Stelling & theorie

Bankbreuk . . Kamerzetel 151 . . Klokkenluiders <==> SDN . . Discussie . . Gestolen bankrente terug

De miserabele suggestie kwam het minimumloon af te schaffen

Door Arnold Koper

Forum, de Volkskrant van 25 mei 1996

Arie Van der Zwan gooit stenen in de vijver

Zie ook het artikel van Bisschop Muskens van Breda

Toen minister Wijers (D66) een paar weken geleden met de miserabele suggestie kwam het minimumloon af te schaffen, meldde de Volkskrant de volgende dag de meeste Nederlandse economen zo'n koerswijziging van harte zullen ondersteunen. Die wetenschap was ontleend aan een onderzoek van Arjo Klamer en Harry van Dalen naar de normen en waarden van vaderlandse economen, dat blijkens een samenvatting in Economisch Statistische Berichten nog een andere, je zou haast zeggen nieuwswaardige, uitkomst bevatte.

Zo blijken de meeste Nederlandse economen het niet eens te zijn met de stelling van minister Zalm en andere liberale economen dan het algemeen verbindend verklaren van CAO's een belangrijke oorzaak is van de omvangrijke werkloosheid. Die wordt volgens hen vooral veroorzaakt door - in volgorde van belangrijkheid - het te grote verschil tussen netto- en brutolonen, de juist te kleine afstand tussen het minimumloon en de sociale uitkeringen, de groei van het arbeidsaanbod, de technologische vooruitgang en de lage omvang van de bedrijfsinvesteringen.

Van Dalen en Klamer - de laatste verrichtte ooit een soortgelijk, toen zeer spraakmakend onderzoek naar de ideologische voorkeuren van Amerikaanse economen - tonen zich in hun artikel enigszins teleurgesteld over de kleurloosheid van hun Nederlandse vakbroeders. Er zijn natuurlijk wel meningsverschillen tussen links en rechts en tussen economen die een verschillende broodheer dienen, maar de vonken vliegen er in het economendebat bepaald niet vanaf.

Het is dan ook geen gewaagde veronderstelling dat de doorsnee econoom als hij het sociaal-economisch beleid in Den Haag mocht dicteren daarbij op drie maatregelen zou vertrouwen:

  • verdere ontmanteling van de verzorgingsstaat en de sociale zekerheid, omdat vooral daardoor het verschil tussen bruto en nettolonen kan worden verkleind;
  • Afschaffing of verlaging van het minimumloon;
  • drastische verlaging van de sociale uitkeringen omdat uitkeringsgerechtigden onvoldoende worden geprikkeld.

Dat lijstje zal u niet onbekend voorkomen. Met andere maatregelen om de (arbeids)markt te flexibiliseren en te dereguleren, is het dan ook al sinds het begin van de jaren tachtig in wisselende mengsels in alle ontwikkelde industrielanden toegepast. Met dubieuze resultaten helaas.

In de Verenigde Staten waar dit recept het radicaalst werd toegepast, is weliswaar de werkloosheid betrekkelijk laag, maar verkeren miljoenen werkenden in kommervolle omstandigheden en zijn de inkomens van de middenklasse gedaald, terwijl een kleine maatschappelijke bovenlaag steeds meer rijkdom voor zich opeist. Zie ook de brief aan Robert Reich, Onderminister van Arbeid in de VS

Die denivellering is in de meeste Europese landen minder schaamteloos, maar toch aanzienlijk, gezien bijvoorbeeld de recente groei van het aantal miljonairs in Nederland tot honderdduizend. Maar daar staat dan weer tegenover dat de werkloosheid in Europa twee keer zo groot is als die in de VS.

De dominante stroming in economenland laat zich door zulke sociaal en economisch teleurstellende resultaten niet van de wijs brengen en blijft haar recepten met grote hardnekkigheid aan de man brengen. Dat komt, schrijft Thijs Wöltgens, in de Neezeggers, omdat de neoliberale economie geen wetenschap is, maar een ideologie. En ideologieën hebben als vervelende eigenschap dat zij zich niet door feiten laten corrigeren.

Nu is Wöltgens ouderwets en links en dus verdacht, maar ook Arie van der Zwan, een econoom met een brede praktijkervaring, komt in het jongste nummer van Socialisme en Democratie tot de conclusie dat de 'geloofwaardigheid van de neoliberale claims op grond van de empirisch evidentie begint te verbleken'.

Vrijwel alles, aldus van der Zwan, wat er los en vast zit aan de arbeidsmarkt. is de afgelopen vijftien jaar afgeschaft ( de prijscompensatie), geflexibiliseerd (het arbeidsrecht) of in neerwaartse richting bijgesteld (het minimumloon en de sociale zekerheid), maar de werkloosheid is er niet door gedaald. Dat komt volgens van der Zwan, omdat het Europese monetaire beleid (een harde munt), ondernemers aanzet tot voortdurende verhoging van de arbeidsproductiviteit.

Omdat die groei van de arbeidsproductiviteit bij een lage economische groei vooral tot gevolg heeft dat allerlei vormen van arbeid worden uitgestoten en gemarginaliseerd, worden effecten van eerdere neerwaartse aanpassingen op de arbeidsmarkt als het ware telkens te niet gedaan. Dweilen met de kraan open, kortom. Van der Zwan doet voorstellen daarin verandering te brengen. En die komen er op neer dat Europa moet breken met het neoliberale beleid en zich veel meer op de vraagzijde van de economie moet richten. Onder meer door een politiek van herindustrialisatie, herziening van het monetaire beleid, stimulering van de Europese binnenlandse markt, scherpere controle op en belasting van speculatieve kapitaalbewegingen en nog wat andere voorstellen die de doorsnee econoom een gruwel zijn. Zie de brief aan de Tweede Kamer van 18 augustus 1982 !!

Ik laat die voorstellen nu even voor wat ze zijn, omdat van der Zwan een paar verontrustende uitspraken doet over de consequenties van het huidige beleid. Dat leidt zijns inziens tot een maatschappelijke driedeling. Met onder aan de ladder een kaste van kanslozen die voor zichzelf - en vaak ook voor hun kinderen - niet meer hoeven te rekenen op kansen op de arbeidsmarkt. Aan de bovenkant treffen we een elite aan die haar eigen succesideologie als sociale norm oplegt aan de rest van de maatschappij, maar die overigens vooral uitblinkt doordat de leden ervan 'zich persoonlijk zo weinig verantwoordelijk achten voor het wel en wee van het gros van de bevolking'.

De meest verontrustende ontwikkeling speelt zich af in de middenklasse. Doordat 'onzekerheid en discontinuïteit' op de arbeidsmarkt tot norm verheven zijn, dreigt het traditionele ethos van die middenklasse - 'wie zijn best doet, komt altijd vooruit' - te worden ondergraven. Iedere socioloog begrijpt dat zo'n ontwikkeling zeer bedreigend is voor de samenhang van de maatschappij.

Van der Zwan koestert niet de illusie dat alle zekerheden van de oude verzorgingsstaat in ere kunnen worden hersteld. 'Maar hoe paradoxaal het ook moge klinken in de oren van krantenlezers die bedolven worden onder de propaganda van de neoliberale markteconomie', alles wijst er op dat de maatschappelijke èn economische prestaties van de verzorgingsstaat 'hoger moeten worden aangeslagen dan die van de neoliberale markteconomie'.

Arnold Koper

(Forum, de Volkskrant van 25 mei 1996)