Edelchemie Panheel BV/Beroep tegen besluit V&H/Jn/1999.13989 van Zuiveringschap Limburg


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

't Achterom 9a
5491 XD
Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386

Aan de Raad van State,
Afdeling bestuursrechtspraak,
Postbus 20019,
2500 EA 's-Gravenhage.

Aantekenen.

Sint Oedenrode, 4 oktober 1999.

Tevens, excl. bijlagen, incl. machtiging, verstuurd per fax 070 - 3651380 op 4 oktober 1999.

Ons kenmerk: EC/Zuiv/04109/B.

Betreft:

    Edelchemie Panheel B.V./Beroep tegen het besluit van 26 augustus 1999, kenmerk: V&H/Jn/1999.13989, van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg.


Geacht college,

Namens de heer ir. L.M.M Nevels, directeur van Edelchemie Panheel B.V., gevestigd aan het adres St. Antoniusstraat 15 te 6097 ND Panheel, hierna te noemen: appellant, tekent ondergetekende hierbij beroep aan tegen bovenvermeld besluit van 26 augustus 1999, kenmerk V&H/Jn/1999.13989, van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg. Van het bestreden besluit vindt u een kopie bijgevoegd (bijlage A)(7 pagina's).

    Motivering beroepschrift.

Aan onderliggende informatie vindt u verder bijgevoegd:

  • onze namens appellant bij brief van 24 maart 1999, kenmerk: EC/Zuiv/24039, gedane aanvraag tot het nemen van een besluit bij het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg (Bijlage B)(6 pagina's).
  • het besluit van 11 juni 1999, kenmerk V&H/JN/V99-186, van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg op bovengenoemde aanvraag (Bijlage C)(2 pagina's).
  • het door ons namens appellant bij brief van 4 juli 1999, kenmerk: EC/Zuiv/04079/BZ, ingediende bezwaarschrift tegen bovengenoemd besluit van 11 juni 1999 van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg (Bijlage D) (12 pagina's).
Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als woordelijk herhaald en ingelast te beschouwen.

    Grond voor vernietiging.

Het kernpunt van dit geschil zit hem in het volgende feit: Voorzitter mr. P.J. Boukema heeft op dezelfde dag (26 januari 1999) uitspraak gedaan in zowel de voorlopige voorzieningsprocedure (F03.98.1070/p50) alswel de hoofdzaak (E03.98.1703/p10) zonder ondergetekende te hebben gehoord ondanks ons nadrukkelijk verzoek daarom.

De cruciale vraag hierbij is:
Vraag: Was voorzitter mr. P.J. Boukema bevoegd tot het doen van een 'kortsluitende' uitspraak in zowel de voorlopige voorzieningsprocedure (F03.98.1070/p50) en de hoofdzaak (E03.98.1703/p10) op 26 januari 1999 zonder dat hij daar appellant op heeft gewezen en zonder dat hij daarover appellant heeft gehoord: Ja of nee?

Antwoord Zuiveringschap Limburg.
In het bestreden besluit schrijft het dagelijks bestuur dat dit is toegestaan op basis van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrechtspraak. Hierbij dient opgemerkt te worden dat artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrechtspraak enkel en alleen betrekking heeft op de behandeling van een beroep en niet op de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening 'in kortsluiting' met het beroep.

Antwoord ondergetekende namens appellant.
In artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht staat letterlijk de volgende tekst:

  1. 1. Onmiddellijke Art.8:86. 1. Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de uitspraak in de rechtbank is ingesteld en de president van oordeel is dat na de hoofdzaak zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak dien in de hoofdzaak.

  2. 2. Op deze bevoegdheid van de president worden partijen in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, gewezen.


In artikel 8:83, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat letterlijk de volgende tekst:

    Uitnodiging voor Art. 8:83. 1. Partijen worden zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in Zitting de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Binnen een door de president te bepalen termijn zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem. Artikel 8:58 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend. De artikelen 8:59 tot en met 8:65 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan.

In artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State staat letterlijk de volgende tekst.

    Art.36. Hoofdstuk 8 Awb van toepassing (uitzonderingen).

    1. Indien bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld, is hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van de artikelen 8:1, eerste en tweede lid, 8:4, 8:5, 8:6, eerste lid, 8:7, 8:8, 8:9, 8:10 en 8:13, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat artikel 8:86, eerste lid, slechts kan worden toegepast indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven. Ook hierop worden partijen in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, gewezen.

Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud van bovengenoemde artikelen en die inhoud hier als woordelijk herhaald en ingelast te beschouwen. Uit die inhoud kunt u opmaken dat alvorens voorzitter mr. P.J. Boukema een 'kortsluitende' uitspraak had mogen doen in zowel de voorlopige voorzieningsprocedure (F03.98.1070/p50) en de hoofdzaak (E03.98.1703/p10) hij ingevolge artikel 36, eerste lid van de Wet op de Raad van State, juncto artikel 8:86 en 8:83, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht daarvoor toestemming had moeten hebben van appellant en daarop partijen in de uitnodiging voor de hoorzitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, had moeten wijzen.

Een vaststaand feit is dat appellant aan mr. P.J. Boukema geen toestemming heeft gegeven tot het doen van een 'kortsluitende uitspraak' in zowel de voorlopige voorzieningsprocedure (F03.98.1070/p50) en de hoofdzaak (E03.98.1703/p10) en dat mr. P.J. Boukema partijen daar in zijn uitnodiging voor de hoorzitting ook niet op heeft gewezen.Voorzitter mr. P.J. Boukema heeft zijn "kortsluitende" uitspraken zelfs gedaan zonder hoorzitting ondanks het feit dat appellant zeer nadrukkelijk om een hoorzitting heeft verzocht.

Op grond van vorenstaande feitelijke informatie is komen vast te staan dat voorzitter mr. P.J. Boukema zijn 'kortsluitende' uitspraak in zowel de voorlopige voorzieningsprocedure (F03.98.1070/p50) en de hoofdzaak (E03.98.1703/p10) tot stand heeft laten komen in strijd met artikel 36, eerste lid van de Wet op de Raad van State, juncto artikel 8:86 en 8:83 , eerste lid, Algemene wet bestuursrecht. Betreffende 'kortsluitende' uitspraken zijn daarom onrechtmatig tot stand gekomen. Hieruit kunnen om die reden voor appellant geen nadelige rechtsgevolgen worden ontleend.

Op grond van vorenstaande feitelijke informatie kan het bestreden besluit van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg nooit in stand blijven. Wij verzoeken u daarom hierop:

  • I. Het bestreden besluit van 26 augustus 1999, kenmerk V&H/Jn/1999.13989, van het dagelijks bestuur te vernietigen.
  • II. Het bezwaarschrift van 4 juli 1999, kenmerk: EC/Zuiv/04079/BZ, van appellant alsnog gegrond te verklaren.
  • III. Het onderliggende besluit van 11 juni 1999, kenmerk: V&H/JN/V99-186, van het dagelijks bestuur te vernietigen.
  • IV. Te beslissen dat het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg aan de uitspraak E03.98.1703/p10 'in kortsluiting' met uitspraak F03.98.1070/p50 van 26 januari 1999 van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor appellant geen nadelige rechtsgevolgen mag ontlenen. Tevens verzoeken wij u het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg te veroordelen in:
  • V. de proceskosten van dit beroep. Ook verzoeken wij u het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg te veroordelen in: VI. de griffiekosten van dit beroep.

Mocht U ondanks vorenstaande feitelijke informatie niet overgaan tot vernietiging van het bestreden besluit, dan verzoeken wij u in deze zaak de volgende prejudiciële vraag voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie, zoals bedoeld in artikel 177 van het EEG-verdrag, inhoudende:

Vraag aan Europese Hof van Justitie.

    Is bovengenoemde uitspraak E03.98.1703/p10 ' in kortsluiting' met uitspraak F03.98.1070/p50 van 26 januari 1999 van voorzitter mr. P.J. Boukema, die tot stand is gekomen in strijd met artikel 36, eerste lid van de Wet op de Raad van State, juncto artikel 8:86 en 8:83, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht, verenigbaar met artikel 6 EVRM??

Tenslotte verzoeken wij u ondergetekende in ieder geval te horen op een dinsdag of donderdag. Dit vanwege het feit dat ondergetekende op de andere dagen verplichtingen elders heeft. Expliciet maken wij u kenbaar dat de verschuldigde griffierechten ten laste van de rekening-courant, nummer 705-151R, gebracht moeten worden. De volmacht van appellant vindt u bijgevoegd. (Bijlage E)(1 pagina).

Bijgevoegd vindt u verder:

  • uittreksel KvK, met dossiernummer 9765, van Edelchemie Panheel B.V. (Bijlage F) (3 pagina's).
  • uittreksel KvK, met dossiernummer 16090111, van het Ecologisch Kennis Centrum B.V. (Bijlage G)(2 pagina's).
  • uittreksel KvK, met dossiernummer 17102683, van Van Rooij Holding B.V. (Bijlage H) (2 pagina's).


      Hoogachtend,

    ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige

      Ecologisch Kennis Centrum BV
      Voor deze

      Ing. A.M.L. van Rooij,
      directeur.


Bijlage: Dit verzoek bevat de bijlagen A t/m H bestaande uit 35 pagina's.

C.c. Europese Hof van Justitie.

Website adres: http://www.sdnl.nl/ekc/ekc-rs22.htm