Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


HOOFDSTUK XIV
(Blz.85- 90)

  Het raadsel werdopgehelderd toen wij op straat kwamen, want een dak was neergelaten, zoodat detrottoirs veranderd waren in droge en goed verlichte gangen, gevuld met dames enheeren in avondcostuum. Ook aan de hoeken was de straat op deze wijze beschut.Edith Leete, met wie ik liep, vernam met groote belangstelling. wat voor haarvolkomen nieuw bleek te zijn, dat met nat weer de straten van Boston in mijntijd onbe­gaanbaar waren. behalve voor menschen voorzien van regen schermen,laarzen en dikke kleeren.
~"Waren er in 't geheel geen bedekkingen van de trot­toirs?" vroeg zij.
~  "Men had er wel," zeide ikhaar, "maar verspreid en on­systematisch, omdat zij aan particulierenbehoorden." Zij deelde mij mee, dat tegenwoordig alle straten beschut werdentegen slecht weer op de manier die ik zag, het dak werd weggeruimd als het nietnoodig was. Zij gaf te kennen, dat het een groote domheid zou gevonden worden,de handelingen van de menschen door het weer te laten verstoren.
Dr. Leete, die voor ons uit wandelde. hoorde een gedeelte van onsgesprek en wendde zich tot mij om te zeggen, dat het onderscheid tusschen deeeuw van het individualisme en die van samenwerking, aardig gekenmerkt werd doorhet feit, dat in de negentiende eeuw de menschen in Boston als het regende, driehonderd duizend parapluies opstaken boven even zoovele hoofden en in detwintigste men er een houdt boven alle hoofden.

Terwijl wij verder gingen, zeideEdith: "Die eigen parapluie is de geliefkoosde vergelijking van vader, als hijwil aanduiden de oude manier, toen iedereen leefde voor zich en zijn gezin. Eris een negentiende-eeuwsche schilderij in het museum, met een massa menschen inden regen, waarvan ieder zijn parapluie houdt boven zich zelf en zijn vrouw enden drup aan zijn buur­man geeft; hij beweert dat dit een satyre is op uwtijd."
Wij kwamen nu in een groot gebouw, waar veel menschen binnengingen. Ik kon dengevel niet zien wegens de bedekking, maar als die overeenkwam met het inwendige,dat nog mooier was dan de winkel dien ik den vorigen dag had bezocht, zou hijprachtig geweest zijn. Ik hoorde, dat vooral de gebeeldhouwde groep boven deningang bewonderenswaardig was. Een groot­sche trap opgaande, liepen wij eeneind door een breede gang met vele deuren. Een van deze deuren, waarop de naamvan mijn gastheer stond, gingen wij binnen, en ik bevond mij in een fraaieetvertrek met een tafel voor vier personen gedekt. De ramen zagen uit op eenbinnenplaats, waar een fontein haar hooge stralen opwierp en een opwekkendemuziek vulde de lucht.
~    "U schijnt hierthuis," zeide ik, toen wij gezeten waren en Dr. Leete een belknop bewoog.
~   "Dit is werkelijk eengedeelte van ons huis, alleen wat ver­wijderd van het overige deel,"antwoordde hij. "Elk gezin in de buurt heeft in dit groote gebouw een elgenkamer voor zijn uitsluitend en voortdurend gebruik tegen een kleine jaarlijkschehuur. Voor toevallige gasten en afzonderlijke personen is er ge­legenheid opeene andere verdieping. Als wij hier denken te eten, sturen wij een boodschapden vorigen avond en kiezen iets uit van de markt, naar de opgaven in dekranten. De maaltijd is even duur of goedkoop als wij verkiezen, ofschoon allesnatuurlijk veel goedkooper en beter is dan als wij het thuis zouden klaar maken.Er is werkelijk niets, waar de menschen meer belang in stellen dan in hethuishoudelijk werk en het koken dat er voor hen gedaan wordt, en wij zijneenigszins trotsch op het succes, dat deze dienst heeft behaald. 0, mijnheerWest, andere zaken in uwe beschouwing waren zonder twijfel enistiger, maar ikkan begrijpen, dat niets zoo zeer op uw humeur gewerkt heeft als het slechteeten, natuurlijk met uitzondering van de rijken."
zei; "Niemand van ons,die u dat tegengesproken zou hebben,"zeide ik. De bediende, een goed uitziende jonge man, kwam binnen: hij droeg een uniform,dat van een weinig in het oog vallend herkenningsteeken voorzien was. Ik nam hemnauwkeurig op, daar het den eersten keer was, dat ik gelegenheid had om vannabij de houding van een van de actieve leden van het arbeidsleger tebestudeeren. Ik had gehoord, dat deze jonge man zeer beschaafd was en in alleopzichten de gelijke van hen, die hij bediende. Maar het was duidelijk, dat aangeen der beide kanten de toestand eenigszins onaangenaam gevonden werd. Dr.Leete sprak met hem, zooals natuurlijk ieder fatsoenlijk man zou doen, zondereenige familiariteit, maar tevens volstrekt niet uit de hoogte, terwijl demanieren van den bediende iemand aanduid den, die begeert het werk, waar hijvoor staat, te verrichten, bescheiden en zonder omslag. Men zou zeggen, dehouding van een soldaat op post, maar zonder militaire stijfheid. Toen hij dekamer uit was, zeide ik ~ "Ik ben stom van verbazing, dat een jongmensch alshij zoo tevreden is in een knechtsbetrekking."
~    "Wat is dat,knechts-betrekking, ik heb dat woord nooit gehoord?" vroeg Edith.
~   "Het is een verouderdwoord," hervatte haar vader. "Als ik het wel versta, werd het gezegd van depositie van personen, die bijzonder onaangename of lastige dingen deden vooranderen en er werd een vernederende beteekenis aan gehecht. Was het zoo niet,mijnheer West?"
~   "Ja," zeide ik",ongeveer. Persoonlijke ondergeschiktheid, zooals tafeldienen, noemde menknechtswerk en dat werd zoo verachtelijk gevonden. dat in mijn tijd menschen vanbescha­ving en ontwikkeling liever gebrek leden, dan zich daartoe teverlagen."
~   "Wat een wonderlijk enonnatuurlijk denkbeeld!" riep mevrouw Leete op een toon van verbazing.
~   "En toch moesten diediensten verricht worden," zeide Edith.
~  "Natuurlijk," antwoordde ik;"maar wij belastten er de armen mede en zij hadden geen andere keus."
~   "En dus verzwaardet gijhun lasten nog met uwe ver­achting," sprak Dr. Leete.
~  "Dat begrijp ik niet goed."zeide Edith. "Meent U, dat gij menschen dingen liet doen, waarvoor gij henverachttet, of dat gij diensten aannaamt, die gij onwillig zoudt geweest zijnterug te geven? Dat kunt u toch niet meenen, mijnheer West?"
Ik moest wel zeggen dat het net zoo was als zij dacht. Dr. Leete kwam mijgelukkig te hulp.
~   "Om de verwondering vanEdith te begrijpen," zeide hij, "moet gij weten, dat het tegenwoordig eenzedelijk axioma is. dat diensten aan te nemen die men niet zou willenverrichten, als het noodig ware, gelijk staat met geldleenen met de bedoelinghet niet terug te betalen, terwijl zulk een dienst te gelasten door de armoedeof de afhankelijkheid van iemand te misbruiken, een aanslag zou zijn alsgewelddadige berooving. Het ergste van eenig stelsel, dat de menschen verdeelt,of toelaat dat zij verdeeld worden in klassen en kasten, is. dat daardoor hetgevoel van algemeene menschelijkheid wordt verzwakt. Ongelijke verdeeling vanrijkdom, en nog erger, ongelijke kansen in opvoeding en beschaving, splitsten demenschen van uw tijd in klassen, die in veel opzichten elkaar beschouwden alsafzonderlijke rassen. Er is werkelijk zulk een groot onderscheid niet tusschenonze en uwe manier van denken over deze dienstkwestie. Dames en heeren van denbeschaafden stand zouden vroeger ook niet hebben toegelaten dat menschen vanhunne soort hun diensten hadden bewezen, dat zij beneden zich zouden geachthebben om wederkeerig te verrichten; evenmin als wij dat nu van iemand aannemen.De armen en de onbeschaafden hielden zij evenwel voor een ander soort vanwezens. Gelijke welvaart en gelijke aanspraak op ontwikkeling, die alle menschenthans genieten, hebben ons eenvoudig gemaakt tot leden van ééne klasse, dieovereenkomt met de meest bevoorrechte klasse bij u. Voordat deze voorwaarde vangelijkheid verwezenlijkt was, kon nooit het denkbeeld van broederschap onder demenschen geworden zijn de feitelijke overtuiging en de praktische grondslag vanonze daden. zooals thans het geval is. In uwe dagen gebruikte men dezelfdewoorden, maar alleen als woorden.
~   "Zijn de bedienden dan ookvrijwilligers?''vroeg ik.
~  "Neen," antwoordde Dr. Leete."Dat zijn jongelieden van de eerste jaren uit het leger, die beschikbaar zijnvoor alle soorten van arbeid, die geen bijzondere bekwaamheid vereischen. Tafe!ldienenhoort daar bij, en elke rekruut doet daar korten tijd aan mede. Ik heb zelf hierbediend ruim veertig jaar geleden, u moet nooit vergeten, dat er geenonderscheid wordt gemaakt in de waardigheid van eenige bezigheid, die de natievoorschrijft. Nie­mand beschouwt zich hier of wordt door anderen beschouwd alsde knecht van hem dien hij bedient, hij is de knecht van de natie. Er is geenverschil tusschen het werk van dezen jongen man en het werk van iemand anders.De omstandigheid dat hij huis­houdelijken arbeid verricht, is voor onzezienswijze onverschillig. Zoo is het ook met den arbeid van den geneesheer. Ikzou even weinig verwachten, dat onze bediende op mij neerzag omdat ik hem alsdokter behandelde, als ik op hem neerzie voor wat hij doet."
Na het eten liet mijn gastheer mij het gebouw zien, waarvan de uitgestrektheid,de prachtige bouworde en de rijkdom der ver­siering mij verbaasden. Het scheenniet enkel een restauratie te zijn, maar tevens een groot uitspanningslokaal eneen plaats van samenkomst voor de buurt, voorzien van alle inrichtingen voorvermaak en uitspanning. ~   "Gijvindt hier toegelicht," zeide Dr. Leete, toen ik mijn bewondering te kennenhad gegeven,  "wat ik u verhaaldein ons eerste gesprek betreffende de pracht van ons openbaar en ge­zamenlijkleven, vergeleken bij den eenvoud van ons huiselijk en bijzonder leven, en hetonderscheid, in dit opzicht, tusschen de 19e en de 20e eeuw. Om ons onnoodigenomslag te besparen hebben wij thuis alles zoo beknopt ingericht als met hetgemak bestaanbaar is, maar de gezellige helft van ons leven is zoo ver­fraaiden zoo weelderig, als de wereld nog niet gekend had. Alle gilden van arbeid enwetenschap hebben vereenigings-gebouwen, zoo uitgebreid als dit, zoowel alsbuitenverblijven, berg-hotels en zee-villa's voor sport en uitspanning in devacanties."

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting