HOOFDSTUK 34. Hoe de Omwenteling begon


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


    HOOFDSTUK  34.

Hoe de Omwenteling begon.

Hoe ik er over dacht, vanavond een theatervoorstelling bij te wonen, was de vraag, waarmede Edith me tegemoet trad, toen we thuis kwamen. Het scheen, dat in die middag een beroemd historisch drama van de grote omwenteling in Honolulu zou worden gegeven. Ze dacht, dat ik wel zin zou hebben het te zien.
"Je moet het heus gaan zien," zei ze, "want de voorstelling van het stuk is een soort compliment aan jouw adres, aangezien het weer eens wordt opgevoerd, om te beantwoorden aan de publieke belangstelling in de geschiedenis van de Omwenteling, die jij hebt opgewekt".
Niets zou me aangenamer zijn, dan den avond zoo door te brengen en we spraken af, er een familie theaterpartijtje van te maken.
"Het is alleen jammer," zei ik, toen we om de theetafel zaten, dat ik niet genoeg op de hoogte ben van de Omwenteling, om het stuk met vrucht te kunnen volgen. Natuurlijk heb ik maar al te dikwijls horen zinspelen op gebeurtenissen in de Omwenteling. maar ik heb geen denkbeeld van haar als geheel.
"Dat doet er niet toe," zei Edith. "Er is meer dan genoeg tijd, voordat het stuk begint, dat vader je vertelt, wat nodig is. De matinee in Honolulu begint niet voor drie uur 's middags en het is nu zes uur. Het verschil in tijd zal ons nog een uur speling geven, voordat het gordijn wordt opgehaald."
"De tijd is nogal kort vind ik, ook ben ik tekort van te voren gewaarschuwd, om me te kwijten van zo'n grote taak, als de verklaring van de oorzaken van de grote Omwenteling," verzette de dokter op milde wijze, "maar onder de gegeven omstandigheden geloof ik, wel verplicht te zijn om het zo goed en zo kwaad het gaat te proberen."
"Het begin van iets ligt gewoonlijk in het duister," zei hij, toen ik hem op de man af vroeg, wanneer de Omwenteling was begonnen.
"Misschien heeft Johannes wel de gemakkelijkste weg ingeslagen toen hij zei: .,In den beginne was God." En om nog een stap verder te gaan, heeft Jezus Christus de grondbeginselen vastgesteld en ook het praktische doel van de grote omwenteling, toen Hij verklaarde, dat afleen de gulden regel van de gelijke en de beste behandeling voor allen, het eeuwig rechtvaardige grondbeginsel was, waarop de mensen tezamen zouden kunnen leven. Maar in de taal van historici, heeft de grote omwenteling als alle grote gebeurtenissen twee reeksen van oorzaken. De eerste: de algemene, de noodzakelijke oorzaken, die de grondslag vormen van de om­standigheden, die de Omwenteling ten slotte hebben moeten te­weegbrengen, wat ook de bijomstandigheden geweest mochten zijn.
"De tweede reeks van oorzaken is: de onmiddellijke of uitdagende aanleidingen, die in zekere zin hebben aangegeven, wanneer de Omwenteling feitelijk plaats greep tezamen met de bijkomstige om­standigheden. Deze onmiddellijke of uitdagende oorzaken waren in de verschillende landen anders, maar de algemene, noodzakelijke en de grondslag vormende oorzaken, waren dezelfde in alle landen. Zoals je weet, begon de grote omwenteling over de gehele wereld in de meer beschaafde landen bijna gelijktijdig.
"De oorzaak, waarop ik dikwijls in onze gesprekken heb gewezen, was de groei van het denkvermogen en de verspreiding van kennis onder de massa. Dat begon met de uitvinding van de boekdrukkunst en breidde zich langzaam uit gedurende de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw in de begunstigde landen begon het erop te lijken alsof die ontwikkeling algemeen was. In de tijden, die aan dit begin van verlichting voorafgingen, was de toestand van het denkvermogen der meeste mensen vanaf de vroegste tijden fei­telijk staande gebleven op een punt, dat iets boven het peil van het dier stond. Met weinig meer verstand en eigen wil dan klei in de handen van een pottenbakker, werden zij zonder tegenstand gekneed tot het gebruik van hen, die meer verstand hadden en machtiger waren. Zo ging het gedurende ontelbare eeuwen verder en niemand droomde van iets anders tot de tijden rijp werden voor het inademen van een verstandsleven in deze trage en verstandsloze aardklompen. De wijze, waarop dit ontwaken plaats greep, was onmerkbaar, ge­leidelijk en heimelijk, maar geen vroegere gebeurtenis of reeksen van gebeurtenissen in de geschiedenis van de mensheid waren te vergelijken met de uitwerking, die het zou hebben op het men­selijk lot. Het betekende het belang van de velen  in plaats van dat der weinigen, het welzijn van het geheel in plaats van het welzijn van een deel en het zou voortaan het hoogste streven worden van de maatschappelijke orde,  het doel van haar ont­wikkeling."De wijsgeren van de negentiende eeuw schenen flauw vermoed te hebben, dat de verspreiding van kennis een nieuwe en grote gebeurtenis was, die belangrijke krachten in de maatschappelijke ontwikkeling zou teweeg brengen. Maar ze zagen niet in, dat het de voorbode was van een radicale verandering van de economische basis van de maatschappij in het belang van de gehele bevolking in plaats van een klassenbelang, of een gedeeltelijk belang van welk soort ook. De eerste uitwerking ervan was de democratische beweging, waardoor de persoonlijke of klassenregering van de staat werd ver­anderd in naam van het hoogste belang en gezag van het volk. Men moet zich er over verbazen, dat er onder jullie intelligente mensen waren, die niet inzagen, dat de politieke democratie een voorloper en voorvechter was van de economische democratie, de weg ervoor baande en meehielp aan het ver-wezen1ijken van het voorgenomen plan n.1. de gelijkheid in verdeling van arbeid en welvaart. Dit is vo1doende over de hoofdzakelijk algemene en noodzakelijke oorzaak en de verklaring van de grote omwenteling. De geleidelijke ver­spreiding dus van kennis onder de massa vanaf de zestiende tot het einde van de negentiende eeuw. Door de uitwerking van die verspreiding moest vroeger of later de economische basis van de maatschappij worden omgevormd. Dit gevolg moest in de gehele wereld plaats hebben. Vroeger of later, op welke wijze en onder welke omstandig­heden, zouden de verschillende toestanden in de verschillende landen bepalen.
"Wat Amerika aangaat, begon lid tijdperk van de politieke be­roering, waaruit de totstandkoming van de tegenwoordige orde voortkwam, bijna dadelijk aan het einde van den burgeroorlog. Sommige historici stellen de datum vast op 1873."
'1873?" riep ik uit, "wel dat was meer dan twaalf jaar voordat ik insliep. Het schijnt dus, dat ik een tijdgenoot en getuige was van ten minste een gedeelte van de Omwenteling. Toch zag ik er geen. Het is waar, dat wij de zeer ernstige toestand van de industriële verwarring en de ontevredenheid van de bevolking moesten er­kennen, maar we beseften niet, dat er een omwenteling plaats had."
"Het was te verwachten, dat jullie dat niet zouden beseffen," ant­woordde de dokter.
"Het komt zelden voor, dat tijdgenoten van grote revolutionaire bewegingen de strekking ervan hebben be­grepen, voordat ze bijna zijn geëindigd. Volgende generaties denken altijd, dat ze wijzer zouden geweest zijn en de tekenen des tijds beter zouden hebben begrepen, maar dat lijkt mij niet waar­schijnlijk."
"Maar," zei ik, "wat gebeurde er in 1873, dat historici dat jaar als liet begin van de Omwenteling beschouwen ?'
'Men doelt daarbij eenvoudig op het feit, dat van toen af zeer duidelijk een tijd van economische rampspoed onder de Ameri­kaanse bevolking intrad; die slechts tijdelijk en gedeeltelijk werd gelenigd, totdat het privé kapitalisme was omvergeworpen. De ontevredenheid van de bevo1king, die het gevolg was van deze ellende, was de aanleidende oorzaak van de Omwenteling. Het wekte de Amerikanen uit hun zelfgenoegzame droom, dat het sociale pro­bleem opgelost was of kon worden door een democratisch systeem, dat beperkt was tot enkel politieke vormen en men ging aan het werk om de ware oplossing te zoeken.
De economische ellende, die in het laatste derde deel van de negentiende eeuw begon, en die de onmiddellijke aanleiding was tot de Omwenteling, was zeer onbeduidend, vergeleken bij de voort durende toestand van ellende van andere volken, een toestand die nog uit oude tijden stamde. Het vertegenwoordigde alleen de eerste of tweede draai van de schroef, waarmee het privé kapi­talisme te gelegener tijd de volksmassa altijd en overal droog perste. De onvergelijkelijke uitgestrektheid en rijkdom van hun nieuwe land hadden aan de Amerikanen een eeuw uitstel verleend van het algemene noodlot. Die voordelen waren voorbij; de voorsprong was ten einde en de tijd was gekomen, dat het volk het juk op de nek moest dragen, dat alle volken reeds vroeger hadden getorst. Maar aangezien ze door hun lange ervaring van betrekkelijke wel­vaart zelfbewust waren geworden, verzetten zij zich tegen het op­leggen van het juk. Toen het verzet niet hielp, eindigden zij met een opstand. Dit is, in het kort, de hele geschiedenis hoe de Om­wenteling in Amerika tot stand kwam. Dit mag voldoende zijn voor een flauwe belangstelling betreffende iets, dat zoolang geleden is, voor iemand uit de tegenwoordige tijd, maar jij zult er wel wat meer van willen weten. In Storiot's geschiedenis van de Omwente1ing is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan de verklaring hoe en waarom de groei en de macht van het kapitaal de grote opstand van het volk uitlokte. Dat hoofdstuk heeft een diepen indruk op mij gemaakt, toen ik op school was en ik denk, dat ik van de korte tijd, die ons nog rest, geen beter gebruik kan maken, dan er enige brokstukken uit voor te lezen."
Edith had intussen het boek uit de bibliotheek gehaald en terwijl we nog aan de theetafel zaten, las de dokter:
"Met betrekking tot de ontwikkeling van het systeem van het privé kapitalisme tot het ogenblik, dat het de Omwenteling uit­lokte, door een bedreiging te worden voor het leven en de vrijheid van het volk, verdeelden de historici de geschiedenis van de Ameri­kaanse Republiek van haar stichting af in 1787 tot de grote Omwenteling, die er een echte republiek van maakte in drie tijd­perken.
Het eerste tijdperk omvat de tientallen jaren vanaf haar stichting  in 1787 tot 1830 of 1840. Dit was de tijd, toen de macht van het kapi­taal in persoonlijke handen, zich nog niet als ernstig gevaarlijk toonde. De bezittende klasse was klein en de opeenhopingen van het kapitaal gering. De menigte van natuurlijke hulpbronnen van het maagdelijke land tartte tot nu toe de begeerte naar veel bezit. De overvloed van land, die men zich kon verschaffen, waarborgde de onafhankelijkheid aan allen tegen de prijs van arbeid. Met der­gelijke hulpmiddelen was het niet nodig iemand zijn meester te noemen. Dit tijdvak kan worden beschouwd als het idealistische tijdperk van de republiek, de tijd toen De Tocqueville haar zag en bewonderde, maar niet zonder een voorgevoel van de ondergang, die haar wachtte. Het zaad van de dood lag in het beginsel van het privé kapitalisme en het was zeker, dat het zou groeien en rijp worden te gelegener tijd. De omstandigheden waren er echter tot nu toe nog niet gunstig voor. Alles scheen goed te gaan en het was geen wonder, dat het Amerikaanse volk zich met de hoop vleide, dat zijn republiek werkelijk het sociale probleem had opgelost.Men kan over het algemeen gesproken 1830 of 1840 of daarom­trent rekenen, dat de tweede fase was aangebroken n.l. die, waarin de groei en concentratie van het kapitaal vlug tot stand begon te komen. De bezittende klasse begon nu machtig te worden, zich te verheffen, beslag te leggen op de natuurlijke hulpbronnen van het land en de arbeid van het volk te organiseren tot eigen voor­deel. In één woord, de plutocratie werd sterk. De gebeurtenis die daartoe de stoot gaf en de overgang van het eerste naar het tweede tijdperk in de geschiedenis van het land vastlegde, was na­tuurlijk de algemene toepassing van stoom in handel en nijverheid. De overgang begon misschien iets eerder met het ontstaan van het fabriekswezen. Het spreekt echter van zelf, dat het, als noch stoom noch uitvindingen, die het fabriekswezen mogelijk maakten, waren toegepast, slechts een kwestie van tijd zou zijn geweest, dat de kapitalisten, die in dat geval als landbezitters of woekeraars waren opgetreden, het volk tot dienstbaarheid hadden teruggebracht en, evenals in de oude republieken, een einde hadden gemaakt aan de democratie. Maar de grote uitvindingen bespoedigden in hoge mate de overwinning van de plutocratie. Voor de eerste keer in de ge­schiedenis, had de kapita1ist in de onderwerping van zijn mede­mensen machines tot zijn bondgenoten en wel zeer sterke. Dit was een machtige factor die, doordat deze machines de kracht van het kapitaal verdubbelden en in verhouding de belangrijkheid van de werkman sterk verminderden, de oorzaak was van de buiten­gewone snelheid, waarmede in het tweede en derde tijdperk de onderwerping van de republiek door de plutocratie tot stand kwam.
"Het is een feit, dat tot eer strekt van de Amerikanen, dat zij reeds is 1840 begonnen te beseffen, dat nieuwe en gevaarlijke stro­mingen de republiek beïnvloedden, die haar belofte van een grote uitbreiding van welzijn dreigden te vertroebelen. Men moet dat jaartal in de Amerikaanse geschiedenis goed vast houden om het belang in te zien, dat het volk stelde in de overweging van de mo­gelijkheid van een betere maatschappelijke orde en in de talrijke experimenten, die werden ondernomen, om door samenwerking in het voortbrengen van goederen te trachten het buiten de kapitalisten te stellen. Reeds begonnen de meer intelligente burgers en zij, die ijverden voor het algemeen welzijn, waar te nemen dat de zo­genaamde volksregering zich in geen enkel opzicht scheen te be­moeien met de heerschappij van de rijken en de onderwerping van het volk aan economische meesters. Zij vroegen zich af, wat, als dit zo moest doorgaan, de waarde was van de zogenaamde republi­keinse instellingen, waarop zij zo trots waren?
"Deze beweging, die met betrekking tot het sociale probleem, dat men radicaal wilde oplossen, bezig was te ontstaan, bleek on­tijdig te zijn. De oorzaak daarvan was een omstandigheid, die alleen in Amerika voorkwam, n.1. de aanwezigheid van talrijke negerslaven in het land. Het paste in de ontwikkeling van volkomen vrijheid van de mensheid, dat deze vorm van slavernij ruwer, brutaler en over het algemeen wreder dan loonslavernij, eerst uit de weg zou worden geruimd. Zouden deze noodzakelijkheid en de toestan­den, die haar voortbrachten, niet hebben bestaan, dan zou de grote Omwenteling waarschijnlijk in Amerika vijfentwintig jaar eerder hebben plaats gehad. Echter in het tijdperk van 1840—1870 nam het slavenvraagstuk, dat een botsing van kolossale krachten betekende, alle morele, geestelijke en lichamelijke energie van het volk in beslag.
'Gedurende de dertig of veertig jaren vanaf het ernstige begin van de antislavernij beweging tot het einde van de oorlog, kon het volk geen gedachte aan andere zaken wijden. Gedurende dat tijdperk had ook de concentratie van het kapitaal in weinige handen, dat reeds hen, die konden vooruit zien, in 1840 verontrus1te bijna onopgemerkt en zonder verzet de tijd benut voor de overwinning op land en volk. Onder de dekmantel van de burgeroorlog met zijn voorafgaande en volgende politieke agitatie over de strijdvraag ervan, kan worden geconstateerd, dat de kapitalisten een voor­sprong hadden behaald en zich hadden verschanst in een heer­sende positie.
1873 was het tijdstip, zo goed als een tijdstip kan worden vast­gesteld, dat men, ten slotte was bevrijd van de verbijsterende morele en tweedracht zaaiende gevolgen van de slavernij, die zo'n beslag op het volk hadden gelegd. Toen eerst begon men de ogen te openen voor de onvermijdelijke botsing tussen de macht van het kapitaal en de democratische idee van het gelijke recht voor allen op leven, vrijheid en geluk. Vanaf ongeveer deze tijd stellen wij de datum vast van het begin van het laatste of omwentelingstijdperk van de Amerikaanse republiek, die geen republiek was en dat gevolgd werd door de invoering van het tegenwoordige systeem.
De geschiedenis heeft rijkelijk voorbeelden gegeven van het om­verwerpen van republieken als gevolg van de groei en de con­centratie van rijkdom als privé bezit. Maar nooit is er melding gemaakt van een omwenteling, die de verandering van de econo­mische basis tot stand heeft gebracht van een groot volk, die zo volkomen was en zo snel verliep. Zoals we hebben gezien, was in het Amerika van voor de burgeroorlog de welvaart over het algemeen verdeeld met een gelijkheid, zoals nooit te voren in een grote gemeenschap was gekend. Er waren weinig rijken en zeer weinig aanzienlijke fortuinen Het was toen noch in de macht van personen, noch in die van een klasse, door het bezit van overwel­digende rijkdommen de rest van de gemeenschap te onderdrukken.
In de korte tijd van vijfentwintig tot dertig jaar waren deze economische toestanden echter zo volkomen veranderd, dat Amerika in de zeventiger en tachtiger jaren de naam kreeg van het land van miljonairs en het vermaard werd tot het einde der aarde als het land van meer kolossale ophopingen van privé bezit zoals geen ander land ooit had gekend. Het gevolg van deze verbazende con­centratie van rijkdom, daar waar deze vroeger zo gelijk was ver­spreid, had een uitwerking op de industriële maatschappelijke en staatkundige belangen van het volk, die niet anders dan revolu­tionair had kunnen zijn.
"Vrije concurrentie in zaken had opgehouden te bestaan. Per­soonlijk initiatief in industriële ondernemingen, wat vroeger voor iedereen openstond, bleef beperkt tot de kapitalisten en dan nog slechts tot de fortuinlijkste hunner. Vroeger over de gehele wereld bekend als het land van de onbegrensde mogelijkheden, werd Amerika in de tijd van één generatie even bekend als het land van de mono­polies. Een mens werd niet meer in de eerste plaats geschat voor wat hij was,' maar voor wat hij bezat. Hersens en vlijt, gepaard met beschaafdheid, konden weliswaar een plaats winnen als eerste knecht in dienst van. het kapitaal, maar konden niet meer iemands loopbaan bepalen.
"De concentratie van de economische administratie van het land in de handen van een betrekkelijk kleine groep grootkapitalisten, had noodzakelijkerwijs op een overeenkomstige manier alle func­ties van productie en distributie verenigd en gecentraliseerd. Enkele grote maatschappijen met de ruggesteun van ontzaglijke ophopingen van kapitaal, hadden zich meester gemaakt van het uitgestrekte veld van exploitatie, dat vroeger bezet was door tal­loze kleinere ondernemingen. Het sprak vanzelf, dat door deze voortgang zwermen van kleine zaken als vliegen werden verpletterd. Hun vroeger onafhankelijke eigenaren mochten zich gelukkig achten, als ze een ondergeschikte betrekking konden verkrijgen in de grote concerns, die hen hadden verdrongen. Gedurende de zeventiger en tachtiger jaren, zag elke maand, week en dag een nieuw wingewest van het economische gebied, een nieuwe tak van handel of nijverheid, die vroeger voor iedereen openstond, buit gemaakt door een combinatie van kapitalisten en omgevormd tot een verschanste stelling van een monopolie. De woorden syndicaat en trust werden uitgedacht voor deze monsterverbonden, waarvoor de vroegere han­delstaal geen woorden had.
"Van de twee grote delen van de werkende massa zou het moeilijk zijn te zeggen, wie het meest had geleden door de ver­anderde staat van zaken: de loonarbeider of de boer. De oude persoonlijke omgang en vriendelijke gezindheid tussen de werk­nemer en de werkgever was verdwenen. De grotere ophopingen van kapitaal, die de vroegere werkgevers hadden verdrongen, waren onpersoonlijke krachten, die de werker niet langer als een mens beschouwden, maar als een energie-eenheid. Hij was slechts een werktuig ter aanvulling van een machine, dat door de leiders be­schouwd werd als een noodzakelijk kwaad, dat helaas in dienst moest worden gehouden tegen de hoogst mogelijke kosten, totdat hij uit zijn bestaan kon worden weggewerkt door middel van een nieuw mechanisch toestel.
'De economische taak en mogelijkheden van de boer waren op dezelfde wijze tot het minimum gedaald of vernietigd als gevolg van de concentratie in weinige handen van het zakensysteem van het land. De spoorwegen en de graanmarkt hadden samen de win­sten, die hij vroeger door zijn arbeid had gemaakt, opgeslokt en lieten hem slechts een dagloon als hij een goede oogst gehad had en bij een slechte oogst een hypotheekschuld. Bij dit alles behield hij de verantwoordelijkheid van een kapitalist, die zijn geld in zijn boerderij had gestoken. Deze verantwoordelijkheid zou de boer echter niet lang meer bezwaren, want de enige manier, om onder dergelijke omstandigheden toch te kunnen bestaan, was, zoals men wet kon denken, om van jaar tot jaar schulden te maken zonder het vooruitzicht deze ooit te kunnen terugbetalen. Dit leidde er toe, dat hij zijn land verspeelde en zonk van de trotse staat van Amerikaanse boer tot die van een pachter, die op zijn beurt weer een landarbeider werd."Van 1873 tot 1896 vermeldt de geschiedenis. zes handelscrises. De tussenpozen om er weer bovenop te komen, waren zo kort, dat we kunnen zeggen, dat er een voortdurende crisis bestond. In het vroege en middeltijdperk van de republiek hadden talloze en noodlottige handelscrises plaats gehad. Aangezien het handels­systeem toen echter berustte op een uitgebreid initiatief van het volk zelf, had het zich zo veerkrachtig getoond, dat het die spoedig te boven was. De oplevingen volgden de ineenstortingen door een nog grotere welvaart dan vroeger. Maar deze veerkracht was met de oorzaak ervan nu verdwenen. Er was niet alleen een geringe of langzame reactie na de crises van 1870, '80 en '90, maar in tegen­stelling daarvan, een voortdurende daling van prijzen en lonen en van de algemene welvaart en tevredenheid van de boeren en loonarbeiders.
"Er is geen treffender bewijs voor het bergafwaarts gaan van de welvaart van de loonarbeider en de boer, dan de achteruitgang van de kwaliteit en de vermeerdering van vreemde immigratie, die dat tijdperk kenmerkte. Het toestromen van Europese landver­huizers naar de Verenigde Staten als het land van belofte voor de armen, hetgeen een halve eeuw geleden begon, had onafgebroken blijven voortduren in steeds groter wordenden omvang. Een grote bevolking van de beste volksstammen van de oude wereld trok naar ons toe. Spoedig na de burgeroorlog begon het karakter van de immigratie te veranderen en gedurende de tachtiger en negentiger jaren bestond ze uit de laagste, ellendigste en meest barbaarse rassen, het schuim van Europa. Zelfs om zich van deze armzalige krachten te verzekeren, hadden de zaakwaarnemers van de transatlantische stoomschepen en de Amerikaanse landsyndi­caten hun agenten naar de minderwaardigste Europese gebieden gezonden en die landen doen overstromen met leugenachtige reclamebiljetten. Totdat ook hier een einde aan kwam en geen Europe­se boer of werkman, die nog boven de staat van bedelaar of uitgestotene verkeerde, zich liet overhalen, het lot te delen van den Amerikaanse werkman of boer, die kort tevoren nog door de werkende wereld benijd was.
"Terwijl de politici tegen de tijd van de verkiezingen het volk trachtten op te beuren, door het te verzekeren, dat betere tijden op komst waren, hebben de meer ernstige economische schrijvers rond­uit toegegeven, dat men niet langer kon verwachten, dat de voor­sprong van de Amerikaanse arbeider op de arbeiders van andere landen zich zou handhaven, daar het er naar uitzag, dat het loonpeil in de gehele wereld gelijk zou worden en wel gelijk aan die van het land waar dit peil het laagst was. Wij moeten ook nog vermelden, dat tegelijkertijd met deze voorspelling de Amerikaanse werkgever, omstreeks 1890 voor het eerst de gelegenheid had door het terugbrengen van de productiekosten, waarvan de arbeidslonen de hoofdsom uitmaakten, op buitenlandse markten de producten van de loonslaven van de Britse, Belgische, Franse en Duitse kapitalisten te onderkruipen.
"Gedurende dit tijdperk, toen de economische ellende van het volk de industriële strijd deed  ontbranden en opstandelingen maakte van de te voren meest tevreden en welvarende landbouw­bevolking in de geschiedenis, werden de grootste privé vermogens in de wereldgeschiedenis bijeen vergaard. De miljonair, die vóór de burgeroorlog onbekend en nog een zeldzame en wonderlijke verschijning was, werd onmiddellijk daarop gevolgd door den multi­miljonair en hoog boven dezen stak nu uit een. nieuw ras van economische Titanen de bezitters van honderd miljoen en men sprak reeds over de komst van de miljardair. Als men deze vergelijking voor ogen houdt, is het voor ons, evenals voor de mensen van toen, niet moeilijk om te begrijpen, waarheen de rijkdom ging, het volk verloor. Tienduizenden fortuinen, die een bescheiden be­staan waarborgden, verdwenen, om te worden opgenomen in de kolossale fortuinen, die in één hand berustten. Zichtbaar als het lichaam van een spin zwelt, wanneer zij het bloed uit haar slacht­offers zuigt, waren deze opgehoopte fortuinen in omvang toegenomen, naarmate de welstand van het eens zo voorspoedige volk was afgenomen. De sociale gevolgen van zo'n volkomen omverwerping van het vroegere economische evenwicht kon niets anders dan revolutionair zijn. In Amerika waren voor de burgeroorlog de ophopingen van rijkdom gewoonlijk het resultaat van persoonlijke inspanning van de bezitter. Zij waren bijgevolg klein en in verhand daarmee on­zeker. Vroeger was er een spreekwoord, dat luidde: ,.Er zijn slechts drie generaties nodig van hemdsmouwen tot hemdsmouwen."
Dat betekende, dat als iemand een klein fortuin had verzameld, zijn zoon het gewoonlijk verloor en zijn kleinzoon weer een handwerks­man was. Onder deze omstandigheden waren de economische on­gelijkheden gering. Meestal wisselden zij voortdurend; zij vormden dan ook geen basis voor klassenonderscheid. Er werd geen arbeiders­klasse als zodanig erkend, geen klasse die voor haar genoegen leefde, geen bepaalde klassen van rijken en armen. Rijkdom en armoede, de toestand van voor zijn genoegen te leven en die van gedwongen arbeid, werden beschouwd als tijdelijke lotsbeschikkingen en niet als blijvende toestanden. Dit alles was nu veranderd. De grote fortuinen van de nieuwe orde van zaken waren juist door hun grootte blijvend verkregen goederen, die niet zo licht verloren konden gaan en die van generatie tot generatie konden worden over­gegeven met bijna dezelfde zekerheid als een adellijke titel. Aan de andere kant werd het door het beslag leggen op alle waarde­volle economische mogelijkheden in het land door de klasse van grootkapitalisten juist daarom onmogelijk gemaakt voor hen, die niet tot die klasse behoorden, om welstand te verwerven. De hoop, om eens rijk te worden, die vóór den burgeroorlog elke energieke Amerikaan koesterde, was nu feitelijk boven het bereik van de man, die arm geboren was. Tussen rijk en arm was voortaan de deur gesloten. De weg naar boven, die tot nu toe de veiligheidsklep was van de maatschappij, was gesloten en de sluitboom was met geldzakken verzwaard.
"Een natuurlijk beeld van de veranderde sociale toestanden van het land gaven de nieuwe termen, die men voor klassenonderscheid gebruikte en die men had ontleend aan de oude Wereld van waar zij na de burgeroorlog in de Verenigde Staten waren geslopen. In het vroegere Amerika was men er trots op geweest, dat iedereen in dit land een arbeider was, maar nu gebruikte men dit woord hoe ­langer hoe meer om openlijk de armen van de welgestelden te on­derscheiden. Voor het eerst beginnen we in de Amerikaanse lite­ratuur te lezen van lagere volksklassen, de hogere standen, de middenstand, termen die voor de oorlog zonder zin zouden zijn geweest, maar nu zo direct beantwoordden aan hetgeen werkelijk bestond, dat zij, die ze het meest haatten, niet konden vermijden, ze te gebruiken.
"Een verbazend vertoon van weelde, waarmede Europa niet kon wedijveren, begon het leven te kenmerken van de bezitters van de nieuwe voorbeeldloze fortuinen. Tonelen van gouden pracht, van koninklijke luister en grenzenloze verkwisting spotten met de ontevredenheid van het volk en brachten in verblindend licht aan de dag de breedte en diepte van de kloof, die er. tussen de meesters en de volksmassa was ontstaan.
"Ondertussen verkondigden de geldkoningen als hun volle over­tuiging, dat de tijd van de democratie tot het verleden ging behoren en de droom van gelijkheid bijna ten einde was. Toen het Amerikaanse volk zich verbitterd begon te gevoelen tegen hen, beantwoordden zij dit door een oprechte afkeer te tonen van het land en zijn democratische instellingen. De vooraanstaande Amerikaanse miljonairs waren internationale persoonlijkheden geworden, die het grootste gedeelte van hun tijd en inkomen in Europese landen gingen besteden, hun kinderen daar lieten opvoeden en zelfs zover met hun voorkeur gingen, dat zij onderdanen van deze vreemde mogendheden werden. De neiging van het grootste gedeelte van de Amerikaanse kapitalisten, om hun rug te keren naar de democratieën en zich te verbinden met Europese monarchistische in­stellingen, kwam op treffende wijze tot uiting door een lange reeks van huwelijken, die in dit tijdperk werden gesloten tussen rijke Amerikaanse erfgenamen en vreemde edellieden. Men beschouwde zo'n huwelijk als een passende bestemming voor een Amerikaan­se miljonair's dochter. Deze grootkapitalisten waren zeer gesle­pen in geldzaken en hun enorme geldbeleggingen in het verkrijgen van titels voor hun nageslacht, leverden het beste bewijs voor hun vaste overtuiging, dat de toekomst van de wereld, evenals het verleden, niet aan het volk zou behoren, maar aan een bevoorrechte klasse.
"De invloed, die werd uitgeoefend door de geldklasse, hetgeen de rijken voor hun gemak met de verbloemende term van zaken­belangen uitdrukten, maar waarmee ze alleen bedoelden de belan­gen van de rijken, is altijd aanzienlijk geweest en veroorzaakte zo nu en dan grote schandalen. Naarmate de rijkdom van het land werd geconcentreerd en verenigd, was haar invloed in het bestuur vanzelf toegenomen en gedurende de zeventiger, tachtiger en negentiger jaren, werd het een nauwelijks verkapt dictatorschap. Opdat zij, die in naam vertegenwoordigers van het volk waren, zich zouden laten verleiden de wil van de kapitalisten ten uitvoer te brengen, werden deze vertegenwoordigd door groepen uitgezochte agenten, die in alle ambten van het gouvernement waren vertegen­woordigd. Deze handlangers volgden nauwkeurig het gedrag van alle openbare ambtenaren en wanneer deze wankelmoedig waren in hun trouw aan de kapitalisten, waren de agenten in staat hun invloed te doen gelden door vreesaanjaging of omkoperij. Dat was zelden zonder gunstig gevolg. Deze agenten hadden een erkende half­wettige plaats in het politieke systeem van de dag onder den naam van lobbyisten (lobby is wandelgang, dus bewerkers van leden van het parlement in de wandelgangen)."De geschiedenis der staatkunde bevat weinig hoofdstukken, die beschamender zijn, dan die, welke vermelden, hoe gedurende dit tijdperk de wetgevende machten van de gemeenten, de staten en het land, bijgestaan door de uitvoerende machten en de rechtbanken, met elkaar wedijverden door middel van schenkingen op grote schaal van land, voorrechten, vrijstellingen en alleenhandel in alle mogelijke zaken, om het land, zijn hulpbronnen en het volk voor altijd onder de heerschappij te plaatsen van de kapitalisten, van hun erfgenamen en van hen, die bij hen behoorden. De staatsgronden, die tientallen jaren te voren beloofden een onbeperkt erfgoed voor komende geslachten te zijn, werden in uitgestrekte gebieden afgestaan aan syndicaten of afzonderlijke kapitalisten, om tegenover­ het volk als basis te dienen voor een toekomstige landaristocratie met schatplichtige boerenbevolking. Niet alleen was het stoffelijke vermogen van het nationale erfgoed op deze wijze overgegeven aan een handjevol mensen, maar in handel en nijverheid werden alle komende geslachten van hun werkkring en bestaan uitgesloten, door de kapitalisten het recht van alleenhandel te verzekeren, van alles wat op economisch gebied waardevol was. De komende geslachten werden onderhorigen of vazallen van een erfelijke kapitalistische klasse. In de kronieken van koninklijke misdaden is in menig donker hoofdstuk vermeld hoe dom en dwaas monarchen hun vo1k in sla­vernij hebben verkocht, hoe zij koninkrijken hebben uitgezogen en de welvaart vernietigd om losbandige gunstelingen te verrijken. Maar het donkerste hoofdstuk is nog licht, vergeleken bij hetgeen wordt beschreven over het verkwanselen van het erfgoed en de verwachtingen van het Amerikaanse volk aan de hoogste bieder door de zogenaamd democratische staatsprocuratie en plaatselijke besturen gedurende dit tijdperk.
"Het was met het oog op de verbitterde en wanhopige stemming van de werkende massa voor de plutocratie absoluut noodzakelijk geworden om de macht van het gouvernement naar eigen wil te kunnen gebruiken.
"De werkstakingen hadden te uitgebreide storingen ten gevolge, dan dat de politie dit aankon. Het werd dan ook hoe langer hoe meer een gewoonte van de kapitalisten om in geval van ernstige stakingen een beroep te doen op de  staat en de nationale besturen, om troepen te zenden ter bescherming van hun eigendommen. Het voornaamste werk van de politic werd het onderdrukken van de stakingen met kogel en bajonet of om de bedrijfsinstallaties van de kapitalisten continu te bewaken, totdat de opstandige werkers, door honger gedwongen, zich overgaven.
"Gedurende de tachtiger jaren werd het algemene streven van de staatsbesturen de politic hoe langer hoe meer voor deze nieuwe, steeds omvangrijker wordende tank voor te bereiden. De nationale garde werd omgevormd in een kapitalistische garde. Ze werd gere­organiseerd en in aantal vermeerderd. De discipline werd verbeterd en ze werd speciaal geoefend voor het doel om de oproerige ar­beiders te beschieten. Het africhten in het schieten op straat, een geheel nieuwe methode om de politie te drillen, hetgeen boekdelen sprak, was iets waar het het meest op aan kwam. Stenen wapenhuizen versterkt tegen aanvallen, met schietgaten voorzien, waarin geweren werden opgesteld, om de straten te zuiveren, werden op strategische punten van de grote steden gebouwd. In sommige gevallen had de politie, die tenslotte het volk vrijwel na stond, zich zo onwillig betoond, om op de stakers te schieten en zo duidelijk getoond met hun grieven te sympathiseren, dat de kapita­listen ze niet ten voile vertrouwden, maar in ernstige gevallen zich meer verlieten op de genadeloze beroepssoldaten van het staande leger. Bij gevolg had de regering, op verzoek van de kapitalisten. versterkte kampen bij de grote steden gevestigd, voor het onder dak brengen van sterke bezettingen De strijd tegen de Indianen was omstreeks deze tijd geëindigd en de troepen, die toen in de westerse vlakten gestationeerd waren, om de vestingen van de blanken tegen de Indianen te beschermen, werden naar het oosten vervoerd, om de kapitalisten tegen de blanke vestingen te behoeden. Zo ver was het met de ontwikkeling van het privé kapitalisme gekomen.
"De uitgebreidheid en het wezenlijke karakter van het gebruik van de militaire vuist van de regering, die de kapitalisten van plan waren in hun strijd tegen de arbeiders te benutten, kan worden beoordeeld naar het feit, dat in het begin van de negentiger jaren, legers van acht tot tienduizend man naar New York en Pensyl­vania opmarcheerden, om stakingen te onderdrukken. In 1892 werden de legers van vijf Staten gevoegd bij het staande leger, om tegelijker­tijd tegen de stakers op te treden met een gezamenlijk leger, dat groter was, dan waarover generaal Washington het bevel voerde. Hier woedde ongetwijfeld reeds een burgeroorlog.
"De Amerikanen uit vroeger dagen hadden spottend gelachen over die Europese monarchisten en de staten, die met de bajonetten moesten worden gehandhaafd. Terecht beweerden zij, dat als een regering met geweld tegen zijn eigen volk moest worden verdeeld, dit hetzelfde was als een bekentenis van een mislukking. Tot deze stand van zaken was echter het industriële systeem van de Ver­enigde Staten met snelle schreden gekomen. Het was een regering door bajonetten geworden.
"Zo hebben wij in het kort, zonder te trachten in bijzonderheden te treden, de hoofdtrekken in herinnering gebracht van de verande­ringen in de toestand van het Amerikaanse volk, die het gevolg
waren van de concentratie van de rijkdom van het land en eerst ernstige verontrusting begon te baren tegen het einde van de burgeroorlog.
"Er zou bijna gezegd kunnen worden, dat de burgerlegers uit het noorden gekomen waren om de republiek uit de handen van open vijanden te redden, teneinde daarna te ondervinden, dat zij door veel heim1ijker en veel gevaarlijker vijanden, die zij thuis hadden gelaten, waren bestolen. Terwij1 zij kastenoverheersing, op rassenverschil gegrond, in het Zuiden hadden onderdrukt, had kassenover­heersing, op rijkdom gebaseerd, zich in het noorden gevestigd, om mettertijd naar het zuiden uitgebreid te worden. Terwijl de legers van het volk stromen bloed hadden vergoten, om de politieke een­heid van het land te handhaven, was de maatschappelijke eenheid, waarvan het bestaan van de republiek zelf afhing, aangerand door het ontstaan van klassenindelingen. Het einde kon niet anders zijn, dan dat het volk, dat zich eerst zoo één gevoelde, in onderling elkaar wantrouwende en vijandelijke groepen van burgers zou worden gesplitst, die de ijzeren banden van tirannie zouden vereisen om in één staatsverband te worden samen gehouden.
"Vier miljoen negers waren uit de slavernij bevrijd, maar ondertussen was een volk van blanken onder het juk gebracht van een economische en maatschappelijke dienstbaarheid. Dat was het gewone lot van de Europese volken en van de Oude Wereld, maar de oprichters van de republiek hadden er met trots op ver­trouwd, dat hun nakomelingen dit lot zou worden bespaard."
De dokter sloot het boek, waaruit hij had voorgelezen en legde het neer.
"Julius," zei hij, "de geschiedenis van de omverwerping van de Amerikaanse republiek door de plutocratie moet iedereen ver­stomd doen staan. Jij was getuige van de toestand, die beschreven is en kunt er over oordelen, of de berichten overdreven zijn."
"Integendeel," antwoordde ik, "ik zou eerder hebben gedacht. dat u uit een verzameling kranten uit die tijd had voorgelezen. Alle politieke, sociale en zakenfeiten en symptomen, waarop de schrijver heeft gezinspeeld, waren onderwerpen van algemeen gesprek en van algemene bekendheid. Als zij geen indruk op mij hadden ge­maakt zoals nu wel het geval is, dan komt dat eenvoudig. denk ik, omdat ze naar mijn beste weten nooit gerangschikt en geordend waren, om hun betekenis naar voren te brengen."
De dokter vroeg Edith een ander boek uit de bibliotheek te halen.
Nadat hij er in had gebladerd om de gewenste plaats te vinden, zei hij:
"Ik zal je een paar harde en koude statistieken geven van de toen­malige verdeling van eigendom gedurende dat tijdperk, om je te laten zien, hoe het bezit geconcentreerd was. Anders zou je denken, dat de kracht van Storjot's berichten over de economische toestand van de Verenigde Staten alleen in het laatste derde deel van de negentiende eeuw gelegen was in de welsprekende voordracht van zijn beschrijvingen. Hier is een boek, dat op dit gebied inlichtingen bevat, die gebaseerd zijn op overzichten van volkstellingsrapporten, aanslagen in de belasting, jaarverslagen, gerechtelijk geverifieerde afschriften en andere officiële documenten. Ik zal je drie reeksen van berekeningen voorleggen door drie verschillende auto­riteiten samengesteld. Zij zijn gebaseerd op verschillende methoden van onderzoek, die allen zo precies met eikaar overeenkomen, dat ze je - de grootte van de berekeningen in aanmerking genomen -  zullen verbazen en geen twijfel overlaten aan de absolute juist­heid van de gevolgtrekkingen.
Van de eerste reeks statistische tabellen in 1893, opgemaakt aan de hand van een officiële volkstelling in de verschillende staten, wordt vermeld, dat van twee-enzestig miljard aan rijkdom in het land, een groep van miljonairs en multimiljonairs, die drie honderdste procent van de bevolking uitmaakte, twaalf miljard bezaten of een vijfde gedeelte van het totale vermogen. Drie-endertig van de overige miljarden was het eigendom van iets minder dan negen procent van het Amerikaanse volk, die de rijken en de welvarende klasse ver­tegenwoordigde, minder dan miljonairs. Dit wil dus zeggen, dat de miljonairs, de rijken en de welgestelden, die tezamen slechts negen procent (9 %) van de bevolking uitmaakten, vijfenveertig miljard van de nationale rijkdom van twee en zestig miljard bezaten. De resterende eenennegentig procent van de bevolking, die dus verre de meerderheid van het volk uitmaakte en de arme klasse vormden, hadden tezamen slechts de beschikking over zeventien miljard om onder eikaar te verdelen.
"In een tweede label, in 1894 uitgegeven en gebaseerd op officiële afschriften van rapporten over de landgoederen in de grote staat New York, wordt geschat, dat één procent van het volk, dus één honderdste van de natie, over de helft, n.I. vijfenvijftig procent, van de totale rijkdom van het land beschikte. Verder dat een deel van de bevolking, n.l. de welgestelden, die elf procent uitmaakte, 32 % van de totale rijkdom bezaten. Twaalf procent van de bevol­king, de zeer rijken en welgestelden, legde dus beslag op zevenentachtig procent van de totale rijkdom van het land en liet  dus dertien procent ervan over om verdeeld te worden onder de resterende achtentachtig procent en die waren weer onderverdeeld in armen en zeer armen. De laatsten, vijftig procent zijnde, de helft van de gehele bevolking, bezaten te weinig om in aanmerking ge­nomen te worden en leefden van de hand in den tand.
"De schattingen van een derde berekenaar, die ik zal aanhalen, komen, ofschoon verschillend gedateerd, merkwaardig met de andere overeen en vertegenwoordigen hetzelfde tijdperk. Deze laatste schat­tingen, die in 1889 en 91 zijn uitgegeven, en die als de vorige een diepe indruk maakten, verdelen het volk in drie klassen: de rijken, de middenstand en de arbeidersklasse. De rijken, die één viertiende procent van de bevolking uitmaakten, werden gerekend zeventig procent van de totale rijkdom van het land te bezitten. De midden­stand, die negen twee tiende procent van de bevolking vertegenwoor­digde, werd gerekend twaalf procent van de gehele rijkdom te hebhen. De rijken en de middenstand, tezamen dus tien zestiende procent van de bevolking, bezaten dus twee-entachtig procent van de gehele rijkdom van het land, terwijl ze aan de arbeidersklasse, die negenentachtig viertiende procent van de bevolking vormde, achttien procent van de totale rijkdom overlieten om onder elkaar te worden verdeeld."
"Dokter," riep ik uit, "ik wist wel, dat de dingen in mijn tijd on­gelijk waren verdeeld, maar cijfers als deze zijn overstelpend. U behoeft geen moeite te doen, me te verklaren, waarom de mensen in opstand kwamen tegen het privé kapitalisme. Deze cijfers zijn voldoende om van stenen rebellen te maken."
'Ik dacht wel, dat je dat zeggen zou," antwoordde de dokter. "En bedenk dan nog, dat deze geweldige cijfers een geconcentreerde rijkdom representeren, die zich binnen een tijdperk van één ge­neratie heeft opgehoopt. De Amerikanen konden met recht tot zich­zelf zeggen, dat als zoiets in een jong land kan geschieden, wat dan wel in een oud land zal gebeuren. Als het privé kapitalisme, dat te doen had met een maatschappij, waarin vroeger een graad van gelijkheid heerste, zoals nooit te voren gekend was, binnen een periode van dertig jaren met zulke rasse schreden op de totale onteigening van de rest van het volk uitgelopen was, om één klasse te verrijken, wat zou er dan wel voor het volk overblijven aan het einde van een eeuw of zelfs maar de volgende generatie?"

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting