Nuon Power Buggenum werkt zonder Wvo-vergunning, verzoek tot schorsing RvS

Milieu . . EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

't Achterom 9a
5491 XD
Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386

Aantekenen

Voorzitter van de Raad van State,
Afdeling bestuursrechtspraak,
Postbus 20019,
2500 EA 's-Gravenhage.

Sint Oedenrode, 9 juli 2002.

Tevens, excl. bijlagen, verstuurd per fax 070 - 3651380 op 9 juli 2002.

      OPEN BRIEF

Ons kenmerk: SBL/rijksw/25062/VV.

Uw nummer: 200203439/2/M1.

Betreft:

  1. Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving, Holstraat 17, 6082 BA Buggenum met 15 gemachtigden.
  2. J. Hoebers, Haelenerweg 9, 6082 AA Buggenum.
  3. J. Rulkens, Dorpsstraat 94, 6082 AR Buggenum.
  4. P. Topeeters, Neel Doffstraat 18, 6082 AE Buggenum.
  5. H. Slabbers, Galgenberg 35, 6082 AZ Buggenum.
  6. L.G.G.M. Mom, Bergstraat 13, 6082 AJ Buggenum.
  7. H.P.J. Vissers, Holstraat 6, 6082 BC Buggenum.
  8. A.M. Schreuder, Thorbeckestraat 24, 6042 CR Roermond.
  9. J. Schuermans, Roermondseweg 92, 6081 NW Haelen.
  10. C.J. Schreuder, Eikendreef 23, 6081 EA Haelen.
  11. C.J.M. Wijers, Poelakkerweg 3, 6082 NC Buggenum.

Nadere motivering van ons verzoek om het treffen van voorlopige voorziening resp. schorsing d.d. 25 juni 2002 van het op 16 mei 2002 verzonden besluit van 14 mei 2002, nummer: DLB 2002/11200, van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.


    Geachte voorzitter,

Namens opgemelde stichtingen en personen hierna te noemen: appellanten, laten wij u hieronder tijdig onze nadere motivering op bovenvermeld verzoek om het treffen van voorlopige voorziening d.d. 25 juni 2002 toekomen.


NADERE MOTIVERING VERZOEKSCHRIFT.

1. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat geeft onder de punten

9, 10 en 11 van het in geding zijnde besluit een ander uitleg aan het begrip 'lozing' dan het Europese Hof van Justitie dat doet in haar arrest in de zaak C-231/97 in een geschil tussen A.M.L. van Rooij en het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel. Betreffend arrest vindt u bijgevoegd (zie bijlage I). Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Ten aanzien van het begrip 'lozing' heeft het Europese Hof van Justitie onder de punten 21, 23, 23, 27, 28 en 29 in de zaak C-231/97 het volgende bepaald:

21 Het begrip 'lozing' wordt in artikel 1, lid 2, sub d, van richtlijn 76/464 omschreven als "iedere handeling waarbij de in lijst I of lijst II van de bijlage genoemde stoffen in de in lid 1 bedoelde wateren worden gebracht".

22 In zijn arrest Nederhoff (C-232/97, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 37), dat op dezelfde dag is uitgesproken als onderhavig arrest, heeft het Hof geoordeeld, dat het begrip "lozing", dat in artikel 1, lid 2, van richtlijn 76/464 wordt omschreven, aldus dient te worden opgevat, dat het ziet op elke aan een persoon toe te schrijven handeling waarbij een van de in lijst I of lijst II van de bijlage bij deze richtlijn genoemde stoffen direct of indirect in de wateren waarop deze richtlijn van toepassing is, worden gebracht.

23 Wat de feiten van het hoofdgeding betreft, wordt niet betwist, dat de emissie van stoom wordt veroorzaakt door een aan een persoon toe te schrijven handeling, namelijk het proces waarmee het hout door personeel van het bedrijf Van Aarle met een verduurzamende zoutoplossing wordt geïmpregneerd, waarbij een stoomfixatiemethode wordt toegepast, noch dat de uitgestoten stoom arsenicum, koper en chroom bevat, welke stoffen voorkomen in lijst II van de bijlage bij richtlijn 76/464, en evenmin dat deze stoom neerslaat op onder werkingssfeer van dezer richtlijn vallend oppervlaktewater, wanneer de achter het bedrijf Van Aarle gelegen sloot niet droogstaat.

27 Een uitlegging die de werkingssfeer van richtlijn 76/464 zou beperken tot de lozing van gevaarlijke stoffen in vloeibare staat zou indruisen tegen het door de richtlijn nagestreefde doel, namelijk, zoals blijkt uit de eerste overweging van de richtlijn, het verzekeren van de bescherming van het aquatisch milieu van de Gemeenschap tegen verontreiniging, met name door bepaalde stoffen die persistent, toxisch en bioaccumuleerbaar zijn.

28 Het is namelijk niet aannemelijk, dat deze stoffen, die in de bijlage bij de richtlijn worden genoemd, enkel in vloeibare staat gevaarlijk zijn voor het aquatisch milieu van de Gemeenschap.

29 Daaruit volgt, dat richtlijn 76/464 betrekking heeft op de lozing van alle in de bijlage daarbij genoemde gevaarlijke stoffen, ongeacht de staat waarin zij verkeren.

Hiermee heeft het Europese Hof van Justitie beslist dat alle lozingen van de in de lijst I of lijst II van de richtlijn 76/464/EEG genoemde stoffen, ongeacht hun aggregatietoestand vast, vloeibaar of gasvorming, onder het begrip 'lozing' vallen. Hiermee heeft het Europese Hof van Justitie tevens beslist dat voor een dergelijke lozing een Wvo-vergunning is vereist als deze lozing wordt veroorzaakt door een aan een persoon toe te schrijven handeling, namelijk het proces waarmee het hout door personeel van het bedrijf Van Aarle met een verduurzaamde zoutoplossing wordt geïmpregneerd.

Bijgevoegd vindt u onze bij brief van 18 juni 2002, kenmerk: SBL/18062/zw, bij Gedeputeerde Staten van Limburg ingediende zienswijzen t.a.v. de aanvraag om een revisievergunning ingevolge artikel 8:4, lid 1 van de Wet milieubeheer en opmerkingen op bijbehorende MER in verband met het meevergassen van secundaire brandstoffen in de Willem Alexandercentrale te Haelen van NUON Power Buggenum B.V. (voorheen Demkolec B.V.)(zie bijlage II).

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als geheel herhaald en ingelast te beschouwen.

Uit "punt 2" van betreffende zienswijzen kunt u opmaken dat NUON Power Buggenum B.V. (voorheen Demkolec B.V.) milieuvergunning hebben aangevraagd voor een totale emissievracht van 'totaal zware metalen als As, Cd, Cr, Hg, Pb, Cu, Ni en Zn" van 16.251 kg/jaar vanuit de bron afgassenketel (AGK). Daarnaast worden er nog zware metalen naar de lucht geëmitteerd vanuit andere bronnen, waaronder de fakkel. Deze aangevraagde emissie van jaarlijks duizenden kilogrammen As, Cd, Cr, Hg, Pb, Cu, Ni en Zn" is zeer nadrukkelijk toe te schrijven aan de handeling van een (rechts)persoon, namelijk het proces waarmee door personeel van NUON Power Buggenum B.V. secundaire brandstoffen (waaronder afval en gevaarlijks afval) tezamen met kolen worden meevergast. Ingevolge de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak C-231/97 is een dergelijke lozing vanuit de afgassenketel zeer nadrukkelijk Wvo-vergunningplichtig, ongeacht de hoogte van de schoorsteen. Het kan namelijk nooit zo zijn dat de hoeveelheid zware metalen die een bedrijf via de lucht zonder een Wvo-vergunning in het oppervlaktewater mag lozen afhankelijk is van de hoogte van de schoorsteen.

Ten aanzien van het begrip "lozing" heeft het Europese Hof van Justitie in de zaak C-231/97 de door de Nederlandse Raad van State gestelde vragen als volgt beantwoord:

1) Het begrip "lozing" in artikel 1, lid 2, sub d, van richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd dient aldus te worden uitgelegd, dat de emissie van verontreinigde stoom die op oppervlaktewater neerslaat, daaronder valt. De afstand tussen het oppervlaktewater en de plaats van uitstoot van de verontreinigde stoom is slechts relevant voor de vraag of het uitgesloten dient te worden geacht dat de verontreiniging van het water volgens de algemene ervaringsregels als voorzienbaar kan worden beschouwd, hetgeen zou beletten dat deze verontreiniging wordt toegeschreven aan de veroorzaker van de stoom.

2) Het begrip "lozing" in artikel 1, lid 2, sub d, van richtlijn 76/464 dient aldus te worden uitgelegd, dat de emissie van verontreinigde stoom die eerst neerslaat op terreinen en daken en vervolgens via een hemelwaterriool in het oppervlaktewater terechtkomt, daaronder valt. Wat dit betreft is het niet van belang of het desbetreffende hemelwaterriool aan de betrokken inrichting dan wel aan een derde toebehoort.

Omdat het Europese Hof van Justitie onder de punten 27, 28 en 29 in de zaak C-231/97 heeft beslist dat alle lozingen van de in de lijst I of lijst II van richtlijn 76/464/EEG genoemde stoffen ongeacht hun aggregatietoestand vast, vloeibaar of gasvorming, onder het begrip lozing vallen valt de uitstoot van jaarlijks duizenden kilogrammen zware metalen als As, Cd, Cr, Hg, Pb, Cu, Ni, Zn vanuit de bronnen 'afgasketel' en 'fakkel' daar ook onder.

Deze uitstoot van jaarlijks duizenden kilogrammen zware metalen vanuit de bronnen 'afgasketel' en 'fakkel' zijn zeer nadrukkelijk aan een handeling van de (rechts)persoon NUON Power Buggenum B.V. (voorheen Demkolec B.V.) toe te schrijven. Dit omdat bij het stilleggen van betreffend bedrijfsproces in opdracht van de directeur van NUON Power Buggenum B.V. deze uitstoot stopt. Wij kunnen de redenering van de Staatssecretaris hierin dan ook niet volgen.

Op blz. 13 van het in geding zijnde besluit schrijft de Staatssecretaris letterlijk het volgende:

Voor de mens wordt ten opzichte van andere organismen een extra veiligheidsmarge in acht genomen. De luchtemissie-eisen zijn daardoor zo streng dat er vooralsnog vanuit wordt gegaan dat de lozing tengevolge van de luchtemissies een dermate geringe verontreiniging bevat dat vooralsnog geen Wvo-vergunningplichtige lozing wordt aangenomen;

dat ik hierbij ook in aanmerking neem dat uit de door Tauw namens Demkolec uitgevoerde emissiemetingen ten opzichte van de nulsituatie (zuivere kolenvergassing) geen significante verhogingen plaatsvinden en dat ruimschoots binnen de gestelde eisen wordt gebleven;

dat in dit verband opgemerkt dient te worden dat op 1 februari 2002 overleg heeft plaatsgevonden tussen Rijkswaterstaat en Demkolec B.V. over de concept-MER inzake het meevergassen van secundaire brandstoffen in de Willem Alexandercentrale van Demkolec B.V.. Tegelijkertijd is ook de concept-aanvraag om een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer besproken;

dat uit dit overleg is gebleken dat de emissies zeer geringe, niet meetbare consequenties hebben voor het oppervlaktewater;

NUON Power Buggenum B.V. hebben, met als onderbouw de definitieve MER, milieuvergunning aangevraagd voor een maximum uitstoot van jaarlijks 16.251 kilogram zware metalen als As, Cd, Cr, Hg, Pb, Cu, Ni en Zn vanuit de bron afgasketel (AGK). Ondanks deze wetenschap worden deze zeer grote hoeveelheden aan emissies van zware metalen naar de lucht door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat zeer gering genoemd. Dit is toch niet meer te geloven!!

Van deze maximum uitstoot van jaarlijks 16.251 kilogram zware metalen valt er, al dan niet met regenwater mee, ten minste 20%:

of rechtstreeks op de het maaswater

of rechtstreeks op het water van het lateraal kanaal

of rechtstreeks op het water van sloten, lopen of beken die afstromen naar het lateraal kanaal of de Maas

of rechtstreeks op verharde wegen, verharde erven of verharde bedrijventerreinen die met regenwater mee afstromen via sloten, lopen of beken naar het lateraal kanaal of de Maas

of rechtstreeks op daken van huizen, kantoren, bedrijfsgebouwen die via goten en regenpijpen met regenwater mee afstromen via sloten, lopen of beken naar het lateraal kanaal of de Maas.

of rechtstreeks op verharde wegen, verharde erven, verharde bedrijventerreinen, daken van huizen of bedrijfsgebouwen dat via een gemeente riool en zuiveringstechnisch werk direct of indirect in het lateraal kanaal of de Maas wordt geloosd.

Ondanks deze wetenschap beweert de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in het in geding zijnde besluit toch dat ondergetekende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze luchtemissies voor een groot deel in de Maas en lateraal kanaal terecht komen. Ook al is het maar 20% dat op vorenstaande wijze wordt geloosd dan nog gaat het om een lozing van meer dan 3200 kg. zware metalen per jaar, waaronder veel zwarte lijststoffen als As, Hg, en Cd.

3. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat ontwijkt in "punt 10" onder ad a" van het in geding zijnde besluit het begrip (gevaarlijke) afvalstoffen en verzint daarvoor de naam secundaire brandstoffen. Ongeacht hetgeen wordt verzonnen aan nieuwe namen, afvalhout uit de sloop, kippenmest, en RWZI-slib zijn en blijven het afvalstoffen. Gewolmaniseerd hout dat niet herkenbaar tussen het sloopafvalhout zit blijft gevaarlijk afval. Voor de inhoudelijke motivering verwijzen wij u naar de punten 9, 10 en 11 uit onze bijgevoegde zienswijzen d.d. 18 juni 2002, kenmerk: SBL/18062/zw, aan Gedeputeerde Staten van Limburg (zie bijlage II). Voor het bijvergassen van afvalstoffen en lozingen als gevolg daarvan in De Maas en lateraal kanaal moet ongeacht de lozingssituatie ten alle tijden een Wvo-vergunning worden aangevraagd bij de Minister van Verkeer en Waterstaat. Voor de inhoudelijke motivering verwijzen wij u naar punt 18 uit onze bijgevoegde zienswijzen d.d. 18 juni 2002, aan Gedeputeerde Staten van Limburg (zie bijlage II).

CONCLUSIE.

Op grond van vorenstaande feitelijke informatie kan het in geding zijnde besluit van 14 mei 2002, nummer: DLB 2002/11200, van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat geen moment langer in stand blijven.

Wij verzoeken u hierop dan ook:

  • Het in geding zijnde besluit d.d. 14 mei 2002 van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat te schorsen.

  • Ons onderliggend bezwaarschrift d.d. 23 september 2001, kenmerk: SBL/Rijksw/23091/bz, alsnog gegrond te verklaren.

  • Het onderliggende besluit van 14 augustus 2001, nummer DLB 2001/17904, van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat alsnog te schorsen.

  • Demkolec B.V. (Thans NUON Power Buggenum B.V.) onder oplegging van een last onder dwangsom van f.100.000,- per dag tot een maximum van f.300.000.000,- te dwingen tot onmiddellijke verwijdering van alle binnen de inrichting aanwezige (gevaarlijke) afvalstoffen, als sloophoutafval, RWZI-slib, kippenmest en hen te verbieden deze nog langer te vergassen.

Tenslotte verzoeken wij u ondergetekende hierover in ieder geval te horen in de maand juli van dit jaar. Dit in afstemming met zijn drukke agenda.

    Hoogachtend,

    ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige Ecologisch Kennis Centrum BV
    Voor deze

    Ing. A.M.L. van Rooij,
    directeur.


Bijlage:

  • Arrest van 29 september 1999 in zaak C-231/97 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg (10 pagina's).
  • Onze zienswijzen d.d. 18 juni 2002, kenmerk: SBL/18062/zw, aan Gedeputeerde Staten van Limburg (79 pagina's).