De keiharde confrontatie tussen Procureur-generaal de Wijkerslooth en Karel de Werd

Antecedentenregister RM . . . . . . SDN ====> Karel de Werd

Een faxbericht aan de voorzitter van het College van Procureurs-generaal als gevolg van
Het levensverhaal van Karel de Werd aan de Nationale Ombudsman en de strijd tegen het OM

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

En nu is het afgelopen met traineren

Faxbericht

Van: K.H. de Werd
Telefoon: 06-52294249

8 december 2003

Aan Fernhout,

De hiernavolgende vragen, dien jij mij ten spoedigste te beantwoorden.

  1. Waarom is mijn commentaar op jouw Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2003 voor jou geen aanleiding geweest daarop te reageren?

  2. Ik heb je geattendeerd op de datums 30 en 31 juli waarop de bevelen van het Gerechthof zouden zijn gegeven. Waarom ben je daar niet op ingegaan?

  3. Waarom ga jij er vanuit dat ik de Staat der Nederlanden alleen maar aansprakelijk houd voor de schade voortvloeiend uit het feit, dat de bevelen van het Gerechthof tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed niet werden opgevolgd; en niet vanwege de feitelijke omstandigheid dat het OM ten laste van mijn juridische belangen c.q. een behoorlijke procesgang als Wetshandhaver ex. Art. 4 Ro formeel de stelling heeft betrokken, dat het veelvuldig plegen van meineed ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr. niet strafrechterlijk diende te worden vervolgd?

  4. Waarom ga jij er vanuit, dat er door het OM tijdens jouw onderzoek tenslotte wel documenten met betrekking tot de vervolging van G. de Lange werden gevonden, terwijl het geen documenten betreffen die daarop betrekking hebben? En waarom uit de losse aantekeningen blijkt dat die betrekking hebben op excessen die zeven jaar eerder hebben plaatsgevonden, waarop ik jou heb geattendeerd?

  5. Het gerechtelijk vooronderzoek waar jij het over hebt, diende om de zaak zoveel mogelijk slepende te houden en de beëdigde verklaringen in 1978 afgelegd, en de bekentenis van de verdachte Bargerbos zo goed mogelijk te verminken. Er was namelijk in het geheel geen gerechtelijk vooronderzoek nodig. Beëdigde verklaringen, inclusief de bekentenis van Bargerbos die hetzelfde verklaarde als de Lange, waren aanwezig. Met het verstrijken van de tijd hoopte men die verklaringen zo goed mogelijk te kunnen verminken. Mijn ruzies daarover met de Officier van justitie kun je op het internet beluisteren; heb je dat dan niet gedaan? Beluister de geluidsopnamen

  6. Waarom ga jij er vanuit, dat ik op 13 januari 1988 had aangegeven de zaak in den minne te hebben opgelost; en dat ik verdere strafrechterlijke vervolging niet meer van belang achtte. Dit terwijl ik je er op gewezen heb dat die aantekeningen betrekking hebben op excessen die zeven jaar eerder hadden plaatsgevonden, waarbij Rechtbank en Gerechthof code 70 hebben verworpen.

  7. Waarom stel jij dat ik de losse aantekeningen van de Officier van Justitie in mijn brief d.d. 14 januari 1988 zou hebben bevestigd, terwijl dat er feitelijk niet in staat!

  8. Waarom vermeldt jij dat ik de strafrechterlijke vervolging van G. de Lange ter beoordeling aan de Officier van Justitie overliet, maar je vermeldt daarbij niet dat die brief is geschreven na tien jaar bittere strijd met het OM over het plegen en laten plegen van meineed, en het niet opvolgen van de bevelen van het Gerechthof ex. art. 12i Sv aan de Officier van Justitie gegeven?

  9. Waarom trek jij uit de mededeling: "Ik laat ter uwer beoordeling de strafrechterlijke vervolging van de Lange", dat dit zou rechtvaardigen dat de bevelen van het Gerechthof niet meer zouden moeten worden opgevolgd? Waarom trek je daaruit de conclusie dat ik daarom geen belanghebbende meer zou zijn?

  10. Heb jij niet begrepen dat mijn telegram d.d. 15 januari door de Officier van Justitie eerder zou worden gelezen dan mijn brief d.d. 14 januari 1988 ?

  11. Waarom blijf je er bij dat ik op 22 januari 1988 heb laten weten dat ik de zaak in den minne had geregeld, terwijl ik je toch duidelijk heb gemaakt dat die aantekeningen betrekking hebben op 1981! Dus heb ik nimmer in 1988 kenbaar kunnen maken dat ik een regeling in den minnen zou hebben getroffen!

  12. Waarom hecht jij zo veel waarde aan een paar losse aantekeningen van de Officier van Justitie, terwijl hij formeel de stelling heeft betrokken dat veelvuldige meineed straffeloos moet kunnen worden gepleegd, en dat daartoe zelfs door hem de bevelen van het Gerechthof zijn verduisterd door deze in strijd met de Formele Wet ter verjaring op te leggen?

  13. Waarom hecht jij zo veel waarde aan die losse aantekeningen, terwijl jij al hetgeen ik daarover heb vastgelegd en als wettig overtuigend bewijs in het geding heb gebracht, volstrekt negeert?

  14. Waarom ga jij voorbij aan het document d.d. 18 november 1982 en waarom heb jij mijn brief niet bij Van Imhof opgevraagd uit het Griffiedossier? Juist omdat ik heb kenbaar gemaakt dat men met betrekking tot de aansprakelijkstelling wettig overtuigend bewijs heeft laten verdwijnen, waarvan ik aangifte heb gedaan bij de Rijksrecherche en ik heb de Officier van Justitie verzocht het dossier in beslag te nemen en te verzegelen.

  15. Dacht jij nou echt, dat ik niet over meerdere formele documenten beschik waaruit blijkt dat ik betrokkenen al vanaf 1979 herhaalde malen aansprakelijk heb gesteld, zodat jij in alle rust het wettigovertuigend bewijs kunt laten verdwijnen?

  16. Waarom ga jij niet in op mijn argument dat noch ik, noch de Officier van Justitie enige bevoegdheid heeft om op welke wijze dan ook de bevelen van het Gerechtshof te ontkrachten, en dat die bevelen zonder enig voorbehoud ten spoedigste, d.w.z. binnen enkele weken, dienen te worden opgevolgd?

  17. Waarom bagatelliseer jij het niet-opvolgen van de bevelen van het Gerechthof door te vermelden dat daardoor slechts art. 246 Sv werd geschonden, terwijl jij verdomd goed weet dat daarmee de Grondwet, de Nationale en Internationale Rechtsorde werd geschonden?

  18. Waarom ga jij er aan voorbij, dat Donner en de Wijkerslooth verwoede pogingen hebben ondernomen tot het verduisteren van al het wettig overtuigend bewijs terzake, alvorens Donner onder mijn juridische druk tot bekentenis werd gedwongen?

  19. Waarom vinden jullie dat ik als individueel burger moet opdraaien voor het al dan niet integer en/of goed functioneren van de Uitvoerenden Organen van de Staat der Nederlanden, terwijl ik zelfs de wet niet heb overtreden?

  20. Waarom ga jij niet in op het smaadschrift dat Donner bij jou heeft overlegd ter aanranding van mijn eer en goede naam? Waarom wordt daaraan door jou niet de term "onbehoorlijk" gekoppeld?

  21. Waarom stellen jullie je formeel op het standpunt dat alleen de verjaringsartikelen van de Formele Wet van toepassing zijn? Dit terwijl het OM mij met het plegen en laten plegen van meineed volstrekt rechteloos heeft gemaakt. Indien niet het geval, kan jij mij dan een artikel uit de Formele Wet noemen dat betrekking heeft op het civiele en /of het strafrecht dat terzake niet zou zijn geschonden?

  22. Waarom zie jij geen causaal verband tussen het plegen en laten plegen van meineed, het negeren van de bevelen van het Gerechthof en de schade? Dit alles gebeurt toch juist alleen maar om de schadeclaim te ontlopen?

  23. Als jij het er over hebt dat de vordering niet voldoende is onderbouwd, waarom zwijg jij dan over de tien jaar durende strijd tussen mij en het OM over het plegen en laten plegen van meineed en de zeer ernstige rechtsgevolgen die dat voor mij en mijn gezin heeft gehad? Waarom zwijg jij hierover, ondanks dat ik je daar nadrukkelijk op heb geattendeerd?

  24. Ik wens van jou te zien (en wel ten spoedigste) de brief waarin staat dat ik aan het OM heb meegedeeld en ik citeer: "Edelachtbare heer, ik deel u bij deze mee dat ik de zaak in den minne heb geschikt en niet langer belang meen te hebben bij een strafrechterlijke vervolging" Einde citaat. Ik wens die brief van jou te zien, omdat jij beweert dat ik die brief zou hebben geschreven. En denk er om, daar kan jij niet straffeloos aan voorbij. Ik verlang dat van jou op straffe van rechtsgevolgen! Hele vervelende rechtsgevolgen voor jou ventje, want je komt daar steeds weer opnieuw op terug. Let wel wat ik van jou eis is geen interpretatie, maar exact dat wat ik geschreven heb, en niet iets wat jij mij denkt te kunnen aanwrijven. Denk erom, dat staat niet in de brief van 14 januari 1988. Ik sta niet toe dat jij daar een andere uitleg aangeeft dan wat daar staat!

  25. Waarom schrijf jij dat de Minister zich onthield van een oordeel, terwijl je enkele regels daarvoor kenbaar maakt dat de Minister het denkbaar achtte, dat de bevelen van het Gerechtshof wel waren opgevolgd?

  26. Hoe kom jij tot de conclusie dat de Minister zich van een oordeel kan onthouden, terwijl hij dat niet heeft gedaan en hij gelet op zijn Ministeriële verantwoordelijkheid politiek volledig verantwoordelijk is voor het handelen en/of het nalaten van het OM?

  27. Waarom geloof jij in Sinterklaas? Terwijl toch de Officier van Justitie een halfjaar voor de bekentenis van Donner en de Wijkererlooth van het Parket Amsterdam had vernomen dat men er daar vanuit ging, dat de bevelen van het Gerechtshof nimmer werden opgevolgd? Dit terwijl de Officier van Justitie in zijn brief zelfs laat weten, dat het helemaal niet zo moeilijk is om de waarheid te achterhalen. Men behoeft daartoe slechts de zittinglijsten over die periode na te lopen, aldus de Officier. Hoe komt het dat jij zelfs deze brief nog gebruikt om de zogenaamde intensieve zoektochten van het juridisch geboefte van de Wijkerslooth en Donner te ondersteunen?

  28. Waarom vermeld je wel dat op 9 september 1988 de Officier van Justitie via code 70 en in strijd met de Formele Wet heeft geseponeerd, hoewel deze sepotgrond door het Gerechthof al was verworpen? Waarom vermeld je daar niet bij dat ruim twee jaar na het laatste bevel ex. Art. 12i Sv. nog steeds geen dagvaarding was uitgebracht; en dat ik daarover met de Officier van Justitie jarenlang heb moeten twisten?

  29. Jij schrijft: "Uit oogpunt van zorgvuldige informatie verstrekking is het van belang dat de motivering van de beslissing op een schadeclaim die beslissing kan dragen" Dat betekent dat relevante feiten, omstandigheden en argumenten moeten worden betrokken in de overwegingen. Waarom heb jij zelf die zorgvuldigheid niet in acht genomen?

  30. Waarom weet jij het te waarderen, indien een Minister tijdens het onderzoek van de Nationale Ombudsman terugkomt op eerdere toezeggingen. Dit geheel vrijwillig en met stellige overtuiging gedaan; waarvan ook nog formeel akte werd gevraagd. En waarom doe jij op gespannen voet met de feitelijke waarheid voorkomen alsof het onderzoek nog gaande was? En dat er sprake was van nieuwe feiten, terwijl uit de datum blijkt dat het OM die al jarenlang in bezit heeft?

  31. Waarom maak jij kenbaar dat het Parket Amsterdam niet over gegevens bleek te beschikken waaruit iets zou kunnen worden afgeleid betreffende de dagvaarding van G. de Lange? Waarom doe jij je ze achterlijk voor? Je wordt toch als juridisch hoogleraar geacht te weten dat indien men niets in de archieven aantreft, men er vanuit dient te gaan dat de bevelen van het Gerechthof niet werden opgevolgd, tenzij later het tegendeel mocht blijken?

  32. Waarom ga jij er vanuit dat de brief van mr. R.W. Asser, die ik als wettig overtuigend bewijs in het geding heb gebracht, onderschrijft dat ook voormalige Officieren van Justitie geen duidelijkheid konden verschaffen? Dit terwijl juist mr. R.W. Asser als voormalig Officier van Justitie de feitelijke waarheid binnen enkele dagen boven water wist te halen, en daarbij zelfs kenbaar maakte dat het helemaal niet zo moeilijk is om te achterhalen of de bevelen van het Gerechtshof wel werden opgevolgd!

  33. Wat ben jij toch een geraffineerde hond met je mededeling dat het College ook had kunnen melden, dat de afwezigheid van de gegevens ook zou kunnen leiden tot de conclusie dat er niet werd gedagvaard. Ik zal daar duidelijk over zijn, klootzak. Dat was de enige juiste conclusie die zij samen met jou als topjuristen hadden moeten trekken. Basta! De zin die zij daarover hebben geformuleerd is wel degelijk onbegrijpelijk onzin; en op het moment van de beschikbare kennis volstrekt onjuist en te kwader trouw, dus wat dat betreft zeer onbehoorlijk.

Ten aanzien van het mandaat ben jij voorbij gegaan aan mijn klacht dat mevr. Vastenavond zich bij mij en ook blijkens haar briefpapier een half jaar lang heeft voorgedaan als zijnde de contactpersoon; en dat het College van Procureurs-generaal uitermate zorgvuldig wenste te beslissen. Vandaar dat opdracht voor een diepgaand onderzoek werd gegeven. Toen ik vrijwel onmiddellijk aan het Juridisch niveau zag dat dit nimmer door het College van Procureurs-generaal kon zijn gemotiveerd, althans niet te goeder trouw, en ik haar daarover opbelde, viel zij onmiddellijk door de mand met de mededeling: "Dat zij zelf met haar collega de motivering in elkaar hadden gedraaid".

Dat een zekere de Jong die rotzooi heeft ondertekend doet daar niets aan af. Mevr. Vastenavond had mij gewoon kunnen zeggen dat zij met haar collega de Jong namens het College de beslissing motiveerden. Dat heeft zij voor mij verborgen gehouden door te doen voorkomen alsof zij slechts contactpersoon was; en niets meer dan dat! Op z'n Amsterdams gezegd: ze heeft de boel in de zeik genomen; en dat is hoogst onbehoorlijk. Vandaar dat zij kennelijk is overgeplaatst naar Amsterdam als medewerkster van het OM. Dat is mijn klacht geweest.

Tot zoverre, 'mijn vriend'

Zorg er voor dat jij mijn vragen netjes beantwoordt. Alleen motivering op topniveau wordt mijnerzijds als zijnde te goeder trouw geaccepteerd. Ik mag aannemen dat je dat inmiddels begint te begrijpen, sukkel. Heb niet de moed dat jij als juridisch hoogleraar mij nogmaals confronteert met een motivering op arglistig, bedrieglijk en juridisch onvolwaardig niveau.

Wil je met mij onderhandelen over je zonden? Dat kan altijd!

K.H. de Werd,

Voorzitter van de Vereniging Recht op Recht,



De Vereniging Recht op Recht, stelt zich ten doel te komen, tot handhaving van rechten zoals bij Formele Wet en Internationale Verdragen aan een ieder op Nederlandsgrondgebied toegekend, zonder aanzien des persoons en/of maatschappelijke status.

Amsterdam d.d. 5 maart 2003.



    De onderstaande foto is officieel aangeboden aan de balie van het Openbaar Ministerie op 2 april 2003 (zie stempel)