Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


 HOOFDSTUK 32.

 Eritis Sicut Dens.

                (Gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad).

 

"Ik maak er uit op, dat het verdwijnen van de godsdienstige secten en priesterkasten de algemene belangstelling in de godsdiensten niet heeft verminderd.""Had u dan gedacht, dat dit zou gebeuren ?"

"Ik weet het niet; ik heb er die dingen weinig nagedacht. De geestelijkheid hield staande, dat zij absoluut nodig was, om de godsdienst te handhaven en wij namen aan, dat dit juist was." "Elke maatschappelijke instelling, die geruime tijd heeft bestaan,'' antwoordde de heer Barton, "heeft ook ongetwijfeld een of andere taak verricht, die gedurende die tijd nuttig of nodig was. Koningen, geestelijken en kapitalisten, allen eigenlijk slechts verschillende soorten van kapitalisten, hebben zeer zeker in de tijdperken, waar in zij heersten, een taak verricht, die hoe slecht ook gedaan, toen noodzakelijk was en niet beter kon worden verricht. Maar evengoed als de afschaffing van het koningschap het begin was van een behoorlijke regering, zo was ook de afschaffing van het privé kapitalisme het begin van een doeltreffende welvaartsvoortbrenging. Ook was het verdwijnen van de organisatie en de arbeid van de kerk of het kerkelijk kapitalisme het begin van oveen wereldontwaken, van een vurige belangstelling in alles op het uitgestrekte gebied, dat het woord religie inhield. Hoe noodzakelijk ook de onderwerping van de mensheid aan het priesterlijk gezag in de loop van de menselijke evolutie is geweest, toch was vooral de vorm van het voogdijschap het meest er op berekend, de vermogens, die er door werden beïnvloed, te verstarren en te doden. De ineenstorting van het kerkelijk gezag heeft onmiddellijk de weg voorbereid voor een geestdrift en belangstelling in de grote vraagstukken betreffende de menselijke natuur en bestemming, die nauwelijks begrepen konden worden door de waardige geestelijken van uw dagen, die met zo'n pijnlijke zorg en weinig resultaten hun kudden trachten op te wekken tot geestelijk leven. Het gebrek aan algemene belangstelling in deze vraagstukken in uw tijd was het natuurlijke gevolg van het in beslag nemen van dat speciale gebied door de priester­kaste. De leden daarvan stonden tussen de mens en het mysterie rondom hem. Zij wilden hem dat mysterie verklaren en namen op zich voor de geestelijke wetvaart in te staan van allen, die vertrouwen in hen wilden stellen. De ineenstorting van het priester­gezag had tot gevolg, dat elke ziel persoonlijk voor dat mysterie werd geplaatst en zij zelf de verantwoording kreeg te dragen, hoe het te verklaren. De val van de traditionele godsdiensten bevrijdde de verhouding van de mens tot de oneindigheid van de drukkende uitwerking van verkeerde gevolgtrekkingen en de godsdienstige leerstellingen, die tot hiertoe de meest grenzenloze van alle wetenschappen tot de meest beperkte en meest bekrompene maakten. In plaats van de geestverlammende verering van het verleden en de slaafsheid van het tegenwoordige aan de geschre­ven overlevering, maakte zich de overtuiging van de mens meester, dat er geen grenzen waren aan de mogelijkheid zich kennis te verwerven omtrent zijn natuur en bestemming en geen grenzen aan deze bestemming. Het priesterlijke denkbeeld, dat het verleden heiliger was dan het tegenwoordige en dat God met de eerste mensen verkeerde, maakte plaats voor het geloof, dat we in de toekomst moesten schouwen voor het verkrijgen van de ver­eiste bezieling en niet in het verleden. Dat het heden en de toe­komst een vollediger en zekerder kennis van de ziel en van God beloofden dan het verleden ooit heeft gebracht."
"Is dit geloof," vroeg ik, "in werkelijkheid bevestigd door het feit, dat een grotere zekerheid meer van weet dan wij of dat u zekerder bent van die dingen, die wij slechts trachtten is verkregen van wat waar is in deze dingen? Neemt u heus aan, dat u er te geloven ?'
De heer Barton dacht een ogenblik na vóórdat hij antwoordde.
"U merkte op," zei hij, "dat uw gesprekken met Dr. Leete tot nu toe weinig over godsdienstige zaken handelden. Toen hij u inlichtte over de moderne wereld, was het niet minder dan verstandig en logisch, dat hij allereerst en hoofdzakelijk zou uitweiden over de verandering in het economisch systeem, omdat deze de nood­zakelijke materiele basis vormde voor alle andere veranderingen, die hebben plaats gevonden.
Ik ben er echter zeker van, dat u nooit iemand zult ontmoeten, die, wanneer u hem vraagt op welk gebied de vooruitgang gedurende de laatste eeuw er het meest  toe heeft bijgedragen, om de mensen gelukkig te maken, u niet zou antwoorden, dat het de wetenschap is der ziel en haar verhouding tot het eeuwige en oneindige.
Deze vooruitgang is niet alleen het resultaat geweest van redelijker inzicht in het onderwerp en van een volkomen vrijheid in denken bij de bestudering ervan, maar ook grotendeels van de maat­schappelijke toestanden, die ons bijna geheel hebben vrij gemaakt, van de materiele dingen, die ons in beslag namen. Het is nu bijna reeds een eeuw, dat wij een economische welvaart genieten, die niets te wensen overlaat, wat de lichamelijke bevrediging betreft. Juist door het toenemen van deze welvaart is men zich gaan toeleggen op soberheid in smaak, die alle buitensporigheid en overdaad verwerpt en de materiele zijde van het leven veronachtzaamt, naarmate de geestelijke en zedelijke groeit. Het is alsof wij door de zedelijke ontwikkeling en materiële samenwerking minder behoeften hebben, naarmate wij meer bezitten. Het is nu reeds lang geleden, dat de mensheid tot het inzicht is gekomen, wat de materiele zijde van het leven betreft, het hoogtepunt te hebben bereikt. Wij hebben de eerzucht verworven in dat opzicht verder te gaan. Het gevolg daarvan is geweest, dat we de geestelijke krachten hoofdzakelijk hebben geconcentreerd op de mogelijkheden van de geestelijke ontwikkeling van de mensheid, waarvoor de voleinding van de materiële ontwikkeling het begin heeft voorbereid. Wij zijn er van overtuigd, dat wat wij tot nu toe hebben geleerd, alleen een flauw vermoeden is van de kennis, die we eens zullen bereiken. Als de beperkingen van dit aards bestaan van dien aard waren, dat er geen hoop was, meer te weten te komen, dan wat we tot nu toe weten, dan konden we toch al niet klagen. Het is genoeg geweest om de schaduw van de dood te veranderen in het licht van de belofte en om het zout uit de menselijke tranen af te scheiden. Als u beter op de hoogte bent van onze literatuur, zult u bemerken, dat zij op één punt geheel van de uwe verschilt, want men mist er de tragische noot in. Dat is het natuurlijke gevolg van het juiste inzicht in ons ware leven, dat een onaantastbare zekerheid geeft te zijn "geborgen in God," zoals Paulus het noemde. Daardoor worden de gebeurtenissen en wisselvalligheden van de persoonlijk­heid teruggebracht tot betrekkelijke onbeduidendheden. Uw zieners en dichters hebben in verheven ogenblikken de dood beschouwd als een stap in het eeuwige leven, maar voor de meeste mensen was dit vroeger moeilijk te begrijpen. Als het leven ten einde loopt, wordt dit als niet meer door somberheid beschaduwd, maar maakt een blijde verwachting zich meester van 'de ouden van dagen, waar­voor zij door de jeugd zouden kunnen worden benijd als deze niet wist dat eenmaal ook voor haar de poort zal worden ontsloten. In uw dagen moet de grondtoon van het leven een onuitsprekelijke droefheid zijn geweest, die als het geruis van de zee voor hen, die bij de zee wonen, hoorbaar is, zodra het leven en de druk waardoor men in beslag wordt genomen, voor een ogenblik op­houden. Nu is de grondtoon zo jubelend, dat wij hem voortdurend horen."

"Als de mensen voortgaan," zei ik, "zich te bekwamen in de wetenschap van het heilige en daaraan deelnemen, waartoe zullen zij dan ten slotte geraken?"
De heer Barton glimlachte. "Zei de slang niet in het oude verhaal  'als gij de vruchten van de boom der kennis eet, dan zult gij als goden zijn?" De woorden van die belofte moeten waar ge­weest zijn, maar er is waarschijnlijk een vergissing geweest, wat de boom betreft. Misschien was het de boom van zelfzuchtige kennis of was de vrucht niet rijp. Het verhaal is daarin duister. Jezus verkondigde later hetzelfde toen hij zei, dat de mensen Gods zonen zouden kunnen worden. Maar hij vergiste zich niet in de boom, dien hij hun toonde en de vrucht was rijp. Het was de vrucht der liefde, want alomvattende liefde is zowel zaad als vrucht, oorzaak en gevolg van de hoogste en volmaaktste weten­schap. Door onbegrensde liefde wordt een mens tot een god, want daardoor alleen wordt hem de eenheid met God bewust en wordt hij boven alles verheven. Alleen sedert de grote Omwenteling het tijdperk van de broederschap aan de mensheid heeft gebracht, heeft zij overvloedig kunnen eten van deze vrucht van de waren boom der kennis. Daardoor gaat zij voort, zich hoe langer hoe meer bewust te worden, dat de heilige alziel, ons ware zelf in zich bevat en we werkelijk goden zullen zijn. Het motto van de moderne beschaving is Eritis sicut Deus.'

"U spreekt van Jezus. Begrijp ik het goed, dat u van oordeel bent, dat deze moderne   godsdienst dezelfde leerstellingen bevat, die Jezus leerde?
 'Zeer zeker. Deze werden onderwezen van het begin der geschiedenis af, wellicht nog eerder. Maar wat Jezus leerde, is het ineens volkomen duidelijkst tot ons gekomen. Toen Hij het ons leer-de, was de wereld echter, behalve enkelen, nog niet in staat, het te aanvaarden. Ook was het over het algemeen niet mogelijk. dat de wereld als geheel die leerstellingen kon aanvaarden of zelfs maar begrijpen tot in de tegenwoordige eeuw.
"Waarom kon de wereld niet eerder de openbaring aanvaarden, "Omdat," antwoordde de beer Barton, "de profeet, die ons de ziel en God, beiden één en dezelfde, heeft geopenbaard, één en al liefde was. Tot nu toe weigerde de wereld naar liefde te luisteren, maar kruisigde zij de profeet, die liefde was. De godsdienst van de Christus, die afhankelijk was van het beleven en voelen van onzelfzuchtige geestdrift, kon over het algemeen noch aanvaard, noch begrepen worden door een wereld, die een maatschappelijk systeem duldde, dat gebaseerd was op broedermoordende strijd als voor­waarde om te bestaan. Profeten? Messias, zieners en heiligen konden onmogelijk God van aangezicht tot aangezicht zien, maar het was onmogelijk, dat er enig algemeen begrip kon zijn van God, zoals Christus Hem zag, totdat maatschappelijke rechtvaardigheid de broederliefde had gebracht. De mens moest als broeder aan de mens worden geopenbaard, voordat hem God als vader kon worden geopenbaard. In naam beweerde de geestelijkheid, de leer­stellingen van Christus te aanvaarden en te herhalen, dat God een liefhebbend vader is, maar het was in werkelijkheid natuurlijk onmogelijk, dat zo'n idee ontkiemen en wortelschieten kon in harten zo koud en hard als steen en vervuld van haat en achter­docht tegenover de medemensen. Als een mens zijn broeder niet Liefheeft, dien Hij gezien heeft, hoe zal hij dan God liefhebben, die hij niet heeft gezien. De priesters maakten hun scharen doof, door hen voortdurend te manen, God lief te hebben met heel hun hart. Maar het ware beter geweest hen, evenals Christus, aan te manen, hun medemensen lief te hebben met heel hun hart. Met zulke harten zou de liefde tot God onmiddellijk ontbranden, evenals men er bij de ouden staat op kon maken, dat een offer, dat Gode voorbereid en gelegd was, door het hemelse vuur zou worden aangestoken.
"Van die preekstoel daar, Mijnheer West, zult U ongetwijfeld deze en dergelijke woorden dikwijls hebben gehoord en ze dikwijls hebben horen  herhalen:                                                                                                                                              Indien wij elkander liefhebben, zoo blijft God in ons en zijn liefde
is in ons volmaakt. (1 job. 4 12).
Hij die zijn broeder liefheeft, blijft in bet licht. (1 Joh. 2: 10).
Indien iemand zegt: 1k heb God lief en zijn broeder haat, die is
een leugenaar. (1 Joh. 4 : 20).
Die zijn broeder niet leefheeft, blijft in de dood. (1 Joh. 3:14).
Een ieder, die liefheeft is uit God geboren en kent God.(job. 4:7).
God is liefde en die in de liefde blijft, die blijft in God en God in hem. (1 Job. 4 :16).
Die niet liefheeft, die heeft God. niet gekend, want God is liefde.(1 Job. 4 : 8).

  "Dit is als het ware een uittreksel van de leerlingen van Christus, die de voorwaarde vormen voor een heilig leven. Hierin vinden wij een voldoende verklaring, waarom de openbaring, die zo lang geleden tot Jezus en andere verlichte zielen kwam, over het al­gemeen, met geen mogelijkheid door de mensheid kon worden ontvangen, zolang een onmenselijke sociale orde een muur' plaatste tussen de mens en God en waarom van het ogenblik af, dat deze muur omver was geworpen, de openbaring de aarde overstroomde als het licht van de zon, die doorbreekt.
Indien wij elkander liefhebben, dan blijft God in ons. Merk wel, hoe die woorden tot hun recht kwamen door de wijze, 'waarop de mensheid God vond. Bedenk dan, dat men niet plotseling of met opzet of bewust God zocht. De grote geestdrift, waarmede de mensheid de oude orde neerhaalde en de maatschappij van broederliefde bracht, was niet in de eerste plaats, een bewust pro­beren God te vinden. Het was in werkelijkheid een menselijk gebeuren. Het was een samensmelting en toenadering van mensen­harten, een vloed van berouwvolle en boetvaardige tederheid, een vurige opwelling van wederzijdse liefde en het zich wijden aan het algemeen belang. Maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons en op die wijze vond de mens tenslotte God. Het schijnt, dat op het meest verheven ogenblik in de geschiedenis der mensheid, toen de liefde van broeders, die elkaar gevonden en omarmd hadden, ontgloeide, er een onuitsprekelijke gewaarwording ontstond alsof God met hen was en zijn handen gevouwen waren over de ineengeslagen handen van de mensen. Dat is tot op deze dag zo gebleven en zal voor altijd zo blijven."

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting