De klassenoorlog van vandaag

Voedselbanken . . Kamerzetel 151 . . Klokkenluiders <===> SDN . . Crisisdebat . . AOW

Door: Rudi Wielers

Vooral op grond van een demografische analyse komt de WRR tot de conclusie dat het wel meevalt met de tweedeling van de Nederlandse samenleving. Het lijkt alsof de WRR ons gerust wil stellen, na de nadonderende preek van de bisschop over de armoede in Nederland. Met een wat lager minimumloon kunnen we ons geschopte geweten sussen, zo lijkt de WRR te suggereren. Is dat terecht? Het middel lijkt de kwaal alleen maar te verergeren.

Het probleem van de Nederlandse arbeidsmarkt is dat de relatieve prijs van arbeid ten opzichte van kapitaal snel toeneemt. We zijn in staat met steeds minder menskracht steeds meer producten te maken. Van die vergroting van de arbeidsproductiviteit worden velen bepaald niet slechter. De lonen gaan omhoog en de koopkracht neemt toe. Maar tegelijkertijd wordt de productiefactor arbeid duurder. Omdat een deel van de toegenomen productiviteit ten goede komt aan de productiefactor kapitaal wordt kapitaal minder schaars. Het gevolg is dat arbeid steeds duurder wordt in vergelijking met kapitaal. Met andere woorden: het wordt steeds goedkoper om meer kapitaal in te zetten en arbeid weg te automatiseren.

De gevolgen van die ontwikkeling zijn overal op de arbeidsmarkt te zien. Over het geheel genomen neemt de hoeveelheid gewerkte uren in Nederland nauwelijks toe. De toename van de arbeidsparticipatie is vrijwel volledig toe te schrijven aan studenten die goedkope en flexibele arbeidskrachten zijn. In de industrie vervangen machines in snel tempo arbeid. De lonen stijgen, maar de afschrijvingen en de investeringen groeien in een reusachtig tempo en de werkgelegenheid neemt eerder af dan toe. De arbeidsproductiviteit groeit, en loonsverhogingen kunnen er zonder veel conflict vanaf.

In de dienstensector, waarin het veel moeilijker is kapitaal door arbeid te vervangen, is een stijging van de arbeidsproductiviteit veel moeilijker te realiseren. Om de loonkosten toch te drukken vergroot men de werkdruk en neemt tegelijkertijd het aantal lagere functies toe. Die worden echter vaak niet bezet door laag opgeleiden, want werkgevers zijn, door de markt gedwongen, erg selectief geworden. Een hoge arbeidsproductiviteit kan alleen worden gerealiseerd met goede arbeidskrachten.

Aan de tweedeling van de Nederlandse samenleving ligt ten grondslag dat sommige mensen gewoon niet productief genoeg zijn om nog succesvol op de Nederlandse arbeidsmarkt te kunnen participeren. Ze verliezen de concurrentieslag in de industrie, terwijl ze in de dienstensector het hoge tempo niet kunnen bijbenen. Vooral opleiding en gezondheid worden steeds belangrijker op de arbeidsmarkt. Mensen met een lage opleiding of met een slechte gezondheid hebben steeds minder kans op werk. Van de lager opgeleiden in de Nederlandse bevolking tussen 15 en 65 jaar had in 1994 31% betaald werk, met MAVO 36%, met LBO 53% tegenover HBO 74% en WO 81%. Het verschil in arbeidsparticipatie tussen lager en hoger opgeleiden is de laatste jaren toegenomen.

Daarnaast is gezondheid een belangrijke determinant van arbeidsparticipatie. In 1993 had 86,4% van de gezonde mannen in Nederland een baan, onder mannen met 'enige' mate van beperking lag dat al op 69%, tegen 44% van de mannen met een volledige beperking. Van de gezonde vrouwen had 50% een baan, tegenover 35% van de vrouwen met 'enige' beperking.

Is dit nu een proces van tweedeling waar we ons zorgen over moeten maken? Ja, dat moeten we. Opleidingsniveau en gezondheid zijn geen kenmerken die gemakkelijk te manipuleren zijn. Mensen met een zwak gestel zijn nog wel enigszins op te lappen maar verliezen de slag met een oergezonde, goed uitziende concurrent. En scholing bereikt vrijwel nooit de laagst opgeleiden, om dezelfde redenen waarom ze nooit hoger zijn opgeleid. Met andere woorden: de kenmerken die bepalen aan welke kant van de streep men terecht komt zijn erg hard en maar moeilijk door beleid te veranderen.

Hier komt nog bij dat een periode van inactiviteit de arbeidsmarktpositie alleen maar verslechtert. Alle groepen herintreders, die om welke reden dan ook een periode inactief zijn geweest, hebben het moeilijk op de arbeidsmarkt. Met alle respect voor het werk van Melkert, maar de doorstroming vanuit de Melkert-banen naar regulier werk is toch echt een knelpunt. Het hoge tempo, als gevolg van de noodzaak van het bereiken van een hoge arbeidsproductiviteit, maakt herintreding erg moeilijk. Ook dit proces verhardt de scheidslijn tussen actieven en inactieven.

Dit hele proces wordt nog eens versterkt door ons systeem van sociale zekerheid. In toenemende mate vindt herverdeling van inkomen via het stelsel van sociale zekerheid plaats. In 1960 werd nog ongeveer 6% van de bevolking in de leeftijdsgroep 15-65 jaar door sociale zekerheid in een inkomen voorzien, in 1980 was dat gestegen tot 18%, in 1993 tot 22%. De kosten van het onderhouden van de niet-werkenden worden opgebracht door de werkenden. In ons stelsel van sociale zekerheid maken die deel uit van de loonkosten. Dat verhoogt de kosten van de productiefactor arbeid nog eens extra.

Dit draagt ertoe bij dat ondernemers weer eerder gaan investeren in kapitaal dan nieuw personeel in dienst nemen. De arbeidsproductiviteit stijgt, en weer is er een groep die het niet bij zal kunnen benen. Omdat de kosten van sociale zekerheid worden verhaald op die groep stijgen de loonkosten, wat weer een aanmoediging is om vooral in machines te investeren. Het hele proces lijkt neer te komen op een vicieuze cirkel waarin steeds meer inactieven moeten worden onderhouden door steeds minder werkenden.

Juist omdat een groot deel van de inkomensherverdeling in Nederland tegenwoordig via het stelsel van sociale zekerheid tot stand komt, kan dit gemakkelijk tot problemen tussen werkenden en niet-werkenden. Het is de vraag hoe lang werkenden bereid zijn de kosten voor het onderhoud van de inactieven te betalen. Er is immers veel voor te zeggen dat verlaging van het minimumloon en de uitkeringen de arbeidsparticipatie bevordert.

En het is ook de vraag wat de niet-werkenden gaan doen. Sommigen, de zogenaamde 'stille armen', wenden zich af, omdat wel duidelijk is dat het een schande is de hand op te moeten houden in een samenleving waar gebaad wordt in weelde. Maar op de achtergrond is daarnaast de voortdurende dreiging van grote politieke conflicten over het oneigenlijk gebruik en vooral de fraude in de sociale zekerheid. Want waarom zouden uitkeringsgerechtigden niet tot fraude overgaan als ze het gevoel hebben dat de toegang tot de arbeidsmarkt hen wordt ontzegd?

Het verlagen van het minimumloon is in deze situatie niet de oplossing. Er is geen onderzoek dat aangeeft dat de werkgelegenheid er sterk door zal groeien. En het zet een enorme druk op de uitkeringen, die dan natuurlijk weer verder moeten dalen, waardoor de armoede van de niet-werkenden weer wordt vergroot. Wat de kloof tussen werkenden en niet-werkenden alleen maar groter maakt.

Een betere, want meer structurele oplossing om de tweedeling tegen te gaan zou een andere heffingsgrondslag van de sociale zekerheid. In plaats van de heffing eenzijdig op de arbeidskosten te laten drukken, zouden de lasten op de gehele toegevoegde waarde geheven kunnen worden. Hierdoor worden meer kapitaalintensieve bedrijven meer en arbeidsintensieve bedrijven minder belast. En hierdoor veranderen de relatieve prijzen van kapitaal en arbeid in ieder geval tijdelijk in het voordeel van arbeid.

Deze droom van de ingenieur Piet van Elswijk is ondertussen welbekend maar lijkt in Den Haag nog weinig weerklank te vinden. Is men bang voor conflicten met het grootkapitaal, bijvoorbeeld Shell? Dames en heren, wordt wakker. De strijd tussen kapitaal en arbeid is een klassenoorlog van gisteren. Die van vandaag is die van de werkenden die kankeren op uitkeringstrekkers en die van inactieven die vooralsnog de sociale zekerheid tillen. En als we de door de WRR voorgestelde weg inslaan is de oorlog van morgen die van de arme inactieven die het brood van de werkenden stelen.

    Rudi Wielers is verbonden aan de Vakgroep Sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen

Wij kunnen u de informatie over armoede niet onthouden !!