Argumenten voor en tegen de Europese Grondwet. Zeg Nee tegen de misleiding. Stem tegen...!!

Klacht tegen de Staat der Nederlanden bij de
Europese Commissie voor de Rechten van de Mens

Antecedentenregister RM . . . . SDN homepage . . . . Karel de Werd


Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

 

 

Klacht tegen de Staat der Nederlanden bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens


Van: de Werd K.H.
Telefoon: 06-52294249

Amsterdam, 12 januari 2004

 

 

  Bienvenue sur la page d'accueil de la Cour

Welcome to the Court's Home Page         

 

 

Affaires pendantes

 

 

Pending Cases

Arrêts et décisions

 

 

Judgments and Decisions

Textes de base

 

 

Human Rights Documentation  

 

 

Documentation sur les droits de l'homme

Database of the case-law of the supervisory organs of the
European Convention on Human Rights

 

Base de données sur la jurisprudence des organes de contrôle de
la Convention européenne des Droits de l'Homme

ADDRESS: European Court of Human Rights

 © European Court of Human Rights. Please send your comments to: Webmaster@echr.coe.in

Aan de European Commission Of Human Rights

   Europese Commissie voor de rechten van de Mens

                   Raad van Europa - Straatsburg

                   Bolta  postale 431R6  6706 Strasburg Cedex

                                    France

    Betreft: Verzoekschrift ex art. 34  van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de

    Fundamentele Vrijheden van K.H.de Werd / contra de Staat der Nederlanden            

    Amsterdam 9 dec. 2003 referentie no. 39849/03

    Zeer weledelgestreng College,

    Met uw welnemen wend ik mij tot u ter afhandeling van de hiernavolgende klacht.

    Het Openbaar Ministerie in Nederland heeft tijdens de door mij gevoerde civiele en strafrechtelijke procedures als wetshandhaver ex. Art. 4 Ro  in strijd met de Grondwet, de Formele Wet en Internationale Verdragen formeel de stelling betrokken, dat ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang, niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd, waartoe zes dwingende uitspraken van Rechtbank, Gerechthof en Hoge Raad, waaronder zelfs drie bevelen van het Gerechthof aan de Officier van Justitie gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed volstrekt werden genegeerd. In die zin, dat er ondanks genoemde bevelen er formeel nimmer een meineedprocedure heeft plaatsgevonden. Zodoende werd door het Openbaar Ministerie plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en van de Zittende Magistratuur, waarvan akte!

    Het voorgaande is een onrechtmatige overheidsdaad in optima forma trap en niet alleen jegens mij als rechtstreeks benadeelde, doch jegens de gehele Nederlandse rechtsorde, c.q. de rechtszekerheid van alle ingezetenen op Nederlands grondgebied.

    Middels het plegen en laten plegen van meineed door het OM, als gevolg van pure corruptie, werd mij ruim 12.000.000 euro schade toegebracht, waarbij de toekomst en het levensgeluk van mij en mijn gezin door het OM werd opgeofferd, zodat wij jarenlang gegijzeld bleven in meinedige procedures. Ik werd genoodzaakt ruim tien jaar een bitter gevecht met het OM te voeren over het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed  door het OM c.q. de Gewapende Macht. 

    Omdat als gevolg van de vele meinedige verklaringen c.q. het veelvuldig plegen en laten plegen van meineed voor mij in strijd met art. 17 van de Grondwet de weg naar de rechter werd afgesneden, en omdat veelvuldig op de meinedige verklaringen door de Zittende Magistratuur werd gedwaald. Ik ben als burger niet verantwoordelijke te stellen voor het al dan niet integer en/of goed functioneren van de Uitvoerende Organen van de Formele Wetgever (in dit geval de Zittende en Staande Magistratuur). Blijkens de Nationale Wetgeving en jurisprudentie moet wegens onrechtmatige overheidsdaden de Staat der Nederlanden alle schade vergoeden die voortvloeit uit die gepleegde onrechtmatige overheidsdaden via haar Uitvoerende Organen. Daartoe heb ik de Staat der Nederlanden formeel aansprakelijk gesteld vanaf 1979 tot op heden en verzocht ik middels een Akte van Dading de affaire tot wederzijdse tevredenheid te schikken. Bij gebreke waarvan mijnerzijds de Uitvoerende Organen van de Formele Wetgever op Nederlands grondgebied, mijnerzijds niet meer worden erkend. Dat is een feitelijk gegeven waarvan ik regering en het parlement formeel in kennis heb gesteld, waarvan akte!

    De juridische en politieke verantwoordelijken terzake, te weten de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal J. de Wijkerslooth en de Minister van Justitie Mr. P.H. Donner reageerden hierop met een verwoede poging tot het verduisteren van al het wettig overtuigend bewijs, hetgeen hen niet is gelukt anders dan door eigen toedoen. Te weten: door mijn persoonlijk ingrijpen. Middels de hiernavolgende zinsnede, die zich kenmerkt door arglistig bedrog en juridische onvolwaardigheid wenste men op gespannen voet met de feitelijke waarheid te doen voorkomen alsof de bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv tot drie keer toe aan de Officier van Justitie gegeven in één en de zelfde zaak tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed werden opgevolgd, ik citeer:  

              In de Archieven van het OM werd niets aangetroffen, waaruit blijkt dat de bevelen van

              het Gerechthof tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed niet werden opgevolgd.

    De Nationale Ombudsman die op 13 november 2003 terzake uitspraak deed, motiveerde het als juridisch hoogleraar nog bonter in een poging daarmee de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie een alibi te geven. Dit voor het feit dat beiden te kwader trouw hun beslissingen als topjuristen motiveren op een juridisch arglistig, bedrieglijk en volstrekt onvolwaardig, ja zelfs ongeschoold juridisch niveau. Ik citeer:

    In de archieven van het OM werd niets aangetroffen, waaruit iets zou kunnen worden

    opgemaakt, met betrekking tot de strafrechtelijke vervolging van G. de Lange zoals

    door het Gerechtshof ex art. 12i Sv tot twee keer toe bevolen. 

    Geen enkele Jurist te goeder trouw zou het ooit aandurven (tenzij er sprake is van juridisch zelfmoord of overige zaken die het daglicht niet kunnen verdragen) voorgaande juridische onzin te onderschrijven.  De Wijkerslooth en Donner echter hadden daar als topjuristen geen enkele moeite mee. Integendeel, tijdens mijn klacht hierover bij de Nationale Ombudsman volhardden beiden tot het uiterste hierin, totdat mr. Donner onder mijn juridische druk werd genoodzaakt op 23 juli 2003 formeel alle leugens door hem en het College van Procureurs-generaal te herroepen en te bekennen. Hij erkende schriftelijk aan de Nationale Ombudsman dat genoemde bevelen van het Gerechthof door de Officier van Justitie in strijd met de Formele Wet (te weten art. 246 Sv.) ter verjaring werden opgelegd. Zodoende werd in strijd met de Formele Wet en Internationale Verdragen door het OM plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en van de Zittende Magistratuur; waarvan akte!  

    De arglistige, bedrieglijke en juridisch volstrekt onvolwaardige zinsnede  -  er werd in de archieven van het OM niets aangetroffen waaruit blijkt, dat de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed niet werden opgevolgd  - vormt het wettig overtuigend bewijs dat zowel Donner als de Wijkerslooth deel uitmaken van een Criminele Organisatie ex. Art. 140 Sr, in samenspanning ex. Art. 80 Sr. En onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr ter aanranding van de Nederlandse Rechtsorde gepleegd.  

    Beiden hebben in de archieven van het OM geen enkel document aangetroffen waaruit blijkt dat de bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed tot drie keer toe in één en de zelfde zaak door het Gerechthof ex. Art. 12i Sv gegeven, ooit werden opgevolgd. Door als topjuristen ondanks dat feitelijk gegeven te concluderen tot het tegendeel, verzonnen beiden ondanks hun ambtseed meerdere strafrechterlijke procedures, die nimmer hebben plaatsgevonden om zodoende op gespannen voet met de feitelijke waarheid te doen voorkomen, alsof de bevelen van het Gerechtshof ex. Art. 12i Sv aan de Officier van Justitie gegeven tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed wel werden opgevolgd. Dit hielden beiden vol tot het uiterste, ondanks dat ik hen dringend had verzocht, voorzover nodig daartoe zelfs heb gesommeerd op straffe van rechtsgevolgen mijnerzijds, dit onwettig minder sociaal ambtshalve functioneren - waarmede de rechtszekerheid van allen op Nederlands grondgebied in gevaar wordt gebracht - met onmiddellijke ingang te beëindigen.  

    Uiteindelijk werden beiden onder mijn juridische drang genoodzaakt hun eerdere standpunten te herroepen en kwam Minister Donner uiteindelijk op 23 juli 2003 formeel met een volledige huiveringwekkende bekentenis. Te weten: dat de Officier van Justitie de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed middels fraude -  lees in strijd met de formele Wet - ter verjaring heeft opgelegd, en deze zodoende ter aanranding van de Nederlandse Rechtsorde heeft plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever, op de troon van Hare Majesteit de Koningin en op die van de Zittende Magistratuur. Zowel Donner als de Wijkerslooth wisten dit alles, althans worden als topjuristen geacht dit te weten. Op het  moment dat zij in de archieven van het OM geen enkel document aantroffen waaruit zou kunnen blijken, dat de bevelen van het Gerechtshof ooit werden opgevolgd, handelden beiden bewust te kwader trouw. Waarvan akte! 

    Regering en parlement zijn hiervan op de hoogte. Echter, daar wordt het algemeen belang ondanks de ambtseden veelvuldig opgeofferd aan strikt persoonlijk en/of partijpolitiek belang, met als rechtsgevolg dat juridisch geboefte als de Wijkerslooth en Donner over vrijwel absolute macht beschikken.  

    De Staat der Nederlanden heeft in haar rechtsgeschiedenis roetzwarte bladzijden geschreven, waarbij gewelddaden tegen de menselijkheid hoogtij vierden als nimmer voorheen.  De openbare aanklager bij de Bijzondere Rechtspleging, heeft er voor gewaarschuwd dat het naoorlogse gratiebeleid van de regering het toekomstig gevaar vormt voor de bevolking. Met name omdat er sindsdien structureel nauwelijks iets is veranderd.  

    De situatie is inmiddels zo ernstig, dat de Procureur-generaal die als zodanig dertig jaar bij het OM heeft gefunctioneerd, zonder daarbij ooit in opspraak te zijn gekomen is afgetreden, omdat zij het niet langer aandurfde verantwoording te nemen voor de gang van zaken bij het OM. Citaat: 'U moet mijn aftreden dan ook zien, als een signaal naar de samenleving, hoewel ik bang ben dat dit signaal niet zal worden gehoord', aldus genoemde Magistrate. 

    De situatie bij het OM is zo zorgwekkend, omdat zij zich inlaten met zaken waarvoor men hier asielzoekerscentra heeft ingericht. Complete gezinnen worden met juridische zwendelpraktijken maatschappelijk, financieel en psychisch geruïneerd, zodanig dat zonder enig voorbehoud van gewelddaden tegen de menselijkheid kan worden gesproken.

    De roetzwarte rechtsgeschiedenis van de Staat der Nederlanden dreigt zich te herhalen. De macht over het strafrechtelijk vervolgingsbeleid, voorheen verdeeld over ruim vijfhonderd Officieren van Justitie, is inmiddels gecentraliseerd tot slechts enkele personen, die zelf niet integer zijn gebleken. Te weten: de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal. En nu is de Minister van Binnenlandse Zaken Remkes bezig met een wetsontwerp waarbij het gezag van het gehele politiekorps tot zijn bevoegdheid wordt gecentraliseerd en daarmee komt de Gewapende Macht inclusief het Uitvoerend Orgaan daarvan onder het gezag van slechts enkelen die niet te goeder trouw zijn gebleken, met alle gevaren voor de rechtszekerheid van de hele Nederlandse Bevolking van dien.  

    Voorts is men bezig de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand die nu al voor honderdduizenden burgers niet meer te betalen is, ruimschoots te verdubbelen om zodoende in combinatie met zeer hoge griffiegelden de weg naar de rechter voor een nog grotere groep minder draagkrachtigen - in strijd met art. 17 van de Grondwet - vrijwel ontoegankelijk te maken. Ook zijn de huidige machthebbers bezig vrijwel het gehele sociale stelsel af te breken tot een ministelsel dat hen voor ogen staat, met als gevolg dat zeer vele  burgers in diepe armoede verkeren, voortdurend belaagd worden door deurwaarderskantoren die als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten, waarbij complete gezinnen van gas en licht worden afgesloten en gesommeerd worden hun woning te verlaten. Dit terwijl het welgestelde deel van de bevolking zich ongelimiteerd kan verijken zonder inachtneming van de Formele Wet, omdat vrijwel elk delict blijkens het Wetboek van Strafrecht afkoopbaar is bij de Officier van Justitie, waarvan door de financieel niet onbemiddelde burger dan ook dankbaar gebruik wordt gemaakt! 

    Als gevolg van al het voorgaande is er een onderklasse op Nederlandse Grondgebied ontstaan die in strijd met art. 17 Grondwet geen toegang meer heeft tot de rechter. De huidige situatie lijkt beangstigend veel op de gang van zaken waaruit uiteindelijk de Holocaust is ontstaan. De Staat der Nederlanden glijdt bij gebrek aan politieke en journalistieke controle en deugdelijke wetgeving in ras tempo weg naar een ambtelijke dictatuur. Alle ingrediënten zijn zestig jaar na de Tweede Wereld Oorlog weer volop aanwezig. Men behoeft nog slechts een  groepering publiekelijk te demoniseren c.q. te stigmatiseren, hetgeen al gaande is, alvorens de roetzwarte geschiedenis van de Staat der Nederlanden zich herhaalt. Dat dit risico wel degelijk aanwezig is moge wel blijken uit het feit, dat politici van de Stad Rotterdam al bezig zijn met wetgeving die ten doel heeft financieel minder draagkrachtigen uit hun stad te weren. Dit ondanks dat de Staat der Nederlanden zelfs buiten het Internationale Strafhof en de VN om actief deelneemt aan oorlogsvoering c.q. barbarisme om datgene te handhaven wat in het buitenland in de ogen van bepaalde politici het recht vertegenwoordigt. En dan ook nog op ondeugdelijke gronden, waarmee men op elk gewenst moment over de gehele wereld ten behoeve van de wapenhandel oorlog kan voeren.   

    Met in achtneming van al het voorgaande, moge ik u Europese Commissie met de u toekomende eerbied verzoeken de Staat der Nederlanden, zonodig te sommeren op straffe van rechtsgevolgen, haar  nationale Formele Wetgeving, de Grondwet en Internationale Verdragen met onmiddellijke ingang te respecteren en zo nodig haar nationale Formele Wetgeving op zeer korte termijn - uiterlijk binnen een halfjaar na heden - aan te passen, zodat deze toetsbaar is aan de Grondwet en Internationale Verdragen door: 

    1)      Het verwijderen van art. 133 Rv ( de verplichte procesvertegenwoordiging) en alle artikelen in samenhang daarmede, uit de Formele Wet

    2)      Het verbieden van tuchtwetgeving in vorm of welk een wijze dan ook in die zin, dat deze zodanig wordt verwijdert en/of aangepast, dat geen vakgenoten meer de misslagen van vakgenoten kunnen beoordelen.

    3)      Het verbieden van bijbanen van rechters.

    4)      Het opheffen van de eigen bijdrage bij pro Deo Rechtsbijstand en het afschaffen van griffiekosten voor de maatschappelijk sociaal zwakkeren in de samenleving.  

    Voorts de Staat der Nederlanden te bevelen dat zij er voor garant staat dat de gerechtelijke uitspraken, die in kracht van gewijsde zijn getreden, ook door haar Uitvoerende Organen, waaronder het OM zonder enige vorm van obstructie van welke een aard dan ook en dus zonder enig voorbehoud worden gerespecteerd, behoudens cassatie in het belang der Wet! 

    Tot slot te bevelen, dat alle schade rechtstreeks voortvloeiende uit de feitelijke omstandigheid dat de Uitvoerende Organen van de Staat der Nederlanden drie bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv gegeven volstrekt heeft genegeerd, in ieder geval in strijd met de Formele Wetgeving ter verjaring werden opgelegd, zoals de Minister van Justitie P.H. Donner, het College van Procureurs-generaal en de Nationale Ombudsman  op 23 juli 2003 en 13 November 2003 onder juridisch dwang van benadeelde formeel hebben bekend en erkend, middels een Akte van Dading te compenseren.

     Ik zie uw beslissing hoogachtbaar college met belangstelling tegemoet. 

    Hoogachtend,  

    K.H. de Werd.

    Postbus 36157

    1020 MD Amsterdam.

    Antwoord van de Griffier van het Europese Hof

     

     

     

     

    Aan de Griffier,

    Europees Hof van de Rechten van de Mens,

    Raad van Europa ( Council of Europe )

    F-67075 STRASBOURG CEDEX 

    Referentie: 39849/03 

    Zeer Weledelgestrenge heer,  

    Hartelijk dank voor uw schrijven, met bijlage d.d. 19 december 2003, ter nadere informatie van het Europese Hof, hierna gemakshalve te noemen het Hof, moge ik met uw welnemen de feiten als volgt nader toelichten. 

    N.a.v een dienstbeëindiging ex. Art. 1639n BW werd er bij mij door de Bouwbonden ondanks Hr. 27 juni 1952 NJ 1952, 488 en art. 738 en 739 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zonder de wettelijk vereiste van Waardeverklaring en zonder enige limiet acht maanden lang een ondeugdelijk beslag gelegd op mijn bedrijfsgelden zodat 48 allround timmerlieden hun werkkring verloren omdat ik als gevolg daarvan mijn bedrijfsvoering diende te staken.  

    Het ondeugdelijk beslag viel niet op te heffen omdat de Bouwbonden mr. Max Rood als Deken van de Amsterdamse Orde hadden aangetrokken als hun advocaat zodat de advocatuur collectief op juridisch ondeugdelijke gronden rechtsbijstand weigerde ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging zoals verankert in art. 133 Rv, en ik werd genoodzaakt zelf tot een rechtenstudie over te gaan bij de Open Universiteit.  

    Uiteindelijk wist ik procureurstelling af te dwingen, echter er was door de obstructie van de advocatuur  te  veel tijd verstreken voor een kortgeding.  Aldus werd een procedure gestart met het verzoek de bouwbonden tot schadeplicht te veroordelen, vanwege de ernstige gevolgen van het door hen gelegde ondeugdelijke beslag.  

    In eerste aanleg werd deze eis zonder interlocutoir door de rechtbank afgewezen, waarbij mr. A.H. van Delden het waagde te motiveren dat het beslag rechtmatig was, omdat beslaglegger vervolgens kantongerechtprocedures tegen de Fa. de Werd aanhangig heeft gemaakt.  Dat die kantongerechtprocedures allen door de beslaglegger werden verloren, waarbij de kantonrechter motiveerde, dat de beslagleggers zelf schadeplichtig waren, omdat de heer de Werd als werkgever in het geheel niets viel te verwijten, daar hij als zodanig volkomen juist had gehandeld. Dat deed volgens mr. A.H. van Delden die in eerste aanleg oordeelde zonder interlocutoir niets af aan de rechtmatigheid van het beslag. 

    Op mijn verzoek vernietigde het Gerechthof voorgaande rechtelijke dwaling en veroordeelde vervolgens de bouwbonden voor het eerst in de Nederlandse rechtsgeschiedenis tot schadeplicht en wel bij uitspraak van 20 juni 1979. Waarbij het Gerechthof de kwader trouw van het ondeugdelijk beslag  als volgt motiveerde en ik citeer: De Bouwbonden wisten ten tijde van het leggen van het beslag, dat dit ondeugdelijk was, althans hadden dit als arbeidsdeskundigen moeten weten en/of kunnen begrijpen.  

    Echter het Gerechthof dwaalde vervolgens ernstig op de vele meinedige verklaringen die door verschillende Bondsbestuurders ter zitting waren afgelegd.  Op mijn aangifte terzake het veelvuldig plegen van meineed, reageerde de Officier van Justitie mr. R.W. Asser, met de mededeling dat hij ondanks  art. 207 lid 1 en 2 Sr genoemd delict niet wenste te vervolgen. Hij schreef dit op 7 juli 1981, aan de Procureur-generaal mr. A.N.A Jozephus Jitta. En geeft daarvoor als reden op, dat de aangifte van de Werd terzake meineed zinvol is geweest omdat hij daarmede de volledige waarheid aan het licht heeft gebracht. Er is veelvuldig meineed gepleegd, dat is bij het OM zelfs  in ruime kring bekent echter aldus genoemde Officier van Justitie, bij het vervolgen van de meinedige Verdachten, sluit ik niet uit, dat er verzachtende omstandigheden aan het licht kunnen komen, die in omgekeerde zin ten laste komen van het Gerechthof , op z´n minst heeft het Gerechthof die meinedige verklaringen zelf uitgelokt, aldus genoemde Officier van Justitie.  

    Vanaf dit moment kwam ik in conflict met het OM, een conflict dat tot op heden ten dage nog voortduurt en inmiddels zeer ernstig is geëscaleerd.  Ik had een veroordeling terzake meineed nodig, om de daaruit voortvloeiende gerechtelijke dwalingen via rekest civiel te herstellen. De Officier van Justitie volhardde echter in zijn weigering tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed. Uiteindelijk zou dit escaleren in een twist over het plegen en laten plegen van meineed en het niet  opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed die tien jaar duurde, waaraan door het OM de toekomst en het levensgeluk van mij en mijn gezin werd geofferd. Zo ernstig, dat hier sprake is van gewelddaden tegen de menselijkheid. Mijn geliefde vrouw liet mij hierover op haar sterfbed weten, ik mocht maar vijfendertig jaar oud worden, zij hebben ons toch tien jaar van het leven afgepakt.  

    De  kans dat het Gerechthof een bevel ex art. 12 i Sv geeft aan de Officier van Justitie is statistisch ongeveer 1% tot drie keer toe bekwam. Ondanks dat feitelijk gegeven dat de Officier van Justitie op mijn verzoek ex art. 12 Sv een bevel tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed was gegeven en ondanks dat feitelijk gegeven heeft er formeel nimmer een meineed procedure plaatsgevonden. Dit terwijl zelfs al uit het verkrijgen van één bevel ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed onomwonden blijkt hoe decadent het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Sv heeft gefunctioneerd.  

    Juli 88, besloot ik na tien jaar bittere strijd met het OM  over het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv de Officier van Justitie kenbaar te maken, dat ik mijn conflict met de Bouwbonden als zijnde afgedaan beschouwde en hij zelf maar moest beoordelen wat er met de bevelen van het Gerechtshof gebeurde. De door het OM gecreëerde omstandigheden lieten mij geen enkele keus. Door dat ik gegijzeld bleef met mijn gezin in de meinedige procedures en als gevolg daarvan de schade voortvloeiende uit het ondeugdelijk beslag niet kon verhalen en ik als gevolg daarvan mijn beroep als aannemer niet meer kon uitoefenen,  verarmde geleidelijk aan het hele gezin. Mijn geliefde Vrouw was inmiddels zeer ernstig ziek geworden. Om haar liefdevol zelf te kunnen verplegen diende ik een verpleegcursus bij het Zilveren kruis te volgen en de schadestaat procedure tegen de bouwbonden was volstrekt zinloos, omdat de bondsbestuurders ongelimiteerd meineed mochten plegen en wel zo grof en openlijk dat de rechercheurs Oud en Keesman die affaire tot op de bodem hadden uitgezocht voor de TV verklaarden: Er werd zo openlijk en veelvuldig meineed gepleegd, dat alle aanwezigen in de zittingszaal dit hadden  moeten weten of kunnen begrijpen. Procureur- generaal mr. C.A.P.C van Riel verklaarde hier formeel over: Als ik met het dossier schud, dan rollen de valse verklaringen eruit! En vervolgens tegen mij: jij weet als geen ander hoe ernstig de gevolgen van meineed kunnen zijn, dat heb jij helaas met je gezin aan den lijve moeten ervaren.  

    De situatie was hopeloos twee jaar na het laatste, ( het derde bevel )  van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed was er door de Officier van Justitie nog steeds geen dagvaarding uitgebracht. Mijn twisten met hem over het plegen en laten plegen van meineed als Wetshandhaver ex art. 4 Ro en het niet opvolgen van de bevelen van het gerechthof duurden onverminderd voort. Rechtsbijstand was ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv niet te verkrijgen en/of te duur om te kunnen betalen. Waarbij de vriendin van de Voorzitter van de Meervoudige Strafkamer Eveline van Schaardenburg mij liet mij weten, ( het gesprek  is op het internet te horen evenals mijn twistgesprekken met de Officier van Justitie ) dat er als gevolg van de vele meinedige verklaringen er nimmer recht zou kunnen worden gesproken. Temeer niet,  omdat volgens haar de Voorzitter  van de Meervoudige Strafkamer Eveline van Schaardenburg, die het eerste bel van het Gerechtshof ex. Art. 12i Sv heeft ontkracht door de Grondslag van de tenlastelegging te verlaten, rekening diende te houden met de macht die bonden nou eenmaal hebben in onze samenleving. Zij vreesde opecht dat ik met mijn gehele gezin aan de affaire ten onder zou gaan indien ik niet zou stoppen en noemde het in en  in triest dat er nimmer recht in mijn zaak zou worden gesproken en adviseerde mij daarom uit zelfbehoud het recht te laten voor wat het is. 

    Kortom, rechteloosheid in overtreffende trap. Dat deed mij uiteindelijk besluiten om alle aandacht aan mijn vrouw te schenken in de terminale fase van haar leven en vervolgens met de Staat der Nederlanden af te rekenen voor het feit dat het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Ro formeel de stelling heeft betrokken, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang ondanks art. 207 lid 1 en  2  Sr niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd; en daarin volharde tot het uiterste, waartoe zelfs drie bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv volstrekt werden genegeerd in die zin dat er formeel ondanks genoemde bevelen nimmer een meineedprocedure heeft plaats gevonden. Dit in strijd met de Formele Wet, Grondwet en Internationale Verdragen en door het OM werd plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur, hetgeen Onrechtmatige Overheidsdaad oplevert in overtreffende trap, niet alleen jegens mij doch jegens de gehele Nederlandse rechtsorde, waarvan akte! 

    Vervolgens diende ik de rekening in bij de Staat der Nederlanden omdat haar uitvoerende Organen ter aanranding van Vrouwe Justitia veelvuldig meineed lieten plegen en daarop al dan niet opzettelijk dwaalden, rechtsbijstand op ondeugdelijke juridische gronden ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv  werd geweigerd en nog steeds wordt geweigerd, en de bevelen van het Gerechthof tot het strafrechtelijke vervolgen van meineed niet worden opgevolgd.  

    Nadat de Staatssecretaris van Justitie mevr. Mr. van Kalsbeek mijn schadeclaim ter afhandeling had doorgezonden, reageerde het College van Procureurs-generaal daarop met de mededeling aan alle ondergeschikten, dat de Werd geen enkele informatie mocht worden verstrekt. Het College van Procureurs-generaal, de Minister van Justitie en de Nationale Ombudsman poneerden in strijd met de juridische kennis en ervaring dat in de archieven en registratiesystemen van het OM niets werd aangetroffen, waaruit zou kunnen blijken, dat de bevelen van het Gerechthof niet werden opgevolgd. Voorts overlegde de Minister van Justitie P.H. Donner formeel een smaadschrift over mij bij de Nationale Ombudsman met als doel mij te demoniseren tot een querulant van de bovenste plank, de inhoudelijke strekking luidde als volgt: 

    De Werd  maakt stampij bij de balie van de rechtbank op de Parnassusweg. Hij verstoort de aan de gang zijnde zittingen door zomaar zittingszalen binnen te lopen en aan de zittende rechter aandacht te vragen voor zijn zaak.  

    Welnu hoogachtbaar Hof, ik heb honderden openbare zittingen bijgewoond, en ik ken wat dat betreft de spelregels als geen ander. Ik heb dan ook nimmer óók niet één keer een zitting verstoord, omdat ik dat onfatsoenlijk vind en van mening ben en blijf dat een ieder die zich voor de rechter om welke reden dan ook heeft te verantwoorden het recht heeft op diens volle aandacht. Anders gezegd: de Minister van Justitie heeft zich bezondigd aan smaad, waarvan akte. 

    Ik heb de Minister verzocht excuus voor zijn smaadschrift aan te bieden, hetgeen hij weigert in die zin, dat hij daarop in het geheel niet reageert, zodat ik de Staat der Nederlanden voor de geuite smaad door de Minister van Justitie ter aanranding van mijn eer en goede naam gepleegd 20.000 euro extra in rekening heb gebracht, omdat ik niet vermag in te zien, met welk recht een Minister van Justitie en/of wie dan ook zich straffeloos te buiten kan gaan aan smaad, en dit zeker niet indien dit ten doel heeft om de aandacht van eigen ernstig ambtshalve falen af te leiden, zoals terzake het geval.   Hoe halsstarrig het OM er in volhardt dat het veelvuldig plegen van meineed ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk dient te worden vervolgt, moge uw Hof eveneens uit de pleitnotitie van  de Procureur-generaal mr. C.A.P. C van Riel in de raadkamer blijken. Met name de laatste bladzijde van zijn pleidooi laat wat dat betreft aan duidelijkheid niets te wensen over.

    Zie hieronder

     

    Hoogachtbaar Hof,

     Zoals u ziet, zelfs na twee bevelen van het Gerechthof ex. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, komt de Procureur-generaal wederom bij het Hof en maakt  formeel kenbaar dat naar zijn stellige overtuiging door verschillende personen meineed werd gepleegd en concludeert vervolgens als Wetshandhaver ex art. 4 Ro, dat genoemd delict ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd. Ik heb hier met verbijstering kennis van genomen, uw Hof ongetwijfeld met mij. De kans op rechtspraak was volstrekt uitgesloten, temeer daar de Procureur-generaal evenals de Officier van Justitie mr. R.W. Asser zware kritiek leverde op het functioneren van de Zittende Magistratuur. In de cirkel met uitroepteken, van zijn pleitnotitie treft u aan: ik moge uw Hof daar met vereiste eerbied naar verwijzen. De opmerking, toen niet veroordeeld nu ook niet! 

    Dit heeft betrekking op het eerste bevel van het Gerechthof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de Officier van Justitie gegeven, waarop een schijnprocedure volgde, waarbij wederom ongelimiteerd meineed mocht worden gepleegd en de grondslag van de tenlastelegging werd verlaten, zodat daarop voorbijgaand aan al het zeer belastende bewijsmateriaal, ( waaronder een volledige bekentenis van de meinedige Verdachte zelf ) kon worden gedwaald, en zodoende de meinedige verdachte aan de hem rechtens toekomende veroordeling wegens meineed kon ontsnappen. U ziet op de pleitnotitie de ergernis van de Advocaat-generaal hierover, vandaar de aantekening toen niet, nu ook niet! En zijn kritiek over het passeren van wettig overtuigend bewijs. Hierbij zij vermeld dat ook de Officier van Justitie mr. R.W Asser het functioneren van Eveline van Schaardenburg in eerste aanleg als Voorzitter van de Meervoudige Strafkamer volstrekt onbegrijpelijk vindt. 

    Ik reageerde bij het Gerechthof op het voorgaande met de mededeling, dat het gehele Nederlandse rechtstelsel op losse schroeven komt te staan indien men om welke redenen dan ook zou toestaan dat straffeloos meineed kan worden gepleegd, met alle gevaren voor de rechtszekerheid van de burgers van dien. Het Gerechtshof was het ten derde male volstrekt met mij eens en gaf een derde bevel ex art. 12i Sv aan de Officier  van Justitie tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, echter ook dat mocht niet baten. De Officier liet ook dit bevel in zijn prullenbak verdwijnen door het in strijd met de Formele Wet met name art. 246 Sv ter verjaring op te leggen en nam zodoende ten derde male ten laste van mijn juridische belangen, plaats op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur. Om er geen enkel misverstand over te laten bestaan, dat deugdelijke rechtspraak geen enkele kans zou hebben. Nimmer heeft zich in de Nederlandse Rechtsgeschiedenis een dergelijk juridisch drama voltrokken, waarvan akte!  

    Mr. De Minister van Justitie liet vervolgens bij de Nationale Ombudsman weten dat hij niet meer wenste te reageren op mijn juridische argumenten. Ondanks dat ik daarom had gevraagd. Hij meldde zich enkele weken later op 23 juli 2003 met de mededeling, dat hij en het College van Procureurs-generaal hun eerder ingenomen standpunten, waarmede zij de procedure bij de Nationale Ombudsman negen maanden slepende wisten te houden, wenste te herroepen. Vervolgens kwam de Minister met zijn huiveringwekkende bekentenis, dat de Officier van Justitie de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv  in strijd met de Formele Wet met name art. 246 Sv  ter verjaring heeft opgelegd, hetgeen  op 13 november 2003 eveneens door de Nationale Ombudsman formeel werd bevestigd. 

    Vervolgens ondernamen de Minister van Justitie P.H. Donner en de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal mr. J. de Wijkerslooth verwoede pogingen om middels de hiernavolgende zinsnede het wettig overtuigend bewijs te verduisteren van het feit dat de Officier van Justitie de bevelen van het Gerechthof ex. Art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed middels fraude ter verjaring had opgelegd. Zij hanteerden daartoe de hiernavolgende arglistig bedrieglijk juridisch volstrekt onvolwaardige zinsnede ik citeer: In de archieven van het OM werd niets aangetroffen, waaruit blijkt dat de bevelen van het Gerechthof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed niet werden opgevolgd. 

    Geen enkele jurist zou het te goeder trouw aandurven, tenzij er sprake is van juridisch zelfmoord, deze arglistige bedrieglijke en juridisch volstrekt onvolwaardige zinsnede te onderschrijven. Zowel de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal als de Minister van Justitie hadden daar echter geen enkele moeite mee en de Nationale Ombudsman, mr. Fernhout, maakte het nog bonter in zijn poging mr. Donner en de Wijkerslooth een alibi te verschaffen voor hun motiveringen terzake, ver beneden het vereiste wettelijk niveau en ik citeer: In de archieven werd niets aangetroffen waaruit iets zou kunnen worden opgemaakt omtrent het opvolgen van de bevelen van het Gerechthof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de Officier van Justitie gegeven einde citaat.

    Vervolgens liet de Minister van Justitie weten dat hij in het geheel niet meer wenste te reageren op mijn juridische argumenten, waarmee ook de geopperde verjaring met succes werd weersproken.  

    Nadat ik daarvan formeel akte heb gevraagd en de Nationale Ombudsman zijn onderzoek had afgerond meldde de minister van Justitie zich op 23 juli 2003 wederom. Dit keer met de mededeling, dat hij de eerdere door mij weersproken standpunten, waarin hij samen met mr. de Wijkerslooth negen maanden heeft volhard om zodoende de procedure bij de Nationale Ombudsman slepende te kunnen houden, wenste te herroepen en te vervangen voor een volledige bekentenis. Daaruit blijkt dat de Officier van Justitie de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed in strijd met de Formele Wet ter verjaring heeft opgelegd. Dat wordt op 13november 2003 bevestigd, de datum die eveneens dient te worden gezien waarop alle Nationale wettelijke mogelijkheden mijnerzijds tegen het plegen en laten plegen van meineed zijn uitgeput. Formeel werd dat ook bevestigd door de Nationale Ombudsman in zijn Openbaar Rapport, waarin ook hij bevestigde dat de Officier van Justitie in strijd met art. 246 Sv heeft gehandeld door de bevelen van het Gerechtshof ter verjaring op te leggen in plaats van deze op te volgen.

    Nu de Minister van Justitie de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal en de Nationale Ombudsman onder mijn juridische dwang op 23 en 13 november 2003 werden genoodzaakt een volledige bekentenis af te leggen van het feit dat het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Ro formeel de stelling heeft betrokken, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd, en daartoe zelfs drie bevelen van het Gerechthof ex. Art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de officier van Justitie gegeven volstrekt werden genegeerd, deze zodoende had plaats genomen op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur. Alle drie hebben zij besloten, met als geen ander doel dan de hen rechtens toekomende schadeplicht te ontlopen, en mij als benadeelde de schuld te geven van het feit dat de Officier van Justitie als wetsdeskundige herhaalde malen heeft gefraudeerd, en om de aan hem gegeven bevelen van het Gerechthof onderdak in zijn prullenbak te kunnen verlenen. 

    Hun ondeugdelijke juridische en liederlijke argumenten daartoe, doen in het geheel niet terzake. Immers: nog ik als benadeelde, noch de Officier van Justitie heeft de bevoegdheid om op welk een wijze dan ook en/of om welke redenen dan ook de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv te ontkrachten. Integendeel, die treden onmiddellijk in kracht van gewijsde en dienen derhalve zonder enig voorbehoud en/of obstructie van welke aard dan ook ten spoedigste (d.w.z binnen enkele weken) te worden opgevolgd, waarvan akte!

    Als gevolg van het voorgaande en de daaruit voortvloeiende totale rechteloosheid, heb ik de Staat der Nederlanden verzocht daartoe voor zover nodig gesommeerd op straffe rechtsgevolgen mijnerzijds, de veroorzaakte schade rechtstreeks voortvloeiende uit de vele onrechtmatige overheidsdaden door de uitvoerende organen van de overheid jegens mij en mijn gezin gepleegd, middels een Akte van Dading tot wederzijdse tevredenheid te regelen, bij gebreke waarvan de uitvoerende organen van de Formele Wetgever mijnerzijds formeel niet meer worden erkend.

    De Minister van Justitie reageert hierop met de mededeling, dat ik mij met betrekking tot de schadeplicht tot de rechter kan wenden, dit in de wetenschap dat de weg naar de rechter voor mij evenals honderdduizenden medeburgers definitief in strijd met art. 17 van de Grondwet is afgesneden, vanwege de zeer hoge griffiekosten en eigen bijdrage voor pro Deo rechtsbijstand die men zo hoog heeft opgeschroefd, dat dit voor mij en genoemde burgers niet meer valt te betalen. Daarbij komt nog het volgende!

    1) Wat doet de Staat der Nederlanden via haar uitvoerende organen, indien de rechter mij wederom in het gelijk stelt? Daar zal toch eerst helderheid over dienen te komen, gelet op de feitelijke omstandigheid, dat de Officier van Justitie mijn gelijk door het Gerechthof tot drie keer toe formeel bevestigd, onderdak in zijn prullenbak verleent!

    2) Ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging, zoals verankert in art. 133 Rv durft geen enkele advocaat het aan procureur te stellen, uit vrees voor rancune. Dit ondanks dat de advocaten van mening zijn dat ik juridisch volstrekt in mijn recht sta! 

    3) Er kan noch strafrechtelijk noch civielrechtelijk een procedure worden gevoerd, omdat het OM als wetshandhaver formeel de stelling heeft betrokken, dit nota bene als Wetshandhaver ex art. 4 Ro, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd, waartoe zelfs tot drie keer toe de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv gegeven volstrekt door het OM worden genegeerd, aldus een juridisch coup heeft plaatsgevonden, waarvan akte!  

    Ik wijs u Hof er daarbij met vereiste eerbied op dat het OM herhaalde malen heeft getracht mij strafrechtelijk te vervolgen wegens belediging van ambtenaar in functie, en daarin jammerlijk heeft gefaald, omdat drie politierechters op rij in hun wraking hebben berust. Daarbij voerde ik als wrakingsgrond aan dat er in het geheel geen strafrechtelijke of civielrechtelijke procedure kan plaatsvinden omdat het OM de rechtsmacht van de Zittende Magistratuur niet zonder enig voorbehoud erkent door bevelen van het Gerechthof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed volstrekt te negeren.

    Daarom is het noodzakelijk om een voorlopig getuigenverhoor te houden om verlies van bewijs te voorkomen. Echter ook dat is niet mogelijk omdat geen enkele advocaat het aandurft rechtsbijstand te verlenen c.q. procureur te stellen ondanks dat zij van mening zijn, dat ik volkomen in mijn recht sta. Ja, da ik zelfs juridisch een ijzersterke zaak heb in het conflict tussen mij en de Staat der Nederlanden.

    Op 3 mei en 10 mei 2003 en 18 oktober verschenen er grote artikelen in het Dagblad de Telegraaf, onder de aanhef JUSTITIE NEGEERT MEINEED, JUSTITIE OP STOEL RECHTER EN SMERIGE STRIJD OM HET RECHT! Met name uit het laatste artikel zie hieronder moge uw Hof blijken dat de situatie inmiddels ernstig is geëscaleerd en vooral, dat de Minister van Justitie en het OM het niet aandurven met mij de juridische degens voor de rechter te kruisen. Zowel de Minister van Justitie als de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal zitten zo ernstig verstrikt in zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, dat zij ambtshalve niet meer deugdelijk kunnen functioneren.

    Justitie zal geen vervolging instellen wegens smaad tegen Karel de Werd, terwijl hij toch minister van justitie mr. J.P.H. Donner en de voorzitter van het college van procureurs-generaal mr. J.P. de Wijkerslooth als Adolf Hitler op zijn website heeft gezet. Het ministerie liet via voorlichter Ivo Hommes weten: "Er zal geen aangifte gedaan worden. Het is deze persoon enkel en alleen te doen om aandacht voor zijn zaak en daar werken wij niet aan mee."




      De Telegraaf
       
        In wereldwijde smaadcampagne beledigt Karel de Werd minister Donner, maar justitie grijpt niet in

      SMERIGE STRIJD OM RECHT

      door RON COUWENHOVEN

       
       
      AMSTERDAM, zaterdag
             'Mijnheer De Werd, u heeft zeer hooggeplaatste personen onherstelbaar beschadigd. Ik moet u dringend verzoeken hiermee te stoppen.' Zo verzocht een inspecteur van de Criminele Recherche Inlichtingendienst op 31 juli in café ´t Sluisje aan de Nieuwendammerdijk in Amsterdam-Noord beleefd aan Karel de Werd zijn smaadcampagne op internet te staken. Op 16 juli had De Werd de twee hoogste justitiële autoriteiten van Nederland, minister van Justitie P.H. Donner en de voorzitter van het college van procureurs-generaal J.L. de Wijkerslooth, als Adolf Hitler afgebeeld op zijn internetsite, begeleid door een uiterst grof smaadschrift.
              Justitie ondernam verder niets. De Werd werd niet gearresteerd en dat terwijl hij de eerste exemplaren van zijn smaadcampagne rechtstreeks aan beide prominente slachtoffers zond met vermelding van zijn volledige adres.
             'Het enige dat gebeurde was het gesprek tussen die inspecteur en mij', zegt De Werd (60), die in 1975 zijn florerende aannemersbedrijf in Amsterdam failliet zag gaan na een onterechte staking die door de vakbonden bij zijn bedrijf was uitgeroepen. Er volgden tientallen rechtszaken en meer dan zeventig rechters bogen zich over de onverkwikkelijke affaire. Het gerechtshof in Amsterdam eiste van justitie tot driemaal toe de vervolging van twee vakbondsleiders wegens meineed, maar justitie stopte deze bevelen rechtstreeks in de doofpot. Door de meinedige verklaringen van de vakbondsmensen verloor De Werd indertijd zijn processen tegen de bonden.
             Sindsdien vecht Karel de Werd een hopeloze strijd, waarin hij op 23 augustus nog eens een schadeclaim van 12 miljoen euro bij de Staat der Nederlanden deponeerde via een brief aan minister-president Jan Peter Balkenende.
              Toen de man van de CRI op 31 juli met zijn vriendelijke verzoek kwam in café ´t Sluisje, had Karel de Werd voor alle zekerheid twee getuigen mee genomen. Een van hen was Rob Brockhus uit Huizen, die met zijn Sociale Databank op internet tal van schrijnende zaken in Nederland aan de kaak stelt. Brockhus is een voormalig drogist, die nu in de bijstand rit. Hij zegt over de opmerkelijke bijeenkomst: 'De politieman was een keurige heer. Maar toen hij zei dat de minister en de voorzitter van de procureurs-generaal met de smaadcampagne onherstelbare schade werd toegebracht, antwoordde Karel: ´En wat denkt u dat er met mij gebeurd is? Ik heb nooit mijn enorme schade kunnen verhalen. Mijn leven is door justitie verwoest.´'
             Volgens Brockhus was de inspecteur duidelijk een afgezant van de minister. Hij zegt: 'Hij vroeg naar de voorwaarden waaronder de foto´s van internet zouden worden gehaald.' Karel de Werd: 'Ik heb toen gezegd: ´Ze gaan er af zodra er 12.020.000 euro is overgemaakt op mijn postgiro rekening.´ En dat aanbod geldt nog steeds.'
              Het gevecht tussen De Werd en de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal escaleerde volledig nadat minister Donner op 2 april van dit jaar aan de Nationale ombudsman liet weten dat wat hem betreft de discussie met De Werd was gesloten. De minister had op vragen van de ombudsman betoogd dat er grote twijfel heerste over de stelling van De Werd dat drie bevelen tot vervolging wegens meineed van twee vakbondsmensen door justitie waren genegeerd. Dit onder het motto dat er in de archieven van justitie in Amsterdam niets over te vinden was. Maar op 23 juli - een week nadat De Werd met zijn smaadcampagne op internet was begonnen - viel er plotseling toch aanvullende informatie op de mat van de ombudsman.
             De brief sloeg bij de Amsterdamse ex-aannemer in als een bom, want de ambtenaren hadden plotseling het gezochte materiaal gevonden. Minister Donner erkende nu dat de officier van justitie indertijd ver buiten zijn boekje was gegaan.
             Hij schreef: ´Uit het dossier blijkt dat tegen een van de vakbondsmannen een gerechtelijk vooronderzoek is geopend en dat na sluiting hiervan aan hem een kennisge ving van vervolging is uitgebracht. Uit het dossier kan evenwel niet worden afgeleid dat tegen hem ook daadwerkelijk is gedagvaard. In zoverre moet de eerder in de brief van het College van procureurs-generaal aan klager van 16 oktober 2002 en mijn brief aan u van 20 maart 2003 geopperde mogelijkheid dat de betrokkene wel is vervolgd, thans worden uitgesloten.´
              Minister Donner haalde in deze brief ook een serie gesprekken, notities en een telegram aan tussen justitie en De Werd, waarin deze eind 1987 te kennen had gegeven na twaalf jaar strijd van verdere actie tegen de betrokken vakbondsman De L. af te zien.

      In zijn stamcafé ´t Sluisje had Karel de Werd op 31 juli een lang gesprek met een afgezant van het ministerie van Justitie, die hem beleefd verzocht zijn smaadcampagne tegen hem te staken.

      FOTO: HANS PETERS


      Minister Donner.

             De Werd zegt: 'Dat klopt inderdaad. Mijn vrouw lag toen op sterven en ik ging zelf ook kapot aan de leugens van justitie. Men heeft de meineedzaak toen geseponeerd wegens verjaring, die nota bene na voortdurend getraineer van justitie zelf was ontstaan. Maar in de laatste brief van de minister aan de ombudsman staat feitelijk precies waar het in deze kwestie om draait. Hij citeert mij letterlijk: ´De strafrechtelijke vervolging tegen De L. terzake meineed, laat ik geheel te uwer beoordeling.´ Nu is meineed het zwaarste delict dat je voor een rechtbank kunt plegen. In mijn zaak is dit vele keren voorgekomen. Er staat een straf van zes tot negen jaar op. Toch heeft justitie dit criminele gedrag niet aangepakt. Als men dit wel had gedaan, had ik mijn schadeclaims bij de bonden kunnen indienen.'
             Dat minister Donner op de hoogte was van de ernstige smaadcampagne die de woedende De Werd op 16 juli tegen hem en procureur-generaal mr. De Wijkerslooth begon, blijkt ook uit zijn brief aan de ombudsman. Hij schreef: ´Gelet op de voortdurende stroom van onfrisse aantijgingen die hij via internet jegens personeelsleden van het OM verspreidt, heeft het college geen behoefte meer aan rechtstreeks contact. Ik billijk deze stellingname van het college.´
              In plaats van een arrestatie van De Werd, werd een week later de veiligheidsagent naar café ´t Sluisje op de Nieuwendammerdijk gestuurd. Hij hoorde er tot zijn verbijstering dat De Werd inmiddels wereldwijd 50.000 e-mails met de gewraakte smaadschriften heeft verspreid. Ze gingen naar Het Witte Huis in Washington, naar de Verenigde Naties, alle leden van het Europese parlement, het Engelse, Duitse en Franse parlement en tal van regeringsinstanties en ambassades. Rob Brockhus zegt: 'De inspecteur vroeg ook of er reële gevaren van onze kant dreigden voor hoogwaardigheidsbekleders. Kortom, of wij aanslagen zouden plegen. Hij luisterde geschokt naar Karels antwoord.'
             'Ik vertelde hem namelijk dat ik ooit een half jaar had vastgezeten, omdat ik een van de betrokken vakbondsmensen in zijn been had geschoten, nadat hij mijn gezin steeds telefonisch bedreigde', zegt De Werd. 'Ook zei ik hem dat ik in 1980 alle ruiten van het gebouw van de Bouwbond NW in Woerden ´s nachts met een pistool aan diggelen had geschoten. Ik had mij toen als dader gemeld bij de Bouwbond en bij de politie. Er werd nooit een aanklacht tegen mij ingediend. Maar de inspecteur stelde ik gerust: de periode van dit soort acties is wat mij betreft voorbij.'
             De onsmakelijke campagne die De Werd nu voert, is volgens hem het enige dat hem overblijft. Hij meent: 'De minister zegt dat ik de gebruikelijke weg via de rechter moet volgen, maar ik weiger me nog een keer in de slangenkuil van het Nederlandse recht te wagen. Justitie heeft nu zelf erkend dat men zware misdrijven als meineed niet vervolgd. En wat voor land is dit eigenlijk, waar je zomaar de minister van Justitie voor Adolf Hitler kunt uitmaken? Dat zou nergens ter wereld worden getolereerd.'



             



       
      [terug]


      18 oktober 2003

       



        De situatie is nog vele malen ernstiger. Op 26 november 2003, werd er in het actualiteiten Tv programma Twee van  Daag Tv onderstaande foto getoond waarbij de verslaggever aan mr. de Wijkerslooth vroeg: Weet u wel, dat u op het internet staat als Voorzitter van het College van Procureurs-generaal, met een hakenkruis op het voorhoofd? Antwoord: Dat is mij al sinds geruime tijd bekend, samen met de Minister van Justitie, maar dat laten wij maar zo! 

        Vrijwel tezelfdertijd veroordeelde de politierechter in Lelystad een burger tot 2000 euro boete en een voorwaardelijke taakstraf van tachtig uren, omdat hij de Verkeersofficier van Justitie mr. Spee op het interent had afgebeeld als Adolf Hitler. De politierechter motiveerde daarbij - en volgens mij volkomen terecht - dat de vrijheid van meningsuiting geen vrijbrief mag zijn voor het beledigen van ambtenaren in functie. Hoe zich het voorgaande verdraagt met rechtsgelijkheid, dat mag de Staat der Nederlanden proberen uw Hof zelf uit te leggen.  

        De Aanklager bij de bijzondere rechtspleging, waarschuwde al jaren geleden in de media er voor dat het naoorlogse gratiebeleid het toekomstig gevaar vertegenwoordigt voor de Nederlandse bevolking. Met name omdat er sindsdien structureel nauwelijks iets is veranderd. En Procureur-generaal mr. Korvinus is voorkort nog als zodanig afgetreden, omdat zij het niet langer aandurfde verantwoording te nemen voor de gang van zaken bij het OM. Na de laatste reorganisatieronde waarbij de beslissingsbevoegdheid over het vervolgingsbeleid werd gecentraliseerd tot slechts enkele personen, te weten de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal, vreesde genoemde magistrate (zoals inmiddels is gebleken terecht) dat het OM in verkeerde handen zou kunnen vallen indien deze enkelen zich zouden inlaten met verkeerde vrienden. Nog daargelaten de vraag of zij zelf wel deugen. Welnu dat laatste bleek ook niet het geval. Anders gezegd: via schimmige politieke benoemingen is het OM in verkeerde handen gevallen, te weten in de handen van P.H. Donner en de J. de Wijkerslooth.  

        Tot zoverre dit verslag van de grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse rechtsgeschiedenis die mij al een kwart eeuw gegijzeld houdt in juridische procedures, terwijl ik tijdens mijn bedrijfsvoering formeel nimmer een Wet heb overtreden. Zelfs ordeverstoring heeft Donner in zijn smaadschrift mij vergeefs getracht aan te wrijven.  

        Mijn totaal rechteloze situatie staat niet op zich. Integendeel, vele burgers worden geconfronteerd met het juridisch totaal gewetenloos meerkoppig monster dat bij gebrek aan journalistieke en politieke controle zich als zodanig heeft ontwikkeld en de psyche van dit juridische monster is zo ernstig verwoest, dat vele burgers als gevolg van het decadent functioneren van het OM. Die zijn gebaseerd op de ernstige leemtes in de wet en het gebrek aan journalistieke en politieke controle. Maatschappelijk en financieel worden zij compleet met hun gezin te gronde gericht. Zij zijn als gevolg van de  tuchtwetgeving, de belangenverstrengeling voortvloeiende uit het fenomeen rechter-plaatsvervanger ( Zie het zeer schokkende IRM Rapport hierover ). 

        Met name het verduisteren van wettig overtuigend bewijs, het laten plegen en laten plegen van meineed, het al dan niet opzettelijk uitspreken van gerechtelijke dwalingen als gevolg daarvan, en de verplichte procesvertegenwoordiging en de daaraan verbonden niet meer te betalen griffiekosten en pro Deo rechtsbijstand met eigen bijdrage, volstrekt vogelvrij.  Ik moge uw Hof met vereiste eerbied verwijzen naar de cd-rom die ik als wettig overtuigend bewijs met deze klacht te uwer informatie heb meegezonden en waarop zich de door mij genoemde formele documenten eveneens bevinden. De cd-rom geeft eveneens een algemeen beeld over de huidige situatie op Nederlands grondgebied, die wat rechtszekerheid betreft ronduit zorgwekkend kan worden genoemd. Tot zoverre de weergave van de feiten.

        De verklaringen omtrent schendingen van het Verdrag en omtrent relevante argumenten.

        Hoogachtbaar College,

        Met uw welnemen, ik acht de voorgaande gang van zaken strijdig met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en bijbehorende protocollen, voor zover door de Staat der Nederlanden geratificeerd. Met name de hiernavolgende artikelen daaruit acht ik ernstig geschonden.  

        Art. 6 lid 1 ( Recht op een eerlijk proces )

        Art. 8 ( Recht op eerbiediging van Privé leven, familie en gezinsleden )

        Art. 10 ( Vrijheid van meningsuiting )

        Art. 13 ( Recht op een Daadwerkelijk Rechtsmiddel )

        Art. 14 ( Verbod van Discriminatie )

        De inbreuk op voorgaande artikelen, nader toegelicht als volgt.

        Art. 6 lid 1 ( Het recht op een eerlijk proces )

         

        Inleiding,

        Prof. dr. G.R. Rutgers promoveerde in 1980 op de verplichte procesvertegenwoordiging, in boekvorm is verschenen bij Vuga Boekerij te 's-Gravenhage ISBN 906095 933 7. Ik moge het Hof met vereiste eerbied na de inhoudelijke strekking verwijzen, met name zijn eindconclusie waarin hij voorstander blijkt te zijn van afschaffing van de verplichte procesvertegenwoordiging als beginsel van het Burgerlijk Procesrecht. Prof. G.R. Rutgers vraagt zich in zijn proefschrift af, of het in de huidige samenleving gelet op de toenemende mondigheid en scholing van de burger nog wel te verantwoorden is dat volstrekt mondige burgers via de verplichte procesvertegenwoordiging handelingson-bekwaam en onmondig worden gemaakt, ten behoeve van het inkomen van de advocatuur!

        'Ik acht deze gang van zaken strijdig, met art. 10 van het Verdrag, waarvan de inhoudelijke strekking luid: Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid van meningsuiting te koesteren en de vrijheid om inlichtingen, of denkbeelden te ontvangen, of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen', einde citaat.  

        De verplichte procesvertegenwoordiging, zoals middels ernstig geknoei in de Formele Wet verankerd in art. 133 Rv en aanverwante wetgeving, ten behoeve van de advocatuur maar ten laste van de vrijheid van meningsuiting en een behoorlijke procesgang en handelingsbekwaamheid van de mondige burger tot stand gebracht, behoort niet tot één der uitzonderingen zoals onder 2 van art. 10  onder de aanhef van Vrijheid van Meningsuiting bedoeld. Het betreft hier dan ook een ernstige inbreuk op de vrijheid van meningsuiting, mondigheid en handelingsbekwaamheid van de individuele burger. Dit klemt te meer omdat de Deken van de Nederlandse Advocaten mr. M.G. Rood tijdens zijn jaarrede in Alkmaar voor miljoenen guldens aan overheidsbijdrage pleitte. Met name om de minderbegaafde advocatuur het vak te leren, daar hij anders ernstige schade voor het publiek vreesde, waarvan akte! 

        Daarbij komt nog, dat de verplichting tot procureurstelling werd ingevoerd, ondanks dat de advocaat/procureur geen enkele resultaatverplichting daarbij heeft en/of enige garantie wordt gegeven met betrekking tot zijn/haar goede trouw en het rechtssubject dat een advocaat/procureur wordt opgedrongen via art. 133 Rv. Daarmee krijgt de cliënt veelal een groter probleem op zijn/ haar bord dan het juridisch probleem op zich, en hij/zij met de verplichte procesvertegenwoordiging, eveneens volledig afhankelijk wordt gemaakt van de goede trouw en deskundigheid die veelal afwezig is; en de privé-omstandigheden van de wettelijk opgedrongen advocaat/procureur.

        Bijvoorbeeld: Hij gaat bijna failliet, zijn vrouw moet bevallen, zijn kinderen hebben griep, of hij moet ze van school halen, hij moet een wrat van zijn penis laten verwijderen, of hij loopt onder een auto, hij is een alcoholist, drugsverslaafd een oplichter, gaat op vakantie of heeft nauwelijks tijd omdat hij nog tweeduizend cliënten heeft waaruit hij een riant inkomen wenst te vergaren. Daar mag rechtzoekende allemaal van meegenieten en geheel ongevraagd. Nog daargelaten het feit dat in samenspanning met de juridische tegenpartij veelvuldig rechtsbijstand wordt geweigerd, ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging ex. Art. 133 Rv en op juridisch ondeugdelijke gronden, waarvoor welgestelde partijen bereid zijn enorme bedragen te betalen ter voorkoming dat het recht zijn beloop zal hebben. 

        Mr. M.G Rood kwam dan ook ernstig in opspraak in een art. van het weekblad Panorama geschreven door Karel Bagijn, en met foto´s van Hendrik Jan van Brandwijk onder de aanhef: MISSTANDEN IN DE ADVOCATUUR. Gelet op de enorme bedragen die hij declareerde bij de bonden, naar de huidige maatstaven ongeveer ruim honderdduizend euro voor een kortgeding en wat juridisch advies. Vrijwel de gehele sociale advocatuur kwam publiekelijk in opstand tegen het declaratiegedrag van mr. Max Rood. Hij wist dit echter de kop in te drukken door als Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten de sociaaladvocaten te dreigen met tuchtmaatregelen. Volgens mr. M.G. Rood hadden de sociaaladvocaten de ereregelen der advocatuur geschonden door medewerking te verlenen aan het art. in het Weekblad Panorama over zijn declaratie gedrag.  

        Kort voor zijn overlijden verklaarde genoemd individu nog op de TV als bemiddelaar in het Taxi conflict, dat hij als advocaat als geen ander heeft geleerd, hoe effectief het kan zijn om een procedure slepende te houden. Deze mr. Rood liet zich betalen bovenop het gebruikelijke tarief voor zijn malafide contacten met de Zittende en Staande  Magistratuur, alsmede commerciële advocatuur, waarbij hij zijn positie als Deken van Advocaten ernstig misbruikte. De rechtzoekende staat vrijwel machteloos hier tegenover omdat hij via de verplichte procesvertegenwoordiging handelingsonbekwaam en onmondig werd gemaakt. Daarbij komt nog dat men de Griffiekosten en eigen bijdrage bij pro Deo rechtsbijstand zo hoog heeft opgeschroefd, dat in strijd met art. 17 van de Grondwet alleen nog welgestelden toegang tot de Rechter hebben. Maar die kunnen dan weer stuiten op het fenomeen rechter/raadsheer-plaatsvervanger.  

        Er zijn advocaten kantoren met een vijftiental rechter- en raadsheer-plaatsvervangers. Dat dit de onafhankelijke rechtspraak zeer ernstig ondermijnt, dat behoeft geen nadere toelichting. Maar zelfs indien dat toevallig niet het geval is, dan nog ontstaat er veelal een bitter gevecht tussen de cliënt en de advocaat/procureur over de formele handelingen of juridische acties die moeten worden ondernomen, hetgeen meestal eindigt met het verhaal dat de Advocaat/procureur zich op elk door hem gewenst moment terug trekt, wegens gebrek aan vertrouwen, waarbij ook nog het procesdossier wordt achtergehouden om betaling van declaraties af te dwingen waarover advocaat en cliënt geen overeenstemming kunnen bereiken, zodoende raakt cliënt ook nog verzeild in tuchtrechtelijke procedures die bekendheid genieten vanwege hun uitermate dubieuze samenstelling, met alle vervelende rechtsgevolgen van dien. Anders gezegd vanwege de verplichte procesvertegenwoordiging krijgt het rechtssubject er een probleem bij dat vele malen groter kan zijn dan zijn juridisch probleem op zich. De advocate mr. Guide Enkelaar verklaarde dan ook in het Weekblad Panorama ik citeer:

        Het grootste deel van mijn ervaringen met advocaten, is zeer negatief. In de advocatuur, kom je mensen tegen die zijn verschrikkelijk. Mensen voor wie ik mij schaam dat zij hetzelfde beroep hebben gekozen als ik! Einde citaat.  

        Ook klager heeft een zestal onbekwame, ook wat integerheid betreft, volstrekt onbetrouwbare advocaten versleten, waarbij ook nog een vijftiental op ondeugdelijke juridische gronden botweg rechtsbijstand weigerden ondanks de Verplichte Procesvertegenwoordiging, met als gevolg dat n.a.v. een ondeugdelijk beslag waarover vanwege zijn juridische eenvoud nauwelijks kan worden geprocedeerd, ik zelfs een kwart eeuw later nog steeds  verstrikt zit in procedures, waaronder deze bij het Europese Hof! 

        De Staat der Nederlanden, zit met een enorm advocatenprobleem. Nederland telt vijf maal zoveel advocaten per miljoen inwoners als Amerika, zeven keer zoveel als in België en acht keer zoveel als in Duitsland. De spoeling is zo dun geworden dat de maatschap alleen nog denkt aan het eindresultaat op de jaarbalans. Alleen dat telt nog, daarvoor moet desnoods het gehele procesrecht ( zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk wijken evenals de bepalingen in de Grondwet, de Wet op de Rechtelijke Organisatie en of Internationale Verdragen ). De toegang tot de Rechter ex. Art. 17 van de Grondwet en/of het recht op een eerlijke procedure zoals verankerd in art. 6 van het verdrag kan men wel vergeten op het moment dat door welgestelden 'n invloedrijk commerciële advocaat wordt aangetrokken, als mr. Max Rood. De burgerlijke rechten van de juridische tegenpartij worden in dat geval opgekocht als ware het schroot! 

        Zelfs bij benadering zal er in dat geval geen deugdelijke procesvoering kunnen plaats vinden. De Bouwbonden wisten dat ook, vandaar dat zij het aandurfden om als arbeidsdeskundigen zonder de wettelijk vereiste Van Waardeverklaring ex art. 738 Rv en zonder enige juridische deugdelijke gronden, acht maanden lang beslag te leggen op mijn bedrijfsgelden, dit alles in de voorwetenschap, dat met het aantrekken van mr. Max Rood als Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten tegen extreme bedragen in combinatie met misbruik van de verplichte procesvertegenwoordiging, kans op een deugdelijke procesgang, gelet op zijn malafide contacten bij Zittende en Staande Magistratuur, alsmede de advocatuur vrijwel nihil zou zijn.  

        In dat geval betrekt zelfs het OM als wetshandhaver zich formeel op het standpunt, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang ondanks art. 207 lid 1 en 2  Sr niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd. Zelfs de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, werden daartoe, tot mijn verbijstering volstrekt genegeerd in die zin, dat ondanks zes dwingende uitspraken van rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad der Nederlanden, waaronder zelfs drie bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv aan de Officier van Justitie gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed onderdak vonden in de prullenbak van de Officier van Justitie, waarvan akte! Vele zeer vele burgers geraken in conflict met de hen wettelijk opgedrongen advocaat en gaan daaraan maatschappelijk, financieel en psychisch ten gronde. Ook de klager in deze zaak diende voor elke formele handeling die hij uitgevoerd wenste te zien, eerst een conflict met de opgedrongen onbekwame advocaat/procureur uit te vechten, zowel op zijn kantoor als bij de Raad van Toezicht. 

        Zijn juridische tegenpartij vertrouwde op het ernstig falen van de opgedrongen advocaat/procureur en kon dat ook immers zij werkten in samenspanning gedekt door hun confrères in de tuchtcolleges nauw samen, waarbij de procedures zo lang mogelijk slepende worden gehouden met geen ander doel, dan de affaire zo lang te rekken, dat eisende partij maatschappelijk financieel en psychisch ten onder gaat met zijn hele gezin alvorens er ooit recht zou kunnen worden gesproken, voor zover dat al gebeurt. Vandaar mijn verzoek aan uw Hof tot opheffing van de verplichte procesvertegenwoordiging ex. Art. 133 Rv te bevelen. Het betreft hier inbreuk op vrijheid van meningsuiting en handelingsbekwaamheid van volstrekt mondige burgers, zo ernstig dat van onder curatele stelling kan worden gesproken in strijd met de Krankzinnigen Wet! Een situatie die zo veelvuldig wordt misbruikt ten laste van de rechtzoekende, dat  het marmer van de commerciële advocatenkantoren niet met lijm maar met het bloed van de benadeelden aan de muren zit geplakt!

         In combinatie met de tuchtwetgeving wordt via de verplichte procesvertegenwoordiging met name misbruik daarvan totale rechteloosheid gecreëerd ter bevrediging van strikt primitieve lustgevoelens. Zonder de verplichte procesvertegenwoordiging zou men niet eens kunnen procederen over mijn zaak, zelfs geen tien minuten. Immers, als werkgever heb ik geen enkele wet overtreden en bij een ondeugdelijk beslag zonder Van Waardeverklaring treedt blijkens art. 739 Rv van rechtswege al schadeplicht in werking. Anders gezegd, voorzover er terzake wordt geprocedeerd is er sprake van zwendel en niets minder dan dat. De advocatuur heeft zodoende zelf haar inkomsten gegenereerd. Omdat de spoeling dun is geworden heeft de advocatuur het grootste belang er bij dat de meest eenvoudige procedures, escaleren tot in het oneindige! Met alle zeer ernstige rechtsgevolgen voor rechtzoekende van dien.  

        Zo zit de Nederlandse samenleving  met een enorm advocatenprobleem opgezadeld. Nederland telt vijf maal zoveel advocaten per miljoen inwoners als Amerika, zeven keer zoveel als België en acht keer zoveel als Duitsland, de spoeling is zo dun geworden, dat een behoorlijk procesgang ondergeschikt wordt gemaakt aan de eindbalans, alleen dat telt nog het formele procesrecht moet daar volledig voor wijken, evenals de mondigheid, de handelingsbekwaamheid en de vrijheid van meningsuiting van de burger, ook bepalingen in de Grondwet, Formele Wet en/of Internationale Verdragen die betrekking hebben op een eerlijke procedure kan men wel vergeten. Indien lieden als M.G. Rood tegen extreme bedragen worden aangetrokken door welgestelden, dan is één der procespartijen juridisch vogelvrij en zelfs daarvoor al is dat het geval.  

        De bouwbonden wisten, al met het aantrekken van mr. Max Rood als Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten, dat mijn burgerlijke rechten bij hem waren opgekocht. Vandaar dat zij het aandurfden als arbeidsdeskundigen aldus te kwader trouw acht maanden een ondeugdelijk beslag te leggen op mijn bedrijfsgelden. Dit zonder enige juridische grond, om zodoende mijn bouwbedrijf uit pure rancune ten gronde te richten, hetgeen de rechercheurs Oud en Keesman ook na diepgaand onderzoek is gebleken.

        Beide politiefunctionarissen verklaarden voor de TV dat zij de affaire diepgaand hadden uitgezocht en dat hen daarbij is gebleken, dat er veelvuldig meineed werd gepleegd en dat het Bouwbedrijf van de Werd middels het ondeugdelijk beslag dat acht maanden duurde opzettelijk in de vernieling werd geholpen. In de civiele procedures die hierop volgden bleken mijn eigen advocaten die via de verplichte procesvertegenwoordiging waren opgedrongen behoudens mr. van Schellen in cassatie, zonder enige uitzondering mijn grootste juridisch tegenstanders te zijn, daar zij nauw samenwerkten met Max Rood, de advocaat van de Bouwbonden, door geen appèl in te stellen tegen ondeugdelijke tussenbeslissingen, termijnen te laten verlopen of botweg rechtsbijstand op juridisch ondeugdelijke gronden te weigeren. 

        Mijn tennisvriend de socioloog Löwe heeft voor mij zelfs ruim een half uur bij de mij wettelijk opgedrongen 'advocaat' Mr. van Raalte gebedeld om een kortgeding tot opheffing van het ondeugdelijk beslag, dat botweg werd geweigerd ondanks dat ik hem daar wel zeven duizend gulden contant voor had betaald. De volgende advocaat verbaasde zich er over dat zijn confrère geen kortgeding aanhangig had gemaakt. Hij zou dat wel even doen, op voorwaarde dat ik hem zesduizend gulden betaalde. Ik betaalde en vervolgens vertrok hij met mijn geld op vakantie en trof ik hem een halfjaar later in de gevangens aan, niet als advocaat maar als gedetineerde.  

        Collectief weigerde de advocatuur vervolgens rechtsbijstand. Men kwam nu met het juridisch ondeugdelijk argument dat er van een derde advocaat niet kan worden gevergd dat hij zijn diensten verleent als al twee eerder advocaten daar geen mogelijkheden in zagen.

        Uiteindelijk wist men mij te melden dat er te veel tijd was verstreken voor een kortgeding. Zo werkte men intensief samen met de tegenpartij waarbij ongelimiteerd uitstel werd verleent om de affaire zo lang mogelijk slepende te houden. Kortom er werd gewoon aan gerotzooid, waarbij alle formele procesregels werden geschonden, inclusief de openbaarheid van de zittingen. Alsof dit alles niet schokkend genoeg is kan ik u nog melden dat de raadsheer/commissaris die de meinedige verklaringen heeft opgenomen, ondanks mijn felle protesten daartegen, in de terminale fase van zijn leven verkeerde. Hij vertoonde ter zitting duidelijke verschijnselen van dementie. Het bleek dat hij tussen zijn bestralingen door in het VU-ziekenhuis even naar het Gerechthof kwam om de meinedige verklaringen formeel op te nemen en de openbaarheid te schenden. Enkele weken late werd hij vervangen omdat hij was overleden.   

        Vervolgens betrekt het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Ro en Ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr ook nog formeel de stelling, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang c.q. mijn juridische belangen niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd. Zelfs nadat het Gerechthof al twee bevelen ex. Art. 12i Sv heeft gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, volhardt het OM er in dat het delict niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd ( zie laatste blz, pleitnotitie van de Procureur-generaal mr. C.A.P.C van Riel ) en zelfs het laatste bevel dat daarop volgde tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed verdween in strijd met de Formele Wet, te weten art. 246 Sv, in de prullenbak van de Officier van Justitie, hetgeen blijkens de inhoudelijke strekking van art. 11 lidc juncto 12 Ro op zich al ernstig handelen en/of nalaten vertegenwoordigt waarop de Formele Wetgever het onmiddellijk oneervol ontslag bij de Rechtelijke Macht heeft gesteld.  

        Het zal duidelijk zijn dat terzake van een eerlijk proces zoals bedoeld in art. 6 van het Verdrag zelfs bij benadering geen sprake was. Dat blijkt ook uit de feiten. De Minister van Justitie, de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal en de Nationale Ombudsman hebben dan ook formeel erkend, althans niet weersproken, waarvan formeel akte werd gevraagd, dat al hetgeen zij aanvoeren is gebaseerd op het veelvuldig plegen en laten plegen van meineed en het negeren van de bevelen van het Gerechthof.

        Zonder dat zouden zij zelfs zelfs niet één woord kunnen aanvoeren. Dat klopt ook wel indien men de feiten beziet. De Kantonrechter en het Gerechthof op 20 juni 1979,  hebben gemotiveerd dat de Werd als Werkgever niets viel te verwijten, omdat hij als zodanig volkomen juist heeft gehandeld. Dus daarover kan zelfs geen minuut worden geprocedeerd! De jarenlange voortslepende procedures tussen mij en de Staat der Nederlanden hebben uitsluitend betrekking op de vele onrechtmatige Overheidsdaden ter aanranding van de Nederlandse Rechtsorde en jegens mij en mijn gezin gepleegd, waarvan akte!  

        Hieruit volgt, dat art. 8 van het Verdrag werd geschonden te weten: Recht op eerbiediging van privé leven, familie en gezinsleven. Immers de vele onrechtmatige daden, waartegen de Formele Wetgever geen bescherming bleek te bieden, hadden uiteindelijk ten gevolge een serie gewelddaden tegen de menselijkheid omdat daarmee systematisch de toekomst en het levensgeluk van mijn gezin werd vernietigd. Alleen al het twisten over het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof met de Officier van Justitie duurde ruim tien jaar, vanaf het moment van de eerste aangifte. De situatie was zo ernstig, dat mijn geliefde vrouw vrijwel tot aan haar dood met mij bleef gegijzeld in een kluwen van civiele,   strafrechtelijk, tuchtrechtelijke en meinedige procedures. Zij liet mij op haar sterfbed weten, ik mocht maar 35 jaar worden ze hebben ons toch tien jaar van het leven afgepakt. Ik heb haar toen beloofd, dat ik juridisch en politiek verantwoordelijken ter verantwoording zou roepen, dat is thans het geval, waarbij het mijn voorkeur heeft om dit via juridische weg te doen. Het voorgaande voldoet ruimschoots aan schending van art. 8 van het Verdrag

        Art. 10 van het Verdrag is eveneens ernstig geschonden. Het is toch te zot voor woorden dat volstrekt handelingsbekwame en mondige burgers in strijd met de Grondwet Internationale Verdragen voor zover die betrekking hebben op de vrijheid van meningsuiting ten behoeve van de financiële vraatzucht van de advocatuur onder curatele worden gesteld, terwijl zij niet voldoen aan de normen van de Krankzinnigen Wet.  

        De verplichte procesvertegenwoordiging wordt dan ook zeer veelvuldig misbruikt tot het weigeren van juridische bijstand op ondeugdelijke juridische gronden zoals door mij beschreven, waarbij ook nog in strijd met art. 17 van de Grondwet en art. 6 van het verdrag, de weg naar de Rechter voor on- en minvermogenden volkomen wordt afgesneden, omdat de zeer hoge eigen bijdrage voor pro Deo rechtsbijstand gecombineerd met de griffiekosten voor honderdduizenden burgers, waaronder ondergetekende niet meer is te betalen. 

        Het voorgaande is eveneens in strijd met art. 13 en 14 van het Verdrag. Te weten: het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel en het verbod van discriminatie dat ook in de Grondwet van de Staat der Nederlanden is verankerd.  

        Tot slot nog de tuchtwetgeving, dat men eveneens middels ernstig geknoei in de Formele Wet heeft weten te regelen. De Handelingen in de Tweede Kamer, vergaderjaar 83/84 d.d. 7 maart 1984 (nieuwe regeling Tuchtrechtspraak ( 16094 ) is daar een goed voorbeeld van. In een vrijwel lege Tweede Kamer wisten enkele juristen/advocaten en ex-advocaten, waaronder de ex-advocaat en Minister van Justitie Korthals Altes genoemde wet er door wisten te jassen. Tijdens de Franse Revolutie werd het advocaten gilde al opgeheven vanwege heb- en schraapzucht. Op Napoleon werd vervolgens zware druk uitgeoefend om het tijdens de revolutie opgedoekte gilde van advocaten in ere te herstellen. Napoleon stond toen voor een dilemma, want enerzijds wenste hij afschaffing van de monopoliepositie van advocaten, omdat deze toen al tot ernstige misstanden in de rechtsbijstand had geleid,  terwijl hij anderzijds bevreesd was voor die groep die door kennis opleiding en positie een elite vormde waarvan hij niet wenste dat die zich tegen hem zouden keren.  

        In een stad als Rotterdam waar de Orde van advocaten in 1842  34 leden telde, heeft in de eerste jaren na 1838 geen Raad van Toezicht en Discipline bestaan. Aldus oefende de rechtbank of het Gerechtshof het toezicht en de discipline uit. Dit was wat de rechtszekerheid van de Burger betreft een ideale situatie. In 1929, werd een wijziging ingevoerd bij het nieuwe reglement drie, waarbij het wenselijk werd geoordeeld eventuele misslagen van advocaten door advocaten colleges te laten beoordelen. Het heeft tot de invoering van de advocatenwet in 1952 geduurd voordat die rampzalige ontwikkeling was voltooid. Toen werd het Hof van Discipline ingevoerd, bestaande uit een Voorzitter een Plaatsvervangend Voorzitter en acht leden advocaten. 

        Tot op heden ten dage ondervinden benadeelden van onrechtmatig advocatengedrag daarvan de rechteloosheid. De uitspraken van het tuchtrechtelijke colleges zijn dan ook zeer berucht. Het heeft met deugdelijke rechtspraak zelfs bij benadering nauwelijks iets van doen. Op 7 maart 1984 kwam het advocatengilde in een vrijwel lege Tweede Kamer bijeen, om het bestaan van haar tuchtcolleges via geknoei in de Formele Wet nader te  regelen. Hoe openlijk men daarbij te werk ging is ronduit verbluffend, getuige het hiernavolgende citaat van mr. van Dis.  

        Tenslotte spreken wij de hoop uit dat de vernieuwde regeling tuchtwetgeving dienstbaar is aan het volgende beginsel:

        De beste bescherming van zichzelf als ( beroepsgroep ) is de beste bescherming van de ander ( het publiek ). Moge het deze Minister gegeven worden, later ook wanneer hij zijn vroeger ambt weer opvat te kunnen zeggen, dat hij in zijn huidige verantwoordelijkheid, als Minister van Justitie zijn thans ex-beroepsgenoten een goede dienst heeft bewezen. Welnu, de minister heeft wat dat betreft niet teleurgesteld. Heden ten dage gaan talloze burgers gebukt onder het juk van de georganiseerde misdaad genaamd: Tuchtwetgeving. In Nederland worden dit soort  juristen zelfs benoemd tot erelid van de Raad van State en voorzitter van de Eerste Kamer, die op zich vanuit democratisch oogpunt bezien en gelet op de vele zeer ernstige leemtes in de Formele Wet geen enkel bestaansrecht heeft.  

        Resumerend concluderend, kom ik tot het volgende en persisteer daarbij waarvan akte! 

        De totale rechteloosheid van de burger komt zeer veelvuldig voor en is middels ernstig geknoei in de Formele Wet bewust gecreëerd. Het komt vaak voor dat het algemeen belang, door de 'Volksvertegenwoordiging' zodoende wordt opgeofferd aan strikt persoonlijk of partijpolitiek belang, daar zijn vele voorbeelden van te noemen. De verplichte procesvertegenwoordiging is op soortgelijke wijze tot stand gekomen.  

        De verplichte procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv staat er voor garant, dat volstrekt mondige burgers onmondig en handelingsonbekwaam worden gemaakt, door hen afhankelijk te maken van een veelal onbetrouwbare, onbekwame advocaat, wiens juridische capriolen worden afgedekt door de tuchtrechtelijke colleges, daarbij mede in acht genomen de enorme belangenverstrengeling via het fenomeen rechter- raadsheer-plaatsvervangers, zie hiervoor het zeer schokkende IRM Rapport ( Integerheid Rechtelijke Macht ). Voorts de hoge griffiekosten en eigen bijdrage voor pro Deo rechtsbijstand die niet meer zijn te betalen voor de minvermogenden en de rechteloosheid is via de combinatie van al deze factoren die samenspannen tegen rechtzoekenden, compleet.  

        Voorzover niet het geval, dan stelt het OM zich nota bene als Wetshandhaver ex. Art. 4 Sr. formeel op het standpunt, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke procesgang, niet strafrechtelijk dient te worden vervolgd en negeert daartoe zelfs drie bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv nota bene in één en dezelfde zaak gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, door deze in strijd met de Formele Wet met name art. 246 Sv ter verjaring op te leggen, hetgeen het College van Procureurs-generaal, de Minister van Justitie en de Nationale Ombudsman op 23 juli en 11 november 2003 onder mij juridische dwang, formeel hebben bekend, waarvan akte! 

        Dit is meer dan van den zotte, zelfs uit het verkrijgen van één zo'n bevel ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, blijkt al onomwonden hoe decadent het OM terzake als Wetshandhaver ex.art. 4 Ro, heeft gefunctioneerd. En steeds weer opnieuw wordt men geconfronteerd met arglistig bedrog. Ik geeft thans uw Hof met vereiste eerbied  een voorbeeld op welk een niveau het College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie het aandurven hun ondeugdelijke beslissingen te motiveren in hun verwoede pogingen, het wettig overtuigend bewijs te verduisteren van de feitelijke omstandigheid, dat de Officier van Justitie de bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed middels fraude d.w.z. in strijd met de Formele Wet ter verjaring heeft opgelegd, zodoende heeft plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur.

        In de Archieven van het OM werd niets aangetroffen, waaruit zou kunnen blijken, dat de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed niet werden opgevolgd.  

        Geen enkele Jurist te goeder trouw, tenzij er sprake is van juridische zelfmoord zoals genoemde individuen het geval, zal het ooit wagen deze arglistig bedrieglijke juridisch volstrekt onvolwaardige zinsnede te onderschrijven. Zowel het College van Procureurs-generaal als de Minister van Justitie hadden geen enkele moeite mee. Integendeel, zij volhardden daarin, ondanks mijn felle protesten tegen het motiveren op voorgaand vrijwel achterlijk juridisch niveau gedurende ruim negen maanden, alvorens zij onder mijn juridische dwang werden genoodzaakt formeel te bekennen, dat de bevelen van het Gerechthof in strijd met de Formele Wet door de Officier van Justitie ter verjaring werden opgelegd. Het kan noch bonter! 

        In zijn pogingen het College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie een alibi te verschaffen, voor hun motiveringen op juridisch volstrekt onvolwaardig niveau, komt de Nationale Ombudsman als juridisch hoogleraar met het volgende: In de archieven van het OM werden geen documenten aangetroffen waaruit iets zou kunnen worden opgemaakt met betrekking tot het opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof! 

        Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden, wegen beroepshalve gemaakte fouten zwaarder, omdat men in dat geval geacht wordt te weten gelet op ervaring en opleiding waarmede men bezig is. Anders gezegd volgens die vaste jurisprudentie van de Hoge Raad motiveert het College van Procureurs-generaal, de Minister van Justitie en de Nationale Ombudsman, bewust te kwader trouw door op juridisch ongeschoold niveau te motiveren, waarvan akte! 

        Dit soort praktijken zijn geen uitzondering, integendeel. Het is zeer belastend voor de gehele rechtspleging en vele burgers zijn daarvan de dupe geworden, het verdraagt zich dan ook geheel niet met hun ambtseden, de Formele Wet, de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, de Grondwet of art 6 van het verdrag van De Rechten van de Mens, het heeft geen ander doel dan rechteloosheid te creëren zodat klager het Hof eveneens verzoekt de Staat der Nederlanden te gebieden er voor garant te staan, en op straffe van rechtsgevolgen, dat art. 11 lidc juncto 12 Ro daadwerkelijk wordt geactiveerd ten aanzien van die topjuristen die het wagen hun beslissingen op arglistig, bedrieglijk en juridisch onvolwaardig niveau te motiveren, zoals terzake het geval gebleken, waarvan akte!

        Tot slot verzoekt klager het Hof met vereiste eerbied de inhoudelijke strekking van deze klacht ambtshalve aan te vullen en te toetsen aan het Verdrag, voorzover dat wenselijk is om tot toewijzing van deze klacht te kunnen komen en de Staat der Nederlanden te gebieden, dat alle schade voortvloeiende uit de gepleegde onrechtmatige overheidsdaden, middels een akte van Dading dient te worden geschikt.

        Tot zoverre,  

        Met vereiste eerbied in afwachting,

        K.H. de Werd

        Amsterdam postbus: 36 157 1020 MD Amsterdam.

         

        Bijlagen: 3 CD-rom van de Sociale Databank Nederland