Grootste juridsche zwendelaffaire escaleert opnieuw

Wraking van de rechtbank of gijzeling wegens het weigeren om een parkeerboete te betalen
De afgesproken brief van Karel de Werd aan Wouter Bos in afwachting van diens antwoord


Homepage Karel de Werd <=======> Wraking van het Hof Den Haag

Het beschamende gedrag van Wouter Bos als
falende volksvertegenwoordiger van de PvdA




Aan de fractievoorzitter van de PvdA: Wouter Bos,


Betreft: Conflict de Werd tegen de Staat der Nederlanden


Amsterdam d.d. 01/08/2004,

Geachte heer Bos,

Zoals mijnerzijds op uw verzoek toegezegd is in Café het Sluisje op zondag 25 juli 2004, omstreeks 16.45, treft u thans mijn brief aan, die u mij hebt gevraagd over mijn conflict met de Staat der Nederlanden, zodat deze brief uwerzijds zal worden beantwoord zoals tussen ons overeengekomen.

U hebt mij daarbij verzocht geen nazi-emblemen te gebruiken, hetgeen ik u heb toegezegd. Dit ondanks het feit dat het Openbaar Ministerie middels haar ambtshalve decadent functioneren en onder de juridisch-politieke verantwoordelijkheid van de Wijkerslooth en Donner, goeddeels voldoet aan de normen en waarden die daaraan zijn verbonden. Dat moge ondermeer blijken uit het feit dat ik ruim tien jaar met het OM heb moeten twisten over het plegen en laten plegen van meineed. Dit ter aanranding van een behoorlijke procesgang c.q. mijn juridische belangen; en het volstrekt negeren van een zestal dwingende uitspraken van de Rechtbank, het Gerechtshof en de Hoge Raad. Daaronder zijn zelfs een drietal bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv op mijn klacht ex art. 12 Sv aan de Officier van Justitie tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict gegeven, waarvan akte!

Dit terwijl zelfs al uit het verkrijgen van één zo'n bevel onomwonden blijkt hoe decadent het OM terzake als wetshandhaver ex art. 4 Ro als gevolg van ambtelijke corruptie heeft gefunctioneerd. Het OM behoort namelijk als wetshandhaver in het geheel niet de stelling te betrekken, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang c.q. mijn juridische belangen het veelvuldig plegen van meineed, ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd. Immers, de rechter moet er op kunnen vertrouwen dat onder ede de waarheid en niets anders dan de gehele waarheid dient te worden gesproken. Indien niet het geval, dan is ons rechtssysteem failliet, omdat het spreken van de waarheid en niets anders dan de gehele waarheid, de hoofdpijler is waarop ons gehele rechtssysteem berust.

Derhalve is een deugdelijke rechtspleging vrijwel uitgesloten, indien ter zitting meineed wordt gepleegd. Daarom heeft het OM dan ook de bevoegdheid om de betrokkenen die zich daaraan bezondigen ter plekke in de rechtszaal te arresteren. "Hoe ernstig de gevolgen van meineed kunnen zijn, dat heb jij de Werd met je gezin helaas als geen ander moeten ervaren", aldus de Procureur-generaal mr. C.A.P.C. van Riel; en daarmee heeft hij niets teveel gezegd.

Ik heb daarover een boek geschreven van 380 blz. getiteld: "De Geheimen van Vrouwe Justitia" dat u op mijn homepage kunt aantreffen en op de CD-rom die ik u persoonlijk ter informatie heb gegeven. Ik zal u daarom in deze brief de gruwelijke details besparen, en volsta dan ook met u te laten weten, dat de gevolgen van het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de gerechtelijke bevelen van het Gerechtshof ex art. 12 i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict door het OM onacceptabel is.

De daaruit voortvloeiende gerechtelijke dwalingen zijn zo ernstig dat ik met mijn gezin tien jaar lang gegijzeld bleef in de vele meinedige procedures, waardoor de toekomst en het levensgeluk van mij en mijn gezin volledig werd verwoest. En wel zo ernstig dat mijn geliefde vrouw mij op haar sterfbed zei: "Ik mocht maar vijfendertig jaar leven, die toga-criminelen hebben met het laten plegen van meineed en het volstrekt negeren van de bevelen van het Gerechtshof, toch tien jaar van mijn leven en mijn gezin afgenomen.". Daarmee heeft zij niets teveel gezegd heer Bos en ik begrijp ook niet en wens ook niet te begrijpen, waaraan wij dat zouden hebben verdiend.

De Zittende Magistratuur heeft in dit conflict herhaalde malen via haar rechters en raadsheren gemotiveerd, dat de heer de Werd als werkgever in de bouw geen enkele wet heeft overtreden, en derhalve als zodanig volkomen juist heeft gefunctioneerd. Uiteraard zorgde ik er daarbij voor dat een uitstekend sociaal bedrijfsbeleid werd gevoerd. Ik hou er niet van om daarmede te pochen, maar enkele voorbeelden mag ik u ter overtuiging noemen. Toen één van mijn medewerkers zich bij mij meldde met de vraag of ik hem fl. 7000,- wilde lenen, omdat hij met zijn hele gezin naar Canada moest, omdat zijn vrouw aldaar een broer had in de terminale fase van zijn leven, heb ik dat met mijn vrouw overlegd, waarbij uit sociale overwegingen werd besloten om hem dat geld te schenken.

En het spreekt vanzelf, dat ik al mijn verplichtingen als bouwondernemer ten aanzien van de belastingen, de bedrijfsvereniging en mijn personeel en opdrachtgevers voor de volle 100%, en niets minder dan dat, ben nagekomen. Wat dat betreft heeft niemand van mij iets te vorderen, zelfs niet één cent. Ik voelde mij verantwoordelijk niet alleen voor mij personeel, maar ook voor hun gezinnen. Daarom liet ik snelheidsbegrenzers in mijn Volkswagenbussen plaatsen en deed ik taxigeld in het loonzakje, zodat zij na het jaarlijks kerstfeest van mijn bedrijf niet met alcohol achter het stuur behoefden plaats te nemen. En wat inspraak betreft, neemt u van mij aan heer Bos, dat hadden mijn timmerlieden al voordat de bonden dat woord hadden uitgevonden. Over alles kon worden meebeslist. Ik had slechts de beperkende voorwaarde, dat dit niet mocht lijden tot onnodige schade aan mijn bouwbedrijf; en dat lijkt mij toch 'n redelijke voorwaarde.

Hoe ernstig het plegen en laten plegen van meineed door het OM kan zijn, moge voorts blijken uit het feit dat n.a.v. een volstrekt rechtmatige dienstbeëindiging, ex art. 1639 nBw, een ondeugdelijk beslag op mijn bedrijfsgelden werd gelegd. Als gevolg van dit ongelimiteerde beslag op mijn bedrijfsgelden, zonder de wettelijk vereiste Van Waarden Verklaring ex art. 738 Rv, werd mijn bouwbedrijf opzettelijk ten gronde gericht. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden, te weten Hr 27 juni 1952 NJ 1952, 488 dient in het geheel geen beslag te worden gelegd en/of geprocedeerd n.a.v. een dienstbeëindiging ex atr. 1639 nBw.

En ondanks dat hebben er 22 rechtsgedingen plaatsgevonden zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk, waarbij door de jaren heen een zestigtal rechters en raadsheren zich langdurig ter beoordeling over de zaak hebben gebogen. Daarbij zijn herhaalde malen marathonzittingen gehouden, van 's ochtends vroeg tot in de avond. Dit terwijl mij als werkgever in de bouw in het geheel niets viel te verwijten, omdat ik als zodanig geen enkele wet heb overtreden, en al zodanig volkomen juist heb gefunctioneerd. Dit werd herhaalde malen door de rechters en raadsheren gemotiveerd; waarvan akte!

Ondanks dat zal er "in mijn zaak nimmer recht kunnen worden gesproken". Hoofdgriffier mevr. Mr. van den Hoek bij het Gerechtshof Ressort Amsterdam heeft mij dat telefonisch kenbaar gemaakt, zoals u zelf op mijn homepage kunt horen en op de CD-rom die ik u heb doen toekomen kunt beluisteren en lezen. Zij noemde dat: "in en in triest". En dat is het ook heer Bos, niet alleen voor mij en mijn gezin, maar ook voor het welzijn en de gehele Nederlandse samenleving tot ver in de volgende generaties en voor het aanzien van de rechtspleging en het vertrouwen dat de burgers daarin zouden moeten kunnen stellen. Dit, omdat nooit eerder in de Nederlandse rechtsgeschiedenis Vrouwe Justitia zo openlijk en grof werd verkracht, juist door diegenen die ambtshalve worden geacht haar te beschermen en te koesteren.

Daarbij hebben Donner en de Wijkerslooth in samenspanning (ex art. 80 Sr en onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr) zelfs verwoede pogingen ondernomen, tot het verduisteren van al het wettig overtuigend bewijs terzake, hetgeen hen uiteindelijk niet is gelukt anders dan door eigen toedoen. Te weten: mijn persoonlijk ingrijpen als benadeelde, ervarings- en motiveringsdeskundige. Na een vergeefs beroep op verjaring poogden zij ook nog op schaamteloze wijze mij als benadeelde de schuld er van in de schoenen te schuiven, dat de officier van Justitie meerdere bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict heeft verduisterd. Iets wat strikt juridisch helemaal niet kan. Ik kom daar zo met uw welnemen nog op terug.

Voor de werkelijke reden waarom het OM botweg weigerde, om het delict meineed te vervolgen en daarin zo ernstig volhardde (nota bene als wetshandhaver ex art. 4 Ro) dat daartoe zelfs meerdere bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict door de Officier van Justitie volstrekt werden genegeerd. laten wij de betreffende officier van Justitie, mr. R.W. Asser, zelf aan het woord, overeenkomstig zijn schrijven aan de Procureur-generaal n.a.v. mijn eerste beklag ex art. 12 Sv. Ik citeer: "De zeer gedetailleerde aangifte van de heer de Werd wegens meineed is zinvol geweest in die zin, dat hij daarmede de volledige waarheid aan het licht heeft gebracht".

"Er is door verschillende personen meineed gepleegd, dat is zelfs bij het OM inmiddels in ruime kring bekend. Echter, bij het vervolgen van meinedige verdachten sluit ik niet uit, dat er verzachtende omstandigheden aanwezig blijken te zijn die in omgekeerde zin ten laste komen van uw Gerechtshof. Ik betreur het met de Werd, dat het Hof terzake heeft gefunctioneerd op een wijze, zoals men dat niet zou mogen verwachten. Bij het strafrechtelijk vervolgen van meinedige verdachten kunnen er zaken in het daglicht treden, die het vertrouwen dat de burger in de rechtspleging moet kunnen stellen ernstig doet schaden. Derhalve vereist het algemeen belang geen vervolging, het zou zelfs het algemeen belang kunnen schaden." Einde citaat.

"Ik meen", aldus genoemde Officier van Justitie, "dat het hierbij niet zal moeten blijven. Het Hof heeft de niet benijdenswaardige taak om in een persoonlijk confronterend gesprek, aan de Werd uit te leggen, waarom het heeft gefunctioneerd op een wijze zoals het geval is gebleken. Misschien dat de Werd daar nog enige genoegdoening in zou kunnen vinden. Dat hem ernstig onrecht werd aangedaan, staat buiten iedere kijf", aldus genoemde Officier van Justitie.

Hierbij zij ter uwer informatie vermeld heer Bos, dat zowel de Officier van Justitie als de Procureur-generaal mr. C.A.P.C. van Riel als hoogste autoriteit van het OM bij het Gerechtshof, mij zowel mondeling als schriftelijk, privé en in het openbaar hun oprechte excuses hebben aangeboden voor de gehele gang van zaken. Daarbij liet genoemde procureur-generaal in een bomvolle zittingzaal bij het Hof weten: "Ik heb de Werd onrecht aangedaan, wat zeg ik, ontstellend veel onrecht aangedaan, door in mijn bevooroordeeldheid, hem in eerste instantie niet willen geloven. Ik dacht waar die man mee aankomt, dat bestaat niet in Nederland. Misschien in het buitenland, maar zeker niet hier. Totdat ik het procesdossier bestudeerde en toen bleek mij gaandeweg, die man heeft volstrekt gelijk, hij werd aan alle kanten pootje gelicht. Er werd zo veelvuldig meineed gepleegd, dat als ik met het procesdossier schud, dan rollen de valse verklaringen eruit".

De Werd was hierdoor ernstig benadeeld, omdat daarmede het wezen van onze rechtspraak werd aangetast. De Procureur-generaal eiste vervolgens een halfjaar onvoorwaardelijke gevangenis straf tegen de meinedige getuige Bargerbos en liet ter zitting een tweede meinedige getuigen arresteren en overbrengen naar het cellencomplex van het politiebureau Lijnbaansgracht. Tegen een derde meinedige getuigen vroeg hij akte van meineed op te maken en de vierde dreigde hij met gijzeling, indien hij niet heel snel zich tot de waarheid zou beperken. De verdachten die werden vertegenwoordigd door drie commerciële advocaten, die de stelling betrokken en ik citeer: "mijn cliënt heeft geen meineed gepleegd, doch onder ede slechts met de waarheid gespeeld." raakten in paniek door het kortstondig optreden van mr. van Riel tegen meineed. Vandaar dat zij kwamen met argumenten als halve waarheden zijn geen leugens en er is geen meineed gepleegd, doch onder ede slechts met de waarheid gespeeld! Het is ongelofelijk waar advocaten toe in staat zijn als het om geld gaat!

Er werd zo openlijk en grof ter aanranding van een behoorlijke procesgang meineed gepleegd, dat de politiefunctionarissen de heren Oud en Keesman hierover van hun commissaris uit ergernis daarover toestemming kregen om voor het actualiteiten programma Tros Aktua TV te verklaren, dat zij de affaire diepgaand hadden uitgezocht en dat hen daarbij was gebleken, dat er veelvuldig meineed werd gepleegd. Één van de meinedige verdachten heeft daarover dan ook een bekentenis bij hen afgelegd, hetgeen werd verankerd in hun ambtsedig proces-verbaal van getuigenverhoor. Voorts verklaarden beide rechercheurs in de krant, dat er zo openlijk en grof meineed werd gepleegd, dat alle aanwezigen in de zittingzaal dat niet zou kunnen zijn ontgaan. En zeker niet mr. Rood, hij is toch niet de eerste de beste, aldus genoemde rechercheurs.

Ik zelf heb mij steeds weer opnieuw tijdens de getuigenverhoren tegen het plegen en laten plegen van meineed heftig verzet, waardoor ik herhaalde malen werd gesommeerd de zittingzaal te verlaten, op straffe van misbruik van de Gewapende Macht, omdat men de meinedige verklaringen ongestoord wenste op te nemen. Ik herinner mij nog, dat ik onder zittingstafel van het Hof ben gedoken en tussen de benen van de raadsheren ben doorgekropen, zodat ik de stekker uit de schrijfmachine van de griffier kon trekken. Nadat ik achteruit op mijn knieën terug gekropen was, zei ik overeind komend tegen de verbouwereerde raadsheren: "Zo nu is het genoeg geweest, hier worden dus geen meinedige verklaringen meer opgenomen, waarvan akte!"

Vervolgens werd hij, mr. L.M.M.W. Drabbe, door het Hof benoemd tot rechter-commissaris voor het doen horen van de resterende getuigen. Genoemd individu is gepromoveerd op lust en onlustgevoelens, waarbij hij tot de eindconclusie kwam, dat opgewekte onlustgevoelens dienden te worden gecompenseerd. En juist deze man wist mijn onlustgevoelens via zijn ambtelijke ernstig falen op te wekken als geen ander. Vandaar dat ik besloot hem eens na te trekken. Hij bleek in 40/45 tijdens de jacht op de joodse gemeenschap in dienst van Hitler te zijn geweest. Hij toonde voorts in de zittingszaal duidelijk symptomen van handelen en nalaten als gevolg van een ziekte en wel in die mate, dat ik tegen mijn vrouw zei: ik weet niet wat het is, maar er klopt iets niet bij die man.

Wat er met hem aan de hand bleek te zijn, werd mij en mijn vrouw bij toeval duidelijk, toen zij zich in de wachtkamer van het VU-ziekenhuis bevond. Daar aanwezig zag zij de raadsheer mr. L.W.M.M. Drabbe. Hij moet een lieve vrouw hebben aldus mijn vrouw. Hij zit erbij als een zielig vogeltje, zij streelt hem voortdurend over het hoofd om hem te troosten. Heer Bos, deze raadsheer begaf zich tussen de bestralingen door naar het Gerechtshof om daar herhaalde malen de openbaarheid, die op straffe van nietigheid der procedure in acht dient te worden genomen, op uiterst grove wijze te schenden en de meinedige verklaringen formeel te laten opnemen. Daarbij kreeg hij als gevolg van mijn heftige protesten tegen dit mindersociaal onwettig gedrag, zo ernstige woedeaanvallen dat hij paars aanliep, waarvan mijn vrouw zo schrok, dat zij mij bijna smekend verzocht: verlaat zo snel mogelijk deze zittingzaal man, straks stikt hij nog en dan geven ze jou daarvan de schuld.

Korte tijd later heer Bos moest Drabbe worden vervangen, omdat hij naar de eeuwige jachtvelden was vertrokken. Mij daarbij achterlatend met zijn rotzooi, te weten de vele meinedige verklaringen die hij ondanks mijn felle protesten daartegen heeft laten opnemen, dit onder voortdurende dreiging van de Gewapende Macht in de procesverbalen van getuigenverhoor. Uit het voorgaande moge blijken de dringende noodzaak dat er wetgeving komt, die er voor zorgt dat leden bij de Rechtelijke Macht vanaf een bepaalde leeftijd, b.v. zestig jaar, jaarlijks worden gecheckt op lichamelijk en geestelijk welzijn. Ik heb zowel bij zittende als Staande Magistratuur, herhaalde malen gevallen van onbekwaamheid aangetroffen, waarbij symptomen van Alzheimer zich openbaarden en evident daaraan hun ambtelijk functioneren ver beneden het wettelijk vereiste niveau.

Ik begaf mij nadat hij mij had gesommeerd de zittingzaal te verlaten naar de telefoon in het Gerechtshof en belde de Officier van Justitie mr. R.W. Asser, met de vraag of hij niet onmiddellijk kon ingrijpen, omdat er met medeweten van genoemde raadsheer meinedige verklaringen formeel werden opgenomen. Mr. Asser was stomverbaasd. Hij zei, "Wat zegt u daar? Met medeweten van de rechter-commissaris?" Ik bevestigde hem dat met de mededeling: "Ik vraag u niet voor niets als wetshandhaver, onmiddellijk in te grijpen". Mr. Asser zei geen tijd te hebben, omdat hij binnen tien minuten een zitting had. Aldus begaf ik mij naar de Procureur-generaal mr. A.N.A. Josephus Jitta met de mededeling: "Hier enkele meters van uw kantoor vandaan worden met medeweten van raadsheer Drabbe en zijn toedoen bewust meinedige verklaringen formeel opgenomen. Ik wens dat u daar onmiddellijk iets tegen onderneemt."

Mr. Jitta liet mij daarop weten: Dat in 70% van alle zittingen meineed wordt gepleegd. Op mijn vraag: "Waarom doet u daar dan niets tegen, dat is immers toch uw wettelijke taak als wetshandhaver?". Hij liet mij weten: "Meineed is een opzet delict, dus ik moet in dat geval niet alleen bewijzen dat onwaarheid werd gesproken, doch tevens dat dit opzettelijk is gebeurd, daar ligt de moeilijkheid."

Ik liet hem daarop weten, dat ik hem op een presenteerblad het wettig overtuigend bewijs zou kunnen leveren dat in mijn zaak door verschillende personen ongelimiteerd meineed werd gepleegd. "U meent dat te kunnen?" , aldus mr. Jitta tot mij. "Jazeker, reken maar, dat is geen enkel probleem". Mr. Jitta liet mij daarop weten, wanneer dat het geval is, dan kan ik u zeggen: "Ik houd uw zaak zeer scherp in de gaten. Ook indien u mij niet in de zittingzaal ziet. Trekt u dan vooral niet de conclusie daaruit, dat ik uw zaak niet scherp in de gaten houd. Integendeel, ik zit daar boven op.!"

Heer Bos, prachtige beloftes van de Procureur-generaal, alleen nadat ik hem inderdaad het wettig overtuigend bewijs had geleverd, dat in mijn zaak ongelimiteerd meineed werd gepleegd, heb ik van Jitta nooit meer wat gehoord. Tot enkele jaren geleden, waarbij ik hem sprak in de rechtbank. Hij verbaasde zich erover dat mijn zaak nog steeds gaande was. Voorts weigerde de Officier van Justitie genoemd delict strafrechtelijk te vervolgen, (waarop de Formele wetgever ter bescherming van de Nederlandse rechtsorde blijkens art. 207 lid 1 en 2 Sr een strafsanctie heeft gesteld van zes tot negen jaren gevangenis, omdat met het plegen daarvan de kans op deugdelijk rechtspraak vrijwel wordt uitgesloten). Ik wil daarover het volgende toelichten.

De taak van het OM, zo staat het expliciet in art. 4 Ro beschreven, is het handhaven van de Wet en het vervolgen van strafbare feiten. Hieruit volgt, dat het OM in beginsel verplicht is om strafbare feiten die haar te kennis worden gebracht strafrechtelijk te vervolgen. Ik noem u twee uitzonderingen die overigens terzake niet van toepassing zijn. Te weten: het Processueel Sepot en het beleidssepot van het OM.

Om met het eerste te beginnen, dat is een sepot op grond van het strafrechtelijk en bewijsrechtelijk waarderingsoordeel van de Officier van Justitie over de uitkomt van het voorbereidend onderzoek en/of hetgeen hem ter kennis werd gebracht. Dat wil zeggen, dat er naar de menig van de Officier van Justitie juridisch of technisch weinig of geen wettig overtuigend bewijs aanwezig is, om met succes een dagvaarding uit te brengen.

Daar is in mijn zaak geen sprake van, zoals u inmiddels ongetwijfeld hebt begrepen. Immers, de Officier van Justitie heeft formeel kenbaar gemaakt, dat mijn zeer gedetailleerde aangifte van meineed zinvol is gebleken, omdat ik daarmee de volledige waarheid aan het licht wist te brengen. Te weten: dat ter aanranding van een behoorlijke procesgang, c.q. mijn juridische belangen er ongelimiteerd meineed werd gepleegd, hetgeen zelfs bij het OM in ruime kring bekend was, aldus genoemde Officier van Justitie. mr. R.W. Asser. Daaruit volgt dat er van een processueel Sepot strikt juridisch geen sprake kan zijn.

Resteert nog de vraag of er dan van een Beleidssepot sprake zou kunnen zijn; d.w.z. een seponering op gronden aan het Algemeen Belang ontleend. Anders gezegd, een afzien van strafrechtelijke vervolging of verdere vervolging op grond van opportuniteit, van een bewijsbaar strafbaar feit en een deswege strafbare dader. Met name genoemde Officier van Justitie beroept zich daarop en m.i. geheel ten onrechte. Ik wil u dat eveneens als volgt toelichten.

Aan de orde is de vraag, wat dient men te verstaan onder het algemeen belang? Het lijkt mij in ieder geval niet dat ter aanranding van een behoorlijke procesgang veelvuldig meineed moet kunnen worden gepleegd. Immers, dat brengt juist het algemeen belang (te weten de rechtszekerheid van de burger) ernstig in gevaar, omdat het spreken van de waarheid en niets anders dan dat onder ede de hoofdpijler is, waarop ons rechtssysteem berust. Anders gezegd, op het moment dat men om welke reden ook zou toestaan dat meineed straffeloos kan worden gepleegd, zoals terzake het geval, dan is onze democratisch rechtstaat voor zover nog aanwezig, failliet. Waarvan akte!

Dat het algemeen belang, het strafrechtelijk vervolgen van meineed ongewenst maakt, indien deze strafrechtelijke vervolging een zodanig onevenredig accent in de media krijgt, dat het daaruit voortvloeiende wantrouwen bij de burgers afbreuk doet aan het vertrouwen in een behoorlijke rechtspleging. Dat daarom een strafrechtelijke vervolging achterwege dient te blijven, is 'n argument van de Officier van Justitie dat ik niet kan delen, juist niet omdat het straffeloos laten plegen van meineed ongekende schade kan toebrengen aan het vertrouwen dat de burger in de rechtspleging behoort te kunnen hebben tot ver in de volgende generaties. Dit omdat met het plegen van meineed de kans op deugdelijke rechtspraak vrijwel nihil moet worden geacht, hetgeen de praktijk ook heeft uitgewezen. De kans op deugdelijke rechtspraak, is in dat geval volstrekt nihil!

Blijft het OM echter wat dat betreft bij haar standpunt dat (in strijd is met de Formele Wet) straffeloos meineed moet kunnen worden gepleegd, zoals terzake het geval, dan ligt het toch naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor de hand dat in dat geval de benadeelde van het strafbare feit, wordt gecompenseerd. Immers, ik behoef toch niet als individueel burger het algemeen belang zoals het OM dat voor ogen staat te financieren? Het is toch niet mijn taak, doch de kerntaak van het Openbaar Ministerie om strafbare feiten strafrechtelijk te vervolgen? Dat staat expliciet zo beschreven in art. 4 Ro. Daarbij komt nog dat het seponeringsbeleid van het OM onder controle staat van het Gerechtshof en van het parlement. In die zin, dat een éénmaal gegeven bevel van het Gerechtshof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van een delict, zonder enige vorm van obstructie van welk een aard dan ook ten spoedigste (d.w.z. binnen enkele weken) dient te worden opgevolgd, ongeacht hoe de Officier van Justitie daar verder over denkt. Niet het OM, doch het Gerechtshof heeft uiteindelijk daarin formeel het laatste woord, waarvan akte!

In onze parlementaire democratie, voor zover nog aanwezig, is de controle op het bestuursbeleid van het OM, c.q. op het opportuniteitsbeginsel van het OM, eveneens toevertrouwd aan de volksvertegenwoordiging. Dus ook aan u heer Bos, hetgeen u ondermeer moge blijken uit de inhoudelijke strekking van art. 4 en 5 Ro. Vandaar dat ik tot op heden helaas vergeefs de Tweede Kamer heb verzocht vragen over deze grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse rechtsgeschiedenis aan de Minister van Justitie te stellen. Immers: gelet op zijn ministeriéle verantwoordelijkheid is hij politiek verantwoordelijk voor het strafrechtelijk vervolgingsbeleid van het OM en is het juist de taak van de Tweede Kamer om hem daarop te controleren. Indien niet het geval, dan zou die ministeriële verantwoordelijkheid zich slechts beperken tot datgene wat de minister zelf daar onder verstaat; hetgeen absolute macht impliceert, met alle gevaren die daaraan kleven.

Tot drie keer toe, nota bene in één en dezelfde zaak, heeft de Officier van Justitie op mijn klacht als juridische leek, ex art. 12 Sv het bevel ex art. 12i Sv van het gerechtshof bekomen. Dit is te zot voor woorden en ronduit bizar. Immers, zelfs uit het verkrijgen van één zo'n bevel blijkt al onomwonden, hoe decadent het OM als gevolg van ambtelijke corruptie als wetshandhaver heeft gefunctioneerd. Zo ernstig zelfs, dat ik als bouwvakker het OM, drie bevelen ex art. 12i Sv moest bezorgen.

Ik verzeker u heer Bos, dat heeft zich nimmer in de Nederlandse rechtsgeschiedenis ooit voorgedaan. De kans dat een advocaat met succes een art. 12 Sv zou kunnen voeren bedraagt statistisch ongeveer slechts 1% . Mijn laatste pleidooi bij het Hof om de Officier van Justitie om het derde bevel zodoende te bezorgen duurde ruim twee uur. Waarbij ik inging op de zeer ernstige gevolgen voor het welzijn van de hele Nederlandse samenleving indien zou worden toegestaan, dat om welke reden dan ook, straffeloos meineed moet kunnen worden gepleegd. In dat geval komt ons gehele rechtstelsel op losse schroeven te staan, met alle gevaren van dien voor de huidige en toekomstige generaties, inclusief die van uw eigen kinderen, aldus betoogde ik ten overstaan van genoemd Hof.

Het was de Procureur-generaal mr. C.A.P.C. van Riel die mij noodzaakte tot dit betoog, omdat hij tot mijn verbijstering en tot verbijstering van het Gerechtshof zelfs na eerdere bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed als hoogste gezagdrager van het OM bij dat Hof, voor opheffing van onze democratisch rechtsstaat (voorzover nog aanwezig) stond te pleiten, ter voorkoming dat wederom een bevel zou worden gegeven aan de Officier van Justitie tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict. En wel als volgt: ( zie bijlage op blz 8 ) en ik citeer: "Welnu met betrekking tot de heer de Lange en van Ede afgelegde verklaringen, ter terechtzitting van Uw Hof, ben ik er enerzijds volstrekt van overtuigd dat die meinedig zijn. En wel om dezelfde renden waarom ik meen dat ook Bargerbos meineed pleegde." Einde citaat.

Uit dit citaat moge u blijken heer Bos dat genoemde Procureur-generaal evenals de Officier van Justitie er geen enkele twijfel over heeft dat drie verschillende personen meineed hebben gepleegd. Hij laat zelfs weten daarvan volstrekt overtuigd te zijn. Het betreft hier dezelfde Procureur-generaal die mij publiekelijk in een bomvolle zittingzaal zijn excuus heeft aangeboden, omdat hij volgens zijn eigen zeggen mij onrecht, ja zelfs ontstellend veel onrecht had aangedaan. Daarbij liet hij weten: "Er is zo veelvuldig meineed gepleegd, dat als ik met het procesdossier schud, dan rollen de valse verklaringen er uit."

Dezelfde man die mij liet weten: "De Werd jij weet als geen ander hoe ernstig de gevolgen van meineed kunnen zijn, dat heb jij helaas met je gezin aan den lijve moeten ervaren". En deze man, heer Bos, komt ondanks het feit, zoals u in de bijlage kunt zien, tot de eindconclusie, dat de meinedige verdachten niet strafrechtelijk dienen te worden vervolgd. Zoals u ziet levert hij evenals de Officier van Justitie zeer zware kritiek op de wijze waarop de Zittende Magistratuur terzake heeft gefunctioneerd.

Het zal duidelijk zijn heer Bos, dat ook hierop wederom een (het derde) bevel ex art. 12i Sv door het Gerechtshof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de Officier van Justitie werd gegeven , maar ook dat bevel vond ten spoedigste onderdak in de prullenbak van de Officier van Justitie, waarvan akte!

Zoals u ziet op de door mij ingevoegde bijlage, staat er links boven het midden een aantekening van de Procureur-generaal omcirkeld met de tekst: "toen niet veroordeeld nu ook niet!" Dat heeft betrekking op de zware kritiek die door hem wordt geuit op het functioneren van de Zittende Magistratuur terzake, die u naast die cirkel in deze bijlage aantreft. De Officier van Justitie heeft eveneens zeer zware kritiek geuit over de wijze waarop de Zittende Magistratuur terzake meende te kunnen functioneren.

Ik laat nu al vast weten dat ik op grond van mijn eigen ervaringen die kritiek deel en ik kom daar straks nog met op terug. Dit omdat het College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie op gespannen voet met de feitelijke waarheid wensen vol te houden, alsof het eerste bevel wel door het OM wel werd opgevolgd. Het betreft hier kritiek op het functioneren van Eveline van Schaardenburg als voorzitter van de Meervoudige Strafkamer en voorzitter van het College Wederven van het Strafhof.

Het behoeft geen nadere toelichting dat deze procureur-generaal, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken, ambtshalve ter aanranding van de Nederlandse rechtsorde functioneerde ver onder het wettelijk vereiste niveau. Te weten op het niveau, waarop de Formele wetgever blijkens de inhoudelijke strekking van art. 11 lid c juncto 12 Ro ter bescherming van deugdelijke rechtspleging het onmiddellijk oneervol ontslag bij de Rechtelijke Macht heeft gesteld. Met als eindresultaat, dat ik ruim tien jaar met het OM heb moeten twisten over het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de gerechtelijke bevelen van het Gerechtshof daartoe, zodat het levensgeluk en de toekomst van mij en mijn gezin volledig werd verwoest, dit terwijl iedere jurist te goeder trouw u zal kunnen bevestigen, dat over het plegen van meineed en het opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv te goeder trouw zelfs geen minuut behoort te worden gediscussieerd; waarvan akte!

Het OM behoort zelfs in het geheel niet formeel de stelling te betrekken als wetshandhaver ex art. 4 Ro, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesorde, ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr, niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd. Het is dan ook ronduit te zot voor woorden, dat de bevelen van het Gerechtshof terzake gegeven door het OM volstrekt worden genegeerd, waarvan akte!

Behoudens cassatie in het belang der wet (hetgeen hier niet van toepassing is) dienen genoemde bevelen ten spoedigste, d.w.z. binnen enkele weken, te worden opgevolgd. Anders gezegd, niemand heeft de formele bevoegdheid om deze bevelen die tijdens de uitspraak al in kracht van gewijsde treden, te ontkrachten, om welke redenen en/of op welke wijze dan ook. Nog anders gezegd, de mislukte pogingen van Donner en van De Wijkerslooth om mij er van de schuld in de schoenen te schuiven dat de Officier van Justitie meerdere bevelen van het gerechtshof heeft verduisterd heeft geen wettelijke basis (door deze in strijd met de formele wet te weten art. 246 Sv heimelijk te verjaring op te leggen), wist de Officier van Justitie als wetsdeskundige bij uitstek, dat hij daarmede ernstige ambtsmisdrijven ter aanranding van een behoorlijke procesgang c/q mijn juridische belangen pleegde, waarvan akte!

De vraag rijst, waarom het OM terzake zo ernstig faalde in de handhaving van haar wettelijke taak, zoals expliciet beschreven in art. 4 Ro, maar vooral daarin bleef volharden. Een belangrijk signaal wat dat betreft, kwam enkele jaren geleden vanuit het OM zelf en wel op het moment, dat de Procureur-generaal mr. Korvinus is afgetreden, omdat zij het niet langer aandurfde nog verantwoording te nemen voor de huidige gang van zaken bij het OM. "U moet mijn aftreden dan ook zien als een signaal naar de samenleving, hoewel ik bang ben, dat dit signaal niet zal worden gehoord", aldus genoemde magistrate in de media; met name in het Dagblad de Telegraaf.

Zij vreesde, dat na de laatste reorganisatieronde bij het OM, waarbij de beslissingsbevoegdheid over het strafrechtelijk vervolgingsbeleid werd gecentraliseerd van ruim vijfhonderd Officieren van Justitie tot slechts enkele, te weten de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal van het OM - lees de Gewapende Macht - wel eens in verkeerde handen zou kunnen vallen, indien deze enkelingen zich zouden inlaten met verkeerde vrienden. Bijvoorbeeld in de Tweede Kamer, waardoor zij zouden kunnen regelen dat zij beschikken over vrijwel absolute macht.

Welnu bij ontstellend gebrek aan journalistieke en politieke controle op het decadent functioneren van het OM is daar het zelfreinigend vermogen vrijwel nihil. Dit met als gevolg dat men niet in staat is al dan niet bewust gemaakte fouten, (maar dat laten we maar even in het midden) die formeel te erkennen en daaruit de enig juiste conclusie te trekken: dat die fouten dienen te worden hersteld.

Dit heeft als uiterst kwalijk rechtsgevolg dat de burger als benadeelde van die fouten, wordt geconfronteerd met een bovenpersoonlijk, meerkoppig, totaal gewetenloos juridisch monster. Daarvan is de psyche zo ernstig verwoest, dat het in beginsel als vast beleid hanteert, dat de benadeelde van de gemaakte fouten, maatschappelijk, financieel en psychisch ten gronde dient te worden gericht. Desnoods compleet met zijn/haar hele gezin, waartoe het ten onrechte aan hen toevertrouwde ambt, ernstig wordt misbruikt. Wat dat betreft heer Bos, voldoen de betrokken goeddeels aan de waarden en normen verbonden aan de door mij jegens hen gebruikte nazi-symbolen.

Ikzelf heb dat met mijn gezin helaas moeten ervaren. Het OM stelt zich zelf volkomen boven de Wet. Zonder enige schroom heeft het OM zes dwingende uitspraken van Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad volstrekt genegeerd, waaronder zelfs drie bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i strafvordering aan de Officier van Justitie gegeven op mijn klacht ex art. 12 Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict. Zodoende heeft het OM in deze affaire plaatsgenomen op de stoel van de Formele wetgever - dus ook uw stoel heer Bos - en die van de Zittende Magistratuur c.q. de weg naar de rechter afgesneden. Dit ter zekerheidstelling van mijn totale rechteloosheid als Nederlands staatsburger en dat terwijl wij hier ten lande toch hebben afgesproken, dat in conflictsituaties de rechter het laatste woord dient te hebben. Waarvan akte!

Na ruim tien jaar twisten met het OM over het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof, verarmde mijn gezin aanzienlijk, omdat ik mijn beroep als aannemer al die tijd niet heb kunnen uit oefenen. Ik bleef met mijn gezin gegijzeld in de vele meinedige procedures en de ernstige excessen daaruit voortvloeiende. Daarbij komt dat het conflict door het uitschakelen van de rechter via het plegen en laten plegen van meineed ook op straat werd uitgevochten, en zodanig escaleerde dat mij dat zeven maanden voorlopige hechtenis heeft opgeleverd. Wat dat betreft wil ik u verwijzen naar mijn boek getiteld de "Geheimen van Vrouwe Justitia" waarin het e.a. tot in detail staat beschreven.

Voor mijn gezin had ik nauwelijks nog tijd. Ik zat zo verstrikt in het bestrijden van het plegen en laten plegen van meineed en de art. 12 Sv procedures tegen de Staat der Nederlanden, dat ik daar vrijwel elke dag tot diep in de avond mee bezig was. Want in de avond moest ik mij voor mijn rechtenstudie begeven naar de Open Universiteit, omdat mij voortdurend op ondeugdelijke gronden rechtsbijstand werd geweigerd. Dit ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv.

Om het arglistig bedrog waarmee ik voortdurend werd geconfronteerd tijdig te kunnen blijven onderkennen en te beantwoorden resteerde mij niets anders dan een rechtenstudie te volgen. Van het levensgeluk van de familie de Werd bleef uiteindelijk vrijwel niets meer over. Mijn vrouw was bezig met de opvoeding van de kinderen, want voor dat alles bleef geen tijd meer over. Ik was dag en nacht bezig met het bestrijden van het plegen en laten plegen van meineed en het negeren van de bevelen van het Gerechtshof en de daaruit voortvloeiende zeer ernstige excessen. Zelfs tot op de dag van vandaag sta ik daarmee op en ga ermee naar bed. Toen ik u toevallig trof, zag u dat ik een wetboek bij mij had. Hieruit moge u wel blijken hoe misdadig het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof mij bezighoudt.

Uiteindelijk werd mijn geliefde vrouw zeer ernstig ziek en heb ik haar recht op een liefdevolle verpleging in de terminale fase van haar leven voorrang verleend boven alles. Donner schrijft hierover: "wat er toen gebeurd is weet ik niet precies maar de Werd heeft geruime tijd niets van zich laten horen".

Welnu ik had mijn rechtenstudie opgegeven en mijn Wetboeken ingeruild voor een cursus verpleging bij het Zilveren Kruis. Mijn geliefde vrouw die mij onder alle omstandigheden heeft gesteund in de meinedige procedures en tien jaar durende strijd tussen mij en het OM over het veelvuldig plegen en laten plegen van meineed en het volstrekt negeren van het de bevelen van het Gerechtshof, uit puur zelfbehoud, waarvan akte, definitief op te geven.

Mijn geliefde vrouw, wiens toekomst en levensgeluk eveneens door het OM werd verwoest, had als geen ander recht op een liefdevolle verpleging tot aan haar dood. Ik had besloten dat die niet mocht worden opgeofferd aan de ambtelijke corruptie bij het OM. Vandaar dat ik de Officier van Justitie in juli '88 heb laten weten dat ik mijn conflict met de bouwbonden en hem over het veelvuldig plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof, tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict als beëindigt beschouwde!

Na tien jaar bittere strijd heer Bos over het plegen en laten plegen van meineed en het volstrekt negeren van de bevelen van het Gerechtshof, had er formeel nog steeds nimmer een meineedprocedure plaatsgevonden, slechts één keer werd er op grond van het eerste bevel een dagvaarding uitgebracht, waarop ter ontkrachting een complete schijnvertoning werd opgevoerd, door Zittende en Staande Magistratuur, waarvan akte!

Donner en de Wijkerslooth zouden die brief misbruiken, door daaraan een eigen uitleg aan te geven. In die zin, dat ik geen belanghebbende meer zou zijn. Nergens in die brief staat dat geschreven. Ik heb besloten om mijn conflict met de Bouwbonden en het OM over het plegen en laten plegen van meineed na tien jaar bittere strijd daarover met het OM definitief te beëindigen onder druk van de omstandigheden. Mijn vrouw werd zeer ernstig ziek en het had geen enkele zin om civielrechtelijke procedures met de Bouwbonden voort te zetten ondanks dat deze al waren veroordeelt tot schadeplicht, omdat door hen ongelimiteerd van het OM als Wetshandhaver meineed mocht worden gepleegd.

Daarbij komt nog de mededeling van mevr. Mr. van den Hoek die mij dringend adviseerde mijn strijd te stoppen, c.q. mijn recht te laten voor wat het is. Dit omdat volgens haar als vriendin van de voorzitter van de Meervoudige Strafkamer, Eveline van Schaardenburg, die met haar als vriendin daarover had gesproken, er in mijn zaak nooit geen recht zou kunnen worden gesproken. Realiteitszin en de omstandigheden geboden mij dit uiteindelijk te aanvaarden. Na ruim tien jaar bittere twist met OM over het plegen en laten plegen van meineed en het volstrekt negeren van de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict. Uiteraard zwijgt het College Procureurs-generaal, Donner en Roel Fernhout als het graf over deze tien jaar durende strijd met het OM. Zij doen voorkomen alsof die er zelfs niet is geweest door dit volstrekt te negeren, ondanks dat ik hen daar tot in details en nadrukkelijk, over heb geïnformeerd.

Met het opgeven van mijn strijd met de Bouwbonden en de Officier van Justitie, liet ik de Officier via een telegram wel weten dat ik mijn klacht terzake meineed handhaafde; waarvan akte! Ik kon zodoende tijd vrijmaken voor de liefdevolle verpleging van mijn vrouw in de terminale fase van haar leven. Die eiste al mijn aandacht op tot aan haar dood, om vervolgens ten finale met de Staat der Nederlanden af te rekenen. Dit omdat ik de aan mij en mijn gezin toegebrachte schade nimmer heb kunnen verhalen, als gevolg van het feit dat het OM via ambtelijke corruptie in formeel de stelling heeft betrokken (en daarin is blijven volharden, ondanks de genoemde bevelen van het Gerechtshof en mijn heftige protesten daartegen als benadeelde daarvan) dat ter aanranding van een behoorlijke procesgang c.q. mijn juridische belangen, veelvuldig en straffeloos meineed diende te kunnen worden gepleegd.

Heer Bos ik heb dat als benadeelde natuurlijk bijgehouden; er werd in totaal 68 keer met instemming van het OM zoals uit de bijlage moge blijken, meineed gepleegd. Daarbij kan men zich afvragen wat ernstiger is, het plegen of het laten plegen van genoemd delict. Daarbij genomen de zeer zware kritiek van de Officier van Justitie en de Procureur-generaal op het functioneren van de Zittende Magistratuur die ik op grond van mijn persoonlijke ervaringen als volstrekt juist kan delen. Het zal u dan en elk ander zinnig mens met u, toch volstrekt duidelijk zijn, hoe kansloos Vrouwe Justitia in dit conflict is gebleken. De kans op rechtsspraak, of zelfs op iets wat daarop zou kunnen lijken, was zelfs bij benadering volstrekt nihil, waarvan akte!

Nadat mevr. mr. Kalsbeek als Staatssecretaris van Justitie mijn schadeclaim ter afhandeling had doorgezonden naar het College van Procureurs-generaal, ondernamen het College in samenspanning met de Minister van Justitie ex art. 80 Sr en onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr verwoede pogingen tot het verduisteren van al het wettig overtuigend bewijs terzake. Dat is hen uiteindelijk niet is gelukt anders dan door eigen toedoen, te weten door mijn persoonlijk ingrijpen als benadeelde ervarings- en motiveringsdeskundige. Zij deden dit door als topjuristen (en Roel Fernhout zelfs als juridisch hoogleraar) formele documenten die door mij in het geding waren gebracht bij de Nationale Ombudsman, onjuist te interpreteren en/of volstrekt te negeren, evenals grote delen van mijn zeer gedetailleerde pleitnotitie. Dit alles gepaarde gaande met arglistig bedrieglijk motivering op juridisch volstrekt onvolwaardig niveau, met als geen ander doel dan de rechtens toekomende schadeplicht van de Staat der Nederlanden terzake op onrechtmatige wijze te ontlopen. Dat levert op zich strikt juridisch eveneens een onrechtmatige overheidsdaad op in overtreffende trap, waarvan akte!

Heer Bos de stelling van de Werd luid: Motiveringscriminelen herkent men volstrekt feilloos, omdat in hun wijze van motiveren ook hun bekentenis ligt opgesloten.

Deze stelling functioneert volstrekt feilloos omdat hij is gebaseerd op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad waarin wordt bepaald, dat beroepshalve gemaakte fouten zwaarder wegen. Met name, omdat men in dat geval gelet op scholing en opgedane ervaring wordt geacht te weten waarmede men bezig is. Dit geldt natuurlijk voor topjuristen als Donner en de Wijkerslooth en zeker voor Roel Fernhout als juridisch hoogleraar in de functie van Nationale Ombudsman in overtreffende trap. Anders gezegd, genoemde topjuristen dienen te motiveren op een minimaal vereist juridisch niveau. Indien niet het geval, dan is er sprake van kwade trouw, danwel handelen en of nalaten anders dan uit hoofde van zieke of gebreken, zoals bedoeld in art. 11 lid c juncto 12 Ro.

Welnu, vele voorbeelden van hun liederlijk motiveringen zijn er te noemen, hetgeen mij hen deed vragen of zij tijdens hun motiveringen misschien een paar flessen whisky mandaat hadden gemaakt waarop met verontwaardiging - gespeelde verontwaardiging om wel te verstaan - door het College van Procureurs-generaal werd gereageerd. Maar wat dacht u van de hiernavolgende twee voorbeelden, uit de vele en ik citeer:

Niet uit te sluiten valt, dat de Werd ook schade zou hebben geleden indien de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed wel door de Officier van Justitie zouden zijn opgevolgd

Met deze zinsnede verraden zij zichzelf al, immers blijkens de inhoudelijke strekking daarvan tracht men zich al in te dekken voor het geval, dat zij er niet in zullen slagen wat dat betreft het wettig overtuigend bewijs terzake te verduisteren.
Heer Bos, om even in te gaan op deze juridische onzin. Natuurlijk heb ik schade geleden los van de vraag of de Officier van Justitie weigerde de Gerechtelijke Bevelen van het Gerechtshof op te volgen. Immers, het OM liet juist ter aanranding van een behoorlijke procesgang c.q. mijn juridisch belangen als wetshandhaver veelvuldig meineed plegen ter voorkoming dat ik de door mij geleden schade (voortvloeiende uit het ondeugdelijk beslag op mijn bedrijfsgelden) voor de rechter zou kunnen verhalen. Anders behoefde men ook niet de weg naar de rechter via het plegen en laten plegen van meineed volkomen af te sluiten, c.q. mijn totale rechteloosheid als Nederlands staatsburger zodoende zeker te stellen, waarvan akte!

Met het hiernavolgende voorbeeld, maakt men het wel bijzonder grof met geen ander doel dan het wettig overtuigend bewijs te verduisteren en ik citeer: "In de Archieven van het OM werd niets aangetroffen waaruit zou kunnen blijken, dat de bevelen van het Gerechtshof niet werden opgevolgd."

Roel Fernhout, bakte het als juridisch hoogleraar via de hiernavolgende variant daarop nog bonter en ik citeer: "In de archieven van het OM werd niets aangetroffen, waaruit iets zou kunnen blijken over het opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof aan de officier van Justitie tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed". Einde citaat.
Heer Bos ik verzeker u, tenzij er sprake is van juridisch zelfmoord, zoals bij het trio de Wijkerslooth, Donner en Fernhout blijkens voorgaande citaten het geval, zal geen enkele jurist het aandurven met dergelijke juridische onzin aan te komen. Dit is zo'n juridische kolder, dat indien een eerstejaars rechtenstudent daarmede bij mij aan zou komen ik hem/haar zou adviseren toch maar een andere studierichting te proberen. Ondanks dat had genoemd trio als topjuristen daar geen enkele moeit mee. Kennelijk er daarbij vanuit gaande dat hun pakkans gelet op het ontstellend gebrek aan journalistiek -politieke controle op hun ambtshalve functioneren en de ernstige leemtes in de Formele Wet vrijwel nihil zal zijn.

Indien men niets in archieven van het OM aantreft heer Bos, dan dient men daar te goeder trouw geen andere conclusie aan te verbinden, dan dat de bevelen van het Gerechtshof inderdaad niet werden opgevolgd. Indien wel het geval, dan zou men in de archieven van het OM de procesdossiers daarvan moeten terugvinden. In geen geval kan men te goeder trouw de conclusie trekken zoals genoemd trio dat heeft gedaan, dat uit de archieven van het OM niet is gebleken dat genoemde bevelen niet werden opgevolgd, want dat blijkt juist wel het geval. Immers, de procesdossiers waaruit zou blijken dat genoemde bevelen wel werden opgevolgd, ontbreken in het archief van het OM.

Wat dat betreft gaat ook Roel Fernhout als juridisch hoogleraar de mist in met zijn opvatting dat er in de archieven van het OM niets werd aangetroffen, waaruit iets zou kunnen worden opgemaakt. Immers, uit het voorgaande blijkt dat men altijd iets kan opmaken indien men niets in de archieven van het OM aantreft. Maar niet, dat de bevelen van het Gerechtshof werden opgevolgd. Genoemd trio begreep dat natuurlijk ook en gooide derhalve een tweede anker uit, waarachter hun arglistig bedrog zich zou moeten kunnen handhaven. Te weten: de dossiers zouden wel eens zoekgeraakt kunnen zijn en alleen daarom al valt niet uit te sluiten, dat de bevelen van het Gerechtshof wel zouden zijn opgevolgd, aldus Donner via zijn misdadig brein.

Maar ook dat verhaal gaat niet op. Immers, wat niet is kan ook niet zoekraken en er is niets te vinden omdat de bevelen van het Gerechtshof nimmer werden opgevolgd. Nog daargelaten het feit, dat men toch niet de individuele burger kan laten opdraaien voor de administratieve bende bij het OM. En dat zich in die archieven wel degelijk documenten bevonden waaruit onomwonden blijkt dat de betreffende bevelen in het geheel niet door de Officier van Justitie waren opgevolgd, doch dat hij meerdere bevelen van het Gerechtshof terzake heeft verduisterd, om als wetshandhaver straffeloos, ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr en art. 4 Ro., ter aanranding van een behoorlijke procesgang c.q. mijn juridische belangen veelvuldig meineed te kunnen laten plegen.

Vervolgens volgde een klucht, waaruit blijkt dat het OM gewoon niet staat is om haar fouten formeel te erkennen. De Wijkerslooth en Donner kwamen met het verhaal aanzetten dat er zeer intensieve zoektochten waren geweest in de archieven van het OM, en wel een jaar lang. Daarbij wees genoemd trio er nadrukkelijk op dat er veel tijd was verstreken. Dit terwijl juist zij het laten verstrijken van tijd meer koesteren dan hun eigen vrouw. Het is namelijk hun gereedschap om burgers jarenlang in slepende procedures te houden, zodat zij daaraan ten onder gaan alvorens het recht ooit zijn beloop zou kunnen hebben. Fernhout is daartoe van de normale procedure bij de Nationale Ombudsman afgeweken, om de affaire in samenspanning met de Wijkerslooth en Donner zo lang mogelijk slepende kunnen houden. Ze hebben daartoe zelfs een tussenbeslissing verzonnen en Donner mocht op ondeugdelijke juridische gronden weer reageren, dit zelfs nadat hij al had laten weten dat hij in het geheel niet meer op mijn juridische argumenten wenste te reageren, waarvan door mij formeel akte werd genomen.

Ik belde, gelet op het voorgaande, de Officier van Justitie mr. R.W. Asser en liet hem weten, dat de Wijkerslooth en Donner bezig waren via arglistig bedrog wettig overtuigend bewijs terzake te verduisteren. Welnu genoemde Officier van Justitie stelde daarop zelf even een onderzoek in, waarbij hij mij liet weten dat het zeer eenvoudig is om te achterhalen of de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict door de Officier van Justitie waren opgevolgd. Men behoeft daartoe slechts de zittingslijsten over die periode na te lopen, aldus genoemde Officier.

Maar ook ikzelf had als partij c.q. klager ex art. 12 Sv er persoonlijk voor gezorgd, dat het OM als wetshandhaver tot drie keer toe een bevel ex art. 12i Sv tot strafrechtelijke vervolging van genoemd delict heeft bekomen. Dat is op zich al 'n schande voor het OM als wetshandhaver. Het maakt duidelijk dat nimmer één bevel daarvan werd opgevolgd.

Voorts had men dat kun vragen aan de meinedige verdachten zelf. Ook heb ik het OM aangeboden om samen te werken, omdat ik tot in details over alle informatie beschikte en er natuurlijk groot belang bij had/heb dat mij schadeclaim ten spoedigste zou worden afgehandeld. Daar wilde men niet aan. Hoe eenvoudig het was om te achterhalen dat de bevelen van het Gerechtshof nimmer werden opgevolgd, moge wel blijken uit het feit, dat Mr. Asser zelf op onderzoek uitging. Hij belde gewoon het Parket Amsterdam alwaar men hen liet weten dat het parket Amsterdam er van uitging, dat de bevelen van het Gerechtshof nimmer door de Officier van Justitie werden opgevolgd en daarmee zijn de intensieve zoektochten van het OM, waar genoemd trio mee aankwam, voldoende naar het land der fabelen verwezen. Temeer daar op 23 juli 2003 Donner zelf met het wettig overtuigend bewijs uit het archief van het OM kwam aanzetten, waaruit formeel bleek dat de bevelen van het Gerechtshof inderdaad nimmer werden opgevolgd.

Het OM had dit bewijs al jaren in haar bezit, het kwam hen echter slecht uit, omdat zij niet wilde bekennen dat de bevelen van het Gerechtshof door de Officier van Justitie waren verduisterd. Daar kom ik met uw welnemen zo nog op terug. Daarbij komt nog dat al formeel uit het derde bevel aan de Officier van Justitie gegeven tot strafrechtelijke vervolging van meineed van de meinedige G. de Lange op zich en formeel blijkt, dat het tweede bevel nimmer door de Officier van Justitie werd opgevolgd. Waarom zou het Hof anders het derde bevel tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd individu hebben gegeven? Nog daargelaten het feit, dat het OM als wetshandhaver ex art. 4 Ro zelfs niet één zo'n bevel behoord te bekomen, omdat daaruit al onomwonden blijkt hoe decadent het OM terzake als wetshandhaver heeft gefunctioneerd, waarvan akte!

Heer Bos, natuurlijk heb ik de brieven van mr. Asser bij de Nationale Ombudsman formeel in het geding gebracht, maar daar ging genoemd trio aan voorbij alsof ware dat niet het geval, evenals de transcriptie die ik formeel in het geding had gebracht van mijn gesprek met mevr. Mr. van den Hoek en delen van mijn gedetailleerde pleitnotitie, omdat men dat te belastend vond voor de Staat. Het betreft hier overigens de Officier van Justitie waar ik jarenlang mee heb moeten twisten over het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof terzake. Mijn ruzies met hem daarover waren veelal zeer heftig u kunt een van die gesprekken volgen op mijn homepage, evenals dat van mevr. Mr. van den Hoek die mij kenbaar maakte dat er in mijn zaak nimmer recht zou kunnen worden gesproken, hetgeen zij in en in triest noemde. En dat is het zeker omdat zelfs tot op heden ten dage de zeer ernstige rechtsgevolgen daaruit voortvloeiende voor niemand zijn te overzien, indien de benadeelde zich niet zijn burgerlijke rechten laat afnemen, zoals terzake het geval gebleken.

Fernhout gedraagt zich als een juridisch volstrekte idioot, hij laat over de brief van mr. Asser weten en ik citeer: "Het parket te Amsterdam leek op dat moment niet over de gegevens te beschikken, waaruit iets kon worden afgeleid betreffende de dagvaarding van het meinedig individu de Lange. Dat voormalige Officieren van Justitie geen duidelijkheid konden verschaffen, is evenmin onjuist. Dit laatste punt wordt namelijk bevestigd in de door de verzoeker meegezonden verklaring van mr. Asser.
Welnu heer Bos in die verklaring staat toch duidelijk te lezen ik citeer: "Naar ik begrepen heb, gaat men er bij het Parket Amsterdam vanuit, dat er geen strafzaak tegen de Lange is geweest, daar zal u het mee moeten doen…" Aldus Mr. R.W. Asser als voormalig Officier van Justitie, waarvan akte!

Nu mr. Asser via zijn eigen onderzoek, waarbij hij probleemloos via 'n enkel telefoontje de waarheid boven water wist te halen, het intensieve-zoektochten-verhaal van Donner, de Wijkerslooth en Fernhout feitelijk naar het land der fabelen had verwezen en de Wijkerslooth en Donner niet in staat bleken te zijn op mijn juridische argumenten te reageren, kwamen zij, Donner en de Wijkerslooth juridisch zo ernstig in de problemen, dat Donner werd genoodzaakt bij de Nationale Ombudsman te verklaren dat hij in het geheel niet meer zou regeren. Zelfs wenste hij niet te verklaren waarom niet - die onbeschofte vlegel.

Ik heb daarvan formeel akte gevraagd, met de mededeling, dat ik niet zou toestaan dat Donner op die toezegging zo vrijwillig en met overtuiging gedaan zou terugkomen, zonder dat dit voor hem rechtsgevolgen zou hebben in negatieve zin. Immers, de burger moet er op kunnen vertrouwen, dat toezeggingen door de overheid éénmaal gedaan ook te goeder trouw worden nagekomen. Zo niet, dan is dat van uit bestuursrechtelijke hoek bezien een juridische doodzonde.

Nadat Roel Fernhout mij via zijn medewerkster mevr. Mr. Linde Verhaag had laten weten, dat hij over voldoende informatie beschikte om zijn bevindingen te kunnen opmaken (aldus de onderzoeksfase was afgesloten), meldde zich Donner op 23 juli 2003, wederom bij de Nationale Ombudsman. Dit ondanks dat hij toch formeel had kenbaar gemaakt in het geheel niet meer te zullen reageren, waarbij hij zich zelfs zo arrogant meende te kunnen gedragen, dat hij niet eens uitleg wenste te geven over waarom hij niet meer op mijn juridische argumenten wenste te reageren, waarvan mijnerzijds formeel akte werd gevraagd.

Donner die kennelijk de uitspraak vreesde van de Nationale Ombudsman, omdat hij niet in staat bleek mijn juridische argumenten deugdelijk te weerleggen, kwam wederom met zijn indianenverhaal aanzetten over de intensieve zoektochten in de archieven van het OM. Dit ondanks dat mr. Asser al had aangetoond hoe eenvoudig het was om de gegevens terzake te achterhalen en ondanks dat het Parket Amsterdam de Officier van Justitie had kenbaar gemaakt, dat het OM aldaar er vanuit ging dat de bevelen van Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict nimmer door de Officier van Justitie werden opgevolgd. Donner meende echter aan dat feitelijk gegeven voorbij gaande, zijn woordbreuk te kunnen rechtvaardigen met het argument dat volgens hem de intensieve zoektochten buiten medeweten van de Nationale Ombudsman en de Werd waren voorgezet. Dit ondanks dat hij te kennen had gegeven in het geheel niet meer te zullen reageren. Er werden echter volgens Donner alsnog nieuwe documenten aangetroffen die zijn woordbreuk wat dat betreft zouden rechtvaardigen.

Heer Bos, tot mijn stomme verbazing prees de Nationale Ombudsman zelfs de woordbreuk van Donner met het argument dat hij het moedig vond van de Minister om alsnog met die nieuwe documenten te komen, juist en omdat die de stelling van de Werd bevestigden, dat de bevelen van het Gerechtshof nimmer door de Officier van Justitie werden opgevolgd, c.q. het OM niet juist had gehandeld. Echter uit de datums van die documenten blijkt dat het geheel niet nieuwe documenten betreft. Integendeel het OM had die al tien jaar in haar bezit, maar heeft ze achtergehouden omdat zij niet wilde bekennen dat de Officier van Justitie meerdere bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed heeft verduisterd, door deze in strijd met de Formele Wet met name art. 246 Sv heimelijk te verjaring op te leggen. Voorts bewijst het opduiken van deze documenten, dat er inderdaad nimmer intensieve zoektochten zijn geweest, anders zouden ze wel zijn gevonden, waarvan akte!

Onder mijn juridische dwang, resteerde Donner en de Wijkerslooth uiteindelijk niets anders meer, dan op 23 juli 2003 door de bocht te gaan. Donner liet formeel weten, dat zijn beweringen en die van het OM waarbij niet werd uitgesloten, dat de bevelen van het Gerechtshof wel waren opgevolgd hij thans wenste te herroepen. Dit ondanks dat zij daarin als topjuristen tegen al het wettig overtuigend bewijs in tot het uiterste hebben volhard, en zodoende daarmee de procedure bij de Nationale Ombudsman een jaar lang slepende wisten te houden. Daaruit blijkt hun werkelijke bedoeling, namelijk het zo lang mogelijk slepende houden van de zaak, zodat rechthebbende ten gronde gaat alvorens het recht ooit zijn loop zij kunnen hebben.

Daarom ook werd het indianenverhaal over de intensieve zoektochten in de archieven van het OM gelanceerd, waarvan akte! Dat de Officier van Justitie meerdere bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv niet heeft opgevolgd, doch deze in strijd met de Wet (met name art. 246 Sv) heimelijk ter verjaring heeft opgelegd, hetgeen de Officier van Justitie nooit had mogen doen, werd door Donner schriftelijk bevestigd!

Zodoende, heeft de Officier van Justitie zelf plaats genomen op de stoel van de Formele wetgever en de Zittende Magistratuur om geheel straffeloos veelvuldig meineed te kunnen laten plegen ten laste van een behoorlijke procesgang c.q. de weg naar de rechter voor mij volkomen af te snijden. Dit ter zekerheidstelling van mijn totale rechteloosheid als Nederlands staatsburger.

Deze huiveringwekkende bekentenis van Donner, die hij op 23 juli 2003 aflegde, werd nogmaals op 13 november 2003 formeel bevestigd door de Nationale Ombudsman Roel Fernhout. Donner resteerde niets anders om uiteindelijk onder mijn juridische dwang, met het formele document die hij achter heeft gehouden om zo de rechtens toekomende schadeplicht van de Staat der Nederlanden op onrechtmatige wijze te ontlopen, aan te komen. Maar ook daarvoor bleek weer een oplossing gevonden te zijn door gewoon de Werd via vage termen als "niet uit te sluiten valt" en of "het is aannemelijk", de Werd als benadeelde partij de schuld ervan in de schoenen te schuiven, alsof hij er mede debet aan zou zijn geweest dat de Officier van Justitie meerdere bevelen van het Gerechtshof terzake heeft verduisterd. Dat is strikt juridisch uitgesloten, omdat de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv die al tijdens de uitspraak in kracht van gewijsde treden ten spoedigste, d.w.z. binnen enkele weken, dienen te worden opgevolgd. Anders gezegd: noch de Werd, noch de Officier van Justitie en/of wie dan ook en/of om welke reden dan ook, heeft ooit de bevoegdheid om de bedoelde bevelen te ontkrachten; en zeker niet jaren later, waarvan akte!

Genoemd trio passeerde niet alleen het door mij formeel in het geding gebrachte wettig overtuigend bewijs, maar verzweeg daarbij ook nog mijn tien jaar durende strijd met het OM, over het plegen en laten plegen van meineed, waaraan het OM de toekomst en het levensgeluk van mij en mijn gezin heeft opgeofferd. Daarbij werd op mijn klacht ex art. 12 Sv en tot schande en schande van het OM als wetshandhaver en het aanzien van de rechtspleging, door het Gerechtshof tot drie keer toe bevelen gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed. Zoals gezegd, dit terwijl zelfs al uit het verkrijgen van één zo'n bevel onomwonden blijkt hoe decadent het OM als gevolg van ambtelijke corruptie ten laste van mijn juridische belangen heeft gefunctioneerd.

Als gevolg van ambtelijke corruptie heer Bos, want elke Officier van Justitie weet, althans wordt blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ambtshalve geacht te weten, dat niet straffeloos meineed moet kunnen worden gepleegd en dat de bevelen van het Gerechtshof acuut dienen te worden opgevolgd, waarvan eveneens akte!

Heer Bos, met uw welnemen, moet ik nog even ingaan op hetgeen er is gebeurd na het eerste bevel van het Gerechtshof ex art. 12i Sv. Dit is noodzakelijk, omdat ik formeel staande houd dat door het OM zes dwingende uitspraken van Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad (waaronder een drietal bevelen ex art. 12i Sv) volstrekt werden genegeerd. Genoemd trio houdt tot op heden echter vol, eveneens op gespannen voet met de feitelijke waarheid, dus ook nog na hun huiveringwekkende bekentenis d.d. 23 juli en 13 november 2003, dat met name het eerst gegeven bevel wel door de Officier van Justitie zou zij opgevolgd. En daarmede zou het OM wel aan haar wettelijke plicht hebben voldaan. Welnu, n.a.v. het eerste bevel, waarbij zij aangetekend dat dergelijke bevelen tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, gelet op art. 4 Ro, überhaupt niet aan de Officier van Justitie dienen te worden gegeven, werd er wel door de Officier van Justitie een dagvaarding aan de meinedige verdachte uitgebracht.

Maar heer Bos, het uitbrengen van een dagvaarding wil nog lang niet zeggen dat daarop ook een strafrechtelijke procedure wegens meineed heeft plaatsgevonden. Niet voor niets hebben de Officier van Justitie (het geen u ook op mijn homepage kunt horen) en de Procureur-generaal mr. C.P.A.C. van Riel zware kritiek op het functioneren van het College van Eveline van Schaardenburg en dat van Wederven bij het Hof, die ik overigens voor de volle 100% op grond van mijn persoonlijke ervaring deel. Het functioneren van het Strafrechtelijk College was zo decadent, dat de Officier van Justitie mr. R.W. Asser (hetgeen u zelf kunt horen op mijn homepage) dit onbegrijpelijk noemde. En wat het College Wederven betreft, in de bijlage ziet u de zware kritiek van genoemde procureur-generaal over het negeren van wettig overtuigend bewijs. Mr. van Riel was daar kennelijk zo pissig over, dat hij - zoals u ziet - die zinsnede omcirkelde met de opmerking (Toen niet veroordeeld, nu ook niet; met uitroepteken.) Maar zo werkt dat natuurlijk niet, althans behoort het niet te werken.

Zware kritiek op de zittende Magistratuur, zoals door de Officier van Justitie en de Procureur-generaal op het disfunctioneren van de Zittende Magistratuur, mag er nimmer toe leiden, dat daarom genoemd delict niet wordt vervolgd. Dat zou meer dan van den zotte zijn, omdat in dat geval het OM zich beroept op ernstig in gebreke blijven van de Zittende Magistratuur terzake, om haar eigen "in gebreke blijven" te kunnen rechtvaardigen. Indien het OM van mening is, dat het College van Schaardenburg en van Wederven bij het Hof zo ernstig ambtshalve hebben gefaald, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken, dan is het de wettelijk taak van het OM, om genoemde colleges daartoe strafrechtelijk te vervolgen. Immers, de Formele wetgever heeft daarop blijkens de inhoudelijke strekking van art. 11 lid c juncto 12 Ro juist ter bescherming van Vrouwe Justitia c.q. een behoorlijke rechtsgang, het onmiddellijk oneervol ontslag bij de Rechtelijke Macht gesteld. Blijft strafrechtelijke vervolging terzake achterwege, dan treedt het OM met eigen voeten de Formele Wet die zij blijkens art. 4 Ro dient te handhaven. Dit kennelijk uit valse togasolidariteit. Bijv. door het gemeenschappelijk lidmaatschap van bedenkelijke clubjes als de Rotary en/of Haagsche Schouw.

Wat er zich na het uitbrengen van de dagvaarding door de Officier van Justitie afspeelde ter ontkrachting van dit eerste bevel, tart elke beschrijving. Het was ronduit bizar te moeten constateren, dat er wederom ongelimiteerd meineed werd gepleegd in het bijzijn van de Officier van Justitie, die botweg weigerde daartegen ook maar iets te ondernemen. Dat dit feitelijk gegeven door mij als een oorlogsverklaring werd opgevat, moge u wel blijken uit mijn twistgesprekken met hem daarover die u ook op het internet zelf kunt horen. Na het uitbrengen van de eerste dagvaarding heer Bos, werd er wat het Wetboek van Strafvordering betreft alles geschonden wat er maar te schenden viel, hetgeen u ondermeer uit het hierna volgende moge blijken.

De verdachte reageerde op de Dagvaarding met een beklag ex art. 262 Sv (lichtzinnige vervolging door de Officier van Justitie) Echter daarvan kan na een bevel ex art. 12 Sv geen sprake zijn, immers de Officier heeft dat bevel gewoon ten spoedigste uit te voeren. Anders gezegd, de Rechtbank had de verdachte wat zijn beklag ex art. 262 Sv betreft niet ontvankelijk dienen te verklaren. Dat gebeurde niet met als ongewenst rechtsgevolg dat de hiërarchie bij de rechtspleging werd doorbroken. In die zin, dat de rechtbank, als lagere rechter, nogmaals de doorverwijzing van de verdachte naar de Meervoudige Strafkamer ging beoordelen, terwijl die doorverwijzing door het Hof al tijdens de uitspraak in kracht van gewijsde was getreden. Het gevolg hiervan is dat de verdachte tegen de beslissing van de lagere rechtbank via oneigenlijk gebruik van art. 262 Sv in beroep kon gaan bij het Hof en de Hoge Raad. Tegen de Uitspraak van het Hof die al onmiddellijk in kracht van gewijsde was getreden. De affaire kon op die wijze jaren slepende worden gehouden, dit terwijl er tegen zijn doorverwijzing door het Gerechtshof naar de Meervoudige Strafkamer om voor het delict meineed te worden berecht, formeel geen enkel beroep open staat!

Het bleek mij voorts dat in de Rechtbank, die de doorverwijzing van het Gerechtshof van de verdachte naar de Meervoudige Strafkamer volstrekt had genegeerd, om die beslissing als lagere rechter via misbruik c.q. oneigenlijk gebruik van art. 262 Sv nog eens dunnetjes over te doen, zich twee rechter-plaatsvervangers bevonden. Te weten: commerciële advocaten die als zodanig zakelijke relaties onderhielden met de advocaten van de verdachten. Te weten: J. Bosma en van Praag Sigaar. Zij ontkrachten niet alleen het bevel van het Gerechtshof door het volstrekt te negeren, doch verhuisden ook nog mee met de verdachte. Jawel, u leest het goed: met de verdachte die zij hadden doorverwezen naar de Meervoudige Strafkamer: namelijk het College Eveline van Schaardenburg, en daarin zat haar vriendin en hoofdgriffier mevr. mr. van den Hoek.

Die liet mij weten, zoals u zelf kunt horen, dat er in mijn zaak nimmer recht zou kunnen worden gesproken, hetgeen zij "in en in triest" noemde. Dat was een reden waarom zij mij oprecht adviseerde mijn recht te laten voor wat het is. U hoort op die bandopname ook wat de oorzaak daarvan is. Zij zegt namelijk dat de macht die de bonden nou eenmaal hebben binnen onze samenleving zodanig is, dat ook rechter van Schaardenburg daar rekening mee diende te houden. U hoort haar zeggen: "Die macht gaat veel te ver!" Ik moest haar wel serieus nemen, omdat zij toen al 22 jaar de vriendin was van Eveline van Schaardenburg en als zodanig had Eveline met haar gesproken over haar functioneren als rechter in dit conflict. Maar vooral omdat ik jarenlang met mijn gezin door het OM bleef gegijzeld in mijn bittere strijd tegen het plegen en laten plegen van meineed en het negeren van de bevelen van het Gerechtshof.

Echter, de Bouwbonden zelf hebben geen macht bij Justitie. Die macht kopen zij bij de commerciële advocatuur tegen extreme bedragen. Bijvoorbeeld bij mr. Max Rood die zich voor die macht vorstelijk liet belonen. Vandaar dat zijn zakelijke relaties van Praag Sigaar en J. Bosma met de verdachte mee verhuisden naar de Meervoudige Strafkamer van Eveline van Schaardenburg. Vandaar ook de opmerking van mevrouw van den Hoek, dat zij als rechter nou eenmaal rekening diende te houden met de macht die bonden binnen onze samenleving hebben. Het zal u niet verbazen heer Bos, dat onder deze uitermate dubieuze samenstelling van het College van Schaardenburg niet veel goeds viel te verwachten. Ik wijs u er daarbij op dat de commerciële advocaten die als rechter/raadsheer-plaatsvervangers, c.q. bijzitters, de voorzitter als beroepsrechter kunnen knevelen omdat in de Raadkamer met meerderheid van stemmen wordt beslist.

Zij, Eveline van Schaardenburg, als voorzitter van de meervoudige strafkamer die als zodanig zelfs geheel ten onrechte de bevoegdheid kreeg toebedeeld om burgers tot levenslang te veroordelen, lokte zelf regelrecht bij de te horen getuigen meineed uit, door hen voor de aanvang van het verhoor te laten weten: Het gaat hier om de vraag of de verdachten hebben bemiddeld. Dit deed zij in de wetenschap dat de verdachten die zij diende te berechten, waren doorverwezen door het Gerechtshof, niet omdat zij zouden hebben bemiddeld, doch omdat zij veelvuldig meineed hebben gepleegd. Eveline van Schaardenburg verliet op deze wijze de grondslag van den tenlastelegging, hetgeen formeel inhoudt: dat er formeel nimmer een meineed procedure heeft plaatsgevonden.

Vervolgens schorste zij de zitting voor onbepaalde tijd om een tiental beëdigde verklaringen die jaren eerder door mijn ex-timmerlieden ten gunste van mij waren afgelegd, zo goed mogelijk te verminken, door deze na het verstrijken der jaren nog eens op te laten nemen, omdat de eerdere verklaringen die nog fris in het geheugen van de getuigen aanwezig waren, dus het meest betrouwbaar, veel te belastend waren voor de meinedige verdachten en derhalve terzijde diende te worden geschoven. En niet te vergeten, daarbij werd de zitting voor onbepaalde tijd geschorst om via dat volstrekt overbodig getuigenverhoor de zaak zo lang mogelijk slepende te kunnen houden. (Mijn twistgesprekken met de Officier van Justitie hierover kunt u eveneens zelf horen, door die op mijn homepage aan te klikken.)

Zij kwam uiteindelijk tot de eindconclusie dat: "Uit niets is gebleken, dat de verdachten meer zouden hebben gedaan dan bemiddelen". Dit tegen al het wettig overtuigend bewijs in. Zelfs de bekentenis van de verdachte, dat hij bij mij een ondeugdelijk beslag had gelegd, waardoor de Bouwbonden voor het eerst in de Nederlandse rechtsgeschiedenis werden veroordeeld tot schadeplicht en de mededeling van de verdachte, dat hij geen meineed heeft gepleegd, doch slechts onder ede met de waarheid had gespeeld, kon Eveline van Schaardenburger er niet van overtuigen, dat de verdachte wel meer zou hebben gedaan dan alleen bemiddelen, en derhalve meineed heeft gepleegd. Integendeel zij kwam zelfs met het tegenovergestelde te weten: Uit niets is de Rechtbank gebleken, dat de verdachte meer zou hebben gedaan dan bemiddelen, dus kan hij derhalve ook geen meineed hebben gepleegd. Ja, ja, je moet maar durven! Dit als Rechter!

Heer Bos, ik belde de zakelijke relatie van mr. Rood op; te weten van Praag Sigaar die de meinedige verdachte ondanks het eerste bevel van het Gerechtshof, ex art. 12i Sv, dat in kracht van gewijsde was getreden, als lagere rechter in de hiërarchie van de rechtspleging, nogmaals naar de Meervoudige Strafkamer van Eveline van Schaardenburg had doorverwezen. Deze was daarheen als zakelijke relatie van Max Rood met de verdachte was meeverhuisd om wederom te kunnen dwalen. Ik vroeg hem, waarom het college van Schaardenburg waarin hij als rechterplaatsvervanger functioneerde, omdat hij daarheen met de verdachte was meeverhuisd, zo decadent functioneerde. Hij liet mij daarop weten, dat hij maar een bijzitter was en dat derhalve alle beslissingen die door het College van Schaardenburg werden genomen uitsluitend voor haar rekening kwamen. Ik repliceerde hem daarop, dat hij en Bosma als bijzitters van genoemd college wel degelijk voor de volle 100% medeaansprakelijk waren voor alle beslissingen die door genoemd college werden genomen.

Ik vroeg van Praag Sigaar eveneens of hij zakelijke reacties met Max Rood onderhield, hetgeen hij bevestigde. Echter, volgens hem mocht hij dat geen rol laten spelen als bijzitter in het College van Schaardenburg. Toen ik hem vervolgens liet weten: "Maar het vlees is zwak, waarom bent u dan meeverhuisd met de verdachte naar genoemd college?", werd hij boos en verbrak de verbinding. Bij hervatting van de strafzitting bleek mij dat hij zich terug had getrokken uit het College van Schaardenburg, waarin hij nimmer plaats had mogen nemen als zakelijke relatie van Mr. Rood. Nog daargelaten het feit dat het helemaal niet de bedoeling is van de Formele wetgever dat degenen die hebben doorverwezen bij Rechtbank en Hof met de verdachte meeverhuizen. Dit juist ter voorkoming dat daardoor onafhankelijke rechtspraak ernstig in het geding kan komen, zoals terzake ook is gebleken.

Heer Bos, het fenomeen rechter/raadsheerplaatsvervangers en de daaruit voortvloeiende belangenverstrengeling heeft ernstige corruptie bij de rechtspleging ten gevolge. Er zijn advocatenkantoren waar zich een tiental, ja zelfs vijftiental rechters/raadsheren bevinden. Dat dit soort kantoren in negatieve zin een enorme invloed hebben op deugdelijke rechtspleging, dat laat zich raden. Als gevolg van deze zeer ongewenste gang van zaken, kan de burger zich nauwelijks nog tot de rechter wenden, zonder dat hij met belangenverstrengeling wordt geconfronteerd. Het verschoningsverhaal, heer Bos, geloof daar maar niets van, want in de rechtspraktijk blijkt dat niet bevredigend te functioneren. Bijvoorbeeld toen het Gerechtshof in Den Haag op grond van een vierde beklag ex art. 12 Sv mijnerzijds in dit conflict diende te beslissen over de strafrechtelijke vervolging van de Wijkerslooth de Weerdesteyn, bleek deze zelf ook als raadsheer in dat Hof te functioneren, hetgeen mij noodzaakte dat Hof te wraken.

Op mijn aandringen ging de Procureur-generaal mr. C.P.A.C. van Riel in beroep bij het Gerechtshof. Zodoende kwam dus het College Wederven in beeld. Ik zal u de smakeloze details besparen, u kunt ze indien u dat wenst terugvinden in mijn boek getiteld: "De Geheimen van Vrouwe Justitia". Wel is van belang u nog te melden, dat ook bij dat Hof zeer veelvuldig meineed werd gepleegd, zo grof en openlijk, dat dit het College van Wederven onmogelijk zou kunnen zijn ontgaan. Mr. van Riel trad hier tegenop. Hij moest wel, want ik liet hem weten dat ik niet als zijn getuige zou komen opdagen indien wederom ter zitting veelvuldig meineed straffeloos zou kunnen worden gepleegd.

Hij dreigde één meinedige getuige te zullen gijzelen, tegen de tweede vroeg hij akte van meineed en de derde liet hij ter plekke arresteren en tegen het meinedig individu de Lange vroeg hij akte van meineed dit alles met de vraag aan de advocaten van de meinedige verdachten, waarom vragen jullie mij niet, waarom ik niet al jullie getuigen heb gearresteerd? Ik raakte in een euforische stemming. Voor het eerst in jaren werd eindelijk opgetreden tegen meineed. Ik verkeerde in zo'n feeststemming dat ik van Riel aanmoedigde met: "Ja goed zo, mr. van Riel en nu de volgende, er is celruimte genoeg!" Bij de verdediging ontstond totale paniek, snel werden nog twee advocaten opgetrommeld, dit alles omdat de verdachte geen meineed zou hebben gepleegd. Neemt u van mij aan heer Bos, als dat zo is hadden ze geen drie advocaten nodig, doch geen enkele. Wat vervolgens gebeurde is te bizar voor woorden.

De verdachte de Lange die zich klem gezet voelde, omdat mr. van Riel dit keer tot zijn verbazing niet toestond dat ter zitting straffeloos meineed kon werden gepleegd met medeweten van malafide leden bij de Zittende en Staande Magistratuur, raakte ook opgewonden, omdat hij zich klem voelde gezet omdat mr. van Riel een akte van meineed jegens hem had gevraagd. Hij snauwde tegen de Procureur-generaal: "Ik herinner u er aan, dat er afspraken zijn gemaakt tussen ons en het OM, waaraan hij dreigend toevoegde: Ik adviseer u dringend zich aan die afspraken te houden!"

Het getuigenverhoor ging onmiddellijk uit als een nachtkaars. En dit strookt geheel met de mededeling van de voorzitter van de Bouwbond NVV de heer Bram Buis, die mij in die hoedanigheid persoonlijk liet weten: "Stop er mee de Werd, je moet zo langzamerhand toch hebben begrepen, dat je dit nooit redt. Stop er mee anders ga je met je hele gezin er onderdoor. Wij treden nou eenmaal met een sociaal gezicht naar buiten in de media, en kunnen ons derhalve niet veroorloven dat ooit één van onze Bondsbestuurders voor meineed zal worden veroordeeld, dat zullen wij te allen tijde voorkomen, ongeacht wat ons dit kost, al kost dat miljoenen guldens, wat betreft speelt geld geen enkele rol."

Toen ik daarop repliceerde, kun jij die miljoenen dan niet beter gebruiken, om met mij de door jullie veroorzaakte schade te regelen, liet Bram Buis mij weten: "Ja de Werd zo werkt dat nou eenmaal niet". Welnu heer Bos, hoe het wel werkte, dat is mij inmiddels tot en schade als geen ander bekend.

Heer Bos: Ook het gerechtshof, voorzover het betreft het College Wederven, bleek niet zuiver. Ik mocht mijn beëdigde verklaring niet geheel afleggen, omdat het Hof volgens haar zeggen: het dossier had bestudeerd, en derhalve alles al had begrepen. Er was echter zo ernstig in mijn beëdigde verklaring geknoeid door Griffier Peeters, dat ik die nauwelijks zelf herkende. Ook dit College passeerde een overvloed aan wettig bewijs. U ziet het in de ingevoegde bijlage, mr. van Riel beklaagde zich daar dan ook over.

En ondanks dat de Bouwbonden werden veroordeeld tot schadeplicht vanwege het feit, dat de meinedige verdachten ondeugdelijk beslag op mijn bedrijfsgelden hadden gelegd, dit zonder enige juridische grond, waarvan akte en zodoende mijn bouwbedrijf ten gronde werd gericht en ondanks dat de verdachte liet weten, "Ik heb geen meineed gepleegd, ik heb slechts onder ede met de waarheid gespeeld", liet ook het College Wederven evenals dat van Eveline van Schaardenburg weten, dat uit niets is gebleken, dat de verdachte meer zou hebben gedaan dan bemiddelen, en derhalve geen meineed kan hebben gepleegd.

Het niveau waarop het College Wederven meende te mogen functioneren was zo ontzettend laag, dat ik ter zitting reclameerde als volgt: "Edelgrootachtbare heren, ik constateer dat u functioneert zoals men dat van Raadsheren in dit Hof niet zou mogen verwachten, ik verzoek u zeer dringend, sommeer daartoe voorzover nodig dat u zich onmiddellijk begeeft naar het wettelijk vereiste minimum niveau!"

Hierop volgde stilte, genoemd college reageerde niet en de Procureur-generaal keek mij alleen maar aan in de geest van: "Wat krijgen wij nou?". Het heeft niet mogen baten, onmiddellijk nadat zij de door hen gewenste gerechtelijke dwaling hadden uitgesproken kregen zij van mij als beloning daarvoor in 'n bomvolle zittingzaal te horen en ik citeer: "Vuile landverraders, smerige schoften!! Hare Majesteit de Koningin achter jullie zou jullie stuk voor stuk in de nekken spuwen, indien zij zou weten op welke wijze jullie haar eer en goede naam menen te moeten aanranden, smeerlappen dat gij zijt!"

Heer Bos, die togacriminelen hoorden mijn tirade aan als boeddhabeelden. Alle aanwezigen in de zittingzaal waaronder rechters en politiefunctionarissen die speciaal naar deze zitting waren gekomen uit nieuwsgierigheid over hoe de affaire zou aflopen. Die kwamen ongetwijfeld in de veronderstelling dat de Werd wegens belediging van het Hof zou worden gearresteerd. Zij dorsten dat kennelijk niet aan en wel om dezelfde redenen, waarom Donner en de Wijkerslooth het niet aandurven om met mij juridisch de degens te kruisen onder het toeziend oog van de rechter, zonder dat daarbij sprake is van belangenverstrengeling.

Op mijn aandringen ging mr. van Riel in cassatie. Hij was het volstrekt met mij eens, dat de colleges van Schaardenburg en Wederven bij het Hof de grondslag van de tenlastelegging hadden verlaten, en zodoende de meinedige verdachten aan de hun rechtens toekomende veroordeling hebben laten ontkomen, omdat er in het geheel geen meineed procedure heeft plaatsgevonden. Dus wat dat betreft kunnen wij de bewering: "Dat het OM heeft voldaan aan het eerste bevel van het Gerechtshof ex art. 12i Sv" eveneens naar het land der fabelen verwijzen, mede omdat niet alleen de colleges ver onder het wettelijk vereiste niveau functioneerden - om het maar eens netjes te zeggen, doch ook omdat het OM daaraan mede debet is. Dit omdat de Officier van Justitie wederom in zijn aanwezigheid en medeweten ongelimiteerd meineed liet plegen.

Hetzelfde geldt voor mr. van Riel bij het Hof die aan de advocaten van de meinedige verdachten vroeg: "Waarom vraagt u mij niet, waarom ik niet al uw getuigen voor meineed laat arresteren, maar dat geheel ten onrechte niet deed?" Voorts liet hij weten, "Er is zo veelvuldig meineed gepleegd, dat als ik met dit dossier schud, dan rollen de valse verklaringen eruit. Maar ik gebruik niet al het wettig overtuigend bewijs, waarom zou ik iets gaan bewijzen, wat ik al voor 200% bewezen heb?"

Deze zinsnede laat er geen enkele twijfel over, dat genoemde Procureur-generaal slechts een deel van het wettig overtuigend bewijs heeft gebruikt, met het risico dat daardoor de meinedige verdachten aan de hen rechtens toekomende veroordeling konden ontkomen. Voorts stelde mr. van Riel inderdaad cassatie in. Echter, hierbij vergat (?) hij als topjurist (!) en uiteraard tot vreugde van de meinedige verdachten, zijn handtekening onder het cassatiegeschrift te plaatsen. Aldus gingen de meinedige individuen uiteindelijk allen vrijuit.

Vervolgens liet mr. van Riel mij weten: "De meinedige verdachten zijn aan de hen rechtens toekomende veroordeling via een onjuiste procesgang ontkomen, waarbij de grondslag van den tenlastelegging werd verlaten. Dat houd ik ondanks hun vrijspraak als een paal boven water, ook ten aanzien van de media, daar heb ik geen enkele moeite mee!" En vervolgens: De Werd, jij weet als geen ander hoe ernstig de gevolgen van meineed kunnen zijn. Dat heb jij helaas aan den lijve met je gezin moeten ervaren".

Heer Bos, dit is een lang verhaal geworden, ik heb mij die moeite genomen in de hoop dat u terzake een doorbraak zal kunnen forceren. U hebt daar de maatschappelijk positie en de middelen voor. Het is daarbij van belang, om vooral niet te generaliseren. Gelukkig werken er bij de vakbeweging en de overheid nog tienduizenden burgers die geen andere intentie hebben dan zo integer mogelijk te functioneren. Hen zou men onrecht aandoen op het moment dat men zich bezondigt aan generaliseren. Vandaar ook dat ik in het voorwoord van mijn boek getiteld de "Geheimen van Vrouwe Justitia" nadrukkelijk heb gesteld, diegenen die wensen te generaliseren wordt geadviseerd dit boek niet te lezen.

Ik heb in totaal 22 rechtsgedingen gevoerd, waaronder een zevental van strafrechtelijke aard tegen de Staat der Nederlanden, waaronder een drietal art. 12 Sv procedures tot schande van het OM als wetshandhaver terzake. De kans dat een advocaat met succes een art. 12 Sv kan voeren, bedraagt statistisch ongeveer slechts 1%. Dit laat echter onverlet, dat in alle gevallen de Rechters/Raadsheren, mij het gelijk aan mijn zijde hebben gegeven, waaraan de vele meinedige verklaringen ernstig afbreuk doen, omdat herhaalde malen ernstig daarop werd gedwaald. Hierbij zij vermeld, dat daarbij herhaalde malen door de Zittende Magistratuur werd gemotiveerd, dat de Werd in het geheel niets valt te verwijten, omdat hij als werkgever in de bouw, geen enkele wet heeft overtreden, en derhalve als zodanig volkomen juist heeft gefunctioneerd, waarvan akte!

Ik zeg u dat, zodat er ook bij u geen enkele twijfel over behoeft te bestaan welke partij in dit conflict - dat ontegenzeggelijk de grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse rechtsgeschiedenis vertegenwoordigt - de rol van de advocaat van den Duivel speelt, waarvan akte! Dat dit zo is moge u voorts blijken uit het feit dat Donner na een vergeefs beroep op verjaring waarmede hij formeel te kennen geeft, dat ik als individueel burger dien op te draaien voor het ernstig ambtshalve falen van de uitvoerende organen van de Formele Wetgever, heeft besloten mij te demoniseren tot een gevaarlijke querulant van de bovenste plank, kennelijk er daarbij vanuit gaande dat mij nog niet voldoende onrecht werd aangedaan.

Vervolgens tracht hij mij als benadeelde de schuld in de schoenen te schuiven dat de Officier van Justitie in strijd met de Formele Wet meerder bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv op mijn klacht ex art. 12 Sv heimelijk ter verjaring heeft opgelegd, dit tot drie keer toe in één en dezelfde zaak aan het OM waren gegeven. Hij doet dat via vage termen als aannemelijk is en /of niet uit te sluiten valt, iets wat strikt juridisch niet kan omdat de bevelen van het Gerechtshof ten spoedigste d.w.z. binnen enkele weken zonder enige obstructie van welk een aard dan ook door de officier van justitie dienen te worden opgevolgd, hetgeen Donner en de Wijkerslooth en zeker Fernhout als juridisch hoogleraar, drommels goed weten. Althans gelet op hun maatschappelijke status, worden geacht te weten, waarvan akte! Hierbij zij te uwer informatie vermeld, dat negen jaar na mijn eerste aangifte terzake meineed en drie bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van genoemd delict een eindeloze twisten met het OM over het plegen en laten plegen van meineed en het volstrekt negeren van de bevelen van het Gerechtshof er formeel nog steeds geen meineed procedure heeft plaatsgevonden, dit zelf tot op heden ten dage niet, waarvan akte!

Vrijwel wekelijks had ik hierover oorlog met de Officier van Justitie Mr. R. W Asser! Jaar in jaar uit, dit omdat ik ernstig werd benadeeld door het plegen en laten plegen van meineed, waardoor voor mij de weg naar de rechter volkomen was afgesneden, waarvan akte!

Donner heeft ter ondersteuning van een negatief beeld over mij, dat hij wenste te creëren, de Nationale Ombudsman herhaalde malen nadrukkelijk verzocht om vooral de namen van de betrokkenen zo veel mogelijk te anonimiseren, zodat zij van de Werd niets zouden te vrezen hebben. Hij ging daarbij zelfs zover, dat hij het aandurfde als Minister van Justitie hoogstpersoonlijk een uitermate kwalijk smaadschrift in het geding te brengen, dat werkelijk voor de volle 100% stijf staat met pure laster en smaad.

Ik heb de Staat der Nederlanden daarvoor 20.000 euro extra aan schadevergoeding in rekening gebracht, omdat ik niet vermag in te zien met welk recht hij meent mijn eer en goede naam, die hijzelf in deze affaire ruimschoots heeft verspeeld, op deze wijze te kunnen aanranden. Ter ondersteuning van het criminele beeld dat hij op gespannen voet met de feitelijke waarheid van mij wenste te creëren, werd ik onder juridisch-politieke verantwoordelijkheid van de Wijkerslooth en Donner ook nog tot twee keer toe ter intimidatie geconfronteerd met de AIVD. Dit uiteraard zonder dat zij er daarbij in zijn geslaagd mij aan te merken als zijnde een verdachte in de zin van art. 27 Sv, waarvan eveneens akte!

Voorts kan ik nauwelijks nog een rechtbank of gerechtshof betreden ter behartiging van mijn juridische belangen, of ik wordt geconfronteerd met een gewapend politie-escorte dat opdracht heeft mij te volgen, ongeacht waarheen ik mij begeef en mij daarbij voortdurend lastig valt. In het smaadschrift van Donner wordt o.m. vermeld en ik citeer: "Mijnheer de Werd schijnt bij de balie op de Parnassusweg stampij te maken en zittingzalen binnen te lopen om aandacht te vragen voor zijn zaak."

Welnu heer Bos, ik heb honderden openbare zittingen bijgewoond, zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk. Ik zou zelf niet eens exact meer weten hoeveel, in ieder geval noemde Jaap Jongbloed in het actualiteiten programma Tros Aktua TV het Gerechtshof Ressort Amsterdam het tweede huis van de Werd zo vaak ben ik daar geweest, jarenlang vrijwel elke dag en nog nooit heb ik ooit één openbare zitting daarbij verstoord, omdat ik dat strijdig acht met goed fatsoen en zorgvuldigheid, zoals zich dat in het maatschappelijk verkeer betaamt en omdat ik van mening ben en blijf, dat een ieder die voor de rechter staat, om welke redenen dan ook, het recht heeft op diens volle aandacht.

Voorts gaat het smaadschrift verder: "Aan ….. heb ik al gevraagd om mijnheer na te trekken, ik heb begrepen dat de Officier de Werd op de zitting heeft gehad. Waar hij geloof ik ook vervelend was." Welnu, ik was inderdaad bij de Officier van Justitie op de zitting, tot drie keer toe zelfs. De laatste keer wederom begeleid door een escorte van vijf politiefunctionarissen ter intimidatie. Eén van hen stelde zich voor mij op om een klucht op te voeren alsof ik gevaarlijk zou zijn, en vroeg mij hem toe te staan mij te fouilleren. Omdat ik hem daarvoor geen toestemming gaf, liet hij mij weten: "Dan gaan wij alle vijf mee naar binnen". Ik zei: "Dat moeten jullie zelf weten. Immers, strafrechtelijke zittingen zijn in beginsel openbaar". Zij voegden de daad bij woord en namen alle vijf in de rechtszaal achter mij plaats. Ik heb toen aan de politierechter en de Officier van Justitie gevraagd: "Wie heeft dit geregeld? Pure stemmingmakerij en intimidatie, ik vraag er formeel akte van dat ik dit nooit meer mee wenst te maken".

Ik ben er in geslaagd drie politierechters met succes op rij te wraken. Ik verzeker u heer Bos, ook dat heeft zich in de Nederlandse rechtsgeschiedenis nooit eerder voorgedaan. En dit met als wrakingrond dat er noch civielrechtelijk, noch strafrechtelijk een rechtsgeding kan plaatsvinden omdat het OM zich op de stoel van de Formele wetgever - dus ook uw stoel heer Bos - en die van de rechter bevindt, door zelfs de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed te negeren.

Dat de Officier van Justitie die zittingen vervelend vond, dat was wederzijds. Met name omdat de Officier van Justitie mevr. mr. Hoekstra, nota bene als wetshandhaver, de politierechter begon aan te liegen met de mededeling, "Dat de bevelen van het Gerechtshof altijd worden opgevolgd". Ik repliceerde daarop: dan laat u maar eens bewijzen daarvan zien, dat kunt u niet omdat de bevelen van het Gerechtshof door het OM volstrekt werden genegeerd. Om genoemde officier van Justitie niet onnodig te schaden, heb ik haar toen voorgesteld maakt u van altijd, bijna altijd, dan kan ik daar vrede mee hebben. Zij volhardde echter in haar leugen tot op vandaag. Vervolgens wees de eerst politierechter, die kennelijk de Officier van Justitie uit haar benarde positie wenste te helpen, mijn wraking in eerste instantie af; en dit met de mededeling: "Dat die afwijzing niet nader zou worden gemotiveerd". Toen ik haar daarop liet weten veel gekker moet het nu toch echt niet worden. U weet toch wel dat u als politierechter verplicht bent om uw beslissen nader te motiveren, trok zij zich alsnog terug.

U ziet dit soort zittingen kunnen vervelend verlopen. Voorzover dat het geval is geweest, is dat niet aan mij te wijten. Dat zal gelet op het voorgaande u thans ook duidelijk zijn en wat de stampij aan de balie betreft, ook daar zal ik te uwer informatie ingaan. Voorzover daar je van stampij kunt spreken is dat geheel te wijten aan de bodes achter die balie. Ik was met een cliënt bij het Kantongerecht alwaar ik voor hem als gemachtigde ben opgetreden. Hij was nimmer in een gerechtsgebouw geweest en vroeg mij of het mogelijk was een strafzitting bij te wonen. Bij de zittingzaal aangekomen trof ik meerdere mensen aan die niet naar binnen mochten. Toen ik zelf naar binnen wilde gaan, werd ook mij dat verboden, want volgens de bodes achter de balie diende ik op tijd te komen, wilde ik een zitting kunnen bijwonen.

Ik vroeg hen vervolgens zich te legitimeren, maar dat wilden zij niet. Wel kwam het hoofd van de bewaking die mij kenbaar maakte: "Ik werk hier al twintig jaar en ken de spelregels. U gaat daar niet in"; en zodoende werd op uitermate grove wijze de openbaarheid geschonden. Mijn klacht hierover bij de president van rechtbank leidde tot een diepgaand onderzoek, met als resultaat dat de vice-president mr. Miechels mij schriftelijk kenbaar maakte dat de bodes nieuwe instructies hadden bekomen om de openbaarheid alsnog zeker te stellen. Als u dit toch leest heer Bos kunt u zich toch afvragen wie heeft hier stampij gemaakt? Immers, uit het voorgaande blijkt onomwonden dat ik reclameerde tegen grove schending van de openbaarheid en met succes, waarvan akte!

Ik sluit nog af met vermelding van één zeer ernstig geval van intimidatie. Ik bevond mij met mr. advocaat mr. Koers in gesprek in de kantine van het Gerechtshof. Op een gegeven moment kwam er een man met een zwart leren jas bij ons aan tafel zitten en daar hij schaamteloos zat mee te luisteren, schakelde wij in ons gesprek over op het weer. Plotseling haalde hij een pasje te voorschijn met de mededeling: "Recherche, en nu er uit of ik sla je er uit!" Ik vroeg aan mr. Koers, wat hij als advocaat hiervan vond, maar die durfde het kennelijk niet aan om te reageren.

Ik liet hem daarop weten dat ik jarenlang in de kantine kom om tussen de zittingen door een kopje koffie te drinken en daar nooit geen problemen mee heb gehad. "Niets mee te maken eruit of ik sla je eruit", aldus genoemd individu; hondsbrutaal. Ik keek om mij heen er waren genoeg advocaten met hun cliënten dus wat dat betreft getuigen genoeg. Ik liet hem vervolgens weten, wij zullen zien wie, wie het gerechtshof uitslaat. Genoemd individu vond kennelijk dat er voor zijn bedoelingen te veel getuigen aanwezig waren dus droop hij uiteindelijk af!

Nu we het toch hebben over intimidatie een laatste geval, die u ongetwijfeld de haren ten berge doen rijzen. Na een afspraak met hoofdgriffier mevr. Timmers begaf ik mij naar het Hof voor inzage in procesdossier. Voor haar kantoor is een kleine ruimte daartoe. Zij groette mij gaf het dossier en ik veronderstelde dat ik dat rustig kon doorlezen. Daarmede bezig zijnde hoorde ik na ongeveer vijf minuten voetstappen op mij afkomen. Het bleken vijftal gewapende politiefunctionarissen te zijn die geen woord tegen mij zeiden, doch naast mij en achter mij plaatsnamen, zodat ik door hen volledig werd ingesloten. Ik kan u verzekeren heer Bos daar voel je, je niet prettig bij. Ik besloot echter niets te laten merken en verder te lezen. Na een kwartier, zaten zij nog alle vijf om mij heen, dit zonder ook maar een woord tegen mij te hebben gesproken.

Mevrouw Timmers kwam uit haar kantoor in de veronderstelling dat ik wel klaar zou zijn met inzage en riep met verontwaardiging in haar stem: Wat is dit voor een onwaardige vertoning wie heeft hier in godsnaam opdracht toe gegeven? Kennelijk bleken de blauwhemden te kunnen praten, want één van hen zij tegen mevrouw Timmers: "Dat mogen wij niet zeggen, maar wij hebben de opdracht om de Werd te volgen ongeacht waarheen hij zich begeeft". Mevrouw Timmers wende zich vervolgens tot mij en zij : Meneer de Werd, komt u maar in mijn kantoor, dan kunt u bij mij in alle rust het procesdossier doorlezen. Nu echter wilden de blauwhemden alle vijf mee naar binnen, maar mevrouw Timmers liet resoluut weten niets daarvan, hier heb ik het voor het zeggen u komt er bij mij niet in. Na ongeveer een half uur kwam ik naar buiten en tot mijn verbazing stonden de vijf politiefunctionarissen op mij te wachten en sloten mij onmiddellijk weer in, zodanig dat mij aan vrijwel alle kanten het zicht werd ontnomen en hun okselzweet viel te ruiken.

Ik liet hen weten: Ik weet niet wie jullie hiertoe opdracht heeft gegeven, maar laten wij er in ieder geval maar het beste van maken. Ik bied jullie aan met mij een kop koffie te drinken in de kantine, dat kan ik wel betalen, want de koffie is door goed en goedkoop. Mij werd daarop te verstaan gegeven, dat ik niet naar de kantine mocht, zij wilden nu weten, waar gaat u heen! Ik zei hen: dat gaat jullie geen donder aan, de wandelgangen zijn openbaar en misschien ga ik wel een openbare zitting bijwonen. "Welke? werd daarop gevraagd. Waarop ik repliceerde: dat weet ik nog niet. De sfeer werd steeds grimmiger en ik besloot daarom een ronde door de wandelgangen van het Gerechtshof te maken, zodat ik met hem door zoveel mogelijk mensen zou worden gezien.

Bij de trap aangekomen, trof ik mr. Gisholf de Kortgeding-president, die net naar boven kwam gelopen. Ik groette hem en hij groette terug en ik vroeg hem: "Mr. Gisholf, wat vindt u van mijn escorte, ik voel mij zeer vereerd, ik lijk wel een president. Mr. Gisholf lachte vriendelijk en maakte zich snel uit de voeten. Hij zal ongetwijfeld hebben begrepen dat er iets gaande was wat niet door de juridische beugel kon. Vrijwel onmiddellijk nadat mr. Gisholf uit het zicht was verdwenen, keken de blauwhemden om zich heen of zij wel alleen met mij waren. Dat bleek het geval aldus werd ik door alle vijf tegelijk aangerand, waarbij mijn armen met zo'n geweld op mijn rug werden gedraaid dat ik daar weken later nog last van had. Ik werd vervolgens door hen de trap afgesleurd, zodanig dat ik zelf nauwelijks nog kon lopen, door de draaideuren heen getrokken en met een fikse trap in de rug werd mij te verstaan gegeven, dat ik niet de moed zou moeten hebben om ooit nog eens het gerechtshof te betreden. Hierbij ontstond nog een gevaarlijke situatie, doordat ik van de stoep voor het gerechtshof werd afgetrapt, had ik mijn evenwicht niet geheel meer onder controle. Een passerende fietser wist mij nog net te ontwijken, maar het scheelde weinig of hij kwam daarbij zelf onder een auto die hem op dat moment passeerde.

Ik begaf mij onmiddellijk na het advocatenkantoor van mr. Koers, en enkele dagen later besloot de Kortgeding-rechter mr. Gisholf dat mij de toegang tot het Gerechtshof niet mocht worden ontzegd. Daarbij kwam boven water wie de opdrachtgever was. Dat bleek hoofdgriffier van de Heijden te zijn. De man met wie ik na de zitting in zijn kantoor onderhandelde over de inhoudelijk strekking van mijn eigen beëdigde verklaring, Daarbij ontstond ruzie, omdat ik van hem wel mijn ter zitting afgelegde verklaringen (waarmee Griffier Peters zodanig had geknoeid dat ik die zelf nauwelijks nog herkende) mocht veranderen, maar niet van 9 naar 22 kantjes. Dat werd hem te gortig, dat gaat niet vond hij.

Daarop liet ik hem weten: "Ik zal je vertellen wat niet gaat, dat wij hier met z´n tweeën na vijven onderhandelen over de inhoudelijke strekking van mijn beëdigde verklaring die ik ter zitting heb afgelegd. Dit met mr. van den Hoek als waakhond voor de deur voor het geval er iemand aankomt. Daar deugt niets van en als ik niet de kans krijg om dat geknoei van Griffier Peters in mijn beëdigde verklaring ter zitting afgelegd ongedaan te maken, dan hang ik dit aan de grote klok." Kennelijk bang geworden hiervoor heeft van de Heiden opdracht gegeven voor de door mij beschreven intimidatie via misbruik van de Gewapende Macht.

Zo heer Bos, dan hebt u enig idee, wat zich zoal afspeelt binnen de gerechtsgebouwen, dat had u ongetwijfeld niet verwacht. De bron van dit conflict met hoofdgriffier van der Heijden, heer Bos, ligt in het feit dat de rechter en de griffier binnen de wettelijk vereiste termijn het procesverbaal van de zitting dienen te ondertekenen. Zes weken later was dit nog niet gebeurd. De oorzaak is dat griffiers hun juridische graad weliswaar hebben behaald, echter veelal niet kunnen notuleren. De formele wetgever heeft daar rekening mee gehouden, vandaar dat de griffier slechts zakelijk behoeft weer te geven wat ter zitting gebeurt. Ik zag tijdens het afleggen van mijn beëdigde verklaring bij het College van Eveline van Schaardenburg dat griffier Peeters vrijwel niets opschreef. Dus begaf ik mij onmiddellijk nadat de zitting was geschorst naar deze griffier en vroeg hem mij eens te laten zien wat hij had genotuleerd. Hij haalde een verfrommeld stukje papier uit zijn zak, zoals dat in de kroeg wordt gebruikt om hetgeen genuttigd wordt op te schrijven.

Ik riep met verontwaardiging: "Maar dit is toch niet mijn verklaring onder ede afgelegd?" Het antwoord was: "Nee, dit zijn slechts wat notities, ik moet die nog nader uitwerken". Weken later bleek mij, dat hij alles wat belastend zou kunnen zijn voor de meinedige verdachten uit mijn beëdigde verklaring had weggelaten. Vandaar dat daar ruzie over ontstond en ik later met de Hoofdgriffier van der Heiden na de zitting in zijn kantoor aan het onderhandelen was over de inhoudelijke strekking van mijn beëdigde verklaringen. Ik wilde gewoon mijn beëdigde verklaring die ik ter zitting had afgelegd op papier hebben, echter van der Heide vond dat daarvoor teveel moest worden veranderd.

Het geknoei van griffiers tart elke beschrijving. Toen bij het Gerechtshof de meinedige getuige van Weden door mr. van Riel werd gearresteerd en opgesloten in het cellencomplex van het politiebureau Lijnbaansgracht, wist Griffier Langerijs daarvan te maken en ik citeer: Getuige van Weden wordt gevraagd nog even te blijven voor het geval hem nog iets gevraagd zal moeten worden". Einde citaat. Ik eiste vervolgens, gelet op het disfunctioneren van griffier Peeters, dat bij hervatting van de zitting alles op een band zou worden opgenomen en verzegeld, hetgeen inderdaad is gebeurd. Die bandopname moet zich in de archieven van de rechtbank bevinden.

Uiteindelijk heb ik zelf maar mijn zuster, die werkzaam was als directiesecretaresse, meegenomen en mijn geliefde vrouw om de zittingen te notuleren. Maar dat werd door raadsheer Drabbe niet in dank afgenomen. Toen genoemde raadsheer belangstellenden de toegang tot de zitting weigerde en daarmee de openbaarheid schond, liet mijn vrouw zich ontvallen, "Maar edelgrootachtbare heer, deze zitting is toch openbaar?". Drabbe reageerde woedend en snauwde haar toe: "Blijft u maar notuleren, daar bent u toch voor gekomen nietwaar?".

Zowel de Officier van Justitie mr. Asser als De President van de Rechtbank mr. Ascher hebben herhaalde malen vergeefse pogingen ondernomen om in den minne de zaken te regelen. Genoemde president van de rechtbank stelde daartoe zelfs zijn kantoor ter beschikking waarbij hij voorafgaand een toespraak hield en daarbij wees op het belang voor de betrokken partijen de affaire in den minne te schikken. De daarbij aanwezige advocaten gooide daarbij steeds weer opnieuw roet in het eten. Op het moment dat de partijen elkaar benaderden om tot oplossing te komen, met opmerkingen als: ja, maar dat gaat juridisch dus niet, etc. Zij zagen de oplossing van het conflict als het slachten van de kip met de gouden eieren, en daar hadden zij geen enkele behoefte aan. En zo volgde het ene incident na het andere. Jaar in en jaar uit, hetgeen slechts heeft kunnen gebeuren omdat het OM heeft besloten terzake de Formele Wet met voeten te treden, die zij als wetshandhaver diende te handhaven, in dit geval met name art. 207 lid 1 en 2 Sr, waarvan akte!

Heer Bos,

Met uw welnemen, geeft ik u nog enkele voorbeelden, waaruit u feitelijk moge blijken, dat Vrouwe Justitia c.q. deugdelijke rechtspraak volstrekt kansloos was en dat men er daartoe vrijwel alles aan deed om de affaire zo lang mogelijk slepende te houden. Dit met als geen ander doel, dan er voor te zorgen dat de Werd maatschappelijk, financieel en psychisch ten gronde zou gaan, desnoods compleet met zijn hele gezin alvorens het hem rechtens toekomende recht ooit zou zegevieren. Daarbij was de onbeschoftheid troef, kennelijk om te laten zien waartoe commerciële advocaten in staat zijn als het om hun kip met gouden eieren gaat.

De Officier van Justitie Mr. Asser liet zich ter zitting ontvallen, dat de meinedige verdachten de Werd ernstig onrecht hadden aangedaan en dat zijn vrouw ernstig ziek was, hetgeen toch eigenlijk ook reden zou moeten zijn om de affaire zo snel mogelijk met hem in den minne te schikken. De Advocaat mr. P.M.J. Schoenmaekers, even als Max Rood afkomstig van het dubieuze advocatenkantoor Goudsmit en Brambergen, gevestigd in de J.J. Viottastraat te Amsterdam, reageerde daarop in een bomvolle zittingzaal met: "Ach iedereen kan toch vertellen, dat hij kanker heeft?".

Ik schaamde mij op dat moment voor mijn vrouw, dat zij dat mee moest maken. Zij heeft vrijwel alles moeten ondergaan wat die ziekte in negatieve zin te bieden heeft en zat tussen haar bestralingen door met borstprothese en pruik in de zittingzaal om haar man zo goed mogelijk en liefdevol in zijn ongelijke strijd met togacriminelen te steunen. Mijn vrouw en ik keken elkaar verbijsterd aan; zoveel onbeschoftheid, waarbij werd gesuggereerd alsof mijn vrouw zou hebben gelogen bij de Officier van Justitie over haar dodelijke ziekte. Dat hadden wij beiden in een zittingzaal van de rechtbank niet verwacht. Mijn vrouw wist mij nog in bedwang te houden, ter voorkoming dat die ongemanierde schoft ter plaatse van mij een aframmeling zou hebben gekregen.

Mr. Max Rood, die door P.M.J. Schoenmaekers werd afgelost, verklaarde voor de TV als 'taxibemiddelaar' en ik citeer: "Als advocaat heb ik geleerd hoe effectief het kan zijn om een zaak slepende te houden". Einde citaat, en daarmede heeft hij niets teveel gezegd, want hem werd tientallen malen uitstel verleend om de rechtspleging zoveel mogelijk te traineren.

Als Deken van de advocatuur maakte hij daarbij ernstig misbruik van zijn ambt. Dit niet alleen om bij de advocatuur zeker te stellen, dat mij ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv op juridisch ondeugdelijke gronden veelvuldig de mij rechtens toekomende rechtsbijstand werd onthouden, maar tevens wist hij zelfs uitstel te verkrijgen ondanks peremptoir - hetgeen wil zeggen: nu dienen of nooit weer. Hij kreeg dit voor elkaar met de smoes dat de Turkse Balie in Turkije haar 100-jarig bestaan vierde, waar hij als Amsterdamse deken bij aanwezig wenste te zijn.

Het ultieme wettig overtuigend bewijs dat men er inderdaad op uit was om de affaire zo lang mogelijk slepende te houden, met alle kwalijke rechtsgevolgen van dien, moge u voorts wel blijken uit het hiernavolgende gesprek tussen mij en cassatie-advocaat Mr. P. Mout, waarbij ik mij ter achterhaling van de waarheid bij hem voordeed alsof ik de secretaris-penningmeester van de Bouwbond NVV was: de heer de Vries. Dat gesprek verliep als volgt:

De Werd : Mr. Mout goedemorgen, u spreekt met de secretaris-penningmeester van de Bouwbond NVV, de heer de Vries. U bent toch onze cassatie-advocaat?
Mr. Mout: Jazeker!

De Werd : Hoe staat het met de doorverwijzing van Bargerbos naar de Meervoudige Strafkamer door het Gerechtshof, zijn daar nog cassatiemogelijkheden?
Mr. Mout: Nee, ik heb het Strafdossier bestudeerd als cassatiespecialist en zie totaal geen mogelijkheden.

De Werd: Maar we hebben toch afgesproken, dat we de zaak zo lang mogelijk slepende zouden houden, of vergis ik mij?
Mr. Mout: Jazeker. Kijk, als cassatiespecialist heb ik de zaak bestudeerd en kan u zeggen: mogelijkheden zijn er niet, maar toch aanhangig maken bij de Hoge Raad, dat scheelt minstens weer een jaar!

De Werd: Dus als ik u goed begrepen heb, dan ziet u als cassatiespecialist geen enkele mogelijkheid om met succes cassatie in te stellen, maar toch aanhangig maken, dat scheelt minstens weer een jaar, zodat de werd er aan ondergaat. Heb ik dat goed begrepen mr. Mout?
Mr. Mout: Jazeker, jazeker, dat heb ik toch met mr. Schoenmaekers zo afgesproken?

De Werd: Mr. Mout, u spreekt helemaal niet met de heer de Vries, maar de Werd wat vindt u daarvan?
Mr. Mout schrikt zich te pletter. Hij stikt bijna als hij nog weet uit te brengen: "Ik vind dit, ik vind dit, ik vind dit, ik vind dit hoogst onbehoorlijk wat u daar doet, hoogst onbehoorlijk!"

De Werd: En waar u mee bezig bent vindt u dat niet onbehoorlijk dan? Cassatie instellen met geen ander doel, dan de zaak slepende te houden, zodat ik er onderdoor ga? Ik klaag u aan bij de Tuchtwetgeving!
Mr. Mout gooit de horen op de haak, en ik belde onmiddellijk de journaliste Corry Vis die bij mij thuis kwam om de bandopname zelf af te luisteren. Vervolgens belde zij in mij aanwezigheid mr. Mout en liet hem weten: "Ik zit hier thuis bij de heer de Werd en heb zojuist een bandopname beluisterd, waarin u kenbaar maakt dat u cassatieberoep hebt ingesteld bij de Hoge Raad, met als geen ander doel dan de zaak slepende te houden, zodat de Werd uiteindelijk wordt genoodzaakt om als partij in dat conflict af te haken. Ik had graag uw commentaar hierop.

Mr. Mout, begon onmiddellijk de journaliste te dreigen, als u het waagt hierover te publiceren, dan krijg u zeer ernstige problemen, liet hij keer op keer weten. De journaliste durfde het inderdaad niet aan om zijn mindersociaal onwettig gedrag te publiceren. Maar ik belde vervolgens de Officier van Justitie mr. Asser en stelde hem met bijbehorende verontwaardiging hem op de hoogte van het complot tussen Mout en Schoenmaekers om het rechtsgeding zo lang mogelijk slepende te houden. Genoemde Officier van Justitie kon dat kennelijk niet waarderen, want hij ondernam achter de schermen onmiddellijk actie, hetgeen de Hoge Raad er toe noodzaakte om alsnog vervroegd uitspraak te doen, waarbij het meinedig individu Bargerbos ter berechting wederom werd doorverwezen naar de Meervoudige Strafkamer.

Vervroegd, omdat de Hoge Raad de schijn van betrokkenheid bij dit complot wenste te vermijden. U ziet heer Bos, waartoe de commerciële advocatuur in staat is als het om hun kip met gouden eieren gaat! Vanwege de tuchtwetgeving, die zich kenmerkt door het feit dat vakgenoten oordelen over vakgenoten en de verplichte procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv, dit gekoppeld is aan zeer hoge griffiekosten en kosten van rechtsbijstand, die zo hoog oplopen dat tienduizenden burgers, waaronder ikzelf, in het geheel geen toegang meer tot de rechter kunnen verkrijgen. Heeft de burger die met dit soort excessen wordt geconfronteerd nauwelijks enige bescherming daartegen. Dit is in strijd met de Grondwet en art. 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, waarvan akte!

Heer Bos,

De Staat der Nederlanden heeft thans als laatste strohalm via Donner en de Wijkerslooth er voor gekozen, om via doodzwijgen van deze affaire de haar rechtens toekomende schadeplicht, zodoende onrechtmatig te ontlopen, hetgeen op zich een onrechtmatige overheidsdaad oplevert in overtreffende trap, wat Donner en de Wijkerslooth zich veroorloven. Dit in de wetenschap, dat de toegang tot de rechter voor mij als gevolg van de verplichte procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv en de daarmede gepaard gaande zeer hoge kosten, niet valt op te brengen.

Daarmede is de Staat der Nederlanden de heilloze weg van eigenrichting ingeslagen. Want ik verzeker u, het behoort wat mij betreft niet tot de mogelijkheden op welke wijze dan ook, dat mijn burgerlijke rechten zoals bij wet en internationale verdragen aan een ieder op Nederlands grondgebied toegekend, via ambtelijke corruptie op grote schaal bij de uitvoerende organen van de Formele Wetgever, volledig worden ontnomen. Dit ter zekerheidstelling van mijn totale rechteloosheid als Nederlands staatsburger, om vervolgens via het doodzwijgen van voorgaand minder sociaal en onwettig gedrag aan de rechtens toekomende schadeplicht van de Staat der Nederlanden terzake te kunnen ontkomen.

No way, heer Bos, met deze vorm van eigenrichting, geheel buiten de rechter om, zal de Staat der Nederlanden wat mij betreft dit conflict nimmer in haar voordeel kunnen beslechten. Daartoe sta ik zelfs garant, met alle middelen die mij desnoods via eigenrichting ten dienste staan. Voortzetting van dit conflict op deze door de staat gewenste wijze brengt met zich, dat de Staat der Nederlanden voor de volle 100% de verantwoording toekomt voor alle excessen die daaruit kunnen voortvloeien, waarvan akte!

De ernstige rechtsgevolgen van voortzetting van dit conflict, waarbij door de Staat der Nederlanden via ambtelijke corruptie van haar uitvoerende organen het oordeel van de rechter geheelterzijde heeft geschoven, c.q. de kans op deugdelijke rechtspleging volstrekt werd uitgeschakeld, hebben de betrokkenen inmiddels als boemerangeffect zelf mogen, beter gezegd, moeten aanvaarden. Het is ronduit bizar, dat de voorzitter van het College van Procureurs-generaal de Wijkerslooth en enkele Ministers uit de regering, zich liever als nazi afgebeeld laten etaleren, dit zonder dat zij in staat zijn gebleken daartegen juridische actie te ondernemen, dan dat zij de feitelijke waarheid gestaafd door overvloed aan wettig overtuigend bewijs, wensen te erkennen. Dat nu heer Bos zegt meer over hen zelf, dan zij ooit publiekelijk zouden durven vertellen.

Heer Bos, ongetwijfeld, vraag ook u zich af hoe het mogelijk is dat tot op heden er van Donner en de Wijkerslooth ruim een half miljoen afbeeldingen door mij van hen konden worden verzonden over de gehele wereld als nazi, waarbij de Wijkerslooth zelfs als zodanig op de TV werd getoond met name in het actualiteitenprogramma Twee Vandaag. En dat beiden daarop reageerden met de mededeling in de media, dat daarop geen stafklacht viel te verwachten. De Wijkerslooth verklaarde zelfs voor de tv-camera: "Dat laten wij maar zo!"

Zij konden niet anders heer Bos. Hun geweten gebood hen dat. Zij weten namelijk dat het OM vergeefs heeft gepoogd mij strafrechtelijk te vervolgen voor het beledigen van ambtenaar in functie en dat het OM daarin herhaalde malen jammerlijk heeft gefaald. Ik heb daarbij drie politierechters op rij weten te wraken, met als wrakinggrond, dat er noch civielrechtelijk, noch strafrechtelijk een rechtsgeding kan plaatsvinden, omdat de Officier van Justitie zich via het verduisteren van de bevelen van het Gerechtshof, op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur c.q. de Rechter heeft begeven.

Nadat ik de Officier van Justitie herhaalde malen had verzocht mij een nieuwe zittingsdatum kenbaar te maken, zodat ik ook de vierde politierechter zou kunnen wraken op grond van exact dezelfde argumenten, beëindigde het OM de strafrechtelijke vervolging op onrechtmatige wijze, door in het geheel niets meer van zich te laten horen c.q. het hazenpad te kiezen. Onrechtmatig, omdat een strafrechtelijk rechtsgeding, aanvangt met een dagvaarding en dient te worden beëindigd niet met het hazenpad van de Officier van Justitie, doch via de einduitspraak van de rechter, waarvan akte.

U hebt het ongetwijfeld begrepen heer Bos, ik ben er in geslaagd om een wig te drijven tussen de Zittende en Staande Magistratuur. Dat is de enige reden waarom de Wijkerslooth en Donner genoodzaakt zijn zich als nazi te laten etaleren., zonder daartegen juridische actie te kunnen ondernemen. De Zittende Magistratuur heeft zich in de conflict achter de Werd geplaatst. Het wordt de hoogste tijd dat de Staat de Nederlanden dit feitelijk gegeven accepteert en daaruit de juiste consequenties trekt.

Het is ronduit bizar, dat mijn malafide tegenspelers zich liever als nazi laten etaleren, dan de feitelijke waarheid, gestaafd door overvloed aan wettig overtuigend bewijs en formeel door de rechters bevestigd, te erkennen en daaruit de enig juiste conclusie te trekken. Te weten: dat dit conflict ten spoedigste via een akte van Dading dient te worden opgelost. Strikt juridisch is dit nog de enige legale weg, omdat de Officier van Justitie zich terzake nog steeds op de stoel van de rechter bevindt, zolang de zeer ernstige rechtsgevolgen daaruit voortvloeiende niet via een Akte van Dading zijn weggenomen.

Ik heb inmiddels in een brief aan Hare Majesteit de Koningin verzocht, om haar regering duidelijk te maken, dat zij het als een belediging van haar Troon en persoonlijke integriteit ervaart, indien de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal en/of Ministers uit haar Regering zich ter aanranding van de Nederlandse rechtsorde publiekelijk als nazi laten etaleren, zonder dat daartegen juridische actie wordt ondernomen. Temeer daar rechtspleging hier ten lande geschiedt: IN NAAM DER KONINGIN en het aanzien van de democratische rechtsstaat, c.q. het vertrouwen dat de burgers in een behoorlijke rechtspleging zouden moeten kunnen stellen, hierdoor ernstig wordt geschaad.

Resteert mij nog heer Bos, u ten overvloede kenbaar te maken, dat de uitvoerende organen van de Formele Wetgever mijnerzijds formeel niet als zijnde de vertegenwoordiging van het Wettelijk gezag worden erkend, alvorens de Staat der Nederlanden terzake via een Akte van Dading, formeel orde op zaken heeft gesteld. Dat ook hieruit de nodige escalaties kunnen ontstaan moge u wel blijken uit het feit, dat de Officier van Justitie te Leeuwarden op 17 augustus, a.s. om 15.15 uur bij de Kantonrechter mijn gijzeling zal vorderen. Dit onder het motto Wet is Wet, omdat een parkeerboete niet door mij zou zijn betaald. Ik zal echter, wat misbruik van de Gewapende Macht betreft, nimmer zwichten. Daarvoor is de prijs te hoog, niet alleen voor mij doch voor ons allen!

Het OM komt niet het recht toe, om via het plegen en laten plegen van zeer ernstige delicten als wetshandhaver zo ernstig te falen - dit ter bevrediging van de financiële vraatzucht van de commerciële advocatuur - dat de toekomst en het levensgeluk van mij en mijn gezin definitief volledig werd verwoest. Om vervolgens bij mij aan te komen onder het motto: "Wet is Wet", dat niet kan worden getolereerd, dat het slachtoffer van het voorgaande zijn auto fout heeft geparkeerd. Dit beleid vertegenwoordigt in strijd met de geest van de Wet c.q. de bedoelingen van de Formele Wetgever absolute willekeur. Nog daargelaten de vraag, of de Werd wel zijn wagen fout heeft geparkeerd. Immers, het is u zeker bekend, dat verkeersboetes via de Wet Mulder worden vervolgd, dus geheel buiten de rechter om. Zeker, men kan daartegen in beroep bij de kantonrechter en het Hof. Echter dat geld niet voor die tienduizenden burgers die niet meer in staat zijn de zeer hoge kosten daaraan verbonden op te hoesten.

Heer Bos, ik heb mij de moeite genomen om u uitvoerig te informeren, zodat u daaruit de conclusies kunt trekken en u als politicus op grond daarvan de juiste beslissingen kunt nemen. Ik wens u daarbij veel wijsheid toe en ben te allen tijde bereid u nader tot in de kleinste details te informeren. Uiteraard alles gestaafd door en overvloed aan wettig overtuigend bewijs.

Ik wens u voorts, dat uw jongste aanwinst toekomstig in goede gezondheid en vrijheid moge leven, en dat het zeker later niet behoeft mee te maken, hetgeen mijn gezin met mij is overkomen. Daartoe is wel noodzakelijk, dat de vader niet in gebreke blijft. U hebt zich een maatschappelijke status weten te verwerven, waarmee u als medewetgever invloed kunt uitoefenen op het tot stand brengen en in stand houden van deugdelijke rechtspleging, ondermeer via controle op macht.

Wat dat betreft heer Bos heeft u een enorme verantwoordelijkheid op zich genomen. Want als u niet als zodanig controleert, dan rijst toch de vraag, wie bewaakt de bewakers? Indien deze affaire wel iets heeft bewezen, dan is dat niet alleen het gelijk van de Werd, doch vooral dat een democratische rechtsstaat die in 40/45 zwaar werd bevochten om die tot stand te brengen, en waarvoor vele burgers over vrijwel de gehele wereld de allerhoogste prijs (hun leven) hebben moeten offeren, ook in vredestijd dient te worden verdedigd en gekoesterd.

Wat dat betreft kan men niet volstaan met de jaarlijkse dodenherdenking op 4 mei. Een volk dat dit niet beseft heeft niets geleerd uit de roetzwarte bladzijden die de Staat der Nederlanden in haar rechtsgeschiedenis heeft geschreven. Een volk dat staatsterreur via het schenden van de Grondwet, Nationale Wetgeving en Internationale Verdragen accepteert, zoals terzake het geval is gebleken, heeft geen recht van klagen indien het wordt geknecht en onteerd, waarvan akte!

Vertrouwende op spoedig tegenbericht uwerzijds dat de sfeer ademt van integerheid en goede wil om uiteindelijk alsnog via een Akte van Dading tot oplossing van deze onverkwikkelijke affaire, te komen. Wat dat betreft benader ik u niet privé doch als politicus, als medewetgever c.q. vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden terzake. Want één ding moge duidelijk zijn heer Bos, ik heb er geen enkele behoefte aan om wie dan ook onnodig te kwetsen. Ik streef er nog slechts naar om een paar jaartjes in rust en vrede te kunnen leven. Helaas zijn daar wel twee partijen voor nodig. Want met onwillige honden is het nou eenmaal slecht hazen vangen, luid het gezegde. Vandaar ook de escalatie van dit conflict wat mij betreft in zeer ongewenste richting. De rekening van de vele onrechtmatige overheidsdaden ten laste van mij en mijn gezin veelvuldig gepleegd, zal echter via een Akte van Dading dienen te worden vereffend, wat mij betreft het liefst ten spoedigste en goedschiks, maar dat had u ongetwijfeld al begrepen.

Vriendelijke Groet,

K.H. de Werd

Postbus: 36157

1020 MD Amsterdam.


Vriendelijke Groet,

K.H. de Werd
Postbus: 36157
1020 MD Amsterdam.