Brandbrief aan de voorzitter van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

    't Achterom 9a
    5491 XD
    Sint Oedenrode
    Tel. 0413-490387
    Fax. 0413-490386

    Aantekenen.

                                            

 Aan: Voorzitter van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak,

          Dr. E.M.H. Hirsch Ballin,

         Postbus 20019,

         2500 EA 's-Gravenhage.

 

OPEN BRIEF  

                                                            Sint Oedenrode, 7 november 2004.

Tevens verstuurd per fax 070 - 3651380 op 7 november 2004.

Ons kenmerk: Aar/07104/VV.

Betreft:

    J.M. van Rooij v/d Heijden, A.M.L. van Rooij en J.E.M. van Rooij-van Nunen (appellanten)/
    Verzoek om het treffen van voorlopige voorziening resp. schorsing van het vanaf 19 augustus 2004 tot 30 september 2004 ter inzage gelegde besluit d.d. 10 augustus 2004 van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode aan de Gebr. van Aarle B.V., Ollandseweg 159 te Sint Oedenrode op basis van nieuwe feiten.

Geachte voorzitter Hirsch Ballin,

Namens J.M. van Rooij v/d Heijden, A.M.L. van Rooij en J.E.M. van Rooij-van Nunen, hierna te noemen: appellanten, verzoeken wij u om het treffen van voorlopige voorziening resp. schorsing van het besluit van 10 augustus 2004 van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode aan de Gebr. van Aarle B.V. op basis van nieuwe feiten:

De bestaande feiten zijn.

Bij uitspraak nummer: 200404907/1 van 22 juli 2004 heeft staatsraad mr. K. Brink, als voorzitter, het impregneren van hout met het bestrijdingsmiddel Tanalith E 3485 geschorst op grond van de volgende overwegingen (zie bijlage 1):

2.4. Verzoekers voeren verder, kort weergegeven, aan dat bij het buiten opslaan van verduurzaamd hout dat nog warm is als gevolg van het impregneerproces, een emissie naar de,lucht van gevaarlijke stoffen zal plaatsvinden. In dit verband hebben verzoekers gewezen op de lage vlampunten van een aantal in Tanalith voorkomende stoffen: 85 ºC (Monoethanolamine), 141 ºC (Nonylfenol) en 118 ºC (2 Ethylhexaanzuur).

2.5. Een melding mag niet worden geaccepteerd indien de gemelde verandering leidt tot andere nadelige gevolgen voor het milieu dan die ingevolge de vergunning mogen worden veroorzaakt. De voorzitter gaat ervan uit dat bij het buiten opslaan van het hout na voltooiing van het impregneerproces enige emissie van de bestanddelen van het impregneermiddel naar de lucht zal plaatsvinden. Derhalve moet worden aangenomen dat het gebruik van Tanalith waarop de melding betrekking heeft leidt tot andere emissies - en daarmee tot andere nadelige gevolgen voor het milieu - dan het ingevolge de vergunning toegestane gebruik van Superwolmanzout-Co. Dat de emissies wellicht zeer gering van omvang zijn, maakt dat niet anders.

Gelet op het voorgaande concludeert de voorzitter dat verweerder de melding in strijd met artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer heeft geaccepteerd. Hij ziet daarin aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode van 4 mei 2004

De Gebr. van Aarle B.V. trekt zich van deze bindende uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niets aan en is in geschorste toestand gewoon begonnen met het impregneren van hout met het bestrijdingsmiddel Tanalith E 3485. Dit heeft de Gebr. van Aarle B.V. bij monde van directeur Erik van Aarle tegenover staatsraad mr. J.M. Boll ter zitting op 25 oktober 2004 in zaaknummer 200408002/2/M1 schriftelijk bevestigt. Als waardering daarvoor heeft staatsraad mr. J.M. Boll, als voorzitter, bij wijze van voorlopige voorziening hierover het volgende beslist (zie bijlage 2):

2.3.2. Bij brief van 27 januari 2004 is de vergunningaanvraag gewijzigd en aangevuld. Daarbij is aangegeven dat niet meer vergunning wordt gevraagd voor maximaal zes charges te impregneren hout per dag, maar voor gemiddeld anderhalve charge per dag. Anders dan verzoekers menen is geen vergunning gevraagd of verleend voor zes charges per dag. Verweerder stelt kort weergegeven dat, indien al sprake is van emissies als gevolg van impregneren, deze zeer gering zullen zijn. Daarbij wijst hij erop dat fixatie van het impregneermiddel plaatsvindt, zodat geen ongefixeerd hout in de open lucht zal staan.

Verder is de toegepaste impregneer- en fixatietechniek met behulp van stoom volgens hem de best bestaande en uitvoerbare techniek is. Gelet hierop, gezien de aan de vergunning verbonden voorschriften met betrekking tot het impregneren en gezien het feit dat Tanalith een op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 toegelaten middel is, is er volgens verweerder geen reden om de vergunning voor het impregneren van hout met Tanalith te weigeren. De voorzitter is er, mede gezien de hiervoor weergegeven motivering van verweerder, niet van overtuigd dat mogelijke emissies van Tanalith of bestanddelen daarvan als gevolg van het impregneren van gemiddeld anderhalve charge per dag van dien aard zijn, dat daarvoor geen vergunning had kunnen worden verleend.

Hij ziet geen aanleiding om in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot het gebruik van Tanalith.

Hiermee is feitelijk komen vast te staan dat staatsraad mr. J.M. Boll, als voorzitter, in zijn uitspraak 200408002/2 de eerdere uitspraak hierover van staatsraad mr. K. Brink, als voorzitter, onderuit heeft gehaald zonder daarover ook maar enige nieuwe feitelijke informatie (in een vorm van een onderzoeksrapport) te hebben ontvangen.

Deze uitspraak heeft de Gebr. van Aarle B.V. van staatsraad mr. J.M. Boll gekregen als beloning voor het overtreden van de uitspraak 200404907/1 van 22 juli 2004 van zijn collega mr. K. Brink. Het plegen van misdrijven wordt door staatsraad mr. J.M. Boll dus daadwerkelijk beloond.

Opvallend daarbij was dat staatsraad mr. J.M. Boll in deze zaak tijdens de behandeling ter zitting op 25 oktober 2004 de rechtszaal heeft verlaten om een telefoontje te plegen. Dat een rechter (staatsraad) tijdens de hoorzitting de zaal verlaat om persoonlijk een telefoontje te plegen en later weer terugkomt om de behandeling ter zitting voort te zetten heb ik nog nooit eerder meegemaakt.

Met bovengenoemde uitspraak van staatsraad mr. J.M. Boll heb ik feitelijk bewezen dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet onafhankelijk is maar zich laat beïnvloeden door een de landelijke politiek die het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. al 16 jaar lang gebruiken als dekmantelbedrijf. Als feitelijke onderbouw daarvoor verwijs ik u naar de volgende webpagina bij de Sociale Databank Nederland (SDN) op internet: ed-nijpels-en-zijn-verzwegen-tweede-agenda.htm met al haar aan- en doorkliks. Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

De in de hoorzitting van 25 oktober 2004 overlegde feitelijke bewijsstukken.

Voor en tijdens de hoorzitting op 25 oktober 2004 heb ik aan staatsraad mr. J.M. Boll, als voorzitter, de feitelijke bewijsstukken overlegd waarin staat geschreven dat de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (voor deze: het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen) bij besluit van 25 november 1993 de het door Hickson Garantor Nederland B.V. aangevraagde bestrijdingsmiddel Tanalith 3485 onder toelatingsnummer 11323 N heeft vrijgegeven met op het etiket de volgende genoemde chemische stoffen: (zie bijlage 3)

Koper(II)carbonaathydroxide 247 g/l Boorzuur 65 g/l Tebuconazole 7 g/l

Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd het veiligheidsinformatieblad van Tanalith E 3485, toelatingsnummer 11323 N, van Arch Timber Protection B.V. (voorheen Hickson Garantor Nederland B.V.) (zie bijlage 3)

Met in bijbehorend verslag chemisch onderzoek dd. 22 februari 1993 van scheikundige drs. H.R. Reus van de Keuringsdienst van Waren Groningen, dat onderdeel uitmaakt van het door het College voor de Toelating Bestrijdingsmiddelen voor eenieder (16 miljoen Nederlanders) geheim gehouden dossier, is feitelijke komen vast te staan dat het onder toelatingsnummer 11323 N vrijgegeven bestrijdingsmiddel Tanalith 3485 in werkelijkheid de volgende chemische stoffen bevat (zie bijlage 4).

Opgegeven samenstelling.        g/l
----------------------------------------------
Koper(II)carbonaathydroxide (> 54% Cu)  297,0
Boorzuur      65,2
Preventol A 8 (tebuconazole, > 93%)       7,0
Monoethanolamine      549,1
Nonylfenol 12 mol EO   13,0
Diisooctylftalaat      45,1
2 Ethylhexaanzuur      40,9
Silicone defoamer       7,5
Water        295,5

Hiermee is feitelijk komen vast te staan dat de volgende chemische stoffen in de volgende hoeveelheden wel in het toegelaten bestrijdingsmiddel Tanalith E 3485, toelatingnummer 11323 N, aanwezig zijn maar niet op het etiket staan vermeld en daarmee voor eenieder (16 miljoen Nederlanders) opzettelijk worden verzwegen.

Monoethanolamine 549,1 g/l Nonylfenol 12 mol EO 13,0 g/l Diisooctylftalaat 45,1 g/l 2 Ethylhexaanzuur 40,9 g/l Silicone defoamer 7,5 g/l

Tijdens de hoorzitting op 25 oktober 2004 heeft staatsraad mr. J.M. Boll duidelijk laten blijken dat hij dit geen enkel probleem vindt, hetgeen hij bij uitspraak 200408002/2 van 5 november 2004 schriftelijk heeft bevestigd.

Nieuw feitelijk bewijsstuk niet eerder overlegd.

Recent ben ik in het bezit gekomen van het volgende nieuwe bewijsstuk:

    Het etiketteringsadvies d.d. 14 september 1993, kenmerk: DGA/G/TOS/93/10050, van drs. J. Mook. (met als contactpersoon drs. G. Idema) van de afdeling toxische stoffen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat onderdeel uitmaakt van het voor eenieder (16 miljoen Nederlanders) geheim gehouden dossier, waarop het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen bij besluit van 25 november 1993 het bestrijdingsmiddel Tanalith 3485 onder toelatingsnummer 11323 N heeft vrijgegeven (zie bijlage 5).

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. In betreffend etiketteringsadvies d.d. 14 september 1993 heeft toxicoloog drs. J. Mook namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen hierover letterlijk het volgende geschreven:

College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen
Postbus 217
6700 AE Wageningen


Uw brief     Ons kenmerk         Doorkiesnummer
93/1494      DGA/G/TOS/93/10050  3335302

Onderwerp Datum Contactpersoon Etiketteringsadvies 14.09.1993 Drs. G. Idema Tanalith 3485 (92-235 T)

Hierbij geef ik u het etiketteringadvies voor Tanalith 3485 (92-235 T), op basis van kopercarbonaat. Bij het ontwerp van dit advies werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bekende gegevens omtrent toxiciteit van samenstellende componenten, van acute toxiciteit en huidirritatiestudie van de formulering en van oogirritatiestudie van een vergelijkbare formulering (Tanalith 3436).
Symbool      : C
R-zinnen     : 20/22, 37, 34, 41.
S-zinnen     : 2, 13, 20/21, 23, 26, 27, 28, 36/37/39 (gezicht), 44

Onderbouwing

De gevarenzin R 20 dient te worden toegekend indien de inhalatoire LC 50 van een formulering ligt in het traject tussen 2 en 20 mg/l en er inhalatoire blootstelling mogelijk is. Inhalatoire blootstelling is mogelijk aan monoethanolamine (dit is een vluchtige stof). De EEG heeft monoethanolamine (EG nr. 603-030-00-8) ingedeeld en geëtiketteerd met Xn. R 20, 36/37/38.

Op grond van de rekenregels van de Algemene Preparatenrichtlijn dient aan een middel de R 20-zin te worden toegekend wanneer de concentratie van de aldus geëtiketteerde stof meer dan 25 % bedraagt. Tanalith 3485 bevat 41,6 % monoethanolamine, derhalve wordt aan Tanalith 3485 de R 20 zin toegekend.

De gevarenzin R 22 dient te worden toegekend indien de orale LD 50 van een vloeibaar middel ligt tussen 200 en 2000 mg/kg. De orale LD 50 van Tanalith bedraagt 650 mg/kg voor vrouwelijke ratten en 745 mg/kg voor mannelijke ratten: derhalve wordt R 22 toegekend.

De gevarenzin R 34 dient te worden toegekend indien na aanbrengen van een middel op de huid van een proefdier en blootstelling van ten hoogste 4 uur, het huidweefsel over de volledige dikte wordt aangetast en niet is aangetoond dat de beschadigingen reversibel zijn. Op grond van de rapportage van de huidirritatietest met Tanalith 3485 is niet vast te stellen dat de huid aan het einde van de observatieperiode weer volledig structureel en functioneel hersteld was. (Onbekend is o.a. of er littekenweefsel is ontstaan.) De scores van de eerste drie etmalen zijn voor erytheem hoger dan 2: daarnaast werd waargenomen dat de huid verbrandingsverschijnselen vertoonde bij twee van de drie dieren. Op dag 7 waren bij twee van de drie dieren nog verbrandingsverschijnselen waargenomen en bedroeg de score voor erytheem resp. 2 en 4. Derhalve is de gevarenzin R 34 toegekend.

De gevarenzin R 37 dient te worden gegeven indien een middel irriterende effecten op de ademhalingswegen veroorzaakt. Monoethanolamine (EG nr. 603-030-00-8) is door de EEG ingedeeld en geëtiketteerd met Xn. R 20, 36/37/38. Volgens de rekenregels van de Algemene Preparatenrichtlijn dient aan een middel de gevarenzin R 37 te worden toegekend wanneer de concentratie van de aldus geëtiketteerde stof in het middel groter is dan 30 %. Dit is bij Tanalith 3485 het geval: derhalve wordt R 37 toegekend.

De gevarenzin R 41 dient te worden toegekend indien bij het aanbrengen in het oog van een dier ernstige oogbeschadigingen ontstaan die 24 uur of langer na het indruppelen van de teststof aanhouden, of niet is aangetoond dat de beschadigingen een reversibel karakter dragen. Gezien het feit dat de aanvrager geen oogirritatiestudie met de formulering heeft geleverd, is de oogirritatie van de formulering ingeschat op grond van de geleverde huidirritatiestudie met de formulering. Op grond van de ernstige en langdurige huideffecten, wordt vooralsnog aangenomen dat de formulering in contact met de ogen ernstige irreversibele effecten zal veroorzaken.

Uit gegevens van een oogirritatiestudie met de vergelijkbare formulering Tanalith 3436 bleek dat dat middel irreversibele oogbeschadiging veroorzaakte. Op grond van het bovenstaande wordt aan Tanalith 3485 de gevarenzin R 41 toegekend.

Drs. J. Mook Afdeling Toxische Stoffen

etad Tanalith 3485

Met dit etiketteringsadvies heeft toxicoloog drs. J. Mook, namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen bij brief van 14 september 1993 feitelijk helder kenbaar gemaakt dat op grond van de Algemene Preparatenrichtlijn de aanwezigheid van 549,1 g/l monoethanolamine in het bestrijdingsmiddel Tanalith 3485 E op het etiket had moeten worden vermeld. Ook staat daarin vermeld dat de vluchtige monoethanolamine dampen blijvende gezondheidsschade aan ademhaling, huid en ogen veroorzaakt en dat inademing en aanraking met de ogen en huid moet worden voorkomen. Daarop zijn volgende risico-zinnen (R-zinnen) en veiligheids-zinnen (S-zinnen) van toepassing:


- R20/22:    Schadelijk bij inademing en opname door de mond.
- R 34:      Veroorzaakt brandwonden.
- R 37:      Irriterend voor de ademhalingswegen.
- R 41:	     Gevaar voor ernstig oogletsel.
- S 2 :      Buiten bereik van kinderen houden.
- S 13:      Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van dierenvoeder.
- S20/21:    Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik.
- S23:       Gas/rook/damp/spuitnevel niet inademen.
- S26:       Bij aanraking met de ogen onmiddellijk met overvloedig water 
    afspoelen en deskundig medisch advies inwinnen.
- S27:       Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken.
- S28:       Na aanraking met de huid onmiddellijk wassen met veel….
    (aan te geven door de fabrikant)
- S36/37/39: Draag geschikte beschermende kleding, handschoenen en 
    een beschermingsmiddel van de ogen/het gezicht.

Bovengenoemde risico-zinnen en veiligheids-zinnen zijn met name het gevolg van de aanwezigheid van de chemische stof monoethanolamine in een concentratie van 41,6% (549,1 g/l) in het bestrijdingsmiddel Tanalith E 3485.

In overeenstemming met bijbehorend etiketteringsadvies van 14 september 1993 van toxicoloog drs. J. Mook, gegeven namens de minister van SZW, had op de toelatingsbeschikking van 25 november 1993 (toelatingsnummer 11323 N) de aanwezigheid van 549,1 g/l monoethanolamine moeten zijn vermeldt. Nu dat niet is gebeurd en betreffende etiketteringadvies d.d. 14 september 1993 (zie bijlage 5) onderdeel uitmaakt van het voor eenieder (16 miljoen Nederlanders) geheim gehouden dossier waarop het bestrijdingsmiddel Tanalith 3485 bij besluit van 25 november 1993 (zie bijlage 6) onder nummer 11383 N is toegelaten, betekent dat ik hiermee het vanaf 25 november 1993 samenspannend handelen van een grote criminele organisatie feitelijk volledig heb blootgelegd.

Het tijdens de hoorzitting van 25 oktober 2004 weglopen van behandelend staatsraad mr. J.M. Boll in deze zaak, om persoonlijk een telefoontje te gaan plegen is voor mij daarmee erg bedenkelijk geworden. Dit mede in het licht van de vele voor mij onbegrijpelijke uitspraken van staatsraad mr. J.M. Boll in het verleden met betrekking tot houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. toen dat bedrijf nog met het arseenhoudende superwolmanzout-Co van dezelfde Hickson Garantor Nederland B.V. (Thans: Arch Timber Protection B.V.) zo'n 5000 m3 hout per jaar impregneerde. Daarmee heeft het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. in het totaal maar liefst zo'n 56.500 kg arseen en zo'n 79.000 kg chroom VI, zijnde zwarte lijststoffen, op een ongecontroleerde wijze in Sint Oedenrode en omgeving in het milieu gedumpt.

Dit met de wetenschap dat betreffend superwolmanzout-Co is samengesteld uit hoogproblematisch afval van Billiton/Shell en betreffende zwarte lijststoffen, vanwege hun milieugevaarlijke eigenschappen als carcinogeniteit, mutageniteit en bioaccumulatie - die een ernstig risico inhouden - al vanaf 1986 in Internationaal verband met de best bestaande techniek uit het milieu hadden moeten worden geweerd. Het is dus diezelfde samenspannende criminele organisatie die Billiton/Shell via de dekmantelbedrijven als de Gebr. van Aarle B.V. - met misbruik van miljarden euro's aan overheidssubsidie - onder de dekmantels van komokeur, ecologisch, milieuvriendelijk, duurzaam, bescherming van de tropische regenwouden e.d. geheel Nederland heeft vergiftigd met maar liefst zo'n 13 miljoen kilogram arseen en 30 miljoen kilogram chroom VI.

Dit alles om daarmee Billiton/Shell met grote winsten van haar hoogproblematisch afval af te helpen, terwijl dat wettelijk tegen zeer hoge kosten eeuwig veilig had moeten worden opgeslagen. Voor de feitelijke onderbouw verwijs ik u naar het artikel "Aan die 13 miljoen kilo arsenicum en die 30 miljoen kilo chroom VI kan het niet gelegen hebben" d.d. 19 januari 2004 van de bekende journalist Pamela Hemelrijk bij Polie op internet adres: http://www.biomassa.polie.nl/Pamela_Hemelrijk/pamela_hemelrijk_ad_van_rooij.htm met bijbehorende doorkliks. Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

Hiermee is feitelijk komen vast te staan dat deze zware georganiseerde misdaad, die het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. al 16 jaar lang gebruiken als dekmantelbedrijf, met misbruik van miljarden euro's aan overheidssubsidie, geheel Nederland heeft vergiftigd met als gevolg dat miljoenen Nederlanders daarvan ernstig ziek zullen worden totdat, na een lange lijdensweg de (kanker)dood erop volgt. Dit alles met maar een doel te weten:

"Billiton/Shell e.a. moeten hun hoogproblematisch gevaarlijk afval via Hickson Garantor Nederland B.V. (thans: Arch Timber Protection B.V.), dat wettelijk tegen zeer hoge kosten eeuwig had moeten worden opgeslagen, via dekmantelbedrijven als de Gebr. van Aarle B.V. duur kunnen verkopen om de aandeelhouders van Shell/ Billiton daarmee onrechtmatig met miljarden euro's te verrijken."

Het is deze zware georganiseerde misdaad die het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. al 16 jaar lang gebruiken als dekmantelbedrijf en die door de Raad van State al 16 jaar lang wordt geholpen. Hoever heeft bovengenoemde georganiseerde misdaad zich geïnfiltreerd.

Hoever bovengenoemde georganiseerde misdaad zich heeft weten te infiltreren kunt u lezen in mijn bij brief van 29 maart 2004 ingediende bedenkingen tegen onderliggend ontwerpbesluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Oedenrode (zie: www.sdnl.nl/ekc-bw66.htm) Daarin staat hierover letterlijk het volgende geschreven: Het openbaar Ministerie in Den Bosch staat zelf aan het hoofd van deze samenspannende criminele organisatie die het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. al die jaren hebben gebruikt als dekmantelbedrijf. Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd het verslag van een geheime bespreking, gehouden op 18 augustus 1992, op het parket te 's-Hertogenbosch onder voorzitterschap van de officier van justitie mr. G. Bos. In betreffend verslag staat letterlijk het volgende geschreven (zie productie 30)



GEMEENTE SINT-OEDENRODE


Verslag van bespreking, gehouden op 18 augustus 1992, op het parket te 's-Hertogenbosch.


Onderwerp: Situatie houtverwerkend bedrijf Gebr. van Aarle en opstelling van de appellant dhr. A.M.L. van Rooij.


Aanwezigen:
Paleis van justitie, officier van justitie, dhr. G. Bos (voorzitter)
parketsecretaris dhr. G. Broeren; Kabinetnummer : 011823191.
Milieu-inspectie Noord-Brabant, het hoofd dhr. M. de Vries.
Provincie Noord-Brabant. juridisch medewerker dhr. E. Artz.
Waterschap De Dommel, hoofd algemene zaken dhr. V. Ditters.
Rijkspolitie Sint-Oedenrode. wachtmeester 1 mevr. 1. Valk en wachtmeester 1 dhr. M. Saris.

Gemeente Sint-Oedenrode.
burgemeester dhr. P. Schriek.
wethouder mevr. H. van Dijk-Eerhart.
hoofd afdeling B&W, dhr. C. Kerstholt.
milieutechnisch medewerker. dhr. G. van Aarle(notulist)

Afwezig vanwege vakantie :
Provincie Noord-Brabant. projectleider bodemsanering dhr. M. Kerstholt.


Korte samenvatting van de situatie.

In Sint-Oedenrode bevindt zich het houtverwerkend bedrijf van de Gebr. van Aarle gelegen aan Ollandseweg 159-161. Tegen het bedrijf in zijn algemeenheid en het impregneren in het bijzonder wordt geageerd door A.M.L. van Rooij wonende aan 't Achterom ga. Een aantal van zijn bezwaarschriften worden onderschreven door omwonenden. Dhr. van Rooij probeert bij alle mogelijke instanties zijn gelijk te halen, en schuwt daarbij verbale agressie niet. De minister en de ambtenaren van VROM reageren niet meer op de argumenten van dhr. van Rooij. Alle aanwezigen hebben ban persoonlijke ervaring inzake zijn verbale agressie. Dhr. van Rooij Is tot op heden slechts gedeeltelijk. en dan vaak op ondergeschikte punten In het gelijk gesteld. Momenteel stelt dhr. van Rooij dat de gevaarsaspecten van het vrijkomende stoom niet onderzocht zijn en dat voor de impregneerinstallatie een bouwvergunning vereist is. Het impregneren volgens de huidige methodiek Is een activiteit welke op termijn verboden wordt. Momenteel is er geen verwerkingsmogelijkheid voor geïmpregneerd afval)hout. Op 14 augustus 1992 heeft de Raad van State het verzoek om schorsing van de, door het college van B. en W., verleende H.W.-vergunning verworpen waardoor deze vergunning rechtsgeldig is.

De doelstelling van deze bijeenkomst is te komen tot afstemming, Het bedrijf heeft nu de vereiste vergunning en zal op korte termijn starten met het impregneren. Dhr. van Rooij zal proberen dit te bestrijden. Op pagina twee wordt een overzicht gegeven van de gemaakte afspraken. Op pagina drie treft u een adressenlijst, inclusief de telefoonnummers van de contactpersonen. aan. Als bijlage is de beschikking van de Raad van State van 14 augustus 1992 bij dit verslag gevoegd.

De volgende afspraken zijn gemaakt: Het waterschap gaat niet In op het verzoek om op te treden tegen eventuele vervuiling van het oppervlaktewater veroorzaakt door de stoom. De gemeente richt een verzoek aan de milieu-inspectie inzake onderzoeksresultaten naar de mogelijke gevaarsaspecten van het, na het Impregneren vrijkomende, stoom. Op voorstel van dhr. de Vries zal door de burgemeester, een medisch milieukundige dhr Jans om bijstand verzocht worden. Dhr. Jans zal de persoonlijke gevolgen voor zowel de familie van Rooij als voor de familie van Aarle te gaan onderzoeken om hier zo mogelijk aanbevelingen over te doen.

De Provincie zegt prioriteittoekenning toe Inzake de geconstateerde bodemvervuiling. Dhr Artz geeft daarbij ook de knelpunten aan. om te komen tot een oplossing. Dhr Bos verzoekt om een afschrift van de H.W.-vergunning. Tevens dringt hij aan om afschriften van controlerapporten of te sturen naar de politie. Voorlopig wordt het bedrijf twee maal par =end gecontroleerd, op termijn kan deze controlefrequentie afnemen. In geval van constatering van strafbare feiten dient er resoluut opgetreden te worden. Indien dhr. van Rooij aangifte wenst te doen bij de Politie noemt zij vervolgens voor instructies contact op met het O.M. Namens het O.M. Is dhr Bos of dhr. Broere de contactpersoon. Dhr. van Aarle (gemeente) zal de gebr. van Aarle erop attenderen om in geval van bijzonderheden altijd en direct contact op te nemen met gemeente en/of politie.

Dhr. Ditters vermeld dat het verzoek om W.V.O-vergunning Is ingetrokken. mogelijk komt er op termijn een nieuw verzoek om W.V.O.-vergunning. Vanuit de gemeente wordt aangegeven dat het bedrijf (voorlopig) hemelwater wat mogelijk verontreinigd is op moet vangen omdat dit niet geloosd mag worden. Indien sprake is van aanspannen van eert kort geding tegen Gebr. van Aarle en de gemeente wordt dhr. Bos hiervan in kennis gesteld. De aan dit overleg deelnemende instanties ontvangen een afschrift van do uitspraak gedaan op 14 augustus door de Raad van State.

           Sector   : Grondzaken
           Afdeling : Bouwen & Milieu

             2 september 199Z
             0. van Aarle


Met de inhoud van bovengenoemd verslag is komen vast te staan dat op initiatief van de milieuofficier van Justitie mr. G. Bos op 18 augustus 1992 op het Paleis van justitie de situatie rondom houtbewerkend bedrijf Gebr. van Aarle B.V. en de opstelling van ondergetekende is besproken met de volgende genodigden:

  • dhr. G. Bos, officier van justitie (voorzitter)
  • dhr. G. Broeren (parketsecretaris)
  • dhr. H. de Vries (milieu-inspecteur Noord Brabant)
  • Dhr. H. Artz (juridisch medewerker provincie Noord Brabant)
  • dhr. V. Ditters (hoofd algemene zaken waterschap De Dommel)
  • Mevr. I. Valk (wachtmeester rijkspolitie Sint Oedenrode)
  • Dhr. M. Saris (wachtmeester rijkspolitie Sint Oedenrode)
  • dhr. P. Schriek (CDA)(burgemeester van Sint Oedenrode)
  • Mevr. H. van Dijk-Eerhart (CDA)(wethouder milieu van Sint Oedenrode)
  • Dhr. C. Kerstholt (hoofd afdeling bouwen en milieu bij de gemeente Sint Oedenrode )
  • Dhr. G. van Aarle (milieu technisch medewerker bij de gemeente Sint Oedenrode).
  • dhr. M. Kerstholt (projectleider bodemsanering voor het verontreinigde bedrijventerrein van Gebr.
Van Aarle B.V. was afwezig). Deze M. Kerstholt is een broer van C. Kerstholt hoofd afd. bouwen en milieu bij de gemeente Sint Oedenrode.

Betreffend overleg heeft de officier van justitie mr. G. Bos in het geheim georganiseerd zonder mij (A.M.L. van Rooij) hierover te hebben geïnformeerd en zonder mij in de gelegenheid te hebben gesteld mijn weerwoord daarop te geven. In die bespreking zijn diverse afspraken gemaakt waaronder de volgende:
Op voorstel van dhr. de Vries (milieu-inspecteur van VROM voor Noord Brabant) zal door de burgemeester (P. Schriek) een medisch milieukundige dhr. Jans om bijstand worden verzocht. Dhr. Jans zal de persoonlijke gevolgen voor zowel de familie van Rooij als voor de familie van Aarle gaan onderzoeken om hier zo mogelijk aanbevelingen over te doen.

Deze actie heeft de officier van justitie mr. G. Bos toentertijd ondernomen in samenspanning met bovengenoemde personen. Bijgevoegd vindt u verder het artikel "Burgemeester schakelt vertrouwensarts in" uit het Eindhovens Dagblad van 1 september 1992 (zie productie 31). Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Met die inhoud is vast komen te staan dat burgemeester P. Schriek (CDA) vertrouwensarts Henk Jans persoonlijk goed kende van zijn voorzitterschap van de GGD in Breda.

Bijgevoegd vindt u verder de brief van 3 september 1992, nummer: Dir/MvB/SW/u92-4662, van M.A.J.M. van Bakel, arts directeur GGD Stadsgewest Breda, de baas van Henk Jans (zie productie 32). Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen.

In die brief schrijft de heer van Bakel letterlijk het volgende: "De heer Jans heeft geheel op eigen verantwoording, dus niet als functionaris van de GGD Stadsgewest Breda deze actie ondernomen".

Hiermee is feitelijk vast komen te staan dat op initiatief van justitie (mr. G. Bos) op verzoek van het ministerie van VROM (dr. H.A.M.A. de vries) burgemeester P. Schriek (CDA) van Sint Oedenrode met misbruik van de naam "GGD" zijn vriend Henk Jans als vertrouwensarts op mij heeft afgestuurd. Dit alles onder verantwoordelijkheid van de toentertijd aanwezige hoofdofficier van justitie mr. C.R.L.R.M. Ficq.

Bovengenoemde samenspannende actie in het geheim georganiseerd en gecoördineerd door de officier van justitie mr. G. Bos, zonder mij daarover te hebben geïnformeerd of te hebben betrokken, kwam bij mij zeer bedreigend over. Toen ik via via in november 1993 voor het eerst aan betreffend geheim verslag van 18 augustus 1992 ben gekomen, heb ik daarover op 28 november 1993 een brief gestuurd aan deze officier van justitie mr. G. Bos met daarin een 8-tal vragen (zie productie 33).

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Een vaststaand feit is dat mr. G. Bos tot op heden, al ruim 10 jaar, weigert inhoudelijk te reageren op deze brief ondanks mijn vele verzoeken daarom.

Toen ik op vrijdagavond 21 augustus 1992 omstreeks 20.30 uur hierover, zonder enige vooraankondiging, telefonisch voor het eerst werd benaderd door Henk Jans en de heer Jans mij vertelde dat hij vertrouwensarts was, en in opdracht van burgemeester P. Schriek mij onder vier ogen wilde spreken, schrok ik enorm. Toen hij vervolgens zei dat hij bevoegd is tot het inzien van mijn medisch dossier bij mijn huisarts schrok ik nog meer. Naar aanleiding van dat telefoongesprek heb ik dan ook prompt hierover op 25 augustus 1992 een brief gestuurd aan Henk Jans, medisch milieukundig arts, bij de GGD Noord Brabant/Zeeland. Bijgevoegd vindt u dan ook mijn brief van 25 augustus 1992 aan H.W.A. Jans, arts medisch milieukundige Noord Brabant/Zeeland, GGD Stadsgewest Breda (zie productie 34)

Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Een vaststaand feit is dat ook H.W.A. Jans tot op heden, na ruim 11 jaar, nog steeds niet heeft gereageerd op deze brief ondanks mijn vele verzoeken daarom. Bijgevoegd vindt u verder blz. 1 en 2 uit het rapport "Monitoring of water vapour mist emissions from HIFIX treated timber" rapport nummer 92/HIFIX 2, van dr. D.A. Lewis van Hickson Garantor (zie productie 35).

Ik verzoek u kennis te nemen van die inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit die inhoud kunt u opmaken dat Hickson Garantor, de leverancier van het bestrijdingsmiddel Superwolmanzout-Co, tezamen met dezelfde GGD-arts Henk Jans achter hun bureau een rapport hebben geschreven dat vanuit het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. via de lucht geen arseen en chroom VI wordt geëmitteerd naar buiten de inrichting. Dit rapport heeft ertoe geleid dat tot op heden ter plaatse bij het houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. nog nooit emissiemetingen van arseen en chroom VI (zwarte lijststoffen) lozingen naar de lucht zijn verricht.

Bijgevoegd vindt u verder het voorblad en bijlage 8 uit het eindrapport "Verkenning van preventietechnieken voor specifieke luchtemissies inzake Weurt" van BECO Milieumanagement & Advies B.V. d.d. juni 1997" (zie productie 36). Ik verzoek u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit die inhoud kunt u opmaken dat onderzoek bij houtimpregneerbedrijf Hickson Garantor B.V. te Nijmegen, waarvan de Gebr. van Aarle B.V. het bestrijdingsmiddel Superwolmanzout-Co betrekt, en die met hetzelfde HIFIX proces werkt, er wel degelijk flinke emissies van de zwarte lijststoffen arseen en chroom VI naar de lucht plaatsvinden.

Met vorenstaande gegevens heb ik feitelijk bewezen dat houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V. te Sint Oedenrode door de hierboven criminele organisatie al ruim tien jaar lang wordt gebruikt als dekmantelbedrijf. In die tien jaar tijd heeft de Gebr. van Aarle B.V. in het totaal zo'n 56.500 kg. arseen (arseenzuur) en 79.000 kg. chroom VI (chroomtrioxide), zijnde zwarte lijststoffen, op de in mijn aangifte van 1 oktober 1995 vermelde wijze in water, bodem en lucht kunnen dumpen.

De Gebr. van Aarle B.V. overtreedt hiermee dan ook zeer nadrukkelijk al ruim tien jaar lang artikel 173a van het Wetboek van Strafrecht waarvoor een gevangenisstraf van 12-15 jaar staat of een geldboete van de vijfde categorie. Met vorenstaande gegevens heb ik tevens feitelijk bewezen dat de officier van justitie mr. G. Bos mede aan het hoofd staat van bovengenoemde criminele organisatie die houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle B.V., gebruiken als dekmantelbedrijf. Deze mr. G. Bos heeft als zodanig moeten handelen in opdracht van de hoofdofficier van justitie mr. Ficq.

Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd de brief van 21 juni 1993, kenmerk A-22-89 FB/am van criminoloog prof dr. F. Bovenkerk aan de hoofdofficier van justitie mr. Ficq van het arrondisementsparket 's-Hertogenbosch. Daarin schrijft criminoloog prof. Bovenkerk letterlijk het volgende (zie productie 37):

Aan:
Hoofdofficier van Justitie
Mr. Ficq
Postbus 90155
5200 MG Den Bosch

Datum Uw kenmerk      Ons kenmerk      Doorkiesnummer
21 juni 1993          A-22-89 FB/am

Onderwerp:


Geachte heer Ficq,

In deze brief wil ik mijn instemming betuigen met het door U (vanaf 26 februari jl.; Uw kenmerk: Kab. 01/5068/93) voorgenomen onderzoek naar aanleiding van hetgeen door Ing. A.M.L. van Rooij te Sint Oedenrode naar voren is gebracht over milieucriminaliteit en liet impregneren van hout, Ik ben niet bij machte om de kwestie op haar chemische merites te beoordelen, maar herken wel criminologisch interessante aspecten die mogelijkerwijs bij Uw beoordeling een rol kunnen spelen.

De vraag waarmee van Rooij mij benaderde luidde; is hier sprake van georganiseerde misdaad?
Het antwoord op deze vraag hangt uiteraard af van de inhoud die we dit begrip willen geven, Als we het systematisch gebruik van fysiek geweld als maatstaf nemen, nee: dan (nog) niet. Als we letten op patronen van samenwerking tussen malafide ondernemers (of ondernemers niet een malafide sector) en de overheid, dan wel. Op grond van enkele gesprekken en kennisname van onderdelen van diens zeer uitvoerige dossier, kom ik tot de slotsom dat van Rooij met tenminste twee regelmatigheden te maken heeft dit ook in de literatuur blijken.

De eerste heeft betrekking op grote milieudelicten. Bij welhaast geen modern delict is de rol van bezorgde burgers zo belangrijk als hier. Erg ontwikkeld is die waakhondfunctie bij ons nog niet, tenminste als we die vergelijken met de Verenigde Staten. In de literatuur (zie o.a. A.A. Block & F. Scarpitti: 'Poisoning for Profit', 1985) blijkt dat dit proces altijd begint bij het hardnekkig drijven van nogal bijzondere eenlingen. Zij proberen medestanders voor hun standpunten te winnen, maar ondervinden geduchte weerstand van de bedrijven of de branche waarop zij zich richten. Ze worden genegeerd, voor ondeskundig uitgemaakt, hun motieven worden verdacht gemaakt en ze worden geïntimideerd. Uit zijn relaas maak ik op dat de heer van Rooij thans ook ruimschoots met het laatste te maken heeft.

De tweede herkenning geldt de houding van de overheid. Bij georganiseerde misdaad denkt men vaak aan regelrechte omkoping of chantage van ambtenaren, maar dat hoeft geenszins het geval te zijn. Vaak komt het voor dat malafide bedrijven samengaan met de overheid omdat hun belangen parallel lopen en een probleem wordt opgelost. In de criminologische literatuur wordt dat verschijnsel collusie genoemd (zie Dr. 0. van de Heuvel, "Onderhandelen of straffen 1983").

Van Rooij's hypothese dat in het onderhavige geval enkele bedrijven met het impregneren van hout een milieudoelstelling van de overheid tegemoet kwamen en dat men onder de vorige minister van VROM een convenant heeft gesloten; dat nu gebleken is dat het impregneren in feite gevaar oplevert; dat men toch niet op de afspraak terugkomt omdat er te veel aan goodwill en prestige is geïnvesteerd. dit alles komt mij voor als geloofwaardig. Ik word in dat geloof gesterkt door de categorische afwijzing van eerst minister Alders en nu minister Hirsch Ballin om op van Rooij's brieven in te gaan en wel zonder argumenten Begrijpen kan men het wel. Van Rooij is uiterst vasthoudend en komt steeds met nieuwe correspondentie, Naar de mate waarin hij meer gelijk heeft is dat voor degenen die zijn correspondentie beantwoorden des te vervelender.

Een werkelijke uitweg komt pas in zicht wanneer de kwestie serieus wordt onderzocht. Ter wille van de bestrijding van organisatiecriminaliteit is liet goed dat thans met zo'n onderzoek wordt begonnen.

Hoogachtend,

Prof. dr. F. Bovenkerk (criminoloog)



C.C.

Veld- en Milieupolitie te Boxtel, t.n.v. de heer J. Hurkmans,
Nergena 5, 5282 JE Boxtel
Ing. A.M.L. van Rooij, 't Achterom 9a, 5491 XD Sint Oedenrode


Op deze brief d.d. 21 juni 2003 van criminoloog prof dr. F. Bovenkerk heeft mr. Ficq nooit gereageerd.

Opmerkelijk daarbij is dat mr. C.R.L.R.M. Ficq kort daarna een bliksemcarrière naar boven heeft gemaakt. Mr. Ficq was na het vertrek van Dostors van Leeuwen waarnemend voorzitter van het College van Procureurs Generaal, het hoogste orgaan binnen het openbaar ministerie. Hij had als Procureur Generaal de bestrijding van de zware georganiseerde milieucriminaliteit in zijn portefeuille. In werkelijkheid heeft hij de uitbreiding daarvan geholpen. Hij vervulde deze functie tot aan de benoeming begin 1999 van mr. J. de Wijkerslooth de Weerdesteyn als voorzitter (zie productie 38).

Voor zijn jarenlange hulp aan de hierboven beschreven georganiseerde milieucriminaliteit ontving mr. Ficq op voordracht van de minister van justitie B. Korthals op 13 november 1999 de hoge onderscheiding van officier in de Orde van Oranje Nassau. Als waardering voor dit alles werd hem een functie als raadsheer bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch aangeboden waar hij vanaf januari 2000 werkzaam is. Ook vanuit deze positie draagt hij zijn invloed uit, waardoor de zware georganiseerde misdaad rondom dekmantelbedrijf Gebr. van Aarle B.V. ongelimiteerd kan blijven doorgaan.

Diverse brieven over deze zware georganiseerde misdaad aan de huidige voorzitter mr. J. de Wijkerslooth de Weerdesteyn van het College van Procureurs Generaal blijven structureel onbeantwoord. Daarmee is voor ondergetekende duidelijk geworden dat ook mr. J. de Wijkerslooth de Weerdesteyn de hulp aan deze zware georganiseerde milieucriminaliteit rondom o.a. dekmantelbedrijf Gebr. van Aarle B.V., die zijn voorganger mr. Ficq in gang heeft gezet, blijft voortzetten.



    Conclusie

Met het hierboven nieuw overlegde etiketteringsadvies d.d. 14 september 1993 (zie bijlage 5) van drs. J. Mook, namens de minister van SZW, is feitelijk het volgende komen vast te staan:

  1. Het bestrijdingsmiddel Tanalith E 3485 waarmee de Gebr. van Aarle B.V. op grond van uitspraak nummer 200408002/2 d.d. 5 november 2004 van staatsraad mr. J.M. Boll vanaf 5 november 2004 hout mag impregneren/stoomfixeren is opzettelijk foutief geëtiketteerd.

  2. De verzwegen chemische stof monoethanolamine (EG nr. 603-030-00-8) is in een concentratie van 41,6% (549,1 g/l) in Tanalith E 3485 aanwezig zonder dat het op het etiket staat vermeld. Monoethanolamine is een vluchtige stof.

Met behulp van stoomfixatie met stoom van 110 ºC wordt het met Tanalith E 3485 geïmpregneerde hout door de Gebr. van Aarle B.V. tot een temperatuur van ca 60 ºC verhit, waarmee betreffend monoethanolamine nog veel vluchtiger wordt. Vanwege de hoge temperatuur van het hout, het grote dampende oppervlak van de grote stapels vers geïmpregneerd hout en de dagelijkse verversing ervan zal op het bedrijventerrein van de Gebr van Aarle B.V. 24 uur per dag uitdamping van het vluchtige levensgevaarlijke monoethanolamine plaatsvinden. Dit met de wetenschap dat betreffende damp niet mag worden ingeademd, het ernstige oogletsel kan veroorzaken en na aanraking met de huid er onmiddellijk van moet worden afgewassen.

Dit met de wetenschap dat op hetzelfde bedrijventerrein detailhandel plaatsvindt en daarmee mogelijk honderden niet voorgelichte bezoekers per dag worden blootgesteld aan deze giftige dampen. Dit met de wetenschap dat pal naast betreffend bedrijventerrein van de Gebr. van Aarle B.V. een druk fietspad loopt en al de voorbijgaande fietsers worden blootgesteld aan deze giftige dampen. Dit met de wetenschap dat binnen een straal van 100 meter van het bedrijf van de Gebr. van Aarle B.V. zo'n 14 -tal woningen van derden zijn gelegen en al die omwonenden, waaronder appellanten, dag in dag uit aan deze giftige dampen zullen worden blootgesteld. Dit met de wetenschap dat alle werknemers van de Gebr. van Aarle B.V. dag in dag uit aan deze giftige dampen zullen worden blootgesteld en daarmee de Arbeidsomstandighedenwet wordt overtreden.

Op grond van deze nieuwe feiten bent u (dr. E.M.H. Hirsch Ballin) als voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, middels het nemen van een nieuwe beslissing, wettelijk verplicht om het impregneren van hout met het bestrijdingsmiddel Tanalith E 3485 door de Gebr. van Aarle B.V. onmiddellijk te schorsen.

Gaat u ondanks deze nieuwe feiten niet over tot onmiddellijke schorsing van het in geding zijnde besluit van 10 augustus 2004 van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Oedenrode dan heeft u mij daarmee het feitelijke bewijs in handen gegeven dat u (dr. E.M.H. Hirsch Ballin) persoonlijk aan het hoofd staat van deze gigantische grote criminele organisatie die het bedrijf Gebr. van Aarle B.V. al 16 jaar lang gebruiken als dekmantelbedrijf. Dit met als opdracht om met misbruik van miljarden euro's aan overheidssubsidie iedereen te vergiftigen om daarmee miljarden euro's aan onrechtmatige winsten voor de aandeelhouders van de petrochemische industrie en metaalindustrie, als Billiton en Shell, gerealiseerd te krijgen.

Wij richten aan u het nadrukkelijke verzoek om op grond van deze nieuwe feiten:

  • Het in geding zijnde besluit van 10 augustus 2004 van burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode alsnog te schorsen, waarmee het impregneren van hout met Tanalith E 3485 door de Gebr. van Aarle B.V. met onmiddellijke ingang moet worden gestaakt.
  • Burgemeester en wethouders van Sint Oedenrode te veroordelen in de proceskosten.


    OPENBAARHEID

Om te voorkomen dat deze enorme grote criminele organisatie, die omwille van miljardenwinsten, miljoenen Nederlanders aan het vergiftigen is, de doofpot in gaat heb ik dit verzoekschrift laten plaatsen bij de Sociale Databank Nederland (SDN) op internetadres: www.sdnl.nl/ekc-rs139.htm. Uw besluit hierop zal eveneens bij de SDN op internet worden geplaatst.

Expliciet maken wij u kenbaar dat de griffierechten ten laste van de rekening-courant nummer 705-151R gebracht moeten worden. Wij verzoeken u ondergetekende hierover in ieder geval te horen rekening houdend met de bij brief van 30 oktober 2004, kenmerk: AvR/30104/br, aan de secretaris van de Raad van State opgegeven verhinderdata (zie bijlage 7).

De volmacht van appellanten vindt u bijgevoegd (zie bijlage 8).

Bijgevoegd vindt u verder:

  • Uittreksel KvK, met dossiernummer 16090111, van het Ecologisch Kennis Centrum B.V. (zie bijlage 9).
  • Uittreksel KvK, met dossiernummer 17102683, van Van Rooij Holding B.V. (zie bijlage 10).

Hoogachtend,

ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige Ecologisch Kennis Centrum BV
Voor deze

Ing. A.M.L. van Rooij,
Directeur.

C.c.


Bijlage:

  1. Uitspraak nummer: 200404907/1 van 22 juli 2004 van staatsraad mr. K. Brink, als voorzitter, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (4 pagina's).
  2. Uit spraak nummer 200408002/2/ van 5 november 2004 van staatsraad mr. J.M. Boll, als voorzitter, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (6 pagina's).
  3. Het veiligheidsinformatieblad van Tanalith E 3485, toelatingsnummer 11323 N, van Arch Timber Protection B.V. (voorheen Hickson Garantor Nederland B.V.) (1 pagina).
  4. Bijbehorend geheim gehouden verslag chemisch onderzoek dd. 22 februari 1993 van scheikundige drs. H.R. Reus van Tanalith E 3485, toelatingsnummer 11323 N, van de Keuringsdienst van Waren Groningen (2 pagina's).
  5. Bijbehorend geheim gehouden etiketteringsadvies van 14 september 1993 van toxicoloog drs. J. Mook, namens de minister van SZW, gegeven op Tanalith 3485, toelatingsnummer 11323 N (2 pagina's).
  6. Het toelatingsbesluit van het bestrijdingsmiddel Tanalith 3485 van 25 november 1993 onder nummer 11383 N (4 pagina's).
  7. Onze brief van 30 oktober 2004, kenmerk: AvR/30104/br, aan de secretaris van de Raad van State over de opgegeven verhinderdata (1 pagina).
  8. De volmacht van appellanten (1 pagina).
  9. Uittreksel KvK van het Ecologisch Kennis Centrum B.V. (2 pagina's).
  10. Uittreksel KvK van Van Rooij Holding B.V. (2 pagina's).