur en te zwaard negen maanden lang hadden bestreden te weten: Dat de Officier van justitie middels juridische Fraude mij en mijn gezin volkomen rechteloos had gemaakt, waarbij zelfs de Nederlandse Rechtsorde op een onvoorstelbare wijze en dan ook nog herhaalde malen werd aangerand, daar de Officier van Justitie daartoe zelfs herhaalde malen de bevelen van het Gerechthof ex. Art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan hem gegeven , volstrekt heeft genegeerd, dit ondanks dat genoemde bevelen strikt juridisch onmiddellijk in kracht van gewijsde treden, dus vrijwel onmiddellijk zonder enge vorm van obstructie van welk een aard dan ook door de Officier van Justitie ten spoedigste, d.w.z binnen enkele weken dienen te worden opgevolgd, waarvan akte!

Het zal u duidelijk zijn Majesteit, het voorgaande impliceert niet alleen jegens mij en mijn gezin, doch jegens de gehele Nederlandse samenleving en de Formele Wetgever, waaronder u persoonlijk als Staatshoofd, een onrechtmatige overheidsdaad op het hogste niveau. Daarbij werd de scheiding der machten doorbroken en werd door het Openbaar Ministerie plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever - ook uw Troon dus - en de stoel van de Zittende Magistratuur.

De Officier van Justitie heeft de bevelen aan hem ex. Art. 12 Sv gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed zonder toestemming van het Gerechtshof - lees in strijd met de Formele Wet laten verdwijnen c.q. onrechtmatig ter verjaring opgelegd. Dat nota bene via code 70 (in den minne geregeld), terwijl bij kortgeding deze sepotgrond al werd verworpen, evenals door het Gerechtshof; evident waaraan de Officier van Justitie het eerste bevel ex Art. 12 Sv heeft bekomen. ZowelDonner als De Wijkerslooth gaan bewust voorbij aan de feitelijke omstandigheid dat noch ik, noch de Officier van Justitie en of wie dan ook, en of om welke reden dan ook, en of op welke wijze dan ook de bevoegdheid hebben om de bevelen te ontkrachten. Immers: Deze bevelen treden onmiddelijk in kracht van gewijsde, en dienen derhalve zonder enig voorbehoud en of obstructie van welek aard dan ook ten spoedigste (d.w.z. binnen enkele weken) door de Officier van justitie te worden opgevolgd. De Wijkerslooth en Donner weten dat echt wel, gelet op de funcitie die zij pretenderen te kunnen bekleden. Het zou meer dan van de zotte zijn indien niet het geval.

Vandaar dat beiden ondanks hun ambtseden hebben besloten het wettig overtuigend bewijs terzake te verduisteren, middels arglistig, bedrieglijk en juridisch volstrekt onvolwaardige motiveringen die zij handhaafden ondanks mijn zeer felle protesten daartegen. Dit alvorens ik hen bij de Nationale Ombudsman zover de juridische duimschroeven had aangedraaid, dat zij als gevolg daarvan werden genoodzaakt formeel een volledige bekentenis af te leggen over de wijze waarop de Officier van Justitie middels juridische fraude de bevelen van het gerechtshof ex. Art 12 Sv. tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed en ter aanranding van mijn persoonlijke juridische belangen en die van de Nederlandse rechtsorde heeft laten verdwijnen.

Om de rechtsgevolgen van voorgaande volledige bekentenis te ontlopen, spartelen beiden als een paling in een bak snot. Nu komt Donner in zijn aanvullende verklaring opeens met de mededeling, dat blijkens het dossier dat men na 1988 van de Werd niets meer heeft vernomen. Waaruit blijkt dat ik nog belanghebbende zou kunnen zijn. En dat nu is volgens Donner waarschijnlijk de reden dat de Officier van Justitie middels juridische fraude de bevelen van het Gerechthof ter verjaring heeft opgelegd. Nog daargelaten de vraag of dat zo is, want de Officier had al veel eerder geseponeerd, behoef ik helemaal niets wat dat betreft te laten blijken. Immers: middels het verkrijgen van drie bevelen aan de Officier van Justitie op mijn verzoek gegeven heb ik formeel meer dan voldoende mijn standpunt laten blijken en zelfs juridisch afgedwongen. De bevelen van het Gerechthof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de Officier van Justitie gegeven dienen zonder enig voorbehoud en/of obstructie van welke aard dan ook ten spoedigste te worden opgevolgd; basta! Niet omdat ik dat zeg doch omdat de Formele Wetgever en de gangbare jurisprudentie daarover dat zo heeft geregeld.


    Donner verzwijgt hierbij bewust het hiernavolgende

Ruim tien jaar voerde ik met het Openbaar Ministerie als wetshandhaver ex. Art. 4 Ro een bitter gevecht daar het Openbaar Ministerie vanaf mijn eerste aangifte wegens meineed in 1978 als formeel de stelling heeft betrokken dat het veelvuldig plegen van meineed niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd en de Officier van Justitie in stijd met de Formele Wet en ondanks zijn ambtseed er met geen tien Belgische trekpaarden er toe viel te bewegen de bevelen van het Gerechtshof op te volgen.

Een deel van mijn talrijke twistgesprekken met hem daarover kunt u horen door op mijn hompage de bandopnamen daarvan te activeren. Ik heb op deze wijze het wettig overtuigend bewijs middels een twintigtal bandopnames en cd-roms zeker moeten stellen, omdat het OM verwoedde pogingen deed het wettig overtuigend bewijs dat ten laste van hen kwam te verduisteren. Niets werd daartoe achterwege gelaten. Het laten plegen van meineed, zodat de Zittende Magistratuur daarop kon dwalen, het verduisteren van formele documenten uit het procesdossier, motiveringen op vrijwel juridisch achterlijk niveau, - zie de motiveringen van De Wijkerslolooth en Donner bij de Nationale Ombudsman - zolang mogelijk de procedure slepende houden, het laten verdwijnen van een tiental beëdigde verklaringen en/of het niet voldoen aan formele vereisten, noem maar op. Alles bevindt zich wat dat betreft op hun juridisch zwendelpallet; niets uitgezonderd.

Over het plegen van meineed en/of het opvolgen van de bevelen van het Gerechthof dient in het geheel niet te worden gediscuteerd. Integendeel meineed dient strafrechtelijk te worden vervolgd en de bevelen van het Gerechthof dienen gewoon te worden opgevolgd dat weet het OM donders goed. Nog daargelaten het feit, dat zelfs uit het verkrijgen van één bevel ex.art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed al meer dan voldoende blijkt hoe decadent het OM terzake als Wetshandhaver ex. Art. 4 Ro heeft gefunctioneerd. Hierbij zij vermeldt dat de kans dat op verzoek van een advocaat de Officier van Justitie zo'n bevel verkrijgt, statistisch slecht 1 procent is. Tot drie keer toe heb ik als bouwvakker het Openbaar Ministerie aangestuurd via een verzoek ex art. 12 Sv, en heeft het Gerechthof Ressort Amsterdam mij in het gelijk gesteld en even zovele malen heeft het OM dat gelijk terzijde geschoven. Ruim tien jaar heb ik als gevolg daarvan met het OM als 'Wetshandhaver' daarover geprocedeerd, en eindeloos tot in den treuren gediscuteerd met de officier van Justitie en de Procureur-generaal, waarbij door hen het levensgeluk en de toekomst van mijn hele gezin werd geofferd. Ik werd als gevolg van het voorgaand decadent ambtshalve functioneren jarenlang met mijn gezin in hun meinedige procedures gegijzeld, waarbij de kans op rechtspraak vrijwel werd uitgesloten.

Mijn geliefde vrouw heeft deze wantoestanden mee moeten maken tot aan haar dood, waarbij het OM en op de meinedige verklaringen dwalende Zittende Magistratuur zich zo ernstig aan onze burgerlijk rechten vergrepen, dat zelfs de meest gewiekste doorgewinterde advocaten het niet meer aandurfden mij ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging ex. Art. 133 Rv rechtsbijstand te verlenen daar zij als juristen onmiddellijk zagen dat hier sprake was van kwader trouw. De situatie was zo ernstig dat mijn Geliefde Vrouw mij op haar sterfbed kenbaar maakte ik mocht maar 35 jaar worden ze hebben toch tien jaar van ons het leven afgenomen, nadat die Togacriminelen onze weg hebben gekruist. Het plegen en laten plegen van meineed resulteerde uiteindelijk in gewelddaden tegen de menselijkheid.

Ik raakte geleidelijk aan verstrikt in een juridisch holocaust van ongekende omvang, waarbij het civielrecht, tuchtrecht en strafrecht zich verweefden tot een onontwarbare juridische kluwen, waarin samengebundeld al het arglistig bedrog, gebaseerd op de zeer ernstige leemtes in de Formele Wet, al mijn aandacht opeiste. Ik werd zelfs genoodzaakt rechten te studeren omdat de Advocatuur ondanks art. 133 Rv, botweg op juridisch ondeugdelijke gronden rechtsbijstand weigerde. Dit uit vrees hun eigen praktijk te zullen schaden, gelet op de betrokkenheid van de overheid zelf (in negatieve zin) bij deze onverkwikkelijke affaire, waaruit eveneens moge blijken hoe gevaarlijk de verplichte procesvertegenwoordiging kan functioneren. De burger is via art. 133 Rv verplicht voor rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad der Nederlanden tot procureurstellinig, op straffe van nietigheid enerzijds, en anderzijds wordt die procureurstelliing botweg op ondeugdelijke juridische gronden rechtzoekenden geweigerd. Beter gezegd, de minderbegaafde advocatuur neemt in dat geval plaats op de stoel van de rechter !! Het zal u duidelijk zijn dat een financieel machtige tegenpartij voor dit soort praktijken veeal veel, zelfs zeer veel geld over heeft. Maar in dat geval mag volgens het OM als wetshandhaver ook nog veelvuldig straffeloos meineed worden gepleegd.

Mijn dochters die wisten niet beter meer, van kleuter tot volwassen Vrouw, dan dat vader moest procederen. Nooit meer kon ik van mijn gezin genieten, nooit meer zeilen, nooit meer schaken, nooit meer ter ontspanning en goed boek lezen of naar een goed stuk muziek luisteren, zelfs mijn beroep dat ik kon uitoefenen als gevolg van acht jaar avondstudie mocht ik niet meer uitoefenen, waardoor het hele gezin geleidelijk aan verarmde en ik thans al jarenlang afhankelijk ben geworden van daklozenhulp. Ik werd tegen wil en dank getransformeerd tot juridisch specialist op het gebied van de ernstige leemtes in de Formele Wet en het misbruik daarvan, door lieden als de Wijkerslooth en Donner, die met hun ambtseed hun achterwerk hadden afgeveegd ter bevrediging van hun strikt primitieve lustgevoelens.

Ik was maatschappelijk financieel en psychisch aan het einde van mijn kunnen, geestelijk vrijwel uitgeput, waarbij de depressies zich in steeds kortere frequenties melden. Ik realiseerde mij dat doorgaan met deze volstrekt rechtvaardige strijd zelfdestructie voor mij en mijn gezin ten gevolge zou hebben, hoe pijnlijk ook. Ik diende uit puur zelfbehoud, mijn verzet tegen het plegen en laten plegen van meineed na ruim tien jaar bittere strijdt daarover met het OM als 'Wetshandhaver' op te geven en te aanvaarden dat er met onwillige honden geen hazen zijn te vangen. Als gevolg daarvan zou nimmer recht in mijn zaak worden gesproken. Integendeel, realiteitszin gebood mij te aanvaarden dat onder bepaalde omstandigheden, die het daglicht niet kunnen verdragen, en met instemming van de wetshandhaver ex. Art. 4 Ro, veelvuldig meineed ter aanranding van mijn juridische belangen en een behoorlijke procesgang mag worden gepleegd. Waarvoor in het illegale circuit enorme bedragen worden betaald. Donner had graag gezien dat ik nog door was gegaan - lees: onderdoor gegaan - want in dat geval zou ook het corpus delictus daarmee verdwijnen.

Welnu, dat lijkt mij teveel gevraagd. Ik heb daar met onthutsing kennis van genomen, acht dat gewetenloos en ver beneden ieder peil. Het is ronduit schandelijk en deerniswekkend de onwettige wijze waarop de Wijkerslooth en Donner mijn volstrekt rechtmatige schadeclaim trachten te ondergraven en zodoende menen hun juridisch-politieke verantwoordelijkheid te kunnen ontlopen en daarvan ook nog hun slachtoffer de schuld in de schoenen durven te schuiven. Ik zou zeggen zotter kan het niet. Het getuigt ervan dat ik te maken heb met volstrekt gewetenloos juridisch geboefte. Daarbij komt nog dat mijn geliefde vrouw, die mij jarenlang veelal dodeljk vermoeid door bestralingen, chemotherapie en borstamputatie door dik en dun bleef steunen, werd genoodzaakt om met mij alle meinedige procedures te volgen en die zelf te notuleren, omdat de griffier ook al niet betrouwbaar bleek. Zij had recht op mijn liefdevolle verpleging en begeleiding tot aan haar overlijden. Zelfs daaruit maakt Donner nog op dat ik daarom geen belang meer had bij het uitvoeren van de bevelen van het Gerechtshof. Het is te zot voor woorden om daarop in te gaan.

Procureur-generaal mr. C.A.P.C van Riel liet mij over het voorgaande weten ik citeer: "De Werd ik weet dat jij alles op de band opneemt en toch zeg ik je dit! De meinedige verdachte Bargerbos is ondanks het eerste bevel aan de Officier van Justitie van het Gerechthof via een onjuiste procesgang, waarbij de grondslag van den tenlastelegging werd verlaten aan de hem rechtens toekomende veroordeling wegens meineed ontkomen. Dat houd ik ondanks zijn vrijspraak als een paal boven water, ook ten aanzien van de media, daar heb ik geen enkele moeite mee. Jij weet als geen ander hoe ernstig de gevolgen van meineed kunnen zijn, dat heb jij met je gezin helaas aan den lijve moeten ervaren". Einde citaat.

Beiden dus Donner en de Wijkerslooth hebben ter verkrachting van Vrouwe Justitia als topjuristen gefunctioneerd op een niveau, zoals men dat in een rechtsstaat van hen ter goeder trouw niet zou mogen verwachten. Aldus handelden zij beiden middels ernstig handelen en nalaten bewust te kwader trouw, dus anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken, waarop de Formele Wetgever blijkens art. 11 lidc juncto 12 Ro ter bescherming van de Nederlandse rechtsorde dan wel de rechtzekerheid van allen op Nederlands grongebied het onmiddellijk oneervol ontslag bij de Rechterlijke Macht heeft gesteld.

Tot slot Hare Majesteit voorzover u mij toestaat, moge ik U attenderen op hoezeer middels hun disfunctioneren de Rechterlijke Macht wordt belast. Over een dienstbeëindiging ex. Art. 1639 N Bw, kan gelet op Hr. 27 juni 1952, NJ 1952, 488 in het geheel niet worden geprocedeerd. Hetzelfde geldt voor het voor ieder bedrijf moordend middel van een ondeugdelijk beslag, dat zonder de vereiste van waardeverklaring ex. Art. 738 Rv door de beslagleggers te kwader trouw ten aanzien van mijn bedrijf werd gehanteerd. In dat geval volgt blijkens art. 739 Rv. schadeplicht van rechtswege; dus ook daarover behoeft niet te worden geprocedeerd. Anders gezegd alle procedures die hebben plaatsgevonden vanaf 1979 tot op heden berusten op het al dan niet bewusts ernstig ambtshalve falen van het OM terzake. Hetzelfde geldt voor al hetgeen wat het OM heeft aangevoerd.

Niets, maar dan ook werkelijk niets zou het OM kunnen aanvoeren indien zij niet formeel de stelling zou hebben betrokken (ondanks mijn zeer felle protesten daartegen) daarin heeft volhard, dat het veelvuldig plegen van meineed niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd en daartoe zelfs de bevelen van het Gerechtshof ex. Art. 12i Sv middels juridische fraude volstrekt werden genegeerd. Nog anders gezegd, het OM beroept zich ongeacht wat zij ook terzake naar voren brengt altijd op de ernstige excessen die rechtstreeks voortvloeien uit eigen ambtshalve falen. Hierbij zij vermeld, dat mij niets valt te verwijten daar ik als werkgever juridisch volkomen juist heb gehandeld, aldus de kantonrechter die dat formeel heeft uitgesproken, hetgeen op 20 juni 1979 door het Gerechthof ressort Amsterdam nogmaals formeel werd bevestigd.

Zowel de Wijkerslooth als Donner zitten juridisch zo in mijn klem, dat zij hebben besloten bij gebrek aan juridisch verweer mij te demoniseren als zijnde een querulant van de bovenste plank. Donner heeft hiertoe een smaadschrift formeel overlegd ter overtuiging van de Nationale Ombudsman. De inhoudelijke strekking luidt als volgt, ik citeer: "De Werd maakt stampij aan de balie van de Parnassusweg. Hij verstoort rechtsgedingen door de zittingszalen zomaar binnen te lopen om aan de zittende rechter aandacht te vragen voor zijn zaak". Einde citaat.

Welnu Haremajesteit, met uw welnemen, ik heb honderden openbare rechtsgedingen bijgewoond en nimmer ooit één rechtsgeding daarbij verstoord, ook niet één keer; waarvan akte! Ik ken de spelregels als geen ander en houd mij daaraan omdat zich dat verdraagt met goed fatsoen en zorgvuldigheid, zoals zich dat in het maatschappelijk verkeer betaamt. Maar bovenal omdat ik de mening ben toegedaan dat een ieder die voor de Rechter staat, het recht heeft op diens volle aandacht.

Ik vermag niet in te zien dat Donner, ook niet als minister van Justitie, zich het niet bestaande recht toe eigent om mijn eer en goede naam straffeloos aan te randen op een wijze zoals hij heeft gedaan. En dit zeker niet, indien dit gebeurt om de aandacht van zijn eigen juridische mestvaalt af te leiden. Ik heb hem dan ook in de gelegenheid gesteld zijn excuus daarvoor aan te bieden, waarop hij in het geheel niet heeft gereageerd. Vandaar dat ik met uw Uw welnemen Majesteit de Staat der Nederlanden 20.000 euro extra aan schadevergoeding in rekening heb gebracht. Immers: ik ben als individueel burger niet verantwoordelijk te stellen voor het al dan niet goed en/of integer en fatsoenlijk functioneren van de uitvoerende organen van de Formele Wetgever. Dat komt blijkens de Formele Wetgeving en Internationale Verdragen geheel voor rekening van de Staat der Nederlanden, zoals u ongetwijfeld bekend.

Mijnerzijds worden de uitvoerende organen van de Formele Wetgever formeel niet meer erkend, alvorens deze grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse rechtsgeschiedenis, middels een Akte van Dading tot wederzijds tevredenheid in ieder geval mijn genoegen, in den minne wordt geschikt. Vooruitlopend daarop heb ik Uw Minister-president, mr. Drs. J.P. Bakenende, verzocht twaalfmiljoen en twintigduizend euro op mijn postgirorekening over te maken, onder de vermelding: "regeling met de Staat der Nederlanden fiscaal vrij".

Over dit bedrag wordt niet onderhandeld, omdat het slechts een schijntje vertegenwoordigt van de werkelijk geleden schade en het aangedane onrecht aan mij en mijn gezin daarmede nimmer zal worden gecompenseerd. In dat geval resteert mij nog slechts er mee te leren leven, dat in mijn zaak formeel nimmer recht zal worden gesproken. Dat nu is exact wat mevr. Mr. Van den Hoek Hoofdgriffier en Vriendin van Eveline van Schaardenburg de voorzitter van de Meervoudige Strafkamer, mij telefonisch heeft kenbaar gemaakt, uit oprechte vrees dat ik met mijn gezin aan deze affaire ten gronde zou gaan. Ik citeer: "Wat de bouwbonden met u hebben uitgehaald, dat is meer dan erg, echt dat meen ik. Ik denk ook wel dat er meineed werd gepleegd. Misschien kun je het zo zien, dat Eveline van Schaardenburg als rechter rekening diende te houden met de macht die de bonden nou eenmaal hebben in onze samenleving, die macht gaat veel te ver. Laat het recht toch voor wat het is, u bent nog zo jong en u heeft zo'n jong gezinnetje. Ik kan mij niet voorstellen dat u met uw gezin hier niet aan onderdoor gaat. Laat het recht voor wat het is, laat het, echt ik meen het, dit is niet goed voor u. Er zal in uw zaak nimmer recht kunnen worden gesproken, dat is in en in triest einde citaat".

Ook dit gesprek kunt u zelf horen door het aan te klikken op mijn hompage. Ik heb de bandopname en een transcriptie daarvan als wettig overtuigend bewijs bij de Nationale Ombudsman gedeponeerd; en uiteraard werd dit door de Wijkerslooth en Donner genegeerd alsof het niet bestaat. Dat is één van de vele manieren waarop zij wettig overtuigend bewijs terzake pogen te verduisteren.

Ik kan mij niet voorstellen Majesteit, dat U en/of uw onderdanen door deze door mij beschreven togacriminelen wenst vertegenwoordigd te worden. Ik wijs u er daarbij op, voorzover u mij dat toestaat, dat Procureur-generaal mr. Korvinus als zodanig is afgetreden, omdat zij het niet langer aandurfde nog verantwoording voor de gang van zaken bij het OM te nemen. "U moet mij aftreden dan ook zien als een signaal naar de samenleving, hoewel ik bang ben, dat dit signaal niet zal worden gehoord", aldus genoemde magistrate. Dit is ook weer een signaal waaruit u moge blijken dat Vrouwe Justitia in ernstige nood verkeert, c.q. het OM in verkeerde handen is gevallen; te weten van juridisch geboefte als Donner en de Wijkerslooth.

    U heeft Hare majesteit

bij uw ambtsaanvaarding met de hand op de Bijbel en met uw vingers omhoog met een beroep op uw God en ten overstaan van de gehele Wereld op feestelijke wijze een ambtseed afgelegd. Waarbij u zweerde en beloofde getrouwe vervulling van uw ambt en trouw aan de grondwet, zodat ik u thans, overigens met de u toekomende eerbied, moge verzoeken al uw invloed en wettelijke mogelijkheden als Staatshoofd aan te wenden tot het verwijderen van genoemde individuen uit hun ambt, middels oneervol ontslag bij Koninklijk Besluit.

P.H. Donner heeft ten overstaan van U op bij wet voorgeschreven wijze ex. Art. 49 Grondwet de eed afgelegd, waarbij hij beloofde trouw aan de Grondwet en getrouwe vervulling van zijn ambt. Op het moment van zijn eedsaflegging, was hij al bezig die te verkrachten, door in samenspanning ex. art. 80 Sr met de Wijkerslooth en onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr, het wettig overtuigend bewijs te verduisteren, met motiveringen op arglistig, bedrieglijk, juridisch volstrekt onvolwaardig niveau. Dit met als geen ander doel dan in strijd met art. 17 van de Grondwet de weg naar de rechter uit te schakelen, zodoende zeker te stellen dat geen recht zal geschieden. Dit terwijl ik U tijdens uw Troonrede hoorde zeggen, dat een slagvaardige rechtspraak noodzakelijk is voor onze samenleving.

Art. 43 Grondwet, bepaalt dat een Minister bij Koninklijk besluit wordt benoemd en ontslagen. Gelet op art. 48 van de Grondwet adviseer ik U met vereiste eerbied aangaande het oneervol ontslag van Donner met de Minister - President mr. Drs. J.P. Balkenede in overleg te treden. Gelet op al hetgeen thans te uwer informatie verstrekt, heeft u ongetwijfeld begrepen de dringende noodzaak daartoe. Ik heb de Minister-president al geadviseerd tijdig afstand van Donner te nemen, want van hem is niet veel meer over dan aangeschoten wild, omdat hij niet in staat zal blijken te zijn de vragen uit Tweede Kamer terzake deugdelijk te beantwoorden en/of juridisch tegenspraak te voeren. Zijn zeer ernstig ambtshalve falen, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken in de functie die hij ten onrechte pretendeert kunnen bekleden, heeft als rechtsgevolg dat die functie zich evenmin met hem verdraagt als water en vuur.

De betrokkenheid van Donner en de Wijkerslooth bij deze grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse rechtgeschiedenis (in negatieve zin), waarbij vrijwel het gehele Burgerlijke Rechtsvordering, strafvordering, de Grondwet en Internationale Verdragen door de Staat der Nederlanden geratificeerd door hen en hun medeinplicieten met juridische fraude van ongekende omvang met voeten werd getreden. Dit alles is gebaseerd op misbruik van hun juridische kennis en de zeer ernstige leemtes in de Formele Wet, waardoor vele burgers inmiddels maatschappelijk, financieel en psychisch compleet met hun gezinnen te gronde zijn gericht en nog. Dit is voor mij en ieder weldenkend mens met mij volstrekt onaanvaardbaar, omdat dit ontegenzeggelijk valt onder gewelddaden tegen de menselijkheid.

Ik kan mij en wil mij ook niet voorstellen, dat U als Staatshoofd zich met voorgaande kunt verenigen, temeer daar u in positie verkeert om via Uw invloed in positieve zin daaraan iets te kunnen doen. Zowel Donner als de Wijkerslooth staan inmiddels op mijn hompage met hitlersnor en bijbehoren, waarvan inmiddels 60.000 e-mails door geheel Europa zijn verzonden. Dat zij niet in staat zijn gebleken, daartegen juridische actie te ondernemen zegt op zich al meer dan voldoende over genoemde individuen. U zou Donner eens kunnen vragen hoe zich dat verdraagt met hun geloofwaardigheid en/of de waardigheid van het ambt dat zij pretenderen te kunnen bekleden, nog daargelaten het feit dat ik en velen met mij, ik mij niet kan voorstellen dat U als Staatshoofd daar genoegen mee zal nemen.

Wel heeft de Wijkerslooth getracht om via informele weg, mijn hompage buiten mij om te laten verwijderen, hetgeen hem anders dan door eigen toedoen niet is gelukt. Het OM heeft voorts gepoogd middels het uitbrengen van een dagvaading tot mijn veroordeling te komen wegens enkelvoudige belediging van een ambtenaar in functie. Het heeft daar jammerlijk in gefaald, omdat ik daarop reageerde met drie Politierechters op rij te wraken met het argument, dat er in het geheel geen strafrechtelijke procedure kan plaatsvinden, omdat de Officier van Justitie middels juridische fraude heeft plaatsgenomen op uw troon, de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur, omdat de bevelen van het Gerechthof in strijd met de Formele Wet, zonder de wettelijk vereiste toestemming van het Gerechthof ter verjaring werden opgelegd,. Dit zoals Donner inmiddels formeel bij de Nationale Ombudsman onder druk van mijn juridisch duimschroeven heeft moeten bekennen, alvorens hij samen met de Wijkerslooth heeft verwoede pogingen ondernam om het wettig overtuigend bewijs daarvan te verduisteren met motiveringen op juridisch ongeschoold niveau. Dat is hen uiteindelijk niet is gelukt, anders dan door eigen toedoen te weten: door mijn persoonlijk ingrijpen, waarvan akte!

Dat het OM zo haar eigen regels hanteert, moge u voorts blijken uit de feitelijke omstandigheid dat ik ondanks mijn herhaalde verzoeken daartoe nimmer het wettelijk vereiste bericht van de Officier van Justitie heb mogen ontvangen waarin de volgende zittingsdatum van de strafrechtelijke vervolging zal plaatsvinden, nadat ook de derde politierechter op rij ook in zijn wraking had berust. Dit terwijl op een dagvaarding éénmaal uitgebracht een uitspraak van de rechter dient te volgen. Het OM echter, heeft het hazenpad gekozen, door in het geheel niets meer van zich te laten horen. Een klacht daarover heb ik inmiddels eveneens bij de Nationale Ombudsman ingediend. Men durft het eenvoudigweg niet meer aan met mij de juridische degens onder het toeziend oog van de rechter te kruisen, uit pure angst dat daarbij hun onbetamelijke zaken te veel in het daglicht komen; en dat is toch iets om over te huiveren. U zou, Majesteit, aan Donner persoonlijk eens kunnen vragen waarom het OM als wetshandhaver formeel de stelling heeft betrokken dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van de Nederlandse rechtsorde niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd; waartoe zelfs de bevelen van het Gerechthof middels justitiële fraude volstrekt werden genegeerd. Voorts, waarom de Wijkerslooth en Donner van mening zijn dat de burger genoegen dient te nemen met hun arglistig, bedrieglijk en juridisch volstrekt onvolwaardige motiveringen. Ik verzeker u dat zijn antwoord daarop zeer verrassend zal zijn; in iedergeval niet toetsbaar is aan de Formele Wet.

    Majesteit,

blijkens uw troonrede, waarvan ik mij goed realiseer dat dit niet door U werd geschreven, doch mede onder de juridische verantwoordelijkheid van Donner als Minister van Justitie, heeft u gesproken over een levendige democratie en een veilige samenleving. Welnu, met juridische topcriminelen als Donner en de Wijkerslooth aan het roer leven wij binnenkort in een ambtelijke dictatuur. Een volk dat dit soort juridisch gespuis in leiding gevende functies accepteert, heeft geen recht van spreken indien het door hen wordt geknecht en onteerd. Ontwikkeling en handhaving van de rechtsorde is één van de kerntaken van de overheid. Een slagvaardige rechtspraak is als sluitstuk onmisbaar voor onze democratische rechtsstaat, voorzover nog aanwezig. Daarmee verdraagt zich in het geheel niet dat het OM, nota bene als wetshandhaver ex. Art. 4 Ro., formeel de stelling betrekt dat het veelvuldig plegen van meineed, ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr. niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd, en zelfs daartoe drie bevelen van het Gerechthof ex. Art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed door de Officier van Justitie met juridische fraude op een wijze zoals inmiddels door Donner bij de Nationale Ombudsman formeel is erkend, volstrekt worden genegeerd.

Evenmin is het aanvaardbaar dat een Procureur-generaal ( zie bijlage ) in de Raadkamer van het Gerechthof in glanzende toga voor de opheffing van onze democratische rechtsstaat staat te pleiten; door mijn persoonlijk ingrijpen ging dat niet door. Integendeel, ten derde male (terwijl zelfs uit een zo'n bevel hoe decadent het OM functioneert) verkreeg de Officier van Justitie het door mij gevraagde bevel tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, hetgeen hij door juridisch fraude liet verdwijnen. Waarvan akte.

Donner heeft dit inmiddels formeel bij de Nationale Ombudsman moeten bekennen. Dit, alvorens hij in samenspanning met de Wijkerslooth ex art. 80 Sr als topjuristen middels motiveringen op juridisch volstrekt onvolwaardig niveau verwoede pogingen deed het wettig overtuigend bewijs terzake te verduisteren; hetgeen hen niet is gelukt anders dan door hun eigen toedoen, te weten eveneens door mijn persoonlijk ingrijpen.

Ik voeg te uwer informatie en met uw welnemen als bijlage toe de laatste blz. van de pleitnotitie van de Procureur-generaal mr. C.A.P.C van Riel. Ik neem aan dat u daarvan met onthutsing en diepe verontwaardiging kennisneemt. Zoals u ziet is de genoemde Procureur-generaal er stellig van overtuigd, dat door verschillende individuen meineed werd gepleegd. Ondanks dat komt hij als "Wetshandhaver ex. Art. 4Ro" tot de eindconclusie, dat genoemd delict waarmede bewust wordt getracht de Nederlandse Rechtsorde uit te schakelen, niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd. Volgens Donner omdat ik geen belang meer zou hebben in het strafrechtelijk vervolgen daarvan. De werkelijke reden heeft het OM zelf al formeel aangegeven als volgt. Links boven op zijn pleitnotitie ziet u omcirkeld een aantekening van de genoemde Procureur-generaal. Luidend: toen niet veroordeeld, nu ook niet! U ziet voorts dat de Procureur-generaal zware kritiek uitoefent op het functioneren van de Zittende Magistratuur, met name dat het belastend bewijs tegen de meinedige verdachte Bargerbos volstrekt werd genegeerd.

Zijn aantekening heeft dan ook betrekking op de schijnvertoning die volgde op het eerste bevel ex. art. 12i Sv, waarbij de meinedige verdachte via het veelvuldig negeren van wettig overtuigend bewijs (waaronder zelfs diens eigen volledige bekentenis) en het verlaten van de grondslag van den tenlastelegging aan de hem rechtens toekomende veroordeling wegens meineed wist te ontkomen. Dit in een procedure waarbij wederom zeer veelvuldig meineed werd gepleegd, zodat daarop door de Zittende Magistratuur wederom veelvuldig kon worden gedwaald.

De verbazingwekkende eindconclusie van de Procureur-generaal, die evenals de Officier van Justitie verbolgen was, over de schijnvertoning die volgde op het eerste bevel ex. Art. 12i Sv, waarbij wederom veelvuldig meineed werd gepleegd en geknoeid met het Proces-verbaal van de terechtszitting, ja zelfs na de zitting kon worden onderhandeld over de inhoudelijke strekking van beëdigde verklaringen, omdat het Proces-verbaal van de terechtszitting niet binnen de wettelijke termijn door de griffier en de rechter werd ondertekend. De ondeugdelijke eindconclusie van de procureur-generaal, die oook in de media als kronkelredenering werd omschreven, is dan ook niets meer en niets minder dan een fel protest aan het adres van de Zittende Magistaratuur ten laste van de Nederlandse rechtsorde en mijn strikt persoonlijke juridische belangen, omdat daarbij ten onrechte wordt geconcludeerd tot afwijzing van mijn klacht, hetgeen door het Gerechtshof op mijn verzoek met een derde bevel ex art. 12i Sv werd gehonoreerd.

Officier van Justitie mr. R.W Asser liet mij dan ook telefonisch weten, wat ik ook heb opgenomen op de band, dat hij met name het onbegrijpelijk vindt de wijze waarop mr. Eveline van Schaardenburg als voorzitter van de Meervoudige Strafkamer heeft gefunctioneerd. Mr. Van Riel was om dezelfde reden zeer verbolgen over het functioneren van het Gerechthof terzake. Hij liet de Voorzitter van het Strafhof mr. Wederven weten: "Ik heb nog veel, meer belastend bewijs tegen de meinedige verdachte, maar waarom zou ik dat gebruiken, ik ga toch niet nog eens bewijzen, wat al voor 200 procent wettig overtuigend bewezen is". Officier van Justitie mr. R. W. Asser maakte in zijn schrijven gericht aan de Procureu-generaal mr. A.M.A. Josephus Jitta formeel kenbaar: dat het civiele Gerechtshof op zīn minst zelf die meinedige verklaringen heeft uitgelokt.

En dat nu is in tegenstelling tot hetgeen Donner via vage termen als 'misschien' en 'waarschijnlijk' trachtte, op gespannen voet met de feitelijke waarheid, te ontkennen, de werkelijke reden waarom de Officier van Justitie botweg weigerde de overige twee bevelen van het Gerechthof op te volgen. Hij zegt hier formeel letterlijk, ik citeer: "De zeer gedetailleerde aangifte van de heer de Werd terzake meineed is zinvol geweest in die zin dat hij daarmede de volledige waarheid aan het licht heeft gebracht. Er is veelvuldig meineed gepleegd, dat is inmiddels bij het OM zelfs in ruime kring bekend. Echter, bij de strafrechtelijke vervolging van de meinedige verdachten valt niet uit te sluiten dat er verzachtende omstandigheden aanwezig kunnen zijn, die in omgekeerde zin ten laste komen van het Civiele Hof. Ik betreur het met de Werd, dat het Hof heeft gefunctioneerd, op een wijze zoals men niet had mogen verwachten. Immers, op zīn minst heeft het Gerechthof zelf daarbij die meinedige verklaringen uitgelokt". Einde citaat.

Hierbij kan als verzachtende omstandigheid voor het Hof worden aangevoerd, dat de Voorzitter van de Hof te weten Mr. L.W.M.M. Drabbe zeer waarschijnlijk niet als gevolg van corruptie, doch vanwege ziekte of gebreken feitelijk niet meer in staat was om ambtshalve op het wettelijk vereiste niveau te functioneren. Dit omdat hij hij tussen zijn bestralingen door de meinedige verklaringen ondanks mijn felle protesten daartegen formeel door zijn Griffier heeft laten opnemen en het mij ter zitting opviel dat er iets niet klopte. En wel zo ernstig, dat ik mijn geliefde vrouw zei: "ik weet niet wat hier aan de hand is maar het lijkt wel of Drabbe last van Dementie verschijnselen heeft".

Hij begon (Drabbe) namelijk de aanwezigen op de publieke tribune te ondervragen, pakte vervolgens een ggrote rode zakdoek uit zijn toga, begon een minuut lang zijn neus te snuiten tot aale aanwezigen van afschuw zaten te huiveren, voegde een slijmerige rochel toe en stak zijn zakdoek weer tevreden in zijn toga, en weigerde bezoekers de toegang tot de openbare zitting. Voorts zocht hij ruzie met mijn vrouw omdat deze de zitting notuleerde, en sommeerde mij de zittingzaal te verlaten omdat ik heftig protesteede tegen het opnemen van de vele meinedig verklaringen in zijn opdracht door de griffier. Hij wond zich daarbij zo op, toen ik niet onmiddelijk aanstalten maakte om op zijn bevel te vertrekken, dat mijn vrouw mij zei: "Ga er uit, Straks stikt hiju en krijg jij nog de schuld". Korte tijd later werd mr. Drabbe vervangen omdat hij was overleden.

De Officier van Justitie vond de hele gang van zaken zo ernstig dat hij meende dat dit niet bekend zou mogen worden, omdat in dat geval het vertrouwen dat de burger in ons rechtssysteem moet kunnen hebben ernstig wordt geschaad. Vandaar dat de Officier van Justitie er met geen tien Belgische trekpaarden toe viel te bewegen om tot het opvolgen van de bevelen van het Gerechthof over te gaan. Het plegen en laten plegen van meineed vanaf mijn eerste aangifte in 1878 resulteerde uiteindelijk in een tien jaar durende ruzie met hem, waaraan het levensgeluk en toekomst van mij en mijn gezin onherstelbaar ten onder is gegaan. Desondanks werden de bevelen van het Gerechthof nimmer opgevolgd. Integendeel in strijd met de Formele Wet, zoals Donner inmiddels formeel heeft moeten bekennen, werden deze bevelen zonder toestemming van het Gerechthof door de Officier van Justitie ter verjaring opgelegd, waarvan ik als rechtstreek belanghebbende onkundig werd gehouden

Zowel de Officier van Justitie als de Procureur-generaal hebben mij herhaalde malen schriftelijk, mondeling, formeel en informeel zelfs publiekelijk excuses aangeboden voor het ernstig onrecht rechtstreeks voortvloeiende uit het al dan niet bewust ambtshalve falen van de overheid. Zo liet de Procureur-generaal mij in een bomvolle zittingszaal weten: "Hier in deze zittingszaal zijn aanwezig de heer en mevrouw de Werd. Wie heeft er niet over deze affaire gehoord in de wandelgangen van de Rechtbank of de media. Ik heb de heer de Werd onrecht aangedaan. Wat zeg ik, ontstellend veel onrecht aangedaan door mijn vooringenomenheid. Ik dacht: waar hij mij mee lastig viel, dat is een onvoorstelbare querulant. Zoiets kan misschien in het buitenland, maar in Nederland toch niet? Tot dat ik het dossier ging lezen en toen werd mij duidelijk, die man is aan alle kanten pootje gelicht. Als ik met dit dossier schud, dan rollen de valse verklaringen eruit !".

Officier van Justie mr. R.W. Asser is van mening, dat het Gerechthof de niet benijdenswaardige taak heeft om aan de Werd uit te leggen waarom het civiele Gerechtshof de niet benijdenswaardige taak heeft om aan de Werd uit te leggen waarom het heeft heeft gefunctioneerd, zoals met dat niet zou mogen verwachten. Misschien kan de Werd daar nog enige genoegdoening in vinden, want dat hem ernstig onrecht werd aangedaan, dat staat buiten iedere kijf, aldus genoemde Officier van Justitie. Hij liet mij vervolgens nog weten, dat ik met mijn vrouw altijd welkom ben op zijn kantoor om de situatie te bespreken en het hem oprecht speet dat hij voor mij niets meer zou kunnen doen. Hij ondernam dan ook onmiddellijk actie toen hij daar jaren later wel de gelegenheid voor kreeg.

Toen ik hem opbelde met de mededeling dat het OM pogingen ondernam het wettig overtuigend bewijs te verduisteren, stelde hij onmiddellijk persoonlijk een onderzoek in en wist mij al binnen enkele dagen schriftelijk te melden, dat het Parket Amsterdam er van uitging dat de bevelen van het Gerechthof niet werden uitgevoerd. Daarmede reed hij op een geweldige wijze in de wielen van de juridische strontkar van Donner en de Wijkerslooth, die voornemens waren juist dit wettig overtuigend bewijs te verduisteren, met hun motiveringen op juridisch volstrekt onvolwaardig niveau.

Die brief heb ik overlegd bij de Nationale Ombudsman. Echter, die werd eveneens door Donner en de Wijkerslooht genegeerd, alsof dat niet was gebeurd. Zij wensten ten koste van alles vol te houden en op gespannen voet met de feitelijke waarheid, dat de bevelen van het Gerechthof wel waren opgevolgd; in ieder geval niet voor 100 procent uit te sluiten dat dit het geval is geweest. Dit terwijl zij zelf daarbij kenbaar hadden gemaakt dat daarover niets in de archieven van het OM was terug te vinden. Terwijl juist dit feitelijk gegeven het wettig overtuigend bewijs vertegenwoordigt dat de bevelen van het Gerechthof tot strafrechtelijk vervolgen van meineed niet door de Officier van Justitie werden opgevolgd. Zelfs een juridische leek zou dat begrijpen; doch niet Donner en de Wijkerslooth. Anders gezegd: zowel de Wijkerslooth als Donner weigerden ondanks hun ambtseden deze juridisch enig juiste conclusie te trekken. Erger nog, zij kwamen als topjuristen tot het tegendeel, negeerden daartoe zelfs de brief van de Officier van Justitie die ook nog kenbaar maakte dat het niet eens zo moeilklijk is om die gegevens te achterhalen. Men behoeft daartoe slechts de zittingslijsten over die periode na te lopen; aldus mr. R.W. Asser. Een opmerking waarmee hij de zogenaamde zeer intensieve zoektochten van Donner en de Wijkerslooth in de archieven van het OM eveneens naar het land der fabelen verwees.


Majesteit

Met uw welnemen te uwer informatie nog het volgende.

Nadat mij bleek uit hun juridisch onvolwaardige motiveringen, dat de Wijkerslooth en Donner bezig waren hun juridisch-politieke verantwoordelijkheid te ontlopen, heb ik hen laten weten dat dit door mij tijdig werd onderkend. Ik heb hen daarom dringend verzocht, voorzover nodig daartoe gesommeerd op straffe van rechtsgevolgen mijnerzijds, dat zij zich ambtshalve alsnog naar het wettelijk vereiste niveau zouden begeven. Voorts heb ik hen laten weten dat ik naar rust en vrede streefde (hetgeen nog steeds het geval) en derhalve bereid was middels een Akte van Dading de grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse rechtsgeschiedenis in den minne definitief uit de wereld te helpen.

Kennelijk uit pure hoogmoedswaanzin werd daarop in het geheel niet gereageerd. Zij gaan er vanuit dat zij gelet op hun ten onrechte verworven maatschappelijke positie, gebrek aan politieke en journalistieke controle en de zeer ernstige leemtes in de Formele Wet zij vrijwel beschikken over absolute macht, waarbij zij nimmer ter verantwoording kunnen worden geroepen. Zij zijn daar zo zeker van, dat zij het zelfs aandurven zich als topjuristen voor een ieder waarneembaar met motiveringen te komen op juridisch vrijwel ongeschoold niveau. De door mij als voorbeeld aangehaalde zinsnede van hen is daarvan het wettig overtuigend bewijs, waarvan akte!

Ondanks dat zij wisten dat hun arglistig bedrog door mij werd gesignaleerd gingen zij gewoon door met hun misdadig voornemen het wettig overtuigend bewijs te verduisteren. Ik heb vervolgens aan Donner een ultimatum gesteld om met mij tot zaken te komen. Indien niet het geval, dan kon hij mij binnen de termijn van het ultimatum kenbaar maken of hij publicaties over zijn ambtshalve ernstig falen bij kortgeding wenste tegen te houden. In dat geval zou ik al mijn activiteiten terzake opschorten in afwachting van de uitspraak van het kortgeding.

Ik heb gemeend hem die gelegenheid te moeten bieden, gelet op de ernst en de aard van de publicaties die hem ongetwijfeld onherstelbaar beschadigen, hem nu al hebben gediffameerd tot aangeschoten wild. Het spreekt vanzelf dat ik mij aan de uitspraak van de President van de Rechtbank zou hebben gehouden indien mij zelfs zonder dwangsom op verzoek van Donner een publicatieverbod zou zijn opgelegd. Noch Donner, noch de Wijkerslooth echter durven als topjuristen het aan met mij als dakloze juridische leek onder de ogen van de rechter de juridische degens te kruisen, zonder dat er straffeloos meineed kan worden gepleegd. Dat nu zegt toch wel meer dan voldoende over genoemde individuen op zich.

Zij vrezen hun eigen geweten voorzover nog aanwezig, zodanig dat zij zelfs niet in staat zijn verweer te voeren tegen de zeer ernstige beschuldigingen die ik publiekelijk ten laste van hen heb geuit; en waar ik nog steeds voor de volle 100 procent achtersta, onder aanbieding van een vloedgolf van wettig overtuigend bewijs. Het zou meer dan van den zotte zijn indien niet het geval. Ieder weldenkend mens zal het duidelijk zijn dat deze lieden bij volstrekt gebrek aan integerheid zichzelf in een zodanige deplorabele positie hebben gemanoeuvreerd, dat zij volstrekt ongeschikt zijn gebleken om als Procureur-generaal of Minister van Justie te kunnen functioneren. Dat zij zelf anders pretenderen, doet aan die feitelijke omstandigheid niets af.

Beiden vormen gelet op hun malafide activiteiten, waarbij het hen ten onrechte toevertrouwde ambt wordt misbruikt ter bevrediging van hun strikt primitieve gevoelens, een ernstig gevaar voor de rechtszekerheid van alle ingezetenen op Nederlands grondgebied. Beiden hebben zich ondanks hun ambtseden geassosieerd met minderwaardige onwettige praktijken die zij juist blijkens hun ambseden en wettelijk taak ex art. 4 Ro te vuur en te zwaard behoren te bestrijden. Beiden heb ik eveneens zowel in persoon als hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de veroorzaakte schade met hun gehele persoonlijk vermogen, waarvan akte!


Majesteit

Uiteraard begrijpen de Wijkerslooth en Donner dat zij hun langste tijd in functie hebben gehad op het moment dat aan hun subsociaal onwettig ambtshalve functioneren, waaraan kleeft een ernstig criminele sfeer, te veel ruchtbaarheid wordt gegeven, vandaar dat Donner bij de Nationale Ombudsman een smaadschrift heeft overlegd, met als geen ander doel dan mij te demoniseren als zijnde een querulant van de bovenste plank. Voorts hebben genoemde individuen het gewaagd middels misbruik van het aan hen toevertrouwde ambt mij tot twee keer toe de Criminele Inlichtingen Dienst op de nek te sturen. Dit terwijl ik geen enkele wet heb overtreden zelfs ordeverstoring mij niet aangewreven kan worden en de kantonrechter formeel heeft uitgesproken dat mij als werkgever in het geheel niets kan worden verweten, daar ik als zondanig volkomen juist heb gefunctioneerd.

Anders gezegd, in tegenstelling tot de Wijkerslooth en Donner waarover het Gerechthof nog in strafrechtelijke zin heeft te beslissen, kan ik niet worden aangemerkt als zijnde verdachte in de zin van art. 27 Sv. Nog anders gezegd, het inschakelen van de Criminele Inlichtingen Dienst heeft geen enkele wettelijke basis. Het dient slechts ter intimidatie en waar dat uiteindelijk bij gebrek aan juridische en politieke controle toe kan leiden, dat behoef ik U Majesteit niet nader uit te leggen. Als dit zo doorgaat verschijnen binnenkort bij U eveneens dwaze moeders op de stoep.

Ook wat dat betreft lijkt het mij juist dat u met Donner eens een hartig woordje spreekt. Het spreekt vanzelf Majesteit, dat ik bereid ben, gelet op de ernst van de situatie, U persoonlijk te informeren met overlegging van het wettig overtuigend bewijs tot in de kleinste details. Uiteraard voorzover u dat wenselijk acht.

Vertrouwende op spoedig tegenbericht uwerzijds, waaruit mij blijkt, dat U als Staatshoofd wenst dat de functie van Procureur-generaal en Minister van Justitie uitsluitend met geloofwaardigheid, waardigheid, volstrekte integerheid en op het wettelijk vereiste juridisch niveau wordt bekleed, U daartoe uw invloed als Staatshoofd binnen het Kader van de Formele Wet in het belang van de Rechtszekerheid van alle ingezetenen op Nederlands grondgebied heeft aangewend.

Vertrouwende op spoedig tegenbericht Uwerzijds terzake,

met de U toekomende eerbied en Hoogachting,

K.H. de Werd
Postbus: 36157
1020 MD Amsterdam E-mail: freespirit01@planet.nl Website: http://www.sdnl.nl/de-werd/



cc.

  • Regering en Parlement der Staat der Nederlanden
  • de Vaste Kamer Commissie van Justitie
  • SDN (Sociale Databank Nederland)