De monetaire unie had er op de manier waarop ze nu werkt niet mogen komen

EuroStaete . . Kamerzetel 151 . . Klokkenluiders <==> SDN . . Staatsschuld . . Discussie . . Crisisdebat


van 15 maart 1999 _ _

Kees Vendrik stelt een progressief sociaal-economisch offensief op vier onderdelen voor. Want de politiek heeft de instrumenten uit handen gegeven om aan economische crises het hoofd te kunnen bieden.

HET was een interessant schouwspel dat de Tweede Kamer en de regering opvoerden, donderdagmiddag 4 februari. Onderwerp van gesprek was de economische toestand in Europa. Die is bepaald zorgelijk: buiten Nederland lukt het met name de grote Europese landen nauwelijks de werkloosheid naar beneden te krijgen en de bleke conjunctuur maakt de situatie er niet beter op. Voor 1999 verwacht de Europese Commissie zelfs nog meer moeilijkheden: er dreigt vraaguitval, waardoor de groei achterblijft, de werkloosheid oploopt en zelfs deflatie mogelijk wordt: een algehele prijsdaling die herinneringen oproept aan de Grote Depressie van de jaren dertig. Zo'n vaart zal het vermoedelijk niet lopen. Maar de champagne die de introductie van de euro begin januari begeleidden, maken in snel tempo plaats voor een verhoogde staat van paraatheid in de Europese beleidskamers.

Wim Duisenberg en zijn Europese Centrale Bank gingen van start met de rotsvaste overtuiging elke vorm van inflatie de kop in te drukken. Maar voorlopig ligt, zoals gezegd, een heel ander - tegenovergesteld - probleem op tafel. En het is bekend dat een beetje deflatie veel schade kan toebrengen, waarschijnlijk meer dan de door centrale bankiers zo bevochten inflatie. Nerveus over dit vooruitzicht wagen de politieke autoriteiten in elke hoofdstad van Euroland zich af of er ook voor hen een taak is weggelegd. Dat lijkt met de komst van de euro vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Mede dankzij het aantreden van een Rood-Groene coalitie in Duitsland, thans voorzitter van de EU, woedt daarover nu een heftige strijd.

Red.: zie 'Alleen de markt regeert')

In het Europa van 1999 is namelijk buiten één markt en één munt op erg veel terreinen erg weinig geregeld. Waar natiestaten normaliter de onderdelen van hun economische politiek zoals wisselkoersbeleid, monetaire politiek, begrotingsbeleid, fiscale politiek, arbeidsmarkt politiek nauwkeurig op elkaar afstemmen, is in Europa hierover eigenlijk niets georganiseerd. Er is alleen een afspraak dat de nationale begrotingstekorten onder de 3 procent moeten blijven en dat de staatsschuld daalt. Zo heerst in Europa een economische nachtwakerstaat zonder de door liberalen verfoeide 'topzware' verzorgingsarrangementen, 'geldverslindende' subsidies en andere leuke dingen voor linkse mensen. De lidstaten moeten dat allemaal zelf uitzoeken. Dat is echter schijn. Want zij staan mede dankzij de voltooiing van de vrije Europese markt én in afwezigheid van enige vorm van Europese sociaal-economische politiek bloot aan heftige beleidsconcurrentie.

Allen zetten vroeg of laat koers naar de status van meest marktvriendelijke natie met geflexibiliseerde arbeidsmarkten, geprivatiseerde nutssectoren, krimpende publieke budgetten en lagere belastingen tot gevolg, meestal in de vorm van dalende toptarieven en lagere belastingen op vermogens. Kortom: rechtse dingen voor rijke mensen. Op deze manier wordt in het huidige Europabeleid 'gecoördineerd'. Veel sociaal-democratische en groene politici zien dit proces met lede ogen aan. Op sociaal, fiscaal en ecologisch gebied is een race to the bottom gaande met het internationale bedrijfsleven als glorieuze winnaar dat hoppend en shoppend de nationale etalages langs loopt. Vandaar dat onder leiding van de nieuwe Duitse voorzitters, Lafontaine en Fischer, de Strijd om Europa aan een nieuwe ronde is begonnen.

Zij en hun bondgenoten opereren echter in een lastig parket. De christen-democraten en liberalen hebben bepaald geen toegankelijk Europees huis achtergelaten. Het wordt bidden, smeken en hopen dat de Europese Centrale Bank op tijd haar zinnen verzet en zich gevoelig betoont voor het gevaar van deflatie en tijdig nieuwe renteverlagingen inzet. Want van een politieke correctie kan geen sprake zijn; de ECB moest en zou immers politiek geheel onafhankelijk opereren. Dat gaat inmiddels zover dat nota bene één van de bestuurders van de ECB, Nout Wellink, tevens chef van De Nederlandsche Bank, onlangs voor Radio 1 verklaarde dat deze onafhankelijkheid wel 'erg groot was'.

(Zie: Groeiende geldberg baart Wellink zorgen)

Intussen blijft het risico bestaan dat de ECB haar gelijk tegenover de Europese politieke elite - Oskar Lafontaine voorop - wil halen en geen soepeler rentebeleid voert, totdat de arbeidsmarkten zijn geflexibiliseerd. De ECB laat, vooral sinds de invoering van de euro, niet na de lidstaten dit onder de neus te wrijven. Deze houding kan Europa duur komen te staan. De wereldeconomie vertoont namelijk een onaangename aanblik: de Japanse economie pruttelt in stationaire toestand; Brazilië, half Azië en heel Rusland trachten te bekomen van valutacrises, intensieve kapitaalvlucht, een imploderend bankwezen en een discutabele IMF-receptuur, die inmiddels in brede kring op grote kritiek stuit. Van de enig overgebleven economische grootmacht, de VS, wordt alom gevreesd dat zij haar groei niet weet vol te houden, maar binnen afzienbare tijd in een stevige recessie terecht komt. Amerika drijft nu nog slechts op uitbundige consumptie die vooral mogelijk wordt gemaakt door stijgende beurskoersen. Voor 1999 hoeft Europa dus niet te rekenen op de wereld.

Het risico van vraaguitval en extra werkloosheid moet Europa dus zelf oplossen, maar daar wringt zoals gezegd de schoen. Niet alleen vanwege de oriëntatie van de nieuwe ECB. De grote Europese staten, nog nauwelijks bekomen van hun race om de criteria voor de EMU te halen, beschikken over financieringstekorten die dichtbij de kritische grens van 3 procent komen. En daar mogen zij niet overeen, op straffe van hoge boetes. Die afspraak is neergelegd in het zogenaamde Stabiliteits- en Groeipact, een politieke toegift die de liberale en christen-democratische garde in november 1996 - met hulp van de Nederlandse sociaal-democratie - nog wist te organiseren. Daarom kunnen de grote landen van Euroland in 1999 geen trendbeleid voeren, zoals in Nederland, of door middel van een doelbewuste verhoging van het tekort een impuls geven aan de kwetsbare Europese groei. Dit is zelfs de Financial Times, niet de spreekbuis van links Europa, teveel geworden.

(Zie: Die verrukkelijke staatsschuld)

Op 5 februari werd in een scherp getoonzet hoofdredactioneel commentaar de Europese beleidsmakers te verstaan gegeven hun gepriegel op de vierkante millimeter op te geven en hun strijd tegen inflatie en hoge tekorten in te ruilen voor the real world van 1999. Pikant genoeg pleitte de krant voor een tijdelijke opschorting van het Stabiliteits- en Groeipact en stelde de auteur zijn laatste restje vertrouwen in de Duitse, Franse en Italiaanse regeringen, wier samenstelling doorgaans in de Lage Landen als een 'beleidsrisico' van formaat wordt beschouwd.

Het tekent de Europese toestand: veel is niet geregeld, en wat wel is geregeld, pakt nu al verkeerd uit, In het al aangehaalde debat in de Tweede Kamer was de verlegenheid met deze situatie dan ook groot. Van de zijde van de regering was een eenzijdig liberaal gezelschap aangetreden: de ministers Zalm (Financiën) en Jorritsma (Economische Zaken ), alsmede staatssecretaris Hoogervorst (Sociale Zaken) die namens zijn minister optrad. Zij wachtten af. Van de zijde van de Tweede Kamer mist eigenlijk niemand goed de toon te bepalen - met uitzondering van de VVD die, diep tevreden over zoveel liberale ministeriële aanwezigheid, meldde geen behoefte te hebben aan het debat (maar er toch maar aan deelnam).

PvdA-woordvoerder Crone deed zijn best zijn neokeynesiaanse inzichten aan de minister van Financiën te slijten, die daar overduidelijk geen behoefte aan had. In het Europa van Duisenberg en Zalm blijft Keynes voorlopig -en zeker in 1999 - dood. Ook andere (sociaal-democratische) regeringen in Euroland zullen spoedig merken hoe beperkt hun politieke bewegingsruimte is. En omdat Europa ook al geen politieke unie kent, moet telkens moeizaam de overeenstemming gezocht worden tussen de 15 EU Lidstaten, c.q. de 11 Eurolanden. Hen rest weinig anders dan elkaar periodiek diep in de ogen te kijken en te bezien of er consensus mogelijk is over de te volgen koers. Het kan bijna niet anders dan dat dat bij de huidige politieke verschillen tussen - zeg - een Zalm en een Lafontaine uitdraait op een status quo van pappen en NATO. Het siert de PvdA dat zij nu zo sterk de Europese kaart speelt. Al eerder deed Ad Melkert de uitspraak dat de Europese economie te belangrijk is om aait minister Financién over te laten' en dat is een waarheid als een koe.

(Red.: zie 'Aanpassing naar beneden')

Maar dat verdient wel de kanttekening dat uitgerekend de PvdA sinds 1989 regeringsverantwoordelijkheid draagt en zelf ooit de minister van Financiën leverde die Europa hoogst persoonlijk de weg naar deze Economische en Monetaire Unie wees, die per saldo eigenlijk alleen maar een monetaire unie is met alle problemen van dien. Bovendien werden goede argumenten van politieke en economische critici doorgaans genegeerd of zelfs als gevaarlijk - ik herinner me de uitspraken van de huidige staatssecretaris van Cultuur, Rick van der Ploeg, nog goed - van de hand gewezen. De PvdA heeft daarmee bovendien een kans van formaat laten lopen om aan het monetaire Europa voorwaarden te verbinden. Iets waartoe de Franse premier Jospin onmiddellijk na zijn aantreden in mei 1997 wel bereid was, toen hij het sociale Europa pontificaal op de agenda plaatste. Dit alles maakt de politieke en economische toekomst van Europa precair. Zoals gezegd regeert tot nader order de vrije markt en dat voorspelt voor het lastige conjuncturele jaar 1999 niet veel goeds. Of de conservatieve monetaire autoriteiten tijdig ingrijpen is onzeker, bezig als zij zijn de vorige oorlog (tegen de inflatie) nog te winnen

(Red.: zie Inflation and monetary policy)

De Europese politieke elite is niet alleen verdeeld, maar dreigt ook haar energie te besteden aan de verkeerde zaken - zo is het risico aanwezig dat in 1999 - al dan niet onder druk van de komende groeivertraging - in een aantal landen de tekortnorm van 3 pro cent overschreden dreigt te word den. Dat zullen geen spectaculaire overschrijdingen worden, maar voldoende voor een nieuw rondje politieke herrie. Voeg daarbij de intensieve discussie over de Europese begroting en de (onder meer) Nederlandse wens om geld terug te halen, en de politieke ruimte voor substantiële vooruitgang in de Europese arena wordt erg klein, Het kost in ieder geval allemaal heel veel tijd. Tijd die de sociaal-democratie en de meeregerende groenen eigenlijk niet hebben. De monetaire unie had er op deze wijze niet mogen komen, maar nu de euro dan toch een feit is wordt het hoog tijd voor een progressief sociaal-economisch offensief. Daarvoor hoeft niet onmiddellijk de bestaande EU verbouwd te worden, alhoewel op termijn grote institutionele veranderingen (zoals een politieke en democratische unie meteen Europees gecoördineerd begrotingsbeleid) onvermijdelijk zijn. Zo'n offensief zou voor de kut te termijn uit vier onderdelen kunnen bestaan:

  1. Het Stabiliteits- en Groeipact moet worden vervangen door een Conjunctuurpact, waarbij de Europese landen de vrijheid krijgen bij slechte economische vooruitzichten een financieringstekort van meer dan 3 procent te realiseren, Dat schept ook verplichtingen voor goede tijden: bij opgaan de conjunctuur lopen de eventuele tekorten versneld terug in plaats van de dankzij extra groei gerealiseerde overtollige belastingmiddelen aan lastenverlaging te beste den.

  2. Er moet snel een Belastingpact komen, waarin minimale niveaus worden overeengekomen voor de effectieve belasting op bedrijfswinsten en vermogens. In samenhang daarmee zouden lidstaten zich moeten verplichten jaarlijks 0,25 procent BBP per jaar van de belastingopbrengst te vergroenen en de opbrengst daarvan ten goede te laten komen aan de lagere inkomens en de lasten op laagbetaalde arbeid.

  3. Daarnaast is een Groenpact nodig, waarin minimumtarieven worden vastgelegd voor heffingen op energie, bestrijdingsmiddelen en schaarse grondstoffen. Lidstaten dienen nieuwe infrastructurele projecten - in het bijzonder de Trans-Europese vervoernetwerk ken te richten op spoor, water en de elektronische snelweg.

  4. Een Sociaal Pact, waarin de lidstaten welvaartsgerelateerde minimumtarieven voor bijstand, minimumloon en een Europees recht op korter werken overeen komen. Daarnaast moet prioriteit gegeven worden aan het mogelijk maken van Europese CAO's.

Zoals een van de grote inspiratoren van de Europese vrije markt pleegt te zeggen: Let's make things better.

Kees Vendrik is financieel woordvoerder van de Tweede-Kamerfractie van GroenLinks.