Art. 12 strafvorderingsprocedure over de vervolging van Procureur-generaal
mr. Jhr. J. de Wijkerslooth de Weerdesteyn op klachten van K.H. de Werd


Antecedentenregister RM . . . . . . SDN ====> Karel de Werd

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens


Van: de Werd K.H.
Telefoon: 06-52294249


Amsterdam, 26 augustus 2003 met aantekenen!


Aan de Nationale Ombudsman,
Postbus 93122, 2500 AC 's-Gravenhage,
Behandelend Medewerker: Mevrouw mr. A.P. Verhaag,
Betreft Conlussie van Antwoord terzake de Werd contra De Staat der Nederlanden.

Uw kenmerk: 2002.07732014,

Datum: 26 augustus 2003

Weledelgestrenge Vrouwe,

Allereerst mijn dank voor het feit dat u mij in de gelegenheid hebt gesteld om de brief d.d. 23/07/03 van minister mr. J.H. Donner, hierna gemakshalve te noemen Donner, te uwen kantore op te halen.

Alvorens met mijn conclusie van antwoord te beginnen, vraag ik er eerst akte van dat Donner de inhoudelijke strekking van mijn dupliek d.d. 18 april 2003 formeel als zijnde volstrekt juist heeft erkend, en in geen enkel opzicht weersproken. Voorts heb ik volstrekt duidelijk gemaakt dat ik niet zal toestaan dat wordt afgeweken van het formele standpunt dat het College van Procureurs-generaal en/of de Minister hebben ingenomen, zoals definitief is vastgelegd in hun gezamenlijke arglistige, bedrieglijke en juridisch volstrekt onvolwaardige brieven d.d. 16/10/02 en 02/04/03.

Dit klemt temeer daar Donner aan U Nationale Ombudsman, formeel heeft kenbaar gemaakt dat hij in het geheel niet wenste te reageren op de inhoudelijke strekking van mijn dupliek d.d. 16 april 2002. Hierbij zij met nadruk vermeld dat hij daarbij geen enkel voorbehoud heeft gemaakt. Zeker niet het voorbehoud dat hij op die beslissing zijnerzijds (kennelijk uit hoogmoed genomen) wenste terug te komen. Dit, indien bij nader onderzoek nog documenten zouden opduiken die in zijn ogen zouden kunnen rechtvaardigen terug te kunnen komen op zijn standpunt en verklaring. Hij deed dit echter wel, en dat is strijdig met een officieel ministerieel besluit. Koehandel in besluitvorming en rechtspraak is net zo onacceptabel als zijn verklaring van de onwettige oplegging ter verjaring van de bevelen tot het vervolgen van meineed.

Een dergelijke gang van zaken is strijdig met elke normale gang van zaken. Met name bij de procedure van de Nationale Ombudsman. Juridische is dat een doodzonde en bestuursrechterlijk eveneens. Immers, een burger moet er op kunnen vertrouwen dat een formele toezegging zoals terzake bij u Ombudsman en aan mij is gedaan ook wordt nagekomen, anders komt de betrouwbaarheid van de overheid in het geding. Evenmin deugt het procestechnisch van geen kant. Het OM komt met allerlei verschillende verklaringen die elkaar voortdurend tegenspreken, en heeft zo de procedure ruim een jaar weten te rekken. Men weigert mij daarbij inzage in het dossier en men komt uitsluitend met documenten daaruit, waarvan zij denken dat het hun onwettig functioneren zou kunnen ondersteunen. Deze gang van zaken is strijdig met een behoorlijke proceduregang en goed fatsoen en zorgvuldigheid, zoals zich dat in het maatschappelijk verkeer betaamt, waarvan akte!

Voorts vraag ik er akte van dat Donner in zijn brief d.d. 23 juli 2003, op blz. 3 bovenaan, formeel heeft erkend dat het OM nota bene als wetshandhaver ex. art. 4 Ro en ondanks art. 29, 11 lid c juncto 12 Ro, en 207 lid 1 en 2 Sr, formeel de stelling heeft betrokken, dat het veelvuldig plegen van meineed ten laste van mijn persoonlijke juridische belangen en een behoorlijke procesgang niet strafrechterlijk diende te worden vervolgd. En zelfs dat daartoe zes dwingende uitspraken van Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad der Nederlanden (waaronder drie bevelen ex. art. 12i Sv gegeven) niet werden opgevolgd en onwettig ter verjaring werden opgelegd.

Wel komt Donner met een uitleg waarom volgens hem de genoemde bevelen herhaalde malen door het Gerechtshof aan de Officier van Justitie ex. art. 12i Sv gegeven (tot het dagvaarden van G. de Lange wegens meineed), niet werden opgevolgd. Daarbij gaat hij voorbij aan mijn klachten, zoals ik die bij u heb gedeponeerd en die door u zijn weergegeven. Immers, die klachten luiden: "Dat het OM ondanks art. 4, 29, 11 lid c Ro, 207 lid 1 en 2, de grondwet en internationale verdragen formeel de stelling heeft betrokken, dat het veelvuldig plegen van meineed ten laste van mijn juridische belangen en een behoorlijke procesgang niet strafrechterlijk diende te worden vervolgd. Op deze klacht reageert Donner niet inhoudelijk. Waarvan akte.

Ten tweede heb ik geklaagd niet over de vraag waarom de bevelen van het Gerechtshof niet werden opgevolgd, wat Donner kennelijk blijkens zijn liederlijke pennenvrucht d.d. 23 juli 2003 niet heeft willen begrijpen, maar over het feit dat die bevelen middels ernstig handelen en nalaten, anders dan uit hoofde van ziekte en/of gebreken niet werden opgevolgd. Daarom heeft formeel nimmer een meineedprocedure plaatsgevonden; en zodoende werd door het Openbaar ministerie plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en van de Zittende Magistratuur. Waarvan akte!

Verder vraag ik aandacht voor het feit dat Donner het niet meer heeft over verjaring en mijn argumenten daartegen, zoals verwoord in mijn dupliek d.d. 18 april 2003, en door hem onweersproken, zodat dit niet meer aan de orde is. Waarvan akte. Tot slot vraag ik er akte van dat behoudens de volledige bekentenis van Donner, waaruit blijkt dat het OM zelfs fraude heeft gepleegd om de bevelen van het Gerechtshof ex. art. 12i Sv. illegaal te laten verdwijnen. Die nadere toelichting d.d. 23 juli 2003 bevat slechts juridische onzin, met als geen ander doel dan de aandacht af te leiden van het vaststaande feit, dat zes dwingende uitspraken van Rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad der Nederlanden (waaronder zelfs drie bevelen van het Gerechtshof ex.art. 12i Sv gegeven) door het Openbaar Ministerie in strijd met de wet, internationale verdragen en de grondwet, en ondanks art. art. 12i Sv en 207 lid 1 en 2 Sr, volstrekt werden genegeerd.

Donner tracht de aandacht daarvan af te leiden, door met een beroep op excessen die rechtstreeks voortvloeien uit de juridische mestvaalt die hij beheert, uitleg te geven waarom genoemde bevelen niet werden opgevolgd. Dat doet in het geheel niet terzake; nog daargelaten het feit dat ik niet heb geklaagd over waarom die genoemde bevelen niet werden opgevolgd, maar dat deze überhaupt niet werden opgevolgd.

Hierbij komt nog, dat noch ik, noch de Officier van Justitie, noch de minister, of wie dan ook en om welke reden dan ook, niet de bevoegdheid hebben om de bevelen van het Gerechtshof op welk een wijze dan ook te ontkrachten. Die dienen zonder enig obstructie van welke aard dan ook ten spoedigste te worden opgevolgd. Dat behoort Donner toch - gelet op de functie die hij pretendeert te kunnen bekleden - als geen ander te weten. Het zou meer dan van den zotte zijn, indien niet het geval. Nog daargelaten het feit, dat Donner zelf al en geheel vrijwillig en formeel bij U, Nationale Ombudsman, heeft verklaard dat hij in het geheel niet meer wenste te reageren, zonder daarbij een voorbehoud te maken van welke aard dan ook.

Ik voeg te uwer informatie nog in een document bij, te weten de pleitnotitie van mr. C.A.P.C. van Riel, waaruit u moge blijken dat deze Procureur-generaal in de raadkamer van het Gerechtshof zelfs voor de opheffing van de democratische rechtsstaat heeft gepleit met zijn stellingname ter plaatse: "Dat naar zijn stellige overtuiging door G. de Lange, A.G. Bargerbos en van Weden meineed werd gepleegd." en vervolgens concludeert hij, "Dat genoemde meinedige individuen, ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr. niet strafrechterlijk dienen te worden vervolgd". Dat is op zich al een onrechtmatige overheidsdaad jegens mij en de rechtszekerheid van de gehele Nederlandse samenleving, waarvan akte!

Ik heb gezegd en persisteer in tegenstelling tot Donner en de Wijkerslooth.

Vriendelijke groet,


K.H. de Werd,