Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


              HOOFDSTUK 37.

Het overgangstijdperk.

"Het is tamelijk laat, maar ik zou u toch zo graag nog het een en ander over de Omwenteling willen vragen. Na alles wat ik er over heb gehoord is het me nog steeds een raadsel, met welke praktische middelen men het privé kapitalisme door openbaar kapitalisme heeft kunnen vervangen, zonder hevige schokken teweeg te ­brengen. In mijn tijd waren er ingenieurs, knap genoeg om grote ge­bouwen van één plaats naar een andere te brengen. Terwij1 dit ge­beurde, bleven deze stevig rechtop staan, zodat de bewoners in geen enkel opzicht werden gestoord, zelf niet in hun huiselijke bezigheden. Een soortgelijk probleem, maar veel en veel groter en samengestel­der, moet zijn ontstaan, toen er een verandering werd gebracht in de hele opzet van productie en distributie, die noodzakelijk een hele omkeer bracht in ieders bezigheid en onderhoud. Deze wijziging moest teweeg worden gebracht, zonder in die tussentijd de wer­king te storen van de verschillende delen van de economische in­richting, waarvan het levensonderhoud der mensen van dag tot dag afhing. 1k ben buitengewoon benieuwd, hoe men dat heeft kunnen klaarspelen."
"Wat je daar vraagt," antwoordde de dokter, "weerspiegelt de gedachtengang van velen gedurende de omwentelingsperiode en droeg er niet weinig toe bij, het privé kapitalisme te blijven dulden on­danks de stijgende verontwaardiging over de daaruit voortvloeiende ongerechtigheden. Een volkomen verandering van het economische systeem, scheen hun evenals jou zo'n kolossale en ingewikkelde onderneming toe, dat zelfs velen, die vurig naar een nieuwe orde verlangden en zeer zeker aan de mogelijkheid ervan geloofden, als deze eenmaal tot stand zou zijn gebracht, terugdeinsden voor de grote verwarring en moeilijkheden. die het overgangstijdperk, zo­als zij vreesden, met zich zou meebrengen. Natuurlijk trokken de kapitalisten en hun voorvechters daarvan sterk partij. Zij plaagden de hervormers niet weinig door van hen te verlangen, dat ze nu maar eens de sociale middelen moesten noemen, die zij zouden toe­passen, als zij het bestaande systeem wilden vervangen door een genationaliseerd plan van industrie, beheerd in het gelijke belang van allen.
"Een groep weigerde, om een bepaald programma samen te stellen of aan te bieden, voordat de Omwenteling ten einde was en met deze opbouw zou kunnen worden begonnen. Zij was van oor­deel, dat de omstandigheden dan vanzelf de weg zouden wijzen, die begaan moest worden en dat het dwaas en ijdel zou zijn, om onvoorziene gebeurtenissen te bespreken, voordat deze er waren. Maar een goed generaal maakt plannen en neemt voorzorgsmaat­regelen voor alle mogelijke gebeurtenissen. Zijn plannen zijn na­tuurlijk onderhevig aan grondige veranderingen of zelfs algehele intrekking, al naar de omstandigheden dat noodzakelijk maken. Maar een voorlopig plan moet hij hebben. Het standpunt van deze groep kon daarom geen voldoening schenken en zolang er geen beter plan kon worden gemaakt. zag een wijfelende en be­houdende gemeenschap wantrouwend naar de maatregelen der omwentelingsbeweging.
"Verscheidene groepen van hervormers hadden bepaalde ontwer­pen vastgesteld, omdat ze zich bewust waren, dat iets als een plan de campagne nodig was. Sommigen van hun beweerden, dat de vakverenigingen zich misschien krachtig genoeg zouden ontwikke­len, om de grote bedrijven te controleren, hun eigen gekozen leiders in de plaats te stellen van de kapitalisten en dan een soort van bond van vakverenigingen te vormen. Als dat mogelijk was geweest, zou er in ruimen zin genomen een systeem van groeps­kapitalisten zijn ontstaan, even verdelend en antisociaal als het privékapitalisme zelf en veel gevaarlijker voor de openbare orde. Over dit plan word later weinig gehoord. daar het bleek, dat de groei en taak van de vakverenigingen zeer beperkt waren.
'Een andere groep meende de oplossing te vinden, door een groot aantal vrijwillige kolonies op te richten, die coöperatief ge­organiseerd waren en. als ze slaagden, door anderen zouden worden nagevolgd. Als nu het grootste gedeelte van de bevolking in die kolonies was opgenomen, zouden zij ten slotte, zo was de gedachte, tot een grote gemeenschap samensmelten. Vele nobele en geest­driftige zielen spanden zich met al hun krachten daarvoor in en de talrijke koloniën, die in de Verenigde Staten gedurende het omwentelingstijdperk waren opgericht, gaven duidelijk te kennen dat de harten van de mensen zich naar een betere sociale orde keerden. Dergelijke experimenten konden echter niet tot iets leiden. Economisch stonden zij zwak. Hun reden van bestaan berustte op de gevoelens van zonderlinge ofschoon waardige mensen, en zij waren te midden van een vijandige omgeving, die gebruik maakte van de bestaande orde en de voorvechters daarvan genoten. Het was nauwelijks mogelijk, dat zulke ondernemingen tot enig praktisch resultaat konden komen of ze zouden de leiding moeten hebben van buitengewone mensen onder buitengewone omstandigheden.
"Nog een andere groep hield het er voor, dat de betere sociale orde zich lang-zamerhand uit de oude moest ontwikkelen, als re­sultaat van een onbepaalde reeks van menselijke wetten, zoals bedrijfswetten, wetten voor kortere werktijden, ouderdomspensioenen, verbeterde woonkazernes, het neerhalen van sloppen en ik weet niet hoeveel andere remedies voor de speciale fouten, die het gevolg waren van het systeem van het privé kapitalisme. Deze goede mensen redeneerden zó, dat het als ooit al de slechte gevolgen van het kapitalisme zouden zijn afgeschaft, het tijd genoeg was om het kapitalisme af te schaffen, hetgeen dan betrekkelijk gemakkelijk zou gaan. Dat wil dus zeggen, dat er, nadat men alle rotte vruchten van een slechten boom een voor een met de hand van de takken had geplukt, er nog tijd genoeg zou zijn, de boom omver te halen. Natuurlijk was het voor de hand liggende bezwaar tegen dit plan, dat zolang die boom bleef staan, voor elke slechte vrucht waarschijnlijk een andere slechte vrucht zou groeien, zodra de eerste was geplukt. De verschillende hervormingsmaatregelen, die door deze hervormers werden voorgesteld, waren uitstekend en menselijk, doch zij waren te veroordelen als aangeprezen af­doend middel om zich te bevrijden van het kapitalisme. Zij boden daarvoor zelfs niet de mogelijkheid en konden evengoed het kapi­talisme helpen een langere levensduur te verkrijgen door het een beetje minder afschuwelijk te maken. Er was zelfs een periode, nadat de omwentelingsbeweging vaste voet had gekregen, dat oordeelkundige leiders enigszins vreesden, dat dergelijke maat­regelen van het vooropgeste1de doel zouden afleiden en men de krachten zou verspillen aan zulke lapwerkhervormingen.
"Maar je hebt me gevraagd, volgens welk plan de omwentelings­beweging, toen ze eindelijk de macht in handen kregen, te werk zijn gegaan om het privé kapitalisme af te schaffen. Het was waarlijk een prachtig voorbeeld van een militaire manoeuvre, die men in de geschiedenis van het oorlogswezen "in de flank aanvallen" placht te noemen. Nu is in de flank aanvallen een manoeuvre, die in plaats van de tegenstander direct van voren aan te vallen, langs het leger van de vijand trekt om hem van ter zijde te dwingen, zijn standplaats te verlaten. Door deze krijgsmethode toe te passen, hebben de hervormers de eindstrijd met de kapitalisten gestreden.
"De kapitalisten hadden stellig verwacht, dat zij direct zouden worden aangevallen door op grote schaal beslaglegging en in bezit­neming van hun eigendommen. Dat was helemaal niet het geval, ofschoon ten slotte toch natuurlijk de particuliere productiemiddelen door gemeenschappelijk eigendom werden vervangen, gebeurde dit eerst nadat het hele systeem van het privé kapitalisme in elkaar was gezakt, maar niet door het omver te werpen. Om nog eens terug te komen op het strategische voorbeeld, heeft het omwentelingsleger niet direct de vesting aangevallen van het kapitalisme, maar is het zo te werk gegaan, dat het onhoudbaar werd en men tot de ont­ruiming werd gedwongen."
"Natuurlijk zul je begrijpen, dat deze strategische handeling niet de bedoeling had, de rechten van de kapitalisten te ontzien. Want reeds lang had men het volk geleerd, het privé kapitalisme als de bron en de som van al het kwaad te beschouwen en de mensen werden er van overtuigd, dat elke dag, dat het langer werd geduld, een doodzonde was. De manoeuvre van een indirecte aanval, die de hervormers volgden, werd alleen toegepast in het belang van het gehele volk, om ernstige verwarring in het economisch systeem gedurende de overgang van de oude naar de nieuwe orde zoveel mogelijk te vermijden. "En nu, om niet langer beeldspraak te gebruiken, zal ik in klare woorden vertellen, wat er werd gedaan, tenminste voor zover ik het me herinner 1k heb geen speciale studie van dat tijdperk gemaakt sedert ik college liep en je zult waarschijnlijk, als je er de geschiedenis op na leest, vinden, dat ik me dikwijls in de bijzonderheden van wat er voorviel heb vergist. 1k zal alleen proberen je zo goed ik het me herinner een algemene indruk te geven van het verloop van de gebeurtenissen. 1k heb al gezegd, dat de eerste stap in het plan van staatsbemoeiing door de tegenstanders van het privé kapitalisme was, het volk te bewegen om verschillende zo goed als openbare diensten onder stedelijk en staatsbeheer te brengen, zoals water­leiding, verlichting, veerrechten, plaatselijke treinen, telegraaf en telefoonsysteem, het algemene spoorwegnet, de kolenmijnen, de pe­troleumproduktie en de handel in bedwelmende dranken. Daar dit soort bedrijven het karakter had van een monopolie, heeft het publiek beheer er over niet onmiddellijk het systeem van productie en distributie aangetast, zodat zelfs de weifelenden en behoudenden deze maatregel zonder vrees hebben tegemoet gezien. Deze hele groep van natuurlijke en wettige monopolies kon werkelijk onder openbaar beheer komen, zonder dat het een aanslag op het systeem van het privé kapitalisme met zich mee bracht. Niet alleen was dit een feit, maar zelfs als deze bedrijven zonder winst werkten, zou toch het voordeel, dat de gemeenschap er van had, onmiddellijk worden opgeslokt door de verlaging van lonen en prijzen als gevolg van de gewetenloze handelwijze van het concurrerende winstsysteem.
"Het was daarom hoofdzakelijk als middel voor een toekomstig doel, dat de tegenstanders van het kapitalisme het openbare beheer van deze bedrijven begunstigden. Eén van die toekomstige doelein­den was het volk de hogere eenvoud, de doeltreffendheid en de menselijkheid van het openbaar beheer van economische onderne­mingen te tonen. Maar het hoofddoel van het gedeeltelijk onder openbaar beheer brengen van bedrijven diende, om een groep werk­nemers te vormen, groot genoeg voor een kern van verbruikers als de regering een algemeen systeem zou instellen van productie en distributie zonder winstbejag. De tewerkgestelden bij de spoor­wegen onder openbaar beheer telden bijna een miljoen en met de van hen afhankelijke vrouwen en kinderen vertegenwoordigden zij vier miljoen mensen. En zij, die bij de bijkomstige bedrijven van de spoorwegen werkzaam waren, zoals kolenmijnen, ijzermijnen en andere instellingen, die ook onder openbaar beheer stonden, met hen, die bij het telegraaf- en telefoonsysteem werkzaam waren, telden met hun huisgezinnen honderdduizenden personen meer. Ook vroeger waren er in openbaren dienst ± 250.000 ambtenaren en bij leger en vloot dienden er 50.000. Deze groepen met hun huisgezinnen telden waarschijnlijk ook een miljoen. Voeg nu bij hen de werkers bij de spoorwegen, mijnen, telegraaf- en telefoonbedrijven, dan ver­tegenwoordigden ze tezamen ± vijf miljoen zielen, die van de staat afhankelijk waren. Bovendien waren er nog, die in staat- en gemeentedienst waren vanaf de gouverneurs der staten tot de straatvegers toe.
Magazijnen voor hen, die in openbaren dienst waren.
"Toen de omwentelingsbeweging aan de macht kwam en de meer­derheid van het volk haar de taak oplegde, het nieuwe systeem in te voeren, was de eerste stap, die zij ondernam, in alle belangrijke centra magazijnen op te richten voor allen, die in openbare dienst waren en waarin deze zich alle levensmiddelen en weeldeartikelen, die zij vroeger in de bestaande winkels kochten, konden aanschaffen tegen prijzen, die slechts de onkosten inhielden. Dit idee was eigenlijk helemaal niets bijzonders daar zij al te dele in Amerika en Enge­land bestond. Het was daar n.l. de gewoonte, dat de overheid voor hen, die bij leger en vloot dienden, over magazijnen beschikten, waar alle artikelen van de beste kwaliteit waren en tegen inkoopsprijs werden verkocht. Die artikelen waren spreekwoordelijk goedkoop en van goede kwaliteit vergeleken met alles, wat ergens anders kon wor­den gekocht. De burgers benijdden de militairen niet weinig, dat deze zich dergelijke goederen konden aanschaffen, terwijl zij aan de genade van de vervalsende en winstzoekende winkeliers waren overgeleverd. De staatsmagazijnen, die nu door de regering werden opgericht, waren zo volmaakt, als ze vroeger nooit waren en thans bestemd om de gehele bevolking van een gedeelte van het land te voorzien.
"In het begin werden de goederen noodzakelijkerwijze door de regering van de privé kapitalisten: voortbrengers en importeurs, gekocht. Daardoor werd ten behoeve van de door de staat aange­stelde werkers, gespaard op de winsten van tussenhandelaars en kleinhandelaars, en konden ze de goederen voor de helft of twee derde van den prijs kopen, die zij anders zouden hebben betaald met de waarborg bovendien, dat de regering er voor had gezorgd, dat alles van de beste kwaliteit zou zijn. Maar deze wezenlijke voor­rechten waren slechts een voorsmaak van wat er zou gebeuren, als de regering de zelfstandige taak van het produceren bij die van het distribueren zou voegen. De regering toog daarom onmiddellijk aan bet werk om zelf goederen voort te brengen, in plaats hen van de kapitalisten te kopen.
"Voor dat doel werden grote voedsel-, katoen- en boerenbedrijven gevestigd in alle delen van het land en ontelbare werkplaatsen en fabrieken opgericht, zodat de regering niet alleen het oorspronke­lijke vijf miljoen mensen in dienst had, maar in toenemende mate ook boeren, handwerkslieden en allerlei arbeiders in dienst kreeg.
Deze verkregen natuurlijk ook het recht om in de publieke magazij­nen te kopen, zodat deze al snel moesten worden uitgebreid. De kopers in de publieke magazijnen bespaarden nu niet alleen de winsten van tussen- en kleinhandelaars, maar ook die van fabri­kanten, producenten en importeurs.
"Niet alleen zorgde de regering, dat zij, die in de openbare dienst werkzaam waren, a1le soorten van verbruiksartikelen billijk konden verkrijgen, maar ook werden door haar allerlei noodzake­lijke diensten als koken, wassen en huishoudelijk werk voor hen ter hand genomen. Natuurlijk moesten alleen de onkosten worden betaald. Het gevolg was, dat de openbare werker naar keuze, thuis of in restaurants kon eten van het beste voedsel, dat uitstekend werd klaargemaakt, grote verscheidenheid bood en goedkoper was dan men zelf kon bereiden."
"Hoe kwam de regering in het bezit van de landerijen en fabrie­ken, die ze nodig had?" vroeg ik. "En wat de fabrieken betreft moest ze die bouwen of van de eigenaren kopen?"
"Ze had de landerijen kunnen kopen en de fabrieken kunnen bouwen zonder het welslagen van haar plan te storen. Maar dat be­hoefde gewoonlijk niet. De miljoenen boeren waren maar al te blij, hun boerderijen aan de openbare dienst over te doen en verder te blijven bewerken, omdat ze daardoor bestaanszekerheid voor zichzelf en de hunnen konden verkrijgen. De regering legde verder beslag op het ongebruikte land, dat voor het beoogde doel kon dienen, terwijl de belastingschuld aan de eigenaars werd kwijtgescholden.
"Zo ongeveer ging het ook met de fabrieken en werkplaatsen, die het nationale systeem nodig had. Ze stonden bij duizenden ver­laten in alle delen van het land te midden van een hongerende be­volking van werklozen. Wanneer deze installaties aan de behoef­ten van de regering voldeden, werden ze onteigend en aan de gang gebracht, terwijl de vroegere arbeiders aan het werk werden gezet. In de meeste gevallen waren de vroegere opzichters en meesterknechts evenals het grootste gedeelte van de arbeiders blij, hun oude plaat­sen weer in te nemen, thans met de overheid als werkgeefster. De bezitters van dergelijke installaties kregen, als ik me wel herinner, een kleine vergoeding voor het in gebruik nemen van hun eigen­dom, zo ongeveer als een lage rente van de opbrengst, tot de tijd zou komen, dat de nieuwe orde gevestigd zou zijn en de overheid ervoor borg zou staan, dat alle burgers gelijke inkomsten zouden hebben. En niemand twijfelde eraan, dat dit spoedig zou gebeuren, als resultaat van de loop der gebeurtenissen. De bezitters, die dit ook verwachtten, waren maar al te blij, dat ze iets kregen voor het gebruik, dat men maakte van hun verlaten installaties.
De fabrieken vormden niet het enige ongebruikte kapitaal, dat de regering op dergelijke voorwaarden overnam. Zij had behoefte aan grote hoeveelheden goederen, die moesten worden ingevoerd, om de publieke magazijnen aan te vullen en voor dat doel onteigende de regering evenzo, om geen winst aan de kapitalisten te betalen, de ongebruikte schepen en pakhuizen en wat zij verder nodig had, teneinde handel te drijven met het buitenland en ruilde zij de producten van haar nijverheid voor de nodige goederen uit het buiten­land. Vissersvloten, die de nationale vlag hadden gehesen, brach­ten de opbrengst van de zeeën binnen. Deze vredesvloten waren spoedig groter in aantal dan de oorlogsschepen, die vroeger uit­sluitend nationale diensten hadden verricht. Op deze vloten was de matroos geen slaaf meer.
Hoe het geld zijn waarde verloor.
"En nu moet je nog op een andere zijde letten van de uitwerking van de publieke magazijnen, n.l. dat het geld door de wijze, waarop de magazijnen werden geëxploiteerd, in onbruik geraakte. Gewoon geld werd n.l. niet meer in betaling aangenomen, maar een soort van bewijs van storting, dat na gebruik werd afgestempeld. Deze bewijzen waren voor een bepaalden tijd geldig. Aangezien de regering die bewijzen alleen uitkeerde aan werkers, die door de staat waren aangesteld, en ze in de publieke magazijnen werden ontvangen van ieder, die hen aanbood, zorgde ervoor, dat de som van zulke bewijzen het totaal bedrag van de lonen niet te boven ging. Alleen zij, die door de overheid waren aangesteld, hadden het recht om het geld, dat zij ontvingen, in te ruilen voor de waarde van zulke bewijzen van storting. De bewijzen werden dus a.h.w. gangbare muntbil­jetten, die vier en vijfhonderd procent meer waarde vertegenwoor­digden dan het geld, waarmede men de hooggeprijsde en vaak ver­valste goederen in de particuliere magazijnen van de kapitalisten kon kopen. Dat was dus een groot voordeel. Goud, dat door de kapitalisten als het eeuwige en hoge zinnebeeld van rijkdom was aangebeden, werd in de publieke maga­zijnen evenmin als zilver, koper of papiergeld in be­taling aangenomen. De mensen, die goede waar wilden hebben, waren gelukkig, als zij iemand konden vinden, die dwaas genoeg was, drie of vier gouddollars te ontvangen voor een bewijs van stor­ting van één dollar waarde.
"De uitwerking van het feit, dat het geld door deze verpletterend verminderde koopkracht geen aftrek meer had op de markt, nam nog meer toe, door het feitelijk in onbruik geraken van het geld bij het zich steeds uitbreidende deel van de bevolking, dat in open­baren dienst kwam. De vraag naar geld was verder nog meer verminderd, omdat er niemand was, die het nu wilde lenen, om zaken uit te breiden, aangezien het veld van onderneming, dat voor het pri­vé kapitalisme open stond, met het uur kromp en, naar het zich liet aanzien, bestemd was spoedig te verdwijnen. Ook wenste niemand het geld te sparen, want het werd iedere dag duidelijker, dat het weldra waardeloos zou worden. 1k heb zoëven gezegd, dat het bewijs van storting voor de publieke magazijnen vele malen meer waarde had dan gewoon geld, maar dat was alleen in het eerste stadium van het overgangstijdperk. Ten slotte zou de waarde ervan in vergelijking met gewoon geld duizelingwekkend hoog zijn tot tenslotte het geld absoluut verdween en als koopkracht niet meer was te gebruiken.
"Als je je een denkbeeld zou willen vormen van de volkomen in­eenstorting van het gehele geldsysteem met zijn maatstaven en in­vloeden op menselijke ver- houdingen en toestanden, dan moet je je alleen maar voorstellen, welke uitwerking in jouw dagen op de belangen en verhoudingen zekere aankondigingen, dat de wereld binnen enkele weken of maanden of hoogstens binnen een maand zou vergaan, absoluut zouden hebben gehad. In dit geval zou de wereld niet vergaan, maar verjongd worden en op een oneindig hoger, ge­lukkiger en gezonder plan komen te staan van evolutie. Maar wat het geldsysteem betrof en alles wat daaraan verbonden was, stond het gelijk aan het vergaan van een wereld. Want de nieuwe wereld zou geen gebruik meer maken van geld, noch zou het meer de maat­staf zijn voor menselijke rechten en verhoudingen."
  "Ik geloof, dat, toen het geld waardeloos werd, de binnengekomen belastinggelden de regering in geen enkel opzicht konden steunen."
"Belastingen," antwoordde de dokter, "vormden een bijomstandig­heid van het privé kapitalisme en verdwenen daarmede tegelijk. Het gebruik, dat de regering ervan maakte, was om hen, die in dienst van de overheid waren, onder het geldsysteem te bezoldigen. Naar mate het volk door de regering collectief werd georganiseerd en de arbeid zo werd geregeld, dat het algemeen welzijn er mee was gebaat, waren geen belastinggelden meer nodig, evenmin als er in andere gevallen geld nodig was. De belastingen verdwenen, toen de Omwenteling het hoogtepunt had bereikt. Naar gelang het kapitaal en de arbeid van het volk voor publieke doeleinden was geregeld, werd de belastingdienst stopgezet."
Hoe het overige deel van de bevolking toetrad.
"Het komt me voor, dat toen wel de tijd moest zijn gekomen, als het niet al eerder was, dat het volk, dat niet in openbaren dienst was, er sterk op begon aan te dringen, eveneens te worden
aangesteld, teneinde al die goede dingen mee te genieten." "Natuurlijk was dat zo," antwoordde de dokter, "en dat werd juist verwacht. Het was de bedoeling, dat de regering dat zou doen, zodra het genationaliseerde systeem van productie en distributie in volle gang zou zijn. De reeds eerder aangestelde werkers dienden slechts als een geschikte kern van verbruikers, die men begon te voorzien zonder ondertussen meer dan noodzakelijk het evenwicht van de goederenmarkt te storen. Zodra het systeem in werking was, begon de regering allen, die zich aanmeldden, in staatsdienst te nemen en hield zij zich niet langer beperkt tot een uitgezocht aantal werkers. Van die tijd af traden dagelijks tien tot vijftien duizend "rekruten" toe, om dienst te nemen in het industriële leger, totdat binnen korte tijd het gehele volk in openbaren dienst was."
"Het sprak vanzelf, dat iedereen, die een bezigheid had of een beroep uitoefende, in zijn werkkring bleef; de arbeidsbeurzen, die toen reeds voorkwamen, regelden de rest. Later, als alles glad ver­liep, zou het tijd genoeg zijn voor het aanbrengen van de gewenste veranderingen en selecties.
"Natuurlijk," zei ik, "werden de werklieden toen het plan van openbare tewerkstelling tot uitvoering kwam, het eerst in het systeem opgenomen, terwijl de rijken en welgestelden zich het langst afzijdig

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting