HOOFDSTUK
XVI. (blz. 96 - 100) Den
volgenden morgen stond ik op, eenigszins vroeger dan het ontbijtuur. Toen ik
beneden kwam, deed Edith de kamerdeur open, waar ik haar getroffen had op dewijze, die ik heb beschreven. ~ "O," zeide zij met
een lieve en schalksche uitdrukking in haar stem, "u dacht ongemerkt naar buiten
te komen om een van die ochtendwandelingen te maken, die u zoo goed bekomen. Maaru ziet, dat ik dezen keer vroeg ben opgestaan. Ik heb u aardig gesnapt." ~ "U verkleint het
effect van uw eigen geneesmiddel," antwoordde ik, "door te denken, dat zulk
een uitstapje nu ook nog kwade gevolgen zou hebben." ~ "Ik ben blijde dat tehooren," zeide zij. "Ik was bezig met bloemen te schikken voor
de ontbijttafel en ik meende, dat er iets van een vluchteling was in uw stap op
de trap." ~ "U doet mij onrecht,"hervatte ik, "ik was niet van plan uit te gaan." Ondanks hare poging om mij te doen gelooven, dat onze ontmoeting geheeltoevallig was, had ik toen een flauw vermoeden. wat ik naderhand vernam
de waarheid geweest te zijn, namelijk dat dit lieve meisje haar rol van mijne
beschermster zoo ver gedreven had, dat zij de laatste twee of drie ochtendenbuitengewoon vroeg was opgestaan, om te waken tegen de mogelijkheid, dat
ik alleen aan het dwalen ging en ik weer zou worden zooals den eersten keer. Ik
kreeg verlof om haar te helpen met de bloemen en volgde haar in het vertrek,waar zij uitgekomen was. ~ "Zijt gij zeker,"
vroeg zij, "dat die verschrikkelijke gevoelens van dien ochtend geheel achter denrug zijn?" ~ "Ik kan niet ontkennen,dat ik soms zeer zonderling te moede ben," antwoordde ik "oogenblikken
waarin ik niet goed weet, wie ik ben. Het zou onnatuurlijk zijn als ik somtijds
niet zoo iets ondervond na wat er gebeurd is, maar om er geheel door overweldigd
tew orden, zoo als dien morgen, dat, geloof ik, is niet meer te vreezen." ~ "Ik zal nooit vergeten,hoe u er toen uitzag," zeide zij ~ "AIs u enkel mijn
leven had gered," ging ik voort, "zou ik mogelijk woorden vinden om mijn
dankbaarheid uit te drukken, maar u hebt mijn verstand behouden, en er zijn geen
woorden, die mijn schuld aan u kunnen bevatten." Ik sprak met aandoening en hare oogen werden vochtig. ~ "Dat is te veel om te gelooven," hernam zij, "maar ik hoor het u tochgaarne zeggen; wat ik deed was maar weinig. Ik had erg met u te doen, dat weetik wel. Vader vindt, dat niets ons moet verhazen als het
wetenschappelijk verklaard kan worden, zooals ik mij verbeeld, dat in uw geval mogelijk is. Ikzou het niet hebben uitgehouden." ~ "Dat zoudt u zeker wel, als ereen engel gekomen was om u te steunen door haar medelijden, zooals er een bijmij kwam." Als mijn gezicht al de gevoelens had uitgedrukt. die ik met recht koesterde voordit lieve meisje, dat voor mij zulk een hemelsche verschijning was, dan moet
de uitdrukking toen zeer eerbiedig zijn geweest. Dit, of mijn woorden, of beide tezamen deden haar de oogen neerslaan met een bekoorlijk blozen. ~ "Eerst scheen het
ook onbeschrijfelijk vreemd," antwoordde Edith. "maar toen wij
ons in uw plaats begonnen te stellen, en te begrijpen, hoeveel wonderlijker het vooru moest lijken, geloof ik, dat wij ons eigen gevoel vrijwel vergaten, ten
minste dat deed ik. Het scheen toen minder vreemd dan merkwaardig en aandoenlijk." ~ "Maar dunkt het u soms niethoogst zonderling om met mij aan dezelfde tafel te zitten, als u bedenkt wie ikben?" ~ "U moet niet vergeten,"hervatte zij, "dat u voor ons niet zoo onbekend bent als wij voor u.
Wij behooren tot een toekomst, waarvan gij geen denkbeeld had, een geslacht,waarvan gij niets wist tot gij ons zaagt. Maar u behoort tot een geslacht
van onze voorouders. Wij weten alles van u af, vele van de namen zijn ons heel
familiaar. Wij hebben uw levensmanier en uwe gedachten bestudeerd, niets wat u
doet of zegt verbaast ons, terwijl alles wat wij zeggen of doen u verwondert.Zoo ziet U, Mijnheer West, dat, als u denkt, dat u op den duur aan ons
kunt wennen, u zult ondervinden, dat wij al dadelijk aan u niets vreemds hebben
gevonden." ~ "Zoo had ik er nog
niet over gedacht," antwoordde ik. "Er is veel waars in, wat u zegt. Iemand kangemakkelijker duizend jaar terug, dan vijftig jaar in de toekomst zien. Een
eeuw terug is zoover niet. Misschien heb ik uw overgrootouders gekend. Woonden zij
inBoston?" ~ "Ik geloof van wel." ~ "Weet u het niet zeker?" ~ "Ja. ik
geloof dat zij hier woonden, als ik mij niet vergis." ~ "Ik had in de stad
een massa kennissen," zeide ik, "Het is waarschijnlijk, dat ik hen gekend of tenminste van hen gehoord heb. Misschien heb ik ze heel goed gekend. Zou het
niet aardig zijn. als ik u alles over uw grootvader zou kunnen vertellen?" ~ "Heel aardig." ~ "Bent u genoeg op
de hoogte van uw geslachtsboom om te weten, wie uw voorouders in Boston waren?" ~ "O, zeker." ~ "Misschien kunt
u mij dan wel eens bij gelegenheid eenige van hun namen zeggen?" Zij was bezig een onwillig takje groen in orde te maken en antwoordde
niet dadelijk. Aan stappen op de trap was te hooren, dat de andere leden van het
huisgezin beneden kwamen. ~ "Misschien, bijgelegenheid," zeide zij. Na het ontbijt stelde Dr. Leete voor mij mede te nemen naar het centrale
pakhuis om de distributie van de goederen in werking te zien die Edith mij
beschreven had. Toen wij het huis verlieten, zeide ik: ~ "Het is
nu verscheidene dagen, dat ik bij u woon op een zeer zonderlingen voet, of
liever zonder eenige reden. Ik heb niet eerder over dezen kant van mijn positiegesproken, omdat er nog zooveel vreemdere kanten aan waren. Maar nu ik
eenigen grond onder mij ga gevoelen, en inzie dat ik hier blijven moet en doen wat
ik kan, nu moet ik u over deze zaak spreken." ~ "Wat uw verblijf in mijnhuis aangaat, antwoordde Dr. Leete, "ik verzoek u, het u daar niet lastig overte maken, want ik ben van plan u nog een heelen tijd te houden. Met al
uw bescheidenheid zult u niet kunnen loochenen, dat zulk een gast als gij zijt
een aanwinst is, waarvan men niet spoedig afstand doet." ~ "Ik dank u wel,"hernam ik. "Het zou werkelijk dwaas zijn als ik overgevoeligheid toonde in
het aannemen van gastvrijheid van iemand, aan wien ik verplicht ben, dat ik niet
meer het einde der wereld lig af te wachten in een levend graf. Maar als ik een
gewoon burger van dezen staat moet zijn, moet ik er iets te doen hebben. Nu zou
in mijn tijd iemand meer of minder in de wereld onopgemerkt blijven in den chaos
van menschen, en hij kon plaats maken voor zich zelf, waar hij verkoos, als hij
sterk genoeg was. Maar nu is iedereen een deel van 't geheel met een bepaalde
plaats en toch: Ik sta buiten het stelsel en zie niet, hoe ik er in zou kunnen
komen: de eenige weg is om er in geboren te worden of uit een soort
gelijkstelsel te worden overgeplaatst." Dr. Leete lachte hartelijk. ~ "Ik geef toe dat ons stelsel niet voorziet in gevallen zooals het uwe,maar gij ziet, dat niemand bedacht was op winsten voor de maatschappij
anders dan op de gewone manier, u behoeft overigens niet bang te zijn, dat wij u
mettertijd geen geschikte plaats zoowel als arbeid zullen kunnen verschaffen.Tot nog toe bent u alleen met de leden van mijn gezin in aanraking gebracht,maar u moet niet denken, dat ik uw geheim heb bewaard. Integendeel heeft
uw geval zelfs voor uw ontwaken en vooral sedert dien tijd, de hoogste
belangstelling van de natie gewekt. Wegens uw hachelijken zenuwachtigen staat,vond men het goed dat ik in het begin voor u zou zorgen en dat gij door mij
en mijn familie, eenige algemeene begrippen zoudt krijgen van de soort van
wereld waarin gij waart teruggekeerd, alvorens gij kennis zoudt maken met andere
ingezetenen. Wat betreft uw werkkring, daar kon geen twijfel over bestaan.Weinigen van ons hebben het in hun macht om zoo groot een dienst te bewijzen
aan de natie als gij zult kunnen doen, wanneer gij mijn dak verlaat, waaraan gij
echter nog lang niet moet denken." ~ "Wat zou ik bijmogelijkheid kunnen doen?" vroeg ik. "Misschien meent gij, dat ik
eenig beroep of eenige kunst of bepaalde bekwaamheid bezit. Ik verzeker u, dat ik erin 't geheel geen heb. Ik heb nooit een cent in mijn leven verdiend of een
uur gearbeid. Het eenige is, ik ben sterk en ik zou een gewoon werkman kunnen zijn,maar meer niet." ~ "Als dat de nuttigste taakwas, waaraan gij u in het belang van het algemeen kondt wijden, dan zoudt gij indat bedrijf even zeer geacht worden als in alle andere," antwoordde Dr. Leete",maar iets anders kunt gij zeker doen. Gij zijt natuurlijk de baas van al
onze geschiedkenners in kwesties betreffende den socialen toestand van het
laatste deel van de negentiende eeuw, voor ons een van de allerbelangrijkste
tijdvakken van de historie, en als gij na eenigen tijd genoeg op de hoogte zijt van
onze instellingen, en bereid ons een en ander van de vroegere te leeren, zult gij
een historischen leerstoel in een van onze scholen voor u beschikbaar vinden." ~ "Heel goed!Uitstekend," zeide ik, vrij wat verlicht door een zoo praktisch voorstelaangaande een zaak die mij begon te hinderen. "Als de menschen
werkelijk zooveel belang stellen In de negentiende eeuw, zal dat inderdaad een
aangewezen betrekking voor mij wezen. Met iets anders geloof ik niet, dat ik droog
brood zou kunnen verdienen, maar voor dien post kan ik in alle bescheidenheid
beweren eenige geschiktheid te bezitten."
|