Verzoek Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem e.o. tot
oplegging dwangsom aan NV Elektriciteits-Productiemij Zuid-Nederland te Buggenum


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens


    't Achterom 9a,
    5491 XD Sint Oedenrode
    Tel. 0413-490387
    Fax. 0413-490386


AANTEKENEN _ _

    Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg,
    Postbus 5700,
    6202 MA Maastricht.

OPEN BRIEF

    Sint Oedenrode, 18 december 1999

    Tevens verstuurd per fax 043 - 3618099 op 19 december 1999.

    Ons kenmerk: SBL/provL/18129/av.

    Betreft:

      Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving/Aanvraag om onder oplegging van een last onder dwangsom de door N.V. Elektriciteits-Productiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) te Buggenum bedrijfsmatig veroorzaakte bodemverontreiniging multifunctioneel te laten saneren.


    Geacht College,

    Namens Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving, gevestigd aan de Holstraat 17, 6082 BA Buggenum, hierna te noemen: cliënt, verzoeken wij u om onder oplegging van een last onder dwangsom de N.V. Elektriciteits-Productiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) te Buggenum te gelasten tot multifunctionele sanering van hun sterk verontreinigde bedrijventerrein en wel op grond van volgende motivering:

      Motivering aanvraag.

    Ingevolge artikel 13, van de Wet bodembescherming (Wbb) is een ieder die op of in de bodem handelingen verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 en die weet of redelijkerwijze had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijze van hem kan worden gevergd, teneinde die verontreiniging of aantasting te voorkomen, dan wel indien die verontreiniging of aantasting zich voordoet, de bodem te saneren of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

    Uit onderzoek is gebleken dat het bedrijventerrein van de N.V. Elektriciteits-Productie-maatschappij Zuid-Nederland (EPZ) te Buggenum sterk is verontreinigd met diverse stoffen, waaronder: arseen, cadmium, koper, lood, zink, minerale olie, PAK's en molybdeen. Deze sterke verontreiniging is toe te schrijven aan de voormalige bedrijfsactiviteiten van EPZ.

    Het zesde lid van art. 75 Wbb is van belang voor procedures waarin vóór de datum van 1 januari 1975 niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste in die zin dat jegens de overheid onrechtmatig is gehandeld. Vast staat dat genoemde sterke verontreiniging in hoge mate het gevolg is van de voormalige bedrijfsuitoefening door EPZ en dat deze verontreiniging in belangrijke mate is veroorzaakt na 1 januari 1975. Wij kunnen daarom niet anders dan oordelen dat de betrokkenheid van EPZ op het bedrijventerrein zodanig is geweest dat de verontreiniging van de bodem hen kan worden aangerekend.

    Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder meer in haar uitspraak van 5 juli 1994, inzake no. G05.93.0562, heeft overwogen moet gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van Wet bodembescherming, worden aangenomen dat de wetgever met artikel 14, van de Wet bodembescherming heeft beoogd het ter zake bevoegde gezag, in afwachting van de op de artikelen 8 tot en met 13 van deze wet berustende algemene maatregelen van bestuur, in staat te stellen met bestuurlijke handhavingmaatregelen op te kunnen treden tegen bodemverontreinigende handelingen.

    Bij uitspraak van 24 oktober 1995, no. E03.94.1264, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat u, als bevoegd gezag van de verleende Wm-vergunning(en), tevens het tot handhaving van artikel 14 van de Wet bodembescherming bevoegde gezag bent.

    Uit vorenstaande is gebleken dat EPZ hun uit artikel 14, van de Wet bodembescherming, voortvloeiende verplichtingen jarenlang niet hebben nageleefd en dat u als bevoegd gezag jarenlang heeft verzuimd om daartegen met bestuurlijke handhavingsmaatregelen op te treden. Dit mag in geen geval leiden tot het niet multifunctioneel saneren van de veroorzaakte verontreinigingen. Daarmee zou door u, als bevoegd gezag ingevolge de Wet milieubeheer, namelijk het verontreinigen van bedrijventerreinen worden aangemoedigd.

    Vanwege het feit dat genoemde bodemverontreiniging grotendeels is ontstaan ten tijde dat u vanuit de Wet milieubeheer het bevoegde gezag was en het feit dat u heeft verzuimd om daartegen handhavend op te treden, bent u verplicht betreffend verzuim te herstellen en alsnog met bestuurlijke handhavingsmaatregelen daartegen op te treden. U, als bevoegd gezag, heeft op 22 november 1999 (onder zaaknummer CB 1048) de op 15 oktober 1999 ingekomen melding van REO B.V. gepubliceerd.

    Hieruit leiden wij af dat u voornemens bent om positief te beschikken op deze door REO B.V. gedane melding voor functiegericht saneren. Uw eerder genoemd verzuim om handhavend op te treden tegen genoemde bodemverontreinigde bedrijfsactiviteiten van de EPZ te Buggenum mag nooit worden afgewenteld op de toekomstige eigenaren en omwonenden van betreffende locatie. Het principe "de vervuiler betaalt" kan namelijk nooit afhankelijk gesteld worden van het wel of niet verzuimen van uw zijde om handhavend op te treden. Hiermede zou door uw toedoen rechtsongelijkheid in de hand worden gewerkt, die in strijd is met artikel 1 van de grondwet.

    Op grond van vorenstaande bent u bevoegd tegen deze overtreding vanuit het verleden op te treden; ook als de vervuiler intussen zijn milieuvergunning met uw toestemming heeft ingetrokken. Dit omdat u betreffend voormalig bedrijventerrein eerst had moeten laten onderzoeken op zijn multifunctionaliteit alvorens u tot intrekking van betreffende milieuvergunning had mogen besluiten. U bent bevoegd tegen de overtreding van de (voormalige) milieuvoorschriften op te treden door het krachtens artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht opleggen van een last onder dwangsom.

    Mede gelet op het feit dat u voornemens bent om op korte termijn op de op 15 oktober 1999 ingekomen melding van REO B.V. - zijnde een ander rechtspersoon dan de vervuiler-, positief te beschikken tot functionele sanering van het in geding zijnde bedrijventerrein, verzoeken wij u om EPZ te Buggenum (vervuiler) onder oplegging van een last onder dwangsom van f.1.000.000,- per dag met een maximum van f.100.000.000,-, - ingaande vanaf het moment u positief heeft beschikt op eerder genoemde ingekomen melding van REO B.V. -, te verplichten tot multifunctionele sanering van haar sterk verontreinigde bedrijventerrein

    De volmacht van cliënt vindt u bijgevoegd (bijlage).


      Hoogachtend,

      ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige Ecologisch Kennis Centrum BV
      Voor deze

      Ing. A.M.L. van Rooij,
      directeur.


    Website: http://www.sdnl.nl/ekc/ekc-gs48.htm

    Bijlage: 1 pagina volgt.