Rechtszaak van A.M.L. van Rooij tegen machtsmisbruik door de politie rond een aangifte


EKC homepage . . . . . SDN Homepage . . . . Schandpaal

Vervolg van de rechtszaak van A.M.L. van Rooij tegen machtsmisbruik door de politie bij een aangifte

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

't Achterom 9a
5491 XD
Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386

Van: Ing. A.M.L. van Rooij,
't Achterom 9a
5491 XD Sint Oedenrode

AANTEKENEN (met bijlagen)

 

Per fax 073 - 6204381/6204383 (zonder bijlagen).

 

 

OPEN BRIEF

                                            Sint Oedenrode, 9 oktober 2003.

 

 

Aan: Gerechtshof 's-Hertogenbosch,

         t.a.v. Voorzitter mr. G.A.M. Stevens,

        Leeghwaterlaan 8,

        Postbus 70583,

        5201 CZ 's-Hertogenbosch.

 

 

Van: Ing. A.M.L. van Rooij,

        't Achterom 9a,

        5491 XD Sint Oedenrode.

 

 

Uw kenmerk: K 03.0006

 

Betreft: - Toezending nadere bewijsstukken op mijn beklag ex. Art. 12 WvS

              niet vervolging n.a.v. mijn aangifte van 1 oktober 1995.

            - Reactie op het schriftelijk verslag d.d. 19 augustus 2003 van de

               advocaat-generaal A.J.T.M. Franken - van Zinnicq Bergmann.

 

 

Geachte College,

 

Geachte voorzitter mr. G.A.M. Stevens,

 

U als voorzitter tezamen met uw collega rechters mr. P.A.M. Hendriks en mr. F.J.M. Walstock behandelen op woensdag 15 oktober 2003 om 12.00 uur mijn klacht niet vervolging d.d. 2 januari 2003, bij u ingeboekt onder nummer K 03.0006.

 

Als reactie op het schriftelijke verslag van 19 augustus 2003, kenmerk:

K 03.0006 AF/HS, van advocaat-generaal A.J.T.M. Franken-van Zinnicq Bergmann laat ik u hierbij de volgende reactie, vergezeld met nadere bewijsstukken, toekomen.

 

In mijn brief van 2 januari 2003 heb ik mijn klacht niet-vervolging als volgt gemotiveerd:

 

//////////////////////////////////////////////////////////////

 

MOTIVERING BEKLAG.

 

Bij brief van 1 december 2002 heb ik de hoofdofficier van Justitie mr. R.W.M. Craemer letterlijk het volgende geschreven (zie bijlage B).

 

==============================================================

 

Geachte heer Craemer,

 

Ruim zeven jaar geleden (op 11 oktober 1995) heb ik bij de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch aangifte gedaan van het plegen van een ernstig strafbaar feit (art. 173a WvS) door de Gebr. van Aarle B.V., Ollandseweg 159 te Sint Oedenrode. Betreffende aangifte van 1 oktober 1995 vindt u bijgevoegd (zie bijlage 1). Ik verzoek u wederom kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

In die aangifte heb ik feitelijk onderbouwd dat het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. jaarlijks zo'n 5650 kg. arseen (arseenzuur) en 7900 kg. chroom VI (chroomtrioxide) op een ongecontroleerde wijze in het milieu (water, bodem en lucht) brengt. Dit alles op een zodanige manier dat dit later bij duizenden mensen kan leiden tot kanker en/of toxische effecten op de reproductie functie van vrouwen en/of mannen (o.a. impotentie, fertiliteitsproblemen, menstruatiestoornissen, testiskanker) en/of toxische effecten op het

nageslacht via vrouwen en/of mannen (o.a. miskramen ontwikkelings-stoornissen, doodgeboorte) en/of genetische afwijkingen.

 

Juist om die reden zijn deze stoffen veelal in internationaal verband op de zwarte lijst geplaatst en heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal in het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986-1990, vergaderjaar 1985-1986, 19204, nrs. 1-2, besloten dat deze stoffen zo gevaarlijk zijn voor mens, dier en milieu dat in het milieu brengen ervan via een maximale brongerichte aanpak moet worden voorkomen(zie bijlage 2).

Ik vind het dan ook onbegrijpelijk dat u heden, na ruim zeven jaar, nog steeds geen beslissing hebt genomen op mijn aangifte van 1 oktober 1995.

 

Door niet te beslissen op mijn aangifte van 1 oktober 1995 hebt u mij al meer dan zeven jaar lang geblokkeerd in mijn beklag mogelijkheid bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zoals dat staat beschreven in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Vanwege het feit dat houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. door de georganiseerde misdaad (collusie) wordt gebruikt als dekmantelbedrijf acht ik niet uitgesloten dat dit uw handelwijze als hoofdofficier van justitie heeft beïnvloed.

 

Uw al meer dan zeven jaar lange weigering om te beslissen op mijn aangifte van 1 oktober 1995 is er de oorzaak van dat de Gebr. van Aarle B.V. in die tijd nog zo'n 40.000 kg. arseen (arseenzuur) en 56.000 kg. chroom VI (chroomtrioxide) meer op een ongecontroleerde wijze in het milieu (water, bodem en lucht) heeft gebracht . Deze 40.000 kg. arseen en 56.000 kg. chroom VI had de Gebr. van Aarle B.V. niet in het milieu kunnen brengen als u in 1995 op mijn aangifte van 1 oktober 1995 had beslist. Voor deze ongecontroleerde dumping van 40.000 kg arseen (arseenzuur) en 56.000 kg chroom VI (chroomtrioxide) zijn u en uw voorgangers dan ook volledig verantwoordelijk en aansprakelijk. Hiermee hebben u en uw voorgangers een ernstig strafbaar feit gepleegd (art. 73a WvS) waarvoor een gevangenisstraf staat van 12-15 jaar.

 

Met nadruk verzoek ik u te stoppen met de voortzetting van het plegen van strafbare feiten en binnen 14 dagen na heden een beslissing te nemen op mijn aangifte van 1 oktober 1995 tegen houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. (zie bijlage 1).

 

De inhoud van mijn aangifte d.d. 1 oktober 1995, en van deze brief, heb ik geschreven vanuit mijn deskundigheid als hogere veiligheidskundige.

Het certificaat van vakbekwaamheid vindt u bijgevoegd (zie bijlage 3).

 

Om te voorkomen dat deze brief aan u op dezelfde wijze in het halfronde archief verdwijnt als mijn aangifte van 1 oktober 1995 aan u, heb ik dit schrijven bij de Sociale Databank Nederland (SDN) op internet laten plaatsen: http://www.sdnl.nl/ekc/ekc-om05.htm Uw antwoord hierop, alswel het uitblijven van uw antwoord hierop, zal eveneens bij de SDN op internet worden geplaatst.

  

In afwachting van uw antwoord binnen 14 dagen na heden, teken ik;

 

 

Hoogachtend,

Ing. A.M.L. van Rooij,

Hogere veiligheidskundige

 

 

Bijlage:

  1. Mijn aangifte van 1 oktober 1995 aan de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch (7 pagina's).
  2. Blz. 3, 52, 53, 54 en 55 uit het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986-1990 van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 1985 - 1986, 19204, nrs. 1-2 (5 pagina's).
  3. Het certificaat nummer V395 van 10 juli 2001 van de Stichting voor de certificatie van vakbekwaamheid (SKO) aan A.M.L. van Rooij als hogere veiligheidskundige (1 pagina).

 

(P.S. In bovengenoemde brief heb ik achtmaal (mijn) aangifte van 1 oktober 1995 geschreven die ook nog als bijlage 1 was bijgevoegd. Eenmaal heb ik per abuis 11 oktober 1995 geschreven.)

 

==============================================================

 

Omdat beantwoording binnen de verzochte 14 dagen uitbleef heb ik daarover bijgevoegd artikel 'Bossche Justitie helpt misdaad' geschreven in Kleintje Muurkrant nr. 374 van 20 december 2002. In dat artikel heb ik letterlijk het volgende geschreven (zie bijlage C).

 

==============================================================

 

BOSSCHE JUSTITIE HELPT MISDAAD.

 

Een bedrijf in Sint Oedenrode brengt jaarlijks zo'n 5650 kg. arseen en 7900 kg. chroom VI in het milieu. Hiervoor staat, ingevolge artikel 173a van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf van 12-15 jaar. Al op 11 oktober 1995 heb ik daarvan aangifte gedaan bij de hoofdofficier van justitie in Den Bosch. Deze hoofdofficier van justitie weigert op deze aangifte al ruim zeven jaar lang een beslissing te nemen. Daarmee helpt hij betreffend bedrijf al meer dan zeven jaar met het plegen van de hieronder beschreven strafbare feiten:

 

Door Ad van Rooij.

 

De Tweede Kamer der Staten Generaal heeft in het vergaderjaar 1985 - 1986, het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986 - 1990, 19204, nrs 1-2 vastgesteld. In dat meerjarenprogramma staat geschreven dat arseen en chroom VI zwarte lijststoffen zijn, en dat deze stoffen zo gevaarlijk zijn voor mens, dier en milieu, dat in het milieu brengen ervan in internationaal verband vermeden moet worden. Voor uit het milieu weren van deze zwarte lijststoffen wordt daarom een maximale brongerichte aanpak voorgestaan. Een bedrijf in Sint Oedenrode doet precies het tegenovergestelde. Dit bedrijf perst onder hoge druk schoon hout tot aan de kern toe vol met het goed in water oplosbare arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI).

 

Nadat betreffend hout is volgeperst met deze zwarte lijststoffen worden er houten producten als tuinschuttingen, pergola's, tuinhuisjes, vlonders, picknicktafels en zelfs kinderspeeltoestellen van gemaakt. Deze met arseen en chroom VI volgeperste houten producten worden door betreffend bedrijf verkocht aan  consumenten zonder hen te hebben gewaarschuwd voor de daaraan verbonden gevaren en gebreken. Betreffend arseen en chroom VI komt met het regenwater mee uit het hout en vergiftigen daarmee bramen, druiven, aardbeien, tomaten e.d. die vaak tegen of onder deze geïmpregneerde houten schuttingen of pergola's worden geplant. Kinderen die op geïmpregneerde houten kinderspeeltoestellen spelen krijgen dit arseen en chroom VI binnen via de huid, de mond en rechtstreeks in het bloed bij splintervorming. In de afvalfase wordt dit geïmpregneerde hout opgestookt in houtkachels. Daarbij wordt zo'n 50 % van dat arseen en chroom VI via de schoorsteen uitgestoten naar de lucht. Omwonenden ademen deze zwarte lijststoffen in. Het overblijvende as bevat extreem hoge concentraties arseen en chroom VI.

 

Zonder enige bescherming wordt dit levensgevaarlijk as veelal opgeschept met veger en blik, waardoor degenen die dat doen hoge concentraties arseen en chroom VI inademen. Dit levensgevaarlijke as gaat vervolgens gewoon in de vuilnisbak of wordt gebruikt als humus in de groentetuin. Dit heeft tot gevolg dat degenen die het huisvuil ophalen, of de op dat as gekweekte groenten eten, daarmee ook hoge concentratie's aan arseen en chroom VI het lichaam binnenkrijgen.

 

In de afvalfase wordt dit geïmpregneerde hout ook bijgestookt in de kolengestookte elektriciteitscentrales voor de opwekking van groene stroom. In dat geval wordt betreffend arseen en chroom VI deels uitgestoten via de schoorsteen van die elektriciteitscentrales en worden die stoffen door de omwonenden van die centrale ingeademd. Een groot gedeelte van betreffend arseen en chroom VI blijft achter in het vliegas. Dit vliegas wordt voor zo'n 50 procent toegevoegd aan cement. Bouwvakkers die met die cement moeten werken krijgen betreffend arseen en chroom VI vervolgens weer binnen door inademing, inslikken en via dehuid. Bouwbedrijven die hun werknemers met deze giftige cement laten werken overtreden daarmee de Arbeidsomstandighedenwet. Het is voor mij een raadsel dat de arbeidsinspectiedaartegen niet optreedt. Deze bedrijven kunnen later rekenen op grote schadeclaims, aangespannen door hun zieke werknemers.

 

Door niet te beslissen op mijn aangifte van 11 oktober 1995 heeft de hoofdofficier van justitie in Den Bosch mij al zeven jaar lang geblokkeerd in mijn beklag mogelijkheid bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zoals dat staat beschreven in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Deze zeven jaar lange weigering om te beslissen is er de oorzaak van dat betreffend bedrijf in die tijd zo'n 40.000 kg. arseen en 56.000 kg. chroom VI op de hierboven beschreven wijze in ons leefmilieu heeft kunnen brengen. Als gevolg daarvan kan dit later bij duizenden mensen leiden tot kanker en/of toxische effecten op de reproductiefunctie van vrouwen en/of mannen (o.a. impotentie, fertiliteitsproblemen, menstruatiestoornissen, testiskanker) en/of toxische effecten op het nageslacht via vrouwen en/of mannen (o.a. miskramen, ontwikkelingsstoornissen, doodgeboorte) en/of genetische afwijkingen e.d.

 

Al dit toekomstige leed aan duizenden mensen is toe te schrijven aan de hoofdofficier van justitie in den Bosch. Om te voorkomen dat betreffend bedrijf in Sint Oedenrode nog meer toekomstige slachtoffers maakt, heb ik bij brief van 1 december 2002 de hoofdofficier van Justitie, mr. R.W.M. Craemer in 's-Hertogenbosch, verzocht om vóór 15 december 2002 kenbaar te maken wanneer door hem wordt beslist op mijn aangifte van 11 oktober 1995. De inhoud van die brief kunt u vinden bij de Sociale Databank Nederland op internet, webpagina: www.sdnl.nl/ekc-om05.htm

 

In geval de hoofdofficier van Justitie mr. R.W.M. Craemer blijft weigeren te beslissen op mijn aangifte van 11 oktober 1995 dan is hij ons inziens de grootste misdadiger. Daarvan zal dan ook aangifte worden gedaan bij de Voorzitter van het College van Procureurs-Generaal jhr. Mr. J.L. de Wijkerslooth-de Weerdesteyn.

 

(Ad van Rooij is hogere veiligheidskundige en betrokken bij het Ecologisch Kennis centrum te Sint Oedenrode. Al hetgeen hij hierboven over de hoofdofficier van Justitie in Den Bosch heeft geschreven kan hij staven met feitelijke bewijsstukken. Een overstelpende hoeveelheid informatie over dit soort zaken kunt u vinden bij de SDN op internet adres: www.sdnl.nl/ekc.htm)

 

(P.S. 11 oktober moet 1 oktober 1995 zijn.)

 

==============================================================

 

Op maandag 22 december 2002 ontving ik bijgevoegde brief van 19 december 2002, kenmerk: Kab 01/5068/93, van de hoofdofficier van Justitie als antwoord op mijn brief van 1 december 2002. In betreffende brief schrijft mr. R.W.M. Craemer letterlijk het volgende (zie bijlage A).

 

==============================================================

 

Geachte heer Van Rooij,

 

In het inmiddels zeer omvangrijke dossier van uw klachten tegen de Gebr. van Aarle B.V. heb ik inderdaad geen reactie van mijn parket op uw brief van 11 oktober 1995 kunnen vinden. Naar ik aanneem is destijds de inhoud van uw brief meegenomen in de toenmalige procedure en niet afzonderlijk beantwoord. Alhoewel u daar natuurlijk een bericht van ons over had behoren te ontvangen, begrijp ik wel dat het wat de inhoud betreft zo gegaan is.

 

Uw brief van 11 oktober 1995 klaagt namelijk over hetzelfde feitencomplex waarover u toen (onder andere instanties) ook met het arrondissementsparket in discussie was. Inmiddels ontving u bericht dat het O.M. geen reden zag om tot strafvervolging over te gaan. Daarover heeft u zich bij Gerechtshof beklaagd, welk beklag het hof bij uitspraak van

9 november 1998 ongegrond verklaard heeft.

 

Hieraan heb ik thans niets meer toe te voegen en zal ik dan ook geen stappen ondernemen naar aanleiding van uw brief van 11 oktober 1995. Ik begrijp dat u op de hoogte bent vanhet feit dat u zich over O.M.-beslissingen om niet te vervolgen kunt beklagen bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

 

Hoogachtend,

De hoofdofficier van justitie,

 

Mr. R.W.M. Craemer.

 

(P.S. Mr. R.W.M. Craemer heeft tot drie maal toe mijn brief van 11 oktober 1995 vernoemd, terwijl het gaat over mijn aangifte van 1 oktober 1995. Hierover moet geen misverstand ontstaan. Mijn aangifte is van 1 oktober 1995)

 

==============================================================

 

De feiten zijn als volgt:

 

1.     De metaalindustrie en ertssmelterijen (Shell/Billiton) produceren jaarlijks duizenden tonnen hoogproblematisch gevaarlijk afval, met daarin zeer hoge concentraties arseenzuur en chroomtrioxide (Chroom VI). (zie bijlage D en E). Arseen en chroom VI zijn zwarte lijststoffen. Zwarte lijststoffen zijn zo gevaarlijk voor mens, dier en milieu, dat in het milieu brengen ervan in internationaal verband vermeden moet worden (zie bijlage F). Dit betekent dat o.a. Shell/Billiton wettelijk verplicht waren om dit hoogproblematische gevaarlijke afval tegen hoge kosten eeuwig te laten opslaan.

 

2.     De reikwijdte van de Bestrijdingsmiddelenwet kent een (bewuste) ernstige tekortkoming. Bij de besluitvorming inzake de toelating van bestrijdingsmiddelen (houtverduurzamingsmiddelen) mag het College voor de Toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) geen rekening houden met het vrijkomende arseenzuur en chroomtrioxide in de afvalfase van het verduurzaamde hout. (zie bijlage G). Dit was bij voormalig minister J.G.M. Alders bekend.

 

3.     In de 'Circulaire betreffende werkprogramma milieumaatregelen bij houtimpregneerbedrijven' van mei 1992 worden geen uitspraken gedaan over milieuaspecten van verduurzaamd hout in de gebruiks- of afvalfase. Dit met wet strijdige beleid heeft minister Alders vanaf mei 1992 bij zo'n 35 houtimpregneerbedrijven in Nederland, waaronder de Gebr. van Aarle B.V., en bij betrokken besturen van de gemeenten opgelegd.(zie bijlage H). Overeenkomstig dit beleid zijn bij betreffende houtimpregneerbedrijven de milieuvergunningen afgegeven.

 

4.     Bij brief van 19 augustus 1996, kenmerk: BP96040460, schrijft minister Margaretha de Boer van VROM aan een ander houtimpregneerbedrijf letterlijk het volgende (zie bijlage I):

 

============================================================

 

In uw brief van 6 juli jl. verzoekt u mij aan te geven op welke grondslag ik u op

21 februari 1995 heb doen berichten dat de aansprakelijkheid voor geproduceerde

producten, in casu geïmpregneerd hout, berust bij de producent. Dienaangaande kan ik u als volgt berichten.

 

Met de zinsnede over productaansprakelijkheid in de brief aan u van 21 februari 1995

werd niets anders bedoeld dan een verwijzing naar de civielrechtelijke productaansprakelijkheid. Op grond van boek 6 van het Nieuw Burgerlijke Wetboek bestaat er immers een civielrechtelijke (risico)-aansprakelijkheid van de producent ten gevolge van een gebrek in een door hem geproduceerd product (artikelen 185 t/m 193). Bovendien geldt op grond van de artikel 175 en 176 een risicoaansprakelijkheid voor producenten met betrekking tot gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water en bodem.

 

============================================================

 

Hiermede heeft de minister van VROM beslist dat de Gebr. van Aarle B.V. aansprakelijk is voor alle schade aan mens, dier en milieu (water, bodem en lucht) die ontstaat als gevolg van in het milieu brengen van jaarlijks 5650 kg. arseen (arseenzuur) en 7900 kg. chroom VI (chroomtrioxide) op een wijze zoals staat geschreven in mijn aangifte van 1 oktober 1995 aan de hoofdofficier van justitie (zie bijlage B).

 

CONCLUSIE.

 

Zowel de Bestrijdingsmiddelenwet als wel de aan de Gebr. van Aarle B.V. verleende milieuvergunning leggen geen  voorschriften op voor het door dit bedrijf geproduceerde product 'geïmpregneerd hout' als dat in de afvalfase is beland.(zie bijlage G en H)

 

De metaalindustrie en ertssmelterijen (Shell/Billiton) laten hun grote hoeveelheden vrijkomend hoogproblematisch gevaarlijk afval door Hickson Garantor B.V. omzetten tot  het product 'superwolmanzout-Co', waarna het aan houtimpregneerbedrijf o.a. Gebr. van Aarle B.V. wordt verkocht. Houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. perst  jaarlijks zo'n 5.000 m3 hout tot aan de kern toe vol met dit hoogproblematische gevaarlijke afval en maakt daarvan het nieuwe product 'geïmpregneerd hout'.

 

Dit geïmpregneerde hout bevat nog zo'n hoge concentratie's aan arseen en/of chroom VI dat het veelal de concentratie van gevaarlijk afval 50 tot 100 maal te boven gaat. Van dit 'geïmpregneerde hout' worden 'geïmpregneerde houten producten' gemaakt, waarna deze worden verkocht aan de onjuist voorgelichte consument. Op deze wijze heeft de Gebr. van Aarle B.V. genoemd hoogproblematisch gevaarlijk afval, vol met het uiterst kankerverwekkende arseenzuur en chroomtrioxide, al ruim tien jaar lang kunnen dumpen bij de Nederlandse mensen in tuinen, in de huizenbouw e.d. Enkelen hebben hieraan goud verdiend. De Nederlandse consument daar en tegen wordt opgezadeld met een toekomstige milieu- en gezondheidsschade die economisch nooit meer op te brengen is.

Op de iets langere termijn (15-40 jaar na de eerste blootstelling) zullen hiervan mogelijk duizenden mensen ernstig ziek worden tot de (kanker)dood erop volgt. Voor meer informatie hierover lees de columns bij de Sociale Databank Nederland op  www.sdnl.nl/column.htm

 

Het moge u duidelijk zijn dat degenen die voordeel hebben van de hierboven omschreven dumping van jaarlijks 5690 kg. arseen (arseenzuur) en 7900 kg. chroom VI, via dekmantelbedrijf Gebr. van Aarle B.V., tegen mij zullen samenspannen.

 

Toevalligerwijze ben ik in het bezit gekomen van het verslag van een geheime bespreking, gehouden op 18 augustus 1992, op het parket te 's-Hertogenbosch onder voorzitterschap van de officier van justitie mr. G. Bos. In betreffend verslag staat letterlijk het volgende geschreven (zie bijlage J).

 

==============================================================

 

GEMEENTE SINT OEDENRODE

 

Verslag van bespreking, gehouden op 18 augustus 1992, op het parket te 's-Hertogenbosch.

 

Onderwerp: Situatie houtverwerkend bedrijf Gebr. van Aarle en opstelling van de appellant

                   dhr. A.M.L. van Rooij.

 

Aanwezigen:

Paleis van justitie, officier van justitie, dhr. G. Bos (voorzitter)

                                                      Parketsecretaris dhr. G. Broeren;

                                                      Kabinetnummer : 01/823/91.

Milieuinspectie Noord-Brabant,  het hoofd dhr. H. de Vries.

Provincie Noord-Brabant,             juridisch medewerker dhr. H. Artz.

Waterschap De Dommel,             hoofd algemene zaken dhr. V. Ditters.

Rijkspolitie Sint-Oedenrode,       wachtmeester I mevr. I. Valk en

                                                      wachtmeester I dhr. M. Saris.

Gemeente Sint Oedenrode,         burgemeester dhr. P. Schriek.

                                                     wethouder mevr. H. van Dijk-Eerhart.

                                                    hoofd afdeling B&M, dhr. C. Kerstholt.

                                                     milieu-technisch medewerker, dhr. G. van Aarle (notulist)

 

Afwezig wegens vakantie :

Provincie Noord Brabant, projectleider bodemsanering dhr. M. Kerstholt.

 

Korte samenvatting van de situatie.

 

In Sint Oedenrode bevindt zich het houtverwerkend bedrijf van de Gebr. van Aarle gelegenaan Ollandseweg 159-161. tegen het bedrijf in zijn algemeenheid en het impregneren in het bijzonder wordt geageerd door A.M.L. van Rooij wonende aan 't Achterom 9a. Een aantal van zijn bezwaarschriften worden onderschreven door omwonenden. Dhr. van Rooij probeert bij alle mogelijke instantie's zijn gelijk te halen, en schuwt daarbij verbale agressie niet. De minister en de ambtenaren van VROM reageren niet meer op de argumenten van dhr. van Rooij. Alle aanwezigen hebben hun persoonlijke ervaring inzake zijn verbale agressie.

Dhr. van Rooij is tot op heden slechts gedeeltelijk, en dan vaak op ondergeschikte punten in het gelijk gesteld. Momenteel stelt dhr. van Rooij dat de gevaarsaspecten van het vrijkomende stoom niet onderzocht zijn en dat voor de impregneerinstallatie een bouwvergunning vereist is. Het impregneren volgens de huidige methodiek is een activiteit welke op termijn verboden wordt. Momenteel is er geen verwerkingsmogelijkheid voor geïmpregneerd (afval)hout. Op 14 augustus 1992 heeft de Raad van State het verzoek om schorsing van de, door het college van B. en W., verleende H.W. vergunning verworpen waardoor deze vergunning rechtsgeldig is.

 

De doelstelling van deze bijeenkomst is te komen tot afstemming. Het bedrijf heeft nu de vereiste vergunning en zal op korte termijn starten met het impregneren. Dhr. van Rooij zal proberen dit te bestrijden.

 

Op pagina twee wordt een overzicht gegeven van de gemaakte afspraken. Op pagina drie treft u een adressenlijst, inclusief de telefoonnummers van de contactpersonen aan. Als bijlage is de beschikking van de Raad van State van 14 augustus 1992 bij dit verslag gevoegd.

 

De volgende afspraken zijn gemaakt:

-          Het waterschap gaat niet in op het verzoek om op te treden tegen eventuele vervuiling van het oppervlaktewater veroorzaakt door de stoom.

-          De gemeente richt een verzoek aan de milieu-inspectie, inzake onderzoeksresultaten naar de mogelijke gevaarsaspecten van het, na het impregneren vrijkomende, stoom.

-          Op voorstel van dhr. de vries zal door de burgemeester, een medisch milieukundige dhr Jans om bijstand verzocht worden. Dhr. Jans zal de persoonlijke gevolgen voor zowel de familie van Rooij als voor de familie van Aarle te gaan onderzoeken om hier zo mogelijk aanbevelingen over te doen.

-          De Provincie zegt prioriteitstoekenning toe inzake de geconstateerde bodemvervuiling. Dhr. Artz geeft daarbij ook de knelpunten aan, om te komen tot een oplossing.

-          Dhr. Bos verzoekt om een afschrift van de H.W. vergunning. Tevens dringt hij aan om afschriften van controlerapporten op te sturen naar de politie. Voorlopig wordt het bedrijf twee maal per maand gecontroleerd, op termijn kan deze controlefrequentie afnemen. In geval van constatering van strafbare feiten dient er resoluut opgetreden te worden.

-          Indien dhr. van Rooij aangifte wenst te doen bij de Politie neemt zij vervolgens voor instructie's contact op met het O.M.

Namens het O.M. is dhr. Bos of dhr. Broere de contactpersoon.

-          Dhr. van Aarle (gemeente) zal de Gebr. van Aarle erop attenderen om in geval van

bijzonderheden altijd en direct  contact op te nemen met gemeente en/of politie.

-          Dhr. Ditters vermeld dat het verzoek om W.V.O.-vergunning is ingetrokken. Mogelijk komt er op termijn een nieuw verzoek om W.V.O.-vergunning.

-          Vanuit de gemeente wordt aangegeven dat het bedrijf (voorlopig) hemelwater wat mogelijk verontreinigd is op moet vangen omdat dit niet geloosd mag worden.

-          Indien sprake is van aanspannen van een kort geding tegen Gebr. Van Aarle en de gemeente wordt dhr. Bos hiervan in kennis gesteld.

-          De aan dit overleg deelnemende instantie's ontvangen een afschrift van de uitspraak gedaan op 14 augustus door de Raad van State.

 

Sektor         : Grondzaken

Afdeling       : Bouwen & Milieu

                      2 september 1992

                      G. van Aarle

 

==============================================================

 

Met de inhoud van bovengenoemd verslag is vast komen te staan dat op initiatief van de milieuofficier van Justitie mr. G. Bos op 18 augustus 1992 op het Paleis van justitie de situatie rondom houtbewerkend bedrijf Gebr. van Aarle B.V. en de opstelling van ondergetekende is besproken met de volgende genodigden:

 

-         dhr. G. Bos, officier van justitie (voorzitter)

-         dhr. G. Broeren (parketsecretaris)

-         dhr. H. de Vries (milieu-inspecteur Noord Brabant)

-         Dhr. H. Artz (juridisch medewerker provincie Noord Brabant)

-         dhr. V. Ditters (hoofd algemene zaken waterschap De Dommel)

-         Mevr. I. Valk (wachtmeester rijkspolitie Sint Oedenrode)

-         Dhr. M. Saris (wachtmeester rijkspolitie Sint Oedenrode)

-         dhr. P. Schriek (CDA)(burgemeester van Sint Oedenrode)

-         Mevr. H. van Dijk-Eerhart (CDA)(wethouder milieu van Sint Oedenrode)

-         Dhr. C. Kerstholt (hoofd afdeling bouwen en milieu bij de gemeente Sint Oedenrode )

-         Dhr. G. van Aarle (milieu technisch medewerker bij de gemeente Sint Oedenrode).

-         dhr. M. Kerstholt (projectleider bodemsanering voor het verontreinigde bedrijventerrein van Gebr. van Aarle B.V. was afwezig). Deze M. Kerstholt is een broer van C. Kerstholt hoofd af. bouwen en milieu bij de gemeente Sint Oedenrode.

 

Betreffend overleg heeft de officier van justitie mr. G. Bos in het geheim georganiseerd zonder mij (A.M.L. van Rooij) hierover te hebben geïnformeerd en zonder mij in de gelegenheid te hebben gesteld mijn weerwoord daarop te geven. In die bespreking zijn diverse afspraken gemaakt waaronder de volgende:

 

Op voorstel van dhr. de Vries (milieu-inspecteur van VROM voor Noord Brabant) zal door de burgemeester (P. Schriek) een medisch milieukundige dhr. Jans om bijstand worden verzocht. Dhr. Jans zal de persoonlijke gevolgen voor zowel de familie van Rooij als voor de familie van Aarle gaan onderzoeken om hier zo mogelijk aanbevelingen over te doen.

 

Deze actie heeft de officier van justitie mr. G. Bos toentertijd ondernomen in samenspanning met bovengenoemde personen.

 

Bijgevoegd vindt u verder het artikel 'Burgemeester schakelt vertrouwensarts in' uit het Eindhovens Dagblad van 1 september 1992

(zie bijlage K). Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Met die inhoud is vast komen te staan dat burgemeester P. Schriek (CDA) vertrouwensarts Henk Jans persoonlijk goed kende van zijn voorzitterschap van de GGD in Breda.

 

Bijgevoegd vindt u verder de brief van 3 september 1992, nummer: Dir/MvB/SW/u92-4662, van M.A.J.M. van Bakel, arts directeur GGD Stadsgewest Breda, de baas van Henk Jans (zie bijlage L).

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

In die brief schrijft de heer van Bakel letterlijk het volgende:De heer Jans heeft geheel op eigen verantwoording, dus niet als functionaris van de GGD Stadsgewest Breda deze actie ondernomen.

 

Hiermee is feitelijk vast komen te staan dat op initiatief van justitie (mr. G. Bos) op verzoek van het ministerie van VROM (dr. H.A.M.A. de vries) burgemeester P. Schriek (CDA) van Sint Oedenrode met misbruik van denaam 'GGD' zijn vriend Henk Jans als vertrouwensarts op mij heeft afgestuurd. Dit alles onder verantwoordelijkheid van de toentertijd aanwezige hoofdofficier van justitie.

 

Bovengenoemde samenspannende actie in het geheim georganiseerd en gecoördineerd door de officier van justitie mr. G. Bos, zonder mij daarover te hebben geïnformeerd of te hebben betrokken, kwam bij mij zeer bedreigend over.

Toen ik via via in november 1993 voor het eerst aan betreffend geheim verslag van 18 augustus 1992 ben gekomen, heb ik daarover op 28 november 1993 een brief gestuurd aan deze officier van justitie mr. G. Bos met daarin een 8-tal vragen. (zie bijlage M).Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Een vaststaand feit is dat mr. G. Bos tot op heden, al ruim 9 jaar, weigert inhoudelijk te reageren op deze brief ondanks mijn vele verzoeken daarom.

 

Toen ik op vrijdagavond 21 augustus 1992 omstreeks 20.30 uur hierover, zonder enige vooraankondiging, telefonisch voor het eerst werd benaderd door Henk Jans en de heer Jans mij vertelde dat hij vertrouwensarts was, en in opdracht van burgemeester P. Schriek mij onder vier ogen wilde spreken, schrok ik enorm. Toen hij vervolgens zei dat hij bevoegd is tot het inzien van mijn medisch dossier bij mijn huisarts schrok ik nog meer.

Naar aanleidingvan dat telefoongesprek heb ik dan ook prompt hierover op 25 augustus 1992 een brief gestuurd aan Henk Jans, medisch milieukundig arts, bij de GGD Noord Brabant/Zeeland. Bijgevoegd vindt u dan ook mijn brief van 25 augustus 1992 aan H.W.A. Jans, arts medisch milieukundige Noord Brabant/Zeeland, GGD Stadsgewest Breda (zie bijlage N)

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Een vaststaand feit is dat ook H.W.A. Jans tot op heden, na ruim 10 jaar, nog steeds niet heeft gereageerd op deze brief ondanks mijn vele verzoeken daarom.

 

Bijgevoegd vindt u verder blz. 1 en 2 uit het rapport 'Monitoring of water vapour mist emissions from HIFIX treated timber' rapport nummer 92/HIFIX 2, van dr. D.A. Lewis van Hickson Garantor (zie bijlage O). Ik verzoek u kennis te nemen van die inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Uit die inhoud kunt u opmaken dat Hickson Garantor, de leverancier van het bestrijdingsmiddel Superwolmanzout-Co, tezamen met dezelfde GGD-arts Henk Jans achter hun bureau een rapport hebben geschreven dat vanuit het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. via de lucht geen arseen en chroom VI wordt geëmitteerd naar buiten de inrichting. Dit rapport

heeft ertoe geleid dat tot op heden ter plaatse bij het houtimpregneerbedrijf gebr. van Aarle B.V. nog nooit emissiemetingen van arseen en chroom VI (zwarte lijststoffen) lozingen naar de lucht zijn verricht.

 

Bijgevoegd vindt u verder het voorblad en bijlage 8 uit het eindrapport 'Verkenning van preventietechnieken voor specifieke luchtemissies inzake Weurt' van BECO Milieumanagement & Advies B.V. d.d. juni 1997' (zie bijlage P). Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Uit die inhoud kunt u opmaken dat onderzoek bij houtimpregneerbedrijf Hickson Garantor B.V. te Nijmegen, waarvan de Gebr. van Aarle B.V. het bestrijdingsmiddel Superwolmanzout-Co betrekt, en die met hetzelfde HIFIX proces werkt, er wel degelijk flinke emissies van de zwarte lijststoffen arseen en chroom VI naar de lucht plaatsvinden.

 

Met vorenstaande gegevens heb ik feitelijk bewezen dat houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. te Sint Oedenrode door de hierboven criminele organisatie al ruim tien jaar lang wordt gebruikt als dekmantelbedrijf. In die tien jaar tijd heeft de Gebr. van Aarle B.V. in het totaal zo'n 56.500 kg. arseen (arseenzuur) en 79.000 kg. chroom VI (chroomtrioxide), zijnde zwarte lijststoffen, op de in mijn aangifte van 1 oktober 1995 vermelde wijze in water, bodem en lucht kunnen dumpen.

 

De Gebr. van Aarle B.V. overtreedt hiermee dan ook zeer nadrukkelijk al ruim tien jaar lang artikel 173a van het Wetboek van Strafrecht waarvoor een gevangenisstraf van 12-15 jaar staat of een geldboete van de vijfde categorie.

 

Met vorenstaande gegevens heb ik tevens feitelijk bewezen dat de officier van justitie mr. G. Bos mede aan het hoofd staat van bovengenoemde criminele organisatie die houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V., gebruiken als dekmantelbedrijf. Deze mr. G. Bos heeft als zodanig moeten handelen in opdracht van de hoofdofficier van justitie. Om die reden heeft de hoofdofficier van justitie mr. R.W.M. Craemer mij bij brief van 19 december 2002 laten weten niet te willen overgaan tot een strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van mijn aangifte van 11 oktober 1995 (is 1 oktober 1995). Als reden daarvan geeft hij op dat hij aanneemt dat deze aangifte in een andere procedure is meegenomen.

 

Met het op deze wijze wegwerken van mijn aangifte van 1 oktober 1995 poogt mr. R.W.M. Craemer bewerkstelligt te krijgen dat de Gebr. van Aarle B.V., overeenkomstig de in mijn aangifte van 1 oktober 1995 beschreven wijze, kan blijven doorgaan met het jaarlijks in het milieu (water, bodem en lucht) brengen van zo'n 5650 kg. arseen (arseenzuur) en 7900 kg. chroom VI (chroomtrioxide), zijnde zwarte lijststoffen. Hieruit kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch nog steeds aan het hoofd staat van een grote criminele organisatie die houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. gebruiken als dekmantel.

 

Ik richt aan u (het Gerechtshof) het nadrukkelijke verzoek om u door de hierboven beschreven criminele organisatie, onder voorzitterschap van justitie zelf, niet te laten beïnvloeden, mijn beklag tegen de in geding zijnde beslissing d.d. 19 december 2002 van de hoofdofficier van justitie mr. R.W.M. Craemer (zie bijlage A) gegrond te verklaren en te beslissen dat een onafhankelijk officier van justitie tot strafrechtelijk onderzoek moet overgaan.

 

Tevens verzoek ik u mij hierover in ieder geval te horen en voor het vaststellen van de datum van de hoorzitting rekening te houden met mijn drukke agenda.

 

 

Hoogachtend,

Ing. A.M.L. van Rooij,

Hogere veiligheidskundige.

 

//////////////////////////////////////////////////////////////

 

Uit de inhoud van dit beklag kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de officier van justitie mr. G. Bos voorzitter is (was) van een grote criminele organisatie, waarbij houtimpregneerbedrijf de Gebr. Van Aarle B.V. te Sint Oedenrode (Olland) al vanaf 18 augustus 1992 wordt gebruikt als dekmantelbedrijf. Ondanks deze wetenschap reageert advocaat-generaal A.J.T.M. Franken-van Zinnicq Bergman met haar schriftelijke verslag als volgt op mijn bovengenoemd beklag van

2 januari 2003 aan het Gerechtshof:

 

//////////////////////////////////////////////////////////////

 

Openbaar Ministerie

  

Ressortsparket

 

Postadres Postbus 70582, 5201 CZ 's-Hertogenbosch                                Bezoekadres

                                                                                                          Leeghwaterlaan 8

                                                                                                          5223 BA's-Hertogenbosch

 

Aan het gerechtshof                                                                            Tel. (073) 620 20 20

Te                                                                                                      Fax (073) 620 40 87

's-Hertogenbosch                                                                                Rabobank 19.23.25.787

 

 

 

Datum               19 augustus 2003                    

Ons kenmerk:    K 03.0006 AF/HS                                                       Bij beantwoording de

Uw kenmerk      K03.0006                                                                   datum en ons

Bijlage(n)           Diverse                                                                       (eventuele) kenmerk

Onderwerp        Klacht niet-vervolging van A.M.L. van Rooij                 vermelden

 

 

Naar aanleiding van het beklag van 2 januari 2003 ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering gedaan door klager A.M.L. van Rooij, hierna te noemen Van Rooij, over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch om niet over te gaan tot vervolging van Gebr. Van Aarle B.V. te Sint Oedenrode terzake van overtreding van artikel 173a van het Wetboek van Strafrecht (vergiftiging van bodem, lucht of water), heb ik de eer uw college, onder overlegging van de terzake betrekkelijke bescheiden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, schriftelijk verslag te doen.

 

Bij brief van 1 oktober 1995 aan de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch heeft Van Rooij aangifte gedaan van overtreding van artikel 173a van het Wetboek van Strafrecht gepleegd door Gebr. Van Aarle B.V. In zijn brief van 1 december 2002 aan de hoofdofficier van justitie zegt Van Rooij dat, vanwege het niet beslissen op vorengenoemde aangifte, hij al zeven jaar lang is geblokkeerd in zijn beklagmogelijkheid ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. In zijn antwoord aan Van Rooij van 19 december 2002 zegt de hoofdofficier van justitie dat hij in het inmiddels omvangrijke dossier inderdaad geen reactie van zijn parket op de aangifte van Van Rooij heeft kunnen vinden. Hij neemt aan dat de aangifte van Van Rooij destijds is meegenomen in de toenmalige procedure en niet afzonderlijk is beantwoord. Ook in zijn brief aan de hoofdadvocaat-generaal van 4 februari 2003 zegt de hoofdofficier van justitie dat de aangifte van Van Rooij destijds in de hoeveelheid van documenten over het hoofd is gezien in die zin dat er niet afzonderlijk op is gereageerd.

 

Wellicht door de grote hoeveelheid documenten is echter over het hoofd gezien dat wel degelijk op de aangifte van 1 oktober 1995 is gereageerd en wel bij brief van 15 november 1995 van de toenmalige hoofdofficier van justitie Mr. Jansen. Deze reactie heeft van Rooij ook ontvangen hetgeen blijkt uit zijn brief van 10 december 1995. De destijds gevoerde correspondentie treft u bijgaand aan. Voor wat betreft het feitencomplex waarover de onderhavige aangifte gaat verwijs ik naar bijgevoegde dossiers.

Hierover heeft Van Rooij reeds eerder aangifte gedaan. Het O.M. zag geen reden tot vervolging. Het beklag dat hierover werd gedaan werd door uw hof bij en tweetal beschikkingen van 9 november 1998 ongegrond verklaard.

 

Met betrekking tot het onderhavige beklag moge ik uw hof in overweging geven, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12c en 12d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het beklag niet-ontvankelijk te verklaren aangezien er door Van Rooij geen nieuwe omstandigheden zijn aangevoerd. Mocht uw hof van oordeel zijn dat het beklag wel ontvankelijk is, geef ik uw hof in overweging het beklag kennelijk ongegrond te verklaren gelet op het ontbreken van nieuwe omstandigheden alsmede het tijdsverloop.

 

De avocaat-generaal,

 

 

A.J.T.M. Franken-van Zinnicq Bergmann

 

 

//////////////////////////////////////////////////////////////

 

In tegenstelling met hetgeen door advocaat-generaal A.J.T.M. Franken-van Zinnicq Bergmann in haar schriftelijk verslag wordt gesuggereerd, vervat de brief van 15 november 1995 van de toenmalige hoofdofficier van justitie mr. Jansen geen beslissing op mijn aangifte d.d. 11 oktober 1995 van het plegen van een ernstig strafbaar feit (art. 173a WvS) door de Gebr. Van Aarle B.V., Ollandseweg 159, te Sint Oedenrode.

 

Uit de inhoud van die brief van mr. Jansen is wel feitelijk komen vast te staan dat de georganiseerde misdaad, die houtimpregneerbedrijf Gebr. Van Aarle B.V. gebruiken als dekmantel, op het hoogste landelijke politieke niveau, onder voorzitterschap van minister president W. Kok, wordt afgedekt. Hoe groot deze misdaad is kunt u perfect lezen in bijgevoegd artikel 'Een goed milieu begint bij jezelf' van 2 oktober 2003 van Pamela Hemelrijk (zie bijlage 1).

 

Dit artikel kunt u ook vinden op internet op de volgende adressen: http://www.klokkenluideronline.is/modules.php?op=modload&name=News&file=article&sid=10&mode=thread&order=0&thold=0 en pamela-12.htm en http://www.biomassa.polie.nl/nieuws/een_goed_milieu_begint_bij_jezel.htm

 

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Met de inhoud van bovengenoemd schriftelijk verslag d.d. 19 augustus 2003 heeft advocaat-generaal A.J.T.M. Franken van Zinnicq Bergmann mij het feitelijke bewijs in handen gegeven dat zij daarmee haar bevoegdheden heeft misbruikt om daarmee bovengenoemd grootste milieu-misdaad-schandaal uit de Nederlandse geschiedenis afgedekt te houden en in de doofpot te stoppen. Met nadruk verzoek ik u hieraan niet mee te werken en te beslissen op feitelijk bewijsmateriaal, waartoe u vanuit de wet verplicht bent.

 

DE FEITEN ZIJN ALS VOLGT:

 

Feit 1.

 

Het bedrijf Gebr. van Aarle produceert op de locatie Ollandseweg 159 te Sint Oedenrode jaarlijks zo'n 5000 m3 met Superwolmanzout-Co geïmpregneerd hout en maakt daarvan geïmpregneerde producten als tuinhuisjes, schuttingen, pergola's, vlonders, picknicktafels, banken en zelfs kinderspeeltoestellen en verkoopt deze geïmpregneerde houten producten aan de consument.

 

Het door de Gebr. Van Aarle B.V. gebruikte Superwolmanzout-Co van Hickson-Garantor B.V. te Nijmegen bevat:

-         374 g arseenzuur

-         532 g/l chroomtrioxide

-         188 g/l koperIIoxide

Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd het verslag chemisch onderzoek van superwolmanzout-Co van 19 maart 1991 van de Keuringsdienst van Waren te Groningen (zie bijlage 2).

 

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Met dit door de Gebr. van Aarle B.V. geproduceerde geïmpregneerde hout en met deze door Gebr. van Aarle B.V. gemaakte geïmpregneerde houten producten wordt door de Gebr. van Aarle B.V. jaarlijks al vanaf augustus 1992 zo'n 5650 kg. arseen (arseenzuur) en zo'n 7900 kg. chroom VI (chroomtrioxide) op een ongecontroleerde manier in water, bodem en lucht gebracht. Dit met de wetenschap dat daarvan groot gevaar voor de openbare gezondheid en levensgevaar voor een ander te duchten is.

 

Omdat tot op heden door Justitie daartegen niet strafrechtelijk is opgetreden heeft de Gebr. van Aarle B.V. op de hierboven genoemde ongecontroleerde wijze vanaf augustus 1992 tot op heden maar liefst zo'n 62150 kg. arseen (arseenzuur) en zo'n 86900 kg. chroom VI (chroomtrioxide) in water, bodem en lucht kunnen brengen.

 

De vraag rest nu of dit de Gebr. van Aarle B.V. toe te rekenen valt?

 

Het antwoord daarop is, Ja.

 

Als feitelijk bewijs daarvoor verwijs ik u naar de volgende stukken:

-         de brief van 21 februari 1995, kenmerk: 170295007/GM/MdB, van dr. H.A.M.A. de Vries, Regionaal inspecteur van de Volksgezondheid voor de milieuhygiëne voor Noord-Brabant, aan houtimpregneerbedrijf C. Tissen te Luyksgestel (zie bijlage 3).

-         De brief van 19 augustus 1996, kenmerk IBP96040460, van de minister van VROM, Margaretha de Boer, aan houtimpregneerbedrijf C. Tissen te Luyksgestel (zie bijlage 4).

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

In bovengenoemde brieven schrijven de regionaal inspecteur van VROM en de minister van VROM aan houtimpregneerbedrijf C. Tissen te Luyksgestel letterlijk het volgende:

  • Van de door u gestelde aansprakelijkheid van het ministerie van VROM kan geen sprake zijn, daar de gevolgen die optreden in het kader van het door u geproduceerde geïmpregneerde hout, voor rekening van de producent (en derhalve voor uw rekening) komen. Voor het overige geven uw brieven mij geen aanleiding tot opmerkingen
  • Geachte heer Tissen,

In uw brief van 6 juli jl. verzoekt u mij aan te geven op welke grondslag ik u op 21 februari 1995 heb doen berichten dat de aansprakelijkheid voor geproduceerde producten, in casu geïmpregneerd hout, berust bij de producent. Dienaangaande kan ik u als volgt berichten.

Met de zinsnede over productaansprakelijkheid in de brief aan u van 21 februari 1995 werd niets anders bedoeld dan een verwijzing naar de civielrechtelijke productaansprakelijkheid. Op grond van boek 6 van het Nieuw Burgerlijk Wet boek bestaat er immers een civielrechterlijke (risico)- aansprakelijkheid van de producent ten gevolge van een gebrek in een door hem geproduceerd product (artikelen 185 t/m 193). Bovendien geldt op grond van de artikel 175 en 176 een risico-aansprakelijkheid voor producenten met betrekking tot gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water en bodem.

 

Hiermee is feitelijk komen vast te staan dat de minister van VROM heeft beslist dat de milieu- en gezondheidsgevolgen die optreden als gevolg van de hierboven genoemde 62150 kg arseen (arseenzuur) en zo'n 86900 kg. chroom VI (chroomtrioxide) die de Gebr. van Aarle B.V. met het door hen geproduceerde geïmpregneerde hout en met de door hen gemaakte geïmpregneerde houten producten op een ongecontroleerde wijze in water, bodem en lucht hebben gebracht voor hun rekening is.

 

Feit 2.

 

De vraag rest nu of hetgeen staat geschreven onder 'feit 1' de Gebr. van Aarle B.V. te verwijten valt?

 

Het antwoord daarop is, Ja.

 

Als feitelijk bewijs daarvoor verwijs ik u naar de volgende stukken:

-         De aan betrokken gemeentebesturen bij brief van 20 mei 1992 verstuurde 'Circulaire betreffende werkprogramma milieumaatregelen bij houtimpregneerinrichtingen' van mei 1992 van minister J.G.M. Alders van VROM (zie bijlage 5).

Ik verzoek u kennis te nemen va de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

In die brief staat letterlijk het volgende geschreven:

 

Voor de duidelijkheid merk ik op dat in deze circulaire geen uitspraken worden gedaan over de milieuaspecten van het verduurzaamde hout in de gebruiks- en afvalfase.

 

Op blz. 12 van die circulaire staat verder letterlijk het volgende geschreven:

 

Een afschrift van deze circulaire is verstuurd aan de vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal overleg en de afzonderlijke provincies, de Unie van Waterschappen en de waterkwaliteitsbeheerders, de CUWVO, de Regionale inspecties milieuhygiëne, de VHN en alle mij bekende houtimpregneerbedrijven.

 

Houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. is lid van de VHN. Dit betekent dat hiermee feitelijk is komen vast te staan dat zij van meet af aan weet hebben gehad van het feit dat de aan hen verleende milieuvergunning, die op bovengenoemde circulaire is gebaseerd, geen rekening houdt met de gebruiks- en afvalfase van het door hen geproduceerde geïmpregneerde hout en de daarvan gemaakte houten producten.

  

Bijgevoegd vindt u verder:

-         het bij brief van 30 september 2003, nummer 03/1754, verzonden besluit d.d. 23 september 2003 van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode aan ondergetekende, met bijbehorend advies d.d. 25 juni 2003 van de Commissie bezwaar- en beroepschriften van Sint Oedenrode (zie bijlage 6).

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

In betreffend besluit hebben burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode letterlijk het volgende beslist:

 

Aan hun beslissing van 25 februari 2003 waarbij het verzoek van indieners is afgewezen, ligt de opvatting van het college ten grondslag dat de milieuvergunning waarover het bedrijf van Gebr. Van Aarle BV, beschikt zich niet uitstrekt tot de gebruiks- en afvalfase van het geïmpregneerde hout. Het college verwijst daarvoor naar een uitspraak van de Raad van State van 28 oktober 1994 (nr. Go5.91.1914) waarin dit beroepscollege heeft uitgesproken dat de Hinderwet (thans Wet milieubeheer) geen mogelijkheid biedt om bezwaren die geen verband houden met het belang van het voorkomen van gevaar, schade of hinder buiten de inrichting, bij de beoordeling van de beschikking te betrekken.

 

Hiermee is bij besluit d.d. 23 september 2003 van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode beslist dat de milieuvergunning waarover het bedrijf van Gebr. van Aarle B.V. beschikt zich niet uitstrekt tot de gebruiks- en afvalfase van het geïmpregneerde hout.

 

 

Feit 3.

 

In artikel 173 a van het Wetboek van Strafrecht staat letterlijk het volgende geschreven:

 

Art. 173a. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater brengt, wordt gestraft:

 

1º. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien de schuldige weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;

 

2º. Met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien de schuldige weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft. (*1) (Sr 136, 176, 429, 4º; Sv 160)

 

Met hetgeen ik onder bovengenoemde 'feiten 1 en 2' heb geschreven heb ik feitelijk bewezen dat de Gebr. van Aarle B.V. vanaf augustus 1992 tot op heden opzettelijk zo'n 62150 kg. arseen (arseenzuur) en zo'n 86900 kg. chroom VI (chroomtrioxide) op een ongecontroleerde wijze in water, bodem en lucht hebben gebracht.

 

De vraag rest nu of de Gebr. van Aarle B.V. bovengenoemde grote hoeveelheden arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI) in het milieu had mogen brengen en/of in het milieu brengen ervan gevaar oplevert voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is?

 

Het antwoord hierop is als volgt:

 

Superwolmanzout-Co bevat (zie bijlage 2) :

-         374 g/l arseenzuur

-         532 g/l chroomtrioxide (chroom VI zuur)

-         188 g/l koper II oxide.

 

Wat zijn de kenmerken van arseenzuur en chroomtrioxide (zie bijlage 7):

-          arseenzuur (arseen) is een zwarte lijststof voor water, bodem en lucht.

-          chroomtrioxide (chroom VI) is een zwarte lijststof voor lucht.

 

Deze zwarte lijststoffen zijn zo gevaarlijk dat in internationaal verband is besloten dat in het milieu brengen ervan gezien van stofeigenschappen, zoals giftigheid - waaronder carcinogeniteit, mutageniteit en teratogeniteit - afbreekbaarheid en (bio)accumulatie, die een ernstig risico inhouden, via een maximaal brongerichte aanpak met de best bestaande techniek moet worden voorkomen (zie bijlage 7) .

 

Arseenzuur en chroomtrioxide (en hun zouten daarvan) zijn de meest kwalijke kankerverwekkende verbindingen die wij kennen.

Er zijn 4- klassen aan kankerverwekkende stoffen.

Arseenzuur en chroomtrioxide vallen in de zwaarste klasse, de klasse 1 van kankerverwekkende stoffen (zie bijlage 8 en 9).

 

Zowel arseenzuur alswel chroomtrioxide zijn ook nog genotoxisch hetgeen inhoudt dat deze stof geen veilige drempel kent. Het eenmaal in je leven binnenkrijgen van één molecuul arseenzuur of chroomtrioxide kan op termijn al kanker veroorzaken.

 

Arseenzuur en chroomtrioxide zijn ook nog verdacht reprotoxisch, hetgeen inhoudt dat het toxische effecten (o.a. impotentie, fertiliteitsproblemen, menstruatiestoornissen, testiskanker) en/of toxische effecten op het geslacht via vrouwen en/of mannen (o.a. miskramen, ontwikkelingsstoornissen, doodgeboorte) en afwijkingen op het nageslacht als gevolg kunnen hebben

(zie bijlage 10).

 

Arseenzuur en chroomtrioxide lossen goed op in water en kunnen ons lichaam via een drietal routes binnendringen (zie bijlage 11 en 12).

-         via de lucht (ademhaling)

-         via de huid (aanraking)

-         via het maagdarmkanaal (besmette voeding)

en zijn daarom levensgevaarlijk. Asbest is een bagatel vergeleken met deze stoffen.

 

Voor de feitelijke onderbouw vindt u bijgevoegd:

-         Blz. 1, 52, 53, 54 en 55 uit het Indicatief Meerjarenprogramma

Milieubeheer 1986 - 1990 van de Tweede Kamer der Staten Generaal, vergaderjaar 1985-1986 (zie bijlage 7).

-         Blz. 1, 35 en 36 uit het Besluit kankerverwekkende stoffen en processen van 9 februari 1994. stb 91 (zie bijlage 8).

-         Voorblad, blz. 1, A2 en A3 uit de brochure 'Durf de dingen eens zwart in te zien dan wordt alles rooskleurig' uitgegeven door het Commissariaat-Generaal voor de bevordering van de Arbeid (België) in verband met hun nationale informatie campagne over de beroepskankers (zie bijlage 9).

-         Voorblad, blz. 5 en blz. 28 uit het Reprotox achtergronddocument S138-1 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (zie bijlage 10).

-         Voorblad, blz. 18 en blz. 21 uit de Nationale MAC-lijst 1995, publicatieblad p145, van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (zie bijlage 11).

-         Voorblad, blz. 4 en blz. 5 uit het protocol 'arsenicum' S30-21 van de inspectiedienst SZW (zie bijlage 12).

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Arseenzuur staat onder nummer 6 genoemd in de bijlage van de EG Verordening nr. 142/97, betreffende de verstrekking van informatie over bepaalde bestaande stoffen krachtens verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad (zie bijlage 13).

Deze verordening is op 27 januari 1997 in werking getreden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

 

Onder artikel 1 van deze Verordening staat letterlijk de volgend tekst:

 

Art. 1. De fabrikant(en) en importeur(s) van de in de bijlage van deze verordening vermelde stoffen verstrekken de Commissie binnen vier maanden na de inwerkingtreding van deze verordening alle relevante en beschikbare informatie over de blootstelling van mens en milieu aan deze stoffen.

 

De informatie over de blootstelling heeft betrekking op de emissie van die stof of de blootstelling van menselijke populaties of milieucompartimenten aan die stof tijdens verschillende fasen van de levenscyclus van de stof overeenkomstig artikel 3, lid 3, en bijlage I, deel A, van Verordening (EG) nr. 1488/94, met:

-         als menselijke populaties: werknemers, consumenten en via het milieu blootgestelde personen;

-         als milieucompartimenten: lucht, water en bodem met inbegrip van informatie over de lotgevallen van de stof in afvalwaterzuiveringsinstallaties en de accumulatie van de stof in de voedselketen;

-         als  levenscyclus van de stof: de vervaardiging, het vervoer, de opslag, de formulering in preparaten of andere vormen van verwerking, gebruik en verwijdering of terugwinning.

 

Voor de feitelijke onderbouw vindt u bijgevoegd:

-         Verordening (EG) nr. 142/97 van 27 januari 1997 van de Commissie

     van de Europese Gemeenschappen (zie bijlage 13).

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

Met bovengenoemd feitelijk bewijsmateriaal is zelfs onomstotelijk komen vast te staan dat de Gebr. van Aarle B.V. al vanaf 27 januari 1997 deze rechtstreeks vanuit de Europese Commissie opgelegde verordening (EG) nr. 147/97 (al ruim 6,5 jaar lang) opzettelijk overtreedt. Dit moet stoppen!

 

Bovengenoemde informatie is mede tot stand gekomen op basis van mijn deskundigheid als gecertificeerd Hoger Veiligheidskundige. Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd:

-         Het certificaat nummer V395 van 10 juli 2001 aan A.M.L. van Rooij van de Stichting voor de Certificatie van Vakbekwaamheid (SKO) (zie bijlage14).

-         Het besluit van 7 april 1998, nr. ARBO/AIS/9800687, van de Staatssecretaris van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (zie bijlage 15).

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

CONCLUSIE.

 

Met hetgeen onder bovengenoemde 'feiten 1 t/m 3' staat geschreven, en met feitelijke bewijsstukken is onderbouwd, is onomstotelijk komen vast te staan de Gebr van Aarle B.V. bovengenoemde 62150 kg arseen (arseenzuur) en 86900 kg. chroom VI (chroomtrioxide) opzettelijk op de hierboven genoemde ongecontroleerde wijze in water, bodem en lucht hebben gebracht.

 

De Gebr. van Aarle B.V. heeft dat opzettelijk gedaan met de wetenschap dat daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

 

Op grond van artikel 173a van het Wetboek van Strafrecht staat hiervoor een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of een geldboete van de vijfde categorie.

 

Ik verzoek u dan ook ons beklag hierop gegrond te verklaren en aan een onafhankelijke officier van justitie opdracht te geven om tot vervolging over te gaan.

 

ATTENTIE.

 

Omdat deze enorme samenspannende milieu-misdaad onder voorzitterschap van de officier van justitie mr. G. Bos zover heeft kunnen komen, en mr. G. Bos al die jaren binnen hetzelfde gerechtsgebouw werkzaam was als waar u werkzaam bent, kan ik mij voorstellen dat u levensbedreigingen gaat krijgen als u mijn beklag gegrond verklaard. Om u daarvan te bevrijden heb ik besloten om dit schrijven bij de Sociale Databank Nederland (SDN) op internet te laten zetten onder http://www.sdnl.nl/ekc/ekc-rb32.htm  Uw beslissing hierop zal eveneens bij de SDN op internet worden gezet.

 

Ik vertrouw erop u hiermee van dienst te zijn geweest.

 

 

Hoogachtend,

Ing. A.M.L. van Rooij,

Hogere veiligheidskundige.

 

 

-         R. Brockhus, Sociale Databank Nederland.

-         M. van Boxtel, Socialistische Partij fractie Sint Oedenrode.

-         O. Mellema, Socialistische Partij.

-         P. Hemelrijk, freelance journaliste

-         H. Rijkers, Katholiek Nieuwsblad

-         T. v/d Ham, 2 Vandaag-TV

-         Diverse niet nader te noemen personen, organisatie's en instantie's.

 

 

Bijlage:

  1. Het artikel 'Een goed milieu begint bij jezelf' d.d. 2 oktober 2003 van Pamela Hemelrijk (9 pagina's).
  2. Het verslag chemisch onderzoek van superwolmanzout-Co van 19 maart 1991 van de Keuringsdienst van Waren te Groningen.

(2 pagina's).

  1. De brief van 21 februari 1995, kenmerk: 170295007/GM/MdB, van de regionaal inspecteur van VROM, dr. H.A.M.A. de Vries aan C. Tissen te Luyksgestel (1 pagina).
  2. De brief van 19 augustus 1996, kenmerk: IBP 96040460 van de minister van VROM, Margaretha de Boer, aan Carl Tissen Import Export B.V. te Luyksgestel (1 pagina).
  3. De bij brief van 20 mei 1992 verstuurde 'Circulaire betreffende werkprogramma milieumaatregelen bij houtimpregneerinrichtingen' van mei 1992 van minister J.G.M. Alders van VROM (13 pagina's).
  1. Het bij brief van 30 september 2003, nummer 03/1754, verzonden besluit d.d. 23 september 2003 van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode aan A.M.L. van Rooij. (5 pagina)
  2. Blz. 1, 52, 53, 54 en 55 uit het Indicatief Meerjarenprogramma

Milieubeheer 1986 - 1990 van de Tweede Kamer der Staten Generaal, vergaderjaar 1985-1986 (5 pagina's).

  1. Blz. 1, 35 en 36 uit het Besluit kankerverwekkende stoffen en processen van 9 februari 1994. stb 91 (3 pagina's).
  2. Voorblad, blz. 1, A2 en A3 uit de brochure 'Durf de dingen eens zwart in te zien dan wordt alles rooskleurig' uitgegeven door het Commissariaat-Generaal voor de bevordering van de Arbeid (België) in verband met hun nationale informatie campagne over de beroepskankers (4 pagina's).
  3. Voorblad, blz. 5 en blz. 28 uit het Reprotox achtergronddocument S138-1 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (3 pagina's).
  4. Voorblad, blz. 18 en blz. 21 uit de Nationale MAC-lijst 1995, publicatieblad p145, van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (3 pagina's).
  5. Voorblad, blz. 4 en blz. 5 uit het protocol 'arsenicum' S30-21 van de inspectiedienst SZW (3 pagina's).
  6. Verordening (EG) Nr. 142/97 van de Europese Commissie van

27 januari 1997(4 pagina's).

  1. Het certificaat nummer V395 van 10 juli 2001 aan A.M.L. van Rooij van de Stichting voor de Certificatie van Vakbekwaamheid (SKO) (1 pagina)
  2. Het besluit van 7 april 1998, nr. ARBO/AIS/9800687, van de staatssecretaris van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1 pagina).