De Kredietcrisis was in 1996 al in de maak, waarschuwingen ten spijt! Moet u rente betalen over bijgedrukte geld van DNB?

Ontleend aan het Tijdschrift 'Der Spiegel' uit 1996 - 'Aanpassing naar beneden'

Dr. W.P. Roelofs . . . De Markt . . . Silvio Gesell <===> Esperanto . . . EuroStaete

Twintig procent van tot werken in staat zijnde deel van de bevolking is genoeg

Aanpassing naar beneden

Originele Duitse tekst

Martin en Schumann,
beide 39, zijn -redacteuren.
Hun boek 'De globaliseringsval, 352 pagina's, 38 mark,
is nu bij Rowohlt-Verlag, Reinbek bij Hamburg, verschenen. Uittreksel:

Twintig procent van het tot werken in staat zijnde deel van de bevolking zal in de komende eeuw voldoende zijn om de economie in beweging te houden. "Meer arbeidspotentieel wordt niet nodig geacht", meent de Aziatische tycoon in Washington SyCip. Een vijfde van alle werkzoekenden zal voldoende zijn, om alle goederen te produceren en hoogwaardige dienstverlening te genereren, die de wereldgemeenschap zich kan veroorloven - ongeacht in welk land.

Niet meer de Twee-Derde-Maatschappij, waarvoor de Europeanen zo bang zijn sinds de tachtiger jaren, beschrijven inmiddels de toekomstige verdeling van het welzijn en de maatschappelijke positie. Het wereldmodel van de toekomst volgt de formule 20 staat tot 80. In door economen en politici verbreide verklaringen voor deze neergang komt steeds het woord "globalisering" voor. Van de concerndirecteur tot aan de minister van werkgelegenheid, voert de richtingenstrijd van de Bondsrepubliek maar naar een enkel antwoord: aanpassing naar beneden.

Ondertussen krijgen de burgers een kakofonie van bezuinigingsmaatregelen over zich heen. De Duitsers werken te weinig, krijgen te hoge inkomens, gaan te veel op vakantie en zijn te vaak ziek, beweert een koor aan ambtelijke functionarissen, deskundigen en ministers. De hervormingen in het teken van de globalisering, verbreken de ongeschreven maatschappelijke overeenkomst van de republiek om de sociale ongelijkheid met een progressieve belastingheffing en met een sociaal netwerk binnen grenzen te houden. Het model van de Europese welvaartsstaat heeft uitgediend, propageren zij in de wereldomvattende vergelijking en dat deze nu te duur is.

Het internationalisme, ooit een uitvinding van sociaal-democratische leiders van werknemers tegen kapitalistische oorlogszuchtigen, is van partij gewisseld. Wereldwijd spelen meer dan 40.000 transnationale ondernemingen in allerlei orden van grootte hun zakelijke belangen uit; net als de staten tegen elkaar. In een globale tangbeweging wrikt het nieuwe internationale kapitaal hele staten en hun huidige maatschappelijke ordening uit de hengsels. Aan het front dreigt men dan hier; dan daar met kapitaalvlucht en dwingt daarmee drastische belastingverlagingen af, danwel miljardengrote subsidies, of een kostenloze infrastructuur. Waar dat niet werkt, helpt fiscale planning in grote stijl: winsten worden alleen nog in die landen gemaakt, waarin de belastingheffing ook werkelijk laag is.

Wereldwijd daalt het aandeel van de kapitaal- en vermogensbezitters van de bijdrage in de financiering van overheidsuitgaven. Aan de andere kant werken bestuurders van de globale kapitaalstromen het loonniveau van hun belasting betalende werknemers naar beneden. Ook de loonquote, het aandeel van de loontrekkenden in de maatschappelijke rijkdom, daalt hier in Europa naar de wereldwijde maatstaf.

Van propagandistische waarde is daarom de frequent naar voren gebrachte bewering, dat het inkomensverlies en groeiende werkloosheid in het Noorden, een onvermijdelijke gevolg zijn van de economische inhaalmanoeuvre van het Zuiden; waarbij de tot nu toe nog arme landen nu hun terechte aandeel van de wereldwijde economische koek opeisen. De meeste economen die van de loon- en salarisontvangers het aanhalen van de buikriem eisen, omdat nieuwe goedkope legers van werknemers zich op de markt verdringen, verzwijgen wel dat de economische prestatie van de rijke landen, even als tevoren, groeit en het rendement op het ingezette kapitaal zelfs nog sneller aanzwelt. Daarom nemen de armere landen op geen enkele wijze aan de rijke staten de welstand weg.

Andersom is het wel juist: het zijn de geprivilegieerden in Noord en Zuid, dus de vermogenden, de aandeelhouders en de hooggekwalificeerden, aan wie de globalisering van de economie een groeiende welstand laat toekomen. Dit dan ten koste van de overige bevolking. Een steeds groter deel van het wereldwijde economisch product gaat naar de rijken. Doch het turbokapitalisme, diens wereldwijde oprukken nu onomkeerbaar schijnt, verwoest de grondslagen van zijn eigen existentie: de goed functionerende overheid en de democratische stabiliteit. Het tempo van de verandering erodeert de oude sociale eenheden sneller dan dat nieuwe zich kunnen ontwikkelen. De huidige welvaartsstaten verteren de sociale substantie van hun samenhang, sneller nog dan de ecologische.

Neoliberale economen en politici prediken aan de wereld het "Amerikaanse model", doch deze slogan lijkt verschrikkelijk veel op de propaganda van de DDR-regering, die tot aan het einde van de Sovjet-Unie het overwinnen leren wilde. Tenslotte wordt het maatschappelijke verval nergens duidelijker dan in het oorsprongsland van de kapitalistische tegenrevolutie, de USA: De criminaliteit heeft epidemische vormen aangenomen. Maar ook Europa en Japan, China en India splitsen zich in een minderheid van winnaars en een meerderheid van verliezers. Voor vele honderden miljoenen mensen geldt: "De geglobaliseerde vooruitgang is helemaal geen vooruitgang".

Maar het protest van de verliezers stuit af op regeringen en politici, wier maatschappijvormende macht onophoudelijk slinkt. Ongeacht, of sociale gerechtigheid verwezenlijkt, danwel het milieu beschermd moet worden; of dat de macht van de media begrensd moet worden of de geïnternationaliseerde criminaliteit bestreden moet worden. Steeds is de op zichzelf staande natie overbelast, en evenzo regelmatig mislukt de internationale concertering. Wanneer echter regeringen in alle existentiële problemen voor de toekomst alleen nog op de al te machtige en zakelijke argumenten van de transnationale economie berusten, verwordt de politiek tot een schouwspel van onmacht, en de democratische staat verliest zijn legitimiteit.

De globalisering wordt daarmee de valkuil voor de democratie. Slechts naïeve theoretici of kortzichtige politici geloven dat men jaar op jaar miljoenen mensen hun werk en sociale zekerheid kan ontnemen, zonder daarvoor de politieke prijs te moeten betalen. Anders dan in de bedrijfseconomische logica van de concernstrategen bestaan er in de democratisch samengestelde maatschappijen geen "Surplus people", geen overbodige burgers. De verliezers hebben een stem, en zij zullen die gebruiken.

Op deze wijze zadelen de voormalige welvaartsstaten zich op met een groeiend potentieel aan conflicten, die de afzonderlijke staten en hun regeringen spoedig niet meer onschadelijk kunnen maken. Gelukt het niet om tijdig tegenstuur te geven, dan zal onvermijdelijk een maatschappelijke afweerreactie ontstaan, die voorspelbaar protectionistische en nationaal georiënteerde trekken vertoont.

De Een-vijfde-maatschappij, 20 tot 80 - het percentage economisch actieven tegenover niet-actieven - vloeit voort uit de technische en economische logica, met concernleidingen en regeringen die de globale integratie opstuwen. Maar de wereldwedloop om de hoogste efficiëntie en de laagst lonen opent voor de irrationaliteit de deuren naar de macht. Het zijn niet de werkelijk noodlijdenden die rebelleren. Onberekenbare politieke erupties vloeien eerder voort uit de vrees voor declassering, die zich nu in het maatschappelijke middenveld uitbreidt. Niet de armoede bedreigt de democratie, maar de angst daarvoor.

    Vertaling R.M. Brockhus

    DER SPIEGEL 39/1996