Tweede Kamer is doof en blind (1982)

Rubrieken . . . . . SDN <====> Schandpaal . . . . Archief . . . English section

Over de geldpolitiek zwijgt iedereen in de politiek, pers en bij de universiteiten

Hoe pseudo-geld Europa verstikt

Huizen, 18 augustus 1982

Aan de leden van de Tweede Kamer
Binnenhof 1a
2513 AA 's-Gravenhage

Overige leden van de Staten Generaal
---------------------------------------------------

Geachte afgevaardigden,

Zoals u ongetwijfeld wel zult weten, bevindt de westerse economie zich in een steeds verder en sneller neergaande lijn. En niemand schijnt te weten waarom dat nu gebeurt. Men geeft de schuld aan de oliecrisis, aan het buitenland, aan de hoge rente en vooral aan het gebrek aan werk en de inflatie. Vooropgesteld dat niemand nu echt weet wat inflatie werkelijk is, gaan de economen ervan uit dat inflatie voor elk land als economische ziekte precies hetzelfde is. De definitie van de inflatie wordt dan ook wereldwijd gehanteerd. Maar om nu de theorie over deze inflatie te kunnen gebruiken voor een moderne economie, moet men natuurlijk wel eerst weten wat GELD is.

Wanneer men geld beschouwt als ruilmiddel zowel als betaalmiddel, en men denkt dat dit hetzelfde is - omdat het historisch altijd zo is geweest - dan hanteert men deze twee verschillende functies van het geld ook als een en hetzelfde voor het vaststellen van de vermeende ziekte INFLATIE. Maar wanneer een van deze functies langzaam maar zeker verandert door nieuwe structuren in de economie, dan slaat de toegepaste theorie over de inflatie natuurlijk als een tang op een varken. Maar dat betekent ook, dat de inflatie voor elk zelfstandig land anders en apart gedefinieerd moet worden. De veranderingen in de monetaire infrastructuur dienen ook in de vaststelling van de inflatie verwerkt te worden. Dat is helaas en per definitie nog nooit gebeurd.

De geldschepping (technische inflatie) van de Nederlandsche Bank NV en het Ministerie van Financiën, wordt nu nog gerelateerd aan slechts een aspect van de economie. Dat is direct of indirect aan de productie van het bedrijfsleven, met daaraan nog gekoppeld het prijspeil van het moment en het nationaal inkomen als afgeleide. Historisch gezien is zo'n beleid natuurlijk volstrekt juist, doch wanneer de infrastructuur van de geldomloop verandert, dan loopt een economie bij voortgezet beleid natuurlijk helemaal vast; en ontstaat er zo 'n zogenaamde economische crisis. De veranderingen in de monetaire structuur had eigenlijk iedereen zelf vast kunnen stellen. En wel, omdat iedereen wel van die veranderingen gebruik maakt of ermee werkt. Maar omdat iedereen deze "veranderingen" in z'n handel en wandel heeft geaccepteerd als iets vanzelfsprekends en moderns, heeft NIEMAND gezien dat daardoor wel de functies van 'ruilmiddel en betaalmiddel' van het geld langzaam maar zeker uit elkaar zijn gegroeid.

Deze veranderingen zijn o.a.:

  • Omschakeling van weekloon naar maandloon.
  • Invoering van de BTW-belasting
  • Toename van het girale betalingsverkeer.
  • Vervroegde incasso via termijnnota's van belastingen en premies. Van gas, water, huur en elektra, alsook van de abonnementen en garantiesommen (GAK-DETAM)
  • Explosieve groei van de staatsuitgaven in verhouding tot het Bruto Nationaal Product en de beschikbare geldmassa.
  • Omschakeling van contante betaling naar de betaling op rekening tussen de bedrijven. (debiteurenfinanciering)
  • Uitbreiding van de sociaal-culturele activiteiten, zoals kunst, maatschappelijk werk, sportactiviteiten, lotto en toto, betaald voetbal, wetenschappelijk onderwijs en de medische verzorging.
  • Toename van het vakbondswerk, particuliere verzekeringen en pensioenvoorzieningen in verhouding tot het reële BNP.
  • Toename van het zwart-geldcircuit.
  • Omvorming van maatschappelijk 'eigen vermogen' door het nu nieuwe sparen van de massa naar 'vreemd vermogen', dat als risicomijdend kapitaal onttrokken bleef aan de werkgelegenheid en de productie.
  • Export van kapitaal, waardoor het rentepeil omhooggedrukt werd voor de binnenlandse markt, waardoor het prijspeil steeg en een 'pseudo-inflatie' ontstond.

Ondanks de nominale toename van de geldhoeveelheid M1 (technische inflatie) in de afgelopen 25 jaar, groeide ook door de voornoemde veranderingen - waar overigens niets op tegen was - het "primaire geldcircuit" volkomen onzichtbaar nog veel en veel sterker dan de primaire geldmassa. De overheid vulde het primaire geldcircuit - waarbinnen productie en consumptie plaatsvindt - slechts met die hoeveelheid aan geldmiddelen, waarbij alleen de productie van de bedrijven en het bestaande prijspeil met het nationale inkomen als afgeleide de norm aangaf voor de "geldpolitiek". Het resterende en onzichtbare deel van het primaire circuit, werd op grond van wettelijke en civiele prioriteiten door investering onder dwang opgevuld met het alsnog ter beschikking staande eigen vermogen van het bedrijfsleven, en een deel van de koopkracht van de consumenten.

Daarnaast leverden de werknemers die overschakelden van weekloon naar maandloon (bij de uitbetaling) bijna 3,5 weeklonen aan koopkracht in, om het maandloonsysteem te laten functioneren. Het belastbare inkomen bleef evenwel administratief volstrekt gelijk. Zodat de werknemers ondanks het investeren van 13 miljard gulden aan koopkracht (basis 1979), dan toch loon- en inkomstenbelasting moesten betalen over een inkomen dat wel verdiend was, maar niet werd genoten als vrij besteedbaar inkomen.

Het bedrijfsleven leverde 37 miljard (basis 1979) eigen vermogen in, als investering in de "primaire liquiditeit" om al deze maatschappelijke veranderingen te laten functioneren. De Wetenschappelijke Raad zoekt nog steeds waar die miljarden dan toch gebleven zijn. De reserves aan eigen vermogen - waaruit deze primaire liquiditeit werd onttrokken - zijn nu inmiddels naar het absolute dieptepunt gedaald en laat het bedrijfsleven nog slechts de enig overgebleven labiele liquiditeit over - het leverancierskrediet - om economisch te kunnen communiceren. Wanneer de grens van het haalbare wordt overschreden, om van leverancierskrediet c.q. van leveranciersliquiditeit (inmiddels 80 dagen) gebruik te maken, valt het 'Zwaard van Damocles' en vliegen de werknemers op de keien. De ongelukkige leverancier die faillissement aanvroeg, promoveert nu zelf en automatisch tot de volgende faillissementskandidaat en krijgt op termijn onvermijdelijk ook de bijl in zijn nek.

Concluderend kunnen wij vaststellen, dat op grond van het voorafgaande voor de verkeerde partij het faillissement is aangevraagd. De verantwoordelijkheid voor de economische ellende ligt heel erg duidelijk (en bewijsbaar) bij het Ministerie van Financiën en bij de Nederlandsche Bank NV. Ook de universiteiten en economen hebben verzuimd de structuur en de functie van de munt te analyseren in de ruimte en in de tijd. Zoals de zaken nu liggen, mogen wij ons nog gelukkig prijzen, dat bij het huidige monetaire beleid de investeerders - zoals de pensioenfondsen - hun investeringen NIET in Nederland gedaan hebben, maar in het buitenland.

Indien zij dat wel gedaan hadden, zou de dekking van de primaire liquiditeit t.o.v. de kapitaalstroom via goederen en diensten nog slechter geworden zijn, en de rente en het aantal faillissementen tot ongekende hoogte toenemen; ondanks een fors groeiende werkgelegenheid. Een van de middelen om de liquiditeitspositie van het bedrijfsleven te verbeteren - zonder negatieve effecten op korte of langere termijn te vrezen - is de onmiddellijke invoering van het [ NBC ] Nationaal Betalingen Circuit, waarbij geen gevaar voor de positie van de gulden in het internationale valutaverkeer ontstaat. Hierdoor wordt tegelijk van binnenuit de liquiditeitspositie van het bedrijfsleven en de solvabiliteit verbeterd.

De betalingstermijnen tussen de bedrijven lopen weer terug, en de verhouding tussen vreemd en eigen vermogen wordt ook veel beter. De financieringskosten nemen in volume af, en de rente kan dalen door 'n verminderde behoefte aan liquide middelen voor het girale betalingsverkeer. De innovatie-activiteiten worden sterk gestimuleerd, omdat de financieringsmogelijkheden weer binnen het bereik van de ondernemers komen te liggen. De werkgelegenheid neemt ook drastisch toe, zonder dat er enige subsidie of belastingmaatregel nodig is. De bouwactiviteiten zullen sterk kunnen toenemen, omdat de financiering door een dalende rente weer haalbaar wordt met 'n positieve uitstraling naar de huurprijzen en daarmee weer direct samenhangende huursubsidies.

Als gevolg van de sterk toenemende werkgelegenheid en een dalende druk op de begroting voor de financiering van inkomensoverdracht en uitkeringen, zal het prijspeil en de belastingdruk een dalende tendens te zien geven. Zodat het ook vanuit 'n ander gezichtspunt in het belang van de werknemers (!) zal zijn, dat de automatische prijscompensatie bij de invoering van het NBC wordt afgeschaft. Doordat bij de invoering van het NBC er minimaal zo'n 10 miljard primaire liquiditeit vrijkomt voor het bedrijfsleven, ontstaat er macro-economisch een vermindering van de kredietbehoefte van meer dan 25 miljard gulden. Het bankwezen zal een dergelijke aderlating niet kunnen verdragen, zonder een compenserende ontwikkeling elders op de kredietmarkt.

De wegvallende rente-inkomsten van ca. fl. 2,5 miljard op jaarbasis, dienen dan ook gekoppeld te worden aan "saneringsmaatregelen" die passen in een "structuurbeleid" van de overheid. Zodat de positie van het bank- en girowezen niet uit balans wordt gebracht. De consequenties zullen overigens niet zo dramatisch zijn, omdat naast het volumeverlies in de kredietverlening, een tegengestelde ontwikkeling in de kredietmarkt zal ontstaan door een nog grotere behoefte aan financieringen voor de innoveringsactiviteiten en de investeringen van het bedrijfsleven.

Het verschil is vooral ook kwalitatief. In het eerste geval is de financiering nu bestemd voor de debiteurenfinanciering - met alle risico's van dien voor de VAR van het bankwezen - en in de tweede situatie is de financiering duidelijk bedoeld voor de innoverende investeringen in de kapitaalgoederensfeer met de dan daaruit weer voortvloeiende productie en betere dekking voor kredietverlening. Het bankwezen heeft, per saldo, een groot belang bij het invoeren van het NBC; ook al bekijkt men het renteprobleem heel eenzijdig. Resumerend kunnen wij stellen, dat het geldscheppingsbeleid en de theorie daaromtrent grondig herzien dient te worden. Dat naast de economische functies van "de munt", er bij de geldschepping en de geldpolitiek in de toekomst ook rekening gehouden moet worden met de administratieve, de sociale, de financierings-, overbruggings- of opvulfunctie van de munt.

Indien de overheid, regering en parlement nieuw beleid aan de samenleving presenteert, en door technische of maatschappelijke ontwikkelingen nieuwe taken of structurele veranderingen wil doen effectueren, dan dient deze overheid dat maatschappelijke product 'funktionsfähig' in de samenleving te integreren. U schaft toch ook geen auto aan zonder wielen omdat de autodealer doodleuk verklaart: "Dat het vanaf vandaag gebruikelijk zal zijn dat de cliënten - hoewel hooggewaardeerd - voortaan zelf voor die wielen moeten zorgen." Hoe vreemd het ook moge klinken, dat is nu precies wat we politiek gezien juist wel gedaan hebben. We hebben aan onze samenleving politieke auto's verkocht (die structuurveranderingen) zonder er de maatschappelijke wielen bij te leveren. Heel democratisch weliswaar, maar "neen" zeggen was er niet bij ! Wij hebben aan de tractor van onze economie (het bedrijfsleven) een 'aanhanger' gekoppeld vol met sociale, fiscale, financiële en administratieve veranderingen, zonder daar de liquiditeitswielen bij te leveren om de zaak te laten rijden.

We hebben met de bij WET & CAO geregelde prioriteit de financiële wielen van de tractor laten slopen, om deze "bij voorrang" aan de aanhanger te doen monteren. Hoe lang denkt u dat u nog behoeft te wachten op de totale economische crash ??? We zullen aan onze economische tractor heel erg snel 'n paar goed geöliede NBC-wielen moet zetten. Alleen door deze manoeuvre kunnen er berekenbaar weer minimaal zo'n 330.000 nieuwe arbeidsplaatsen bijkomen. Die moesten logischerwijze en op technische gronden wel verdwijnen, omdat "de liquiditeit" zich vanuit het bedrijfsleven verplaatste naar de aanhanger. Duidelijk is, dat een parlementaire discussie over de GELDPOLITIEK dringend noodzakelijk is.


    R.M. Brockhus (voorzitter)

    Stichting VOC
    Westkade 227
    1273 RJ Huizen