Officier van Justitie Mr. R.W. Asser:
De zeer gedetailleerde aangifte van De Werd terzake meineed is zinvol geweest


Homepage Karel de Werd <=======> Wraking van het Hof Den Haag

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens


Mijn naam is Karel de Werd. Ik ben een ex-aannemer die door machinaties van de vakbond FNV en de kongsies tussen de Rechterlijke Macht, het Openbaar Ministerie en de vakbeweging door belangenverstrengeling voor miljoenen is gedupeerd.

Tot nu toe heeft dat geleid tot een eindeloos juridisch gevecht, waarbij de Officier van Justitie van het parket in Amsterdam er niet voor schroomt om bevelen van de het Gerechtshof niet uit te voeren, en daarover onder ede te liegen, kennelijk omdat het meineed betrof van een bestuurder van de vakbond FNV in mijn zaak die speelde in 1983.

18 februari 2002

Tijdens mijn civiele procedures tegen de Vakbondsmaffia werd door 'n zestal personen, waaronder een drietal 'bondsbestuurders' zo veelvuldig en openlijk meineed gepleegd, dat alle aanwezigen in de zittingszaal daarover geen enkele twijfel konden hebben. Op mijn aangifte terzake meineed reageerde de Officier van Justitie Mr. R.W. Asser als volgt, en ik citeer:

    De zeer gedetailleerde aangifte van De Werd terzake meineed is zinvol geweest, in die zin dat hij daarmede de waarheid boven water heeft gebracht. Het is nu zelfs bij het O.M. in ruime kring bekend dat veelvuldig meineed werd gepleegd, echter bij vervolging van de meinedige personen kunnen zaken in het daglicht treden, die het vertrouwen van iedere burger in de rechtspleging ernstig doen ondermijnen, derhalve vereist het Algemeen Belang dat in dit geval het plegen van genoemd delict niet wordt vervolgd, dit temeer gelet op de zeer agressieve houding van De Werd.

    In zijn brief aan het Gerechtshof verwijt hij de Raadsheren opzettelijk te hebben gedwaald, waarbij hij Raadsheer L.W.M.M. Drabbe zelfs van corruptie beschuldigt. Ik betreur het met De Werd dat het Hof terzake heeft gefunctioneerd zoals men dat van een Gerechthof niet zou mogen verwachten; immers op zijn minst heeft het Gerechtshof zelf meineed uitgelokt. Ik ben van menig dat het hierbij niet zou moeten blijven. Het Gerechtshof heeft de niet benijdenswaardige taak om De Werd uit te leggen waarom het heeft gefunctioneerd, zoals het heeft gefunctioneerd. (Einde citaat)

Vanaf dit moment ontstond er 'n oorlog tussen mij en genoemde officier. Ik eiste van hem dat hij de meinedige individuen strafrechterlijk zou vervolgen, omdat ik daardoor ernstig in mijn belangen werd geschaad. De Officier weigerde echter pertinent, waarop ik via de artikel 12 procedure het Gerechtshof heb verzocht om deze onwillige officier desnoods te bevelen tot het strafrechterlijk vervolgen van de meinedige individuen. Ik voerde daarbij aan dat het gehele rechtsstelsel op losse schroeven komt te staan indien om welke redenen dan ook het straffeloos plegen van meineed zou worden toegestaan.

Het Gerechthof liet weten dat haar uit de stukken en mijn betoog is gebleken, dat de kans op een veroordeling zeer wel aanwezig zou zijn indien strafrechterlijke vervolging zou worden ingesteld. Dus gaf het gerechtshof de Officier van Justitie een bevel ex art. 12k Sv. om één van de meinedige individuen, te weten A.G. Bargerbos te dagvaarden. Het Gerechthof heeft daarbij geen datum genoemd waarbinnen de strafrechterlijk vervolging zou moeten aanvangen. De Officier van Justitie had dat goed begrepen, want het aan hem gegeven bevel verdween onmiddellijk in zijn onderste bureaulade, met als gevolg dat ik nu vrijwel dagelijks van hem verlang dat hij het aan hem gegeven bevel zou uitvoeren. Uiteindelijk zwichtte hij, omdat ik hem met een kortgeding tegen de Staat de Nederlanden dreigde indien hij nog langer zou weigeren het aan hem gegeven bevel uit te voeren.

De dagvaarding werd uiteindelijk uitgebracht, maar met onwillige honden is het slecht hazen vangen. In die zin, dat tijdens de strafrechtelijke zitting wederom iedereen meineed kwam plegen en wederom zo openlijk dat daar bij niemand in de rechtszaal enige twijfel zou hebben kunnen ontstaan. Daarbij komt nog dat de voorzitter van de Meervoudige Strafkamer en secretaris-penningmeester van de Rotary Amsterdam, Eveline van Schaardenburg, het bevel van het Gerechtshof ontkrachtte door alle getuigen mede te delen: 'het gaat hier om de vraag of werd bemiddeld'.

Zodoende verliet zij de grondslag van de tenlastelegging. Immers, zij diende niet te beoordelen of er werd bemiddeld, maar of er meineed werd gepleegd. Voorts liet zij weten dat het de rechtbank niet is gebleken dat de bonden meer zouden hebben gedaan dan bemiddelen of anderszins onrechtmatig jegens de Werd zouden hebben gehandeld. Dat durfde zij te motiveren ondanks dat die bonden op 20 juni 1979, al waren veroordeeld op grond van de door hen gepleegde onrechtmatige daden, waaronder het leggen van een ondeugdelijk beslag op het bedrijfsvermogen dat 8 maanden duurde, zodat mijn bouwbedrijf ter ziele ging.

De bondsbestuurders hebben dus waarheid gesproken. Immers, zij hebben alleen bemiddeld, dus kan er geen sprake van meineed zijn, aldus deze corrupte strafrechter. Zo ging dat! Eveline van Schaardenburg kwam kennelijk in gewetensnood, want zij ging biechten bij haar vriendin, te weten hoofdgriffier van den Hoek die mij telefonisch dit kenbaar maakte; en ik citeer:

    Eveline van Schaardenburg is mijn vriendin, ik ken haar al 22 jaar, zij heeft dan ook bij mij over haar motivering gesproken. Het is geen kwestie van smeergeld geweest, dat moet u van mij aannemen, daar steek ik mijn beide handen voor in het vuur. Maar als u zegt dat zij als rechter niet heen kon om de macht die de bonden bij de rechterlijke macht hebben, dan zit u dicht bij de waarheid, zeer dicht zelfs.

De officier wilde geen beroep in stellen. Echter, dat heb ik via eindeloze ruzies weten af te dwingen. Maar ook de voorzitter van de Meervoudige Strafkamer bij het Hof, Mr. Wederven, ontkrachtte het bevel van het Gerechtshof door evenals Eveline van Schaardenburg de grondslag van den tenlastelegging te verlaten. Als beloning daarvoor heb ik hem ter zitting uitgemaakt voor vuile landverrader en gevraagd voor welke prijs hij zijn ziel had verkocht.

Advocaat-Generaal Mr. C.C.P. van Riel ging tegen zijn opzettelijk uitgesproken dwaling in cassatie, maar vergat (?) daarbij zijn handtekening onder het cassatiegeschrift te plaatsen, hetgeen werd beloond met niet-ontvankelijkheid. Wel liet genoemde Advocaat-Generaal mij weten, "dat de verdachte A.G. Bargerbos via een onjuiste procesgang was vrijgesproken van meineed. Dat houd ik als een paal boven water ook ten aanzien van de media; daar heb ik geen enkele moeite mee", aldus van Riel.

De vakbondsmaffia was zeer gelukkig met de onrechtmatige vrijspraak van Bargerbos, daar hadden ze veel geld aan besteed want de meinedige individuen werden in de rechtszaal vertegenwoordigd door drie commerciële advocaten. Maar er waren nog meer bondsbestuurders die meineed hadden gepleegd, dus nu verlangde ik van de officier dat hij G. de Lang wegens meineed zou dagvaarden. De officier liet vervolgens weten: "Dit heeft alle partijen zo ernstig geschaad, dat nog slechts één conclusie mogelijk moet zijn en die luidt, in godsnaam dit nooit weer".

Dus ik verzocht het Hof ten tweede male om een bevel aan de officier te geven. In de raadkamer trof ik Advocaat-Generaal van Riel die namens de Staat der Nederlanden kenbaar maakte: "Dat de verdachte G. de Lange meineed heeft gepleegd, en hij zeker niet alleen, en dat daarover bij het O.M. geen enkele twijfel bestaat".

Echter, rechtbank en hof negeerden in de meineed-procedure tegen Bargerbos vrijwel alles wat ten laste van de verdachte kwam. "Ik zie derhalve niet in waarom deze verdachte wel zou kunnen worden veroordeeld; en Bargerbos niet!". Dit keer hield ik een pleidooi van ruim twee uur. De inhoudelijke strekking van mijn betoog kwam wederom hierop neer dat bij het toestaan tot het straffeloos plegen van meineed het rechtssysteem zou ophouden te bestaan en daarmede eveneens de toekomst van onze kinderen. Mijn betoog had succes in die zin dat het Gerechtshof mij in het gelijk stelde, met als gevolg dat de officier wederom werd geconfronteerd met een bevel tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed.

Wat vervolgens gebeurde, daar zal elke jurist in Nederland van moeten huiveren. De officier vraagt aan mij: "Wat moet ik doen met dat tweede bevel?". Waarop ik hem liet weten dat weet je toch zelf wel als Officier van Justitie? Ik heb er voor gezorgd dat je twee bevelen hebt bekomen van het gerechtshof, dus wat dat betreft ben ik duidelijk genoeg geweest. Het is op zich al een schande voor het gehele Openbaar Ministerie dat ik als bouwvakker op deze wijze wordt genoodzaakt het O.M. te sturen. De Officier had geen enkel probleem met het tweede bevel van het gerechtshof. Er werd zelfs geen dagvaarding uitgebracht om aan het bevel te voldoen. Integendeel, genoemd bevel vond onderdak in de prullenbak van het O.M. en daarmee ons gehele rechtssysteem. Immers uit het voorgaande blijkt dat het O.M. de formele wet en de rechtsmacht van het Gerechtshof niet zonder enig voorbehoud erkent.

Enkele maanden geleden werd ik lastig gevallen door twee politiefunctionarissen. Dit zonder dat ik een strafbaar feit en/of welke overtreding dan ook had gepleegd. Uit ergernis daarover stak ik de bekende vinger op, waarvoor ik door het O.M. werd gedagvaard op 4 oktober om mij te verantwoorden voor enkelvoudige belediging van een ambtenaar in functie. Ik waarschuwde toen zowel de officier als de politierechter, dat zij beiden in de problemen zouden komen indien de Officier van Justitie haar vervolging terzake zou doorzetten. Die waarschuwing bleek terecht, want binnen tien minuten stond de officier te liegen, met als doel een behoorlijke rechtspleging in negatieve zin te beïnvloeden en maakte de politierechter mij kenbaar dat zij weigerde haar beslissing tot het afwijzen van mijn wrakingsverzoek te motiveren.

De oorzaak ligt in het feit dat ik ter zitting de stelling poneerde, dat de aan mij uitgereikte dagvaarding steunt op de formele wet die echter door het O.M. zelf al niet meer geldig werd geacht door veelvuldig meineed te laten plegen, waartoe zelfs de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12k, gegeven volstrekt werden genegeerd. Dus het gezag van het Gerechtshof niet meer erkent. Als het O.M. op voorgaande wijze de formele wet buiten toepassing verklaart, en zelfs het gezag van het Gerechtshof niet meer erkent, waarom zou ik dan nog als burger de rechtsmacht van de Zittende en Staande Magistratuur erkennen?

Ik wil dus eerst weten van het O.M.: sinds wanneer zij de formele wetgeving en het gezag van de Zittende Magistratuur weer erkent, nog daargelaten het feit dat het O.M. als uitvoerend orgaan van de formele wetgever in het geheel niet de bevoegdheid toekomt om te bepalen of de Formele Wet geldig is; en zo ja, wanneer en/of de bevelen van het Gerechtshof volstrekt te negeren. Integendeel, de taak van het O.M. staat expliciet beschreven in art. 4 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. Te weten het handhaven van de wet en het vervolgen van strafbare feiten.

Voor de Officier heb ik een juridisch onoverkomelijk probleem geschapen. Immers, het straffeloos laten plegen van meineed ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr., en het volstrekt negeren van de bevelen van het Gerechtshof ex. art.12k, zijn jegens mij een onrechtmatige overheidsdaad in overtreffende trap. De schade daaruit voortvloeiende dient volgens de formele wet b.v. art. 1401 Bw (oud) geheel te worden vergoed. Ik heb mij voorts nog beroepen op absolute willekeur, in strijd met de wet en internationale verdragen. Immers, enerzijds straffeloos meineed laten plegen ten laste van mijn belangen en het levensgeluk van mijn gezin - een delict waarop de wetgever 6 tot 9 jaren gevangenisstraf heeft gesteld - en vervolgens mij als slachtoffer van het voorafgaande wel vervolgen wegens enkelvoudige belediging; hetgeen getuigt van absolute willekeur.

De officier realiseert zich dat zij nooit kan bekennen dat de bevelen van het Gerechtshof door het O.M. werden genegeerd. Immers, in dat geval erkent zij de schadeplicht van het O.M. tegenover mij, die inmiddels is begroot op fl. 25.000.000. Dus zij verklaart ondanks haar ambtseed ex. 29 Ro., dat het O.M. altijd de bevelen van het Gerechtshof opvolgt. Waarop ik onmiddellijk reageerde met de vraag, kunt u aantonen wanneer de dagvaarding door uw O.M. werd uitgebracht om aan het tweede bevel van het Gerechtshof te voldoen?

Welnu dat kon zij dus niet, omdat het genoemde bevel onmiddellijk onderdak in de prullenbak van de officier heeft gevonden. En toch houdt ze op gespannen voet met de feitelijke waarheid vol, dat het genoemde bevel wel werd opgevolgd. Deze officier blijkt dus net zo betrouwbaar als een junk die moet scoren. Immers, zij liegt bewust met als doel behoorlijke rechtspleging aan te randen. Zij behoort dus ook tot het kaf onder het koren dat het aanzien van de rechtspleging te schande maakt. In maart wordt de zitting voortgezet. Het is aan mij om er voor te zorgen dat de Officier van Justitie er niet in slaagt de door haar geuite onwaarheid te handhaven.

Ik nodig iedereen uit, met name de pers, om op die zitting ergens in maart aanwezig te zijn en te constateren of de Officier van Justitie het aandurft bij de door haar geuite leugen te persisteren.

Gegroet,

Karel de Werd


    15-2-2002 16:98 VAN: geen AAN: 0205913397 PAGINA:001 VAN 001

    spoed
    faxbericht
    Aan: de Officier van Justitie Parket Amsterdam
    Faxnummer. 0205413397
    Van: de Werd K.H.
    Faxnummer.
    Telefoon werk: 06-52294249
    Telefoon thuis:


    Pagina's: 1
    Datum/tijd: 15-2-2002 16:48:14
    Onderwerp: Betreft Parketno: 13031028?01

    Edelachtbare Vrouwe,

    Vanaf het moment, dat uw Openbaar Ministerie zich ter bevrediging van de financiële vraatzucht der commerciële advocatuur formeel het standpunt heeft betrokken, dat ondanks de artikelen 29, 4 Ro. 207 lid 1 en 2 Sr. en 12k Sv ten laste van mijn juridische belangen en het levensgeluk van mijn gezin, het zeer veelvuldig plegen van meineed niet strafrechterlijk dient te worden vervolgt; ja, zelfs daartoe de bevelen van het Gerechtshof volstrekt werden genegeerd en de Staat der Nederlanden tot op heden weigert de veroorzaakte schade voortvloeiende uit voorgaande onrechtmatige overheidsdaden te vergoeden, dit alles in strijdt met de Formele Wet en Internationale Verdragen, wordt mijnerzijds uw O.M. en de Zittende Magistratuur formeel niet meer erkend als zijnde de uitvoerende organen van de Formele Wetgever.

    Om de betrokkenheid van malafide leden bij de Zittende en Staande Magistratuur bij voorgaande juridisch criminele situatie te verbloemen, hebt U op 4 oktober jl. nota bene als Officier van Justitie en op gespannen voet met de feitelijke waarheid bij de Politierechter laten weten, dat het O.M. altijd de bevelen van het Gerechtshof opvolgt. Dit ondanks het gegeven dat U niet in staat bent gebleken en/of ooit in staat zal blijken te zijn of aan te tonen wanneer door het O.M. de Dagvaarding werd uitgebracht om aan het tweede bevel van het Gerechtshof tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed te voldoen.

    U hebt bij de Politierechter bewust gelogen, met als doel wederom een behoorlijke rechtspleging in negatieve zin te beïnvloeden.