Getuigenverslag van een zitting bij de Raad van State inzake f. 25.000 dwangsom


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

remplace

dinsdag 11 juli 2000

Tevens per fax 070 - 3651380 op 11 juli


Aan:

    de vice-president van de Raad van State
    mr. H.D. Tjeenk Willink
    Postbus 20019
    2500 EA 's-Gravenhage

Betreft:

    De geweigerde, maar correct ingebrachte stukken inzake het geschil tussen A.M.L. van Rooij en
    J.E.M. van Rooij-van Nunen onder nummer 200002953/1/G61 op dinsdag 11 juli om 10.00 uur


Geachte heer Tjeenk Willink,

Met enige verbazing heb ik als toehoorder in de bovengenoemde zaak waargenomen dat staatsraad mr. Boll tijdig aangeleverde nadere stukken van appellant van Rooij verwijderde uit het dossier. Hij deed dit met de opmerking dat hij het een wat al te korte tijd vond voor Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode om deze te betrekken bij het pleidooi. Dit, hoewel deze stukken meer dan een dag voor de zitting - een hele werkdag dus - waren toegezonden aan B&W van Sint-Oedenrode.

Toch verzocht van Rooij zelfs al in zijn pleidooi de stukken die de heer Boll kennelijk gelezen had alsnog te betrekken in zijn besluitvorming, maar welke hij al halverwege de zitting om onduidelijke redenen niet wilde betrekken in de procedure.

Het bevreemdde mij nog meer dat de staatsraad bij het afsluiten van de zitting zelfs zeer nadrukkelijk aan de heer van Rooij vroeg of hij de bescheiden wilde terugnemen. Van Rooij weigerde dat, met het argument dat hij ruim op tijd was met het indienen en dat deze stukken gewoon bij de besluitvorming betrokken moesten worden; en dat men die stukken dan maar moest vernietigen, want meenemen zou hij ze niet. Staatsraad Boll beval daarop de griffier om de geweigerde stukken aan de heer van Rooij te overhandigen, zodat hij deze alsnog zou meenemen en zo in het dossier en het griffieverslag geen sporen zouden achterlaten, danwel dat van onreglementaire vernietiging sprake zou kunnen zijn. Ik maande de heer Van Rooij ze toch maar aan te nemen, omdat het weinig zin had om een conflict te veroorzaken. Van Rooij nam deze stukken onder protest aan, maar gaf ze onmiddellijk door aan de verslaggever van het Eindhovens Dagblad.

Voor zover ik weet - na het lezen van de uitnodiging die van Rooij had ontvangen - had de heer van Rooij alle recht om zijn stukken in deze zaak te laten betrekken. En zeker omdat er expliciet in staat vermeld dat die stukken tot 10 juli 2000 waren in te dienen en deze aan de andere partij voor de zitting overhandigd konden worden. Nog vreemder was het gedrag van de staatsraad wanneer men bedenkt dat volgens de wettelijke regels elk tijdig ingediend stuk betrokken moet worden en dat een staatsraad of een college met meervoudige kamer niet zelf kan selecteren uit dat wat aangedragen is door partijen.

Ik meen dat hier reden is om een onderzoek in te stellen naar deze en eerdere merkwaardige beslissingen die schade toebrengen aan zowel particuliere als aan nationale (gezondheids)belangen. Om u een ruim overzicht te verschaffen voeg ik een cd-rom van de St. Sociale Databank Nederland bij waarop tientallen van dit soort kronkels in de procedures zijn terug te lezen.

Ik verzoek u met nadruk om niet - zoals in een eerder antwoord van u aan mij op een klacht - te stellen dat u geen bevoegdheid hebt om in procedures te treden, maar om de werkwijze van de Raad van State als geheel te onderzoeken en te beoordelen. Ik vraag u dat niet voor niets, omdat veel uitspraken van de Raad van State in de praktijk door lagere en hogere overheden gewoonweg genegeerd worden, aangezien er geen financiële sancties staan op onrechtmatig of zelfs crimineel gedrag van die overheden. Ik verwijs daarbij naar het Pikmeer-arrest en de latere herziening daarvan.

Mocht u zich niet bevoegd achten om deze kwestie aan de orde te stellen, dan lijkt mij de enige uitweg om de Presidente van de Raad van State zelf om advies in deze te vragen, want het functioneren van de Raad van State en het imago staan werkelijk op het spel, zoals uit de tekst op de cd-rom blijkt. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat u als Vice-President en de Presidente van de Raad van State zelve een ontwikkeling kunnen accepteren die ernstige schade doet aan het instituut.

In afwachting van uw antwoord,

    R.M. Brockhus
    Westkade 227
    1273 RJ Huizen
    035-5244141

   


Bijlage: cd-rom van de stichting Sociale Databank Nederland


P.s. Gelieve dit gecorrigeerde exemplaar te vervangen voor het eerder toegefaxte.

N.b. Ing. van Rooij is bij uitspraak van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg in de zaak C-293/97, jurisprudentie milieublad jaargang nr. 1 van januari 2000, in het gelijk gesteld betreffend het schadelijk karakter van stoffen die vrijkomen bij de verwerking en de eindfase van producten.



donderdag 13 juli 2000

Tevens per fax 070 - 3651380 op 13 juli

Aan:

    de vice-president van de Raad van State
    mr. H.D. Tjeenk Willink
    Postbus 20019
    2500 EA 's-Gravenhage

Betreft:

    Uitspraak in de zaak Edelchemie Panheel BV en
    het Zuiveringschap Limburg onder nummer 200002183/1/G61


Geachte heer Tjeenk Willink,

Nog geen dag na mijn brief aan u waarin ik mijn verbazing kenbaar maakte over de gang van zaken bij een zitting van de Raad van State, is mijn verbazing inmiddels omgeslagen in verbijstering. Ik ontving namelijk per fax een uitspraak van de voorzitter van de Raad van State - mr. J.H.B. Hulshof - waaruit blijkt dat Edelchemie Panheel BV de procedure verloren had op grond van het feit dat lopende deze procedure bij de Raad van State de in geding zijnde milieuvergunning van Interchemic BV op 1 juli 2000 is vervallen, terwijl de procedure acht weken daarvoor in gang was gezet; ruim voor het verstrijken van de wettelijke termijn.

Het verbijsterende aan deze uitspraak is niet alleen dat de ambtelijke organisatie wat betreft de planning van zittingen niet goed functioneert, maar ook dat de Raad van State zelf hier de wettelijke termijn - al dan niet bewust - met twee weken heeft overschreden en dat daardoor de voorlopige voorziening door Mr. Hulshof ongegrond moest worden verklaard. Op de uitspraak van staatsraad Hulshof is als zodanig niets aan te merken, maar op het secretariaat dat zaken voorbereidt des te meer.

Ik concludeer hieruit - nog aannemend dat hier van collusie geen sprake zal zijn - dat het winnen of verliezen van een procedure bij de Raad van State een roulettespel is geworden waarbij de secretaris (drs. R. van der Brug) als croupier fungeert en het balletje zo laat rollen dat het alleen maar in de rode vlakjes past; en de uitslag zonder tussenkomst van de voorzitter van de Raad van State bij voorbaat vast staat. De staatsraad spreekt geen recht, maar de secretaris vanachter zijn computer. De positie van de voorzitter wordt hierdoor ondergraven. Hij kan dan alleen maar de wettelijke regels blindelings volgen en de juridische aspecten niet meer op waarde beoordelen.

Op grond van de artikelen 32 tot 35 van de Wet op de Raad van State verzoek ik dan ook om een onderzoek naar het functioneren van het secretariaat en naar de Raad van State zelf, zoals ik al aangaf in mijn brief van 11 juli. Ik verwijs u m.b.t. deze brief nadrukkelijk naar de brief van ir. A.O. Nigten van het landelijk Milieu Overleg (LMO) van 1-9-1992, waarin hij met nadruk wijst op het onbehoorlijke bestuur in de Gemeente Sint-Oedenrode; juist omdat ing. Van Rooij t.b.v. zijn cliënt Edelchemie Panheel BV de gemachtigde is. Of een en ander met elkaar samenhangt zal moet blijken uit het onderzoek naar het functioneren van het voortraject van de planning van rechtsprocedures. Verder verzoek ik u mij te informeren over mogelijkheden tot hertstel van dit onrecht.

In afwachting van uw antwoord,

    R.M. Brockhus
    Westkade 227
    1273 RJ Huizen
    035-5244141