Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


                   HOOFDSTUK 30.

    Wat algemene beschaving betekent.

Het was een van die nazomermiddagen, waarvan het zonde zou zijn, door onnodig in huis te blijven, niet te genieten. Aangezien we ons niet hoefden te haasten, namen de dokter en ik bij het volgende station een taxi voor twee personen huiswaarts, hoewel  we ons zoveel omwegen veroorloofden als in ons opkwam. Nu we geluidloos over de gladde wegen reden, die met bladen bestrooid waren van de bomen die er langs stonden, gaf ik uiting aan mijn verbazing over de vroegrijpheid van schoolkinderen, die op dertien- en veertien jarige leeftijd in staat waren onderwerpen te behandelen die in mijn dagen voorbehouden bleven aan colleges en universiteiten. De dokter gaf daarvan een logische- en duidelijke verklaring. 'Vanaf het moment," zei hij, 'dat de wereld het plan doorvoerde van de gelijke verdeling van arbeid en hun resultaten, werd staatshuishoudkunde zo'n eenvoudige wetenschap, dat elk kind, dat weet hoe het een appel met zijn broertje of zusje moet verdelen, het geheim ervan doorgrondt. Natuurlijk is het erg gemakkelijk om de fouten van een verkeerde economie aan te tonen, als men haar alleen maar te vergelijken heeft met de juiste.
'Wat over het algemeen de vroegrijpheid van het verstand aangaat," vervolgde de dokter, 'geloof ik niet, dat onze jongeren, vergeleken met die in jouw tijd, zich daarin zo bijzonder onderscheiden. Wij doen ten minste geen moeite dit te ontwikkelen. Een pienter schoolkind van twaalf jaar in de negentiende eeuw zou wat zijn kennis betreft, waarschijnlijk best te vergelijken zijn geweest met het gemiddelde twaalfjarige kind in onze scholen. Alleen tien jaar later zou men pas het verschil kunnen zien tussen de uitkomsten van de methoden van opvoeding. Op eenentwintig- of tweeëntwintigjarige leeftijd zou de gemiddelde jongeren in jouw dagen weinig verder in ontwikkeling zijn gevorderd dan op veertienjarige leeftijd, omdat men de school op die leeftijd of iets later zou verlaten, om aan het werk te gaan. Of men moest tot de minderheid behoren die rijke ouders hadden. De daarmee te vergelijken jongeren onder ons systeem zou de persoonlijke ontwikkeling ononderbroken hebben voortgezet en op eenentwintigjarige leeftijd een universiteitsgraad hebben behaald zoals men dat noemde."
'De uitbreiding van de inrichtingen van onderwijs, om het hoger onderwijs voor iedereen bereikbaar te maken, moet enorm zijn geweest," zei ik. "Ons lager onderwijs voorzag bijna alle kinderen met de grondbeginselen van het onderwijs. Maar niet een op de twintig ging zo ver als de middelbare school, niet een op de honderd zo ver als een hogere school en niet een op de duizend zag ooit een universiteit. De grote universiteiten van mijn dagen, Harvard, Yale en de overige, moeten nu kleine steden zijn geworden, om de studenten te herbergen, die daar samen komen."
'Zij zouden zeer grote steden moeten zijn geweest," antwoordde de dokter, "als het zo was, dat ze onze jeugd het hoger onderwijs moesten bijbrengen. Want jaarlijks halen niet duizenden of tienduizenden een graad, maar miljoenen. Juist om deze reden, d.w.z. om het grote aantal, kunnen wij er geen centra op na houden voor hoger onderwijs, evenmin als bij jullie voor lager onderwijs. Elke gemeente heeft haar universiteit net als vroeger elke gemeente haar scholen had en heeft meer studenten van stad en omgeving, dan een van jouw grote universiteiten met een sleepnet had kunnen verzamelen over de hele aarde."

'Maar trekt niet de roep van de een of anderen professor studenten naar speciale universiteiten?"
'Daarin kan makkelijk worden voorzien," antwoordde de dokter. 'De volmaaktheid van ons stelsel van telefoons en televisies maakt het mogelijk, op elke afstand het onderricht van welke hoogleraar dan ook te genieten. Lezingen, die zeer populair zijn, kunnen, indien de professor hees is, zelfs op fluistertoon worden gehouden, terwijl deze beter door een miljoen studenten kan worden verstaan, dan vroeger een professor door vijftig toehoorders met het volle gebruik van zijn stem."

'Werkelijk dokter?" vroeg ik. 'Er is niets, wat uw beschaving betreft, dat de mogelijkheid van zoveel gezichtpunten opent en van te voren al zoveel mogelijke moeilijkheden oplost in de regeling en werking van uw sociaal systeem als deze algemene ontwikkeling. Ik moet zeggen, dat niets redelijks onmogelijk schijnt op het gebied van sociale regelingen, als men eenmaal het bestaan van die toestand beseft. Mijn eigen tijdgenoten gaven in theorie toe, zoals u weet, hoe belangrijk een volksopvoeding is, om in een democratische samenleving van een goede regering verzekerd te zijn. Maar ons onderwijssysteem, dat op zijn best nauwelijks de massa leerde spellen, was echt een klucht vergeleken bij de volksopvoeding van heden." 'Ja," antwoordde de dokter. 'De opvoeding is gebaseerd op de economische omstandigheid, dat in het onderhoud van de leerling wordt voorzien, zonder dat van onze kant vergoeding gedurende de tijd van zijn of haar opvoeding wordt gevraagd. Als deze iets zal hebben te betekenen, dan moet de tijd, die zij in beslag neemt, de jeugdjaren beslaan tot minstens twintig jaar. Dat brengt natuurlijk onkosten met zich mee, die niet één ouder op de duizend in jouw dagen in staat was te besteden. De Staat had het natuurlijk op zich kunnen nemen, maar dat zou hetzelfde zijn, als wanneer de rijken de kinderen van de armen onderhielden en daartoe zouden ze niet te bewegen zijn geweest, zeker niet na de basisschool. En zelfs als het geen geldkwestie was geweest, dan toch zouden de rijken, als zij hoopten hun macht te behouden, wel gek zijn geweest, het volk, dat bestemd was hun vuile werkjes te doen, een ontwikkeling te bezorgen, die hen tot maatschappelijke rebellen zou maken. Om deze twee redenen zou het systeem niet in overeenstemming te brengen zijn geweest met een volksopvoeding van enige betekenis. Aan de anderen kant was de eerste uitwerking van economische gelijkheid, om ook gelijke ontwikkelingsrechten voor iedereen te verschaffen en wel de beste, die de gemeenschap kon bieden. Een van de interessantste hoofdstukken van de geschiedenis van de omwenteling is dat, waarin verteld wordt, dat toen de nieuwe orde gevestigd was, jonge mannen en vrouwen onder de eenentwintig jaar hun werk er aan gaven, om naar de schoolbanken en colleges terug te keren. Zoveel als de ruimte het toeliet, zodat ze zo goed mogelijk dat wat ze te kort gekomen waren, konden herstellen. Iedereen erkenden nu, dat opvoeding economisch voor iedereen mogelijk was en dat dit het grootste geschenk was, dat de nieuwe orde had gebracht. Er is ook in de boeken vermeld, dat niet alleen de jeugd maar ook mannen en vrouwen van middelbare leeftijd en zelfs de ouderen, die geen ontwikkeling hadden genoten, al hun vrijen tijd, die overschoot van hun industriële plichten, offerden, om zoveel ze konden hun achterstand in ontwikkeling in te halen, om niet te beschaamd te staan tegenover de opgroeiend jeugd, dat zou bestaan uit enkel gegradueerden van de hogeschool."

'Als we over het huidige opvoedingssysteem spreken," vervolgde de dokter, 'moet ik je er wel op wijzen dat het onjuiste is te denken, dat de ontwikkeling van een leerling op eenentwintig jarige leeftijd ophoudt. Het is integendeel slechts het verplichte minimum van ontwikkeling, dat de gemeenschap verlangt en dat de hele jeugd zal ontvangen gedurende hun minderjarigheid, om hen geschikt te maken voor het staatsburgerschap. Wij zouden een ontwikkeling, die daar zou eindigen, gering schatten. Wij denken dat de promotie aan de universiteit op meerderjarige leeftijd, alleen betekent, dat de gepromoveerde de leeftijd heeft bereikt, waarop men van hem of haar kan verwachten, dat hij of zij die ontwikkeling voortzet zonder leiding of dwang van de staat. Voor dat doel houdt de natie er een uitgebreid systeem van leergangen op na, betreffende de keuze van de gepromoveerden in elke tak van wetenschap. Deze leergangen zijn vrij toegankelijk voor iedereen tot het einde van zijn leven en kunnen zo lang en zo kort, regelmatig of bij tussenpozen, grondig of oppervlakkig gevolgd worden, als men dat zelf wil.
De geest van jongeren is echter niet altijd even geschikt voor de vele zeer belangrijke takken van wetenschap. De belangstelling is er nog niet voor opgewekt en het verstand is er nog niet echt toe in staat ze te vatten, vóór men de meer volwassen leeftijd heeft bereikt. Pas bij het bereiken van die leeftijd is het mogelijk, om zich een maand op een onderwerp toe te leggen, om daarna dat inzicht te krijgen, waarvoor de jeugd jaren nodig zou hebben. Wij zijn er daarom van overtuigd, dat het verstandig is, dergelijke ernstige wetenschappelijke studies uit te stellen tot de leergangen na de promotie. Jonge mensen moeten een algemeen overzicht van alles hebben, maar hun tijd is nog niet gekomen voor diepgaande vruchtbare studie. Als je geestdriftige studenten wilt ontmoeten, voor wie het vergaren van kennis de grootste vreugde in hun leven betekent, zoek ze dan onder de vaders en moeders van middelbare leeftijd in de universiteiten voor de reeds lang gepromoveerden.
Het juiste gebruik van deze gelegenheden voor het levenslang streven naar kennis vinden wij pas, als we vrij zijn van de arbeidsplichten. Deze vrije tijd schijnt jou te lang, maar is voor ons leven gewijd aan persoonlijke doeleinden, want al deze vrije tijd, die met elke arbeidsbesparende uitvinding steeds meer toeneemt, is bestemd voor een hoger doel van het leven. Dit waarderen wij des te meer als we niet bedenken, dat niemand in jouw dagen daarover kon beschikken, terwijl door onze instellingen het vrije gebruik ervan is verzekerd. Vooral bedoel ik daarmee de zedelijke atmosfeer van verheven rust, die het gevolg is van het gevoel van absolute vrijheid van geest, die niet gehinderd wordt door angsten en nijpende zorgen voor het stoffelijk welzijn van ons en dat van hen, die ons dierbaar zijn. Ons economisch systeem stelt ons in de gelegenheid het Christelijke voorschrift te volgen, dat voor jullie onmogelijk was, namelijk 'Weest niet bezorgd voor de dag van morgen'. Je moet nu natuurlijk niet denken, dat alle mensen tegenwoordig geleerden en filosofen zijn, maar neem gerust aan dat we allemaal meer of minder ons leven lang volhardende en stelselmatige studenten en scholieren zijn."
'Werkelijk dokter?" vroeg ik. 'Ik herinner me niet, dat u me ooit beter hebt overtuigd van het volkomen en treffende verschil tussen uw tijd en de mijne, dan door deze kenschetsing van de voortdurende en groeiende ontwikkeling van zuiver geestelijke dingen gedurende het leven. In mijn tijd waren er wel beschouwd slechts zes of acht jaar verschil in duur van het intellectuele leven van de zoon van de armen man, die op veertien jarigen leeftijd in de fabriek werd opgenomen en van de meer fortuinlijken jongeman, die college liep. Terwijl de een ophield op veertienjarige leeftijd, eindigde de ander zijn studie nagenoeg altijd met het bereiken van de eenentwintig- of tweeëntwintig jarige leeftijd. In plaats de gelegenheid waar te nemen zijn ware ontwikkeling na zijn promotie te beginnen, betekende juist deze gebeurtenis voor de gemiddelde student, het einde ervan. Dit was dan het hoogtepunt van zijn leven, wat betreft de ontwikkeling en kennis van de wetenschappen en de klassieke litteratuur. De gemiddelde collegeloper wist later nooit zoveel als op zijn promotiedag. Want onmiddellijk daarna werd hij, behalve als hij heel rijk was, in de strijd van het bestaan geworpen en was hij gedwongen om voor zijn brood te vechten. Of hij mislukte of slaagde, het maakte weinig verschil uit wat de belemmering van zijn intellectuele leven betreft. Hij had daarvoor geen tijd of gedachte ter beschikking. Als hij mislukte of ternauwernood aan mislukking ontkwam, dan werd hij voortdurend door angst gekweld. Als hij slaagde, werd hij zo'n grof, hopeloos zelfvoldaan materialist, dat dit weinig van mislukking verschilde. In beide gevallen was er geen hoop voor geest of ziel. Als hij aan het einde van zijn loopbaan na alle inspanning op adem kwam, dan kon hij daar toch geen nut uit trekken. Want de geestelijke en intellectuele vermogens waren door deze niet te gebruiken in verval geraakt en konden de gelegenheid niet meer uitbuiten."
'Op die manier," zei de dokter, 'verdedigde men het bestaan van diegenen, die tot de meest fortuinlijke en geslaagde mensen werden beschouwd, d.w.z. van hen die gerekend werden de prijzen van het leven te hebben gewonnen. Kun jij je nu voorstellen, dat wij de grote omwenteling zien als een herschepping van de mens, aangezien zij aan het pure materiele leven een geestelijke ontwikkeling heeft toegevoegd ? Want tot die tijd kon men het leven van rijken en armen onder meer of minder aangename omstandigheden tot niets anders terug brengen dan een bijna geheel materieel bestaan. De uitwerking van de strijd om het bestaan, die de geestelijke ontwikkeling van de jong volwassen mens op de drempel van het leven, doordat hij er beslag op legde, tegenhield, zou reeds noodlottig genoeg zijn geweest, als het karakter van de strijd onberispelijk was geweest. Maar als we in aanmerking nemen, dat de strijd niet alleen de geestelijke ontwikkeling tegenhield, maar ook het zedelijke leven vernietigde, beseffen we de ongelukkige toestand van de mensheid vóór de omwenteling. De jeugd is vervuld van een edel streven en nobele dromen van plicht en volmaaktheid. Zij ziet de wereld zoals ze zijn moest, niet zoals ze is. Het is voor de mensheid heilzaam, als de maatschappelijke instellingen geen aanstoot geven aan deze morele geestdrift, maar deze trachten te behouden en te ontwikkelen gedurende het hele leven. Wij houden het er absoluut voor, dat de nieuwe orde dit doet. Dank zij een economisch systeem, dat het hoogste ethische principe in al zijn uitwerkingen vertegenwoordigt, zal de jeugd, als zij de wereld ingaat, een praktische school vinden voor al haar zedelijke denkbeelden. In haar plichten en bezigheden zal zij ruimte en vrijheid van handelen vinden voor elk edelmoedig begrip waarvoor zij gloeide, voor elk onzelfzuchtig streven, dat in ons stelsel van handel en nijverheid belichaamd is.

De jeugd in jouw dagen was even nobel als nu en droomde dezelfde dromen van de mogelijkheden van het leven. Maar als de jonge man de wereld van het praktische leven inging, zag hij, dat alles een bespotting van zijn dromen was en werd hij overal om zijn begrippen uitgelachen. Hij werd, of hij wilde of niet, gedwongen deel te nemen aan de strijd om het bestaan, waarvan de eerste voorwaarde om te slagen was, zijn ethische begrippen op te bergen en het contact met zijn geweten te verbreken. Dit proces werd in jouw tijd met verschillende termen aangeduid. Als de jonge man zijn idealen tegen zijn zin de rug toekeerde en de voorwaarden van de vuile strijd aanvaardde, drukte men het zo uit: 'de wereld te nemen zoals 'ie is" of 'de romantische denkbeelden ontgroeien," of 'realistisch worden" enz. enz. In werkelijkheid was het niets anders dan het ten gronde gaan van een ziel. Heb ik te veel gezegd?"
'Nee, het is niets anders dan de waarheid en we waren er allemaal van overtuigd," antwoordde ik.
'Goddank is dat alles nu voorbij. Vaders en moeders hoeven een zoon of dochter niet langer cynisme bij te brengen, om hem of haar voor mislukking te behoeden, noch hun kinderen wereldse wijsheid bij te brengen, om hen te beschermen tegen de edele, innerlijke drang van het hart. De ouders zijn nu hun kinderen waardig en passende kameraden zoals ze naar het ons schijnt, in jouw dagen niet waren of konden zijn. Het leven is nu even groots en edel, als het aan het warme gemoed van het kind, dat op de drempel van het leven staat, toeschijnt. De idealen van volmaaktheid en het enthousiasme voor zelfopoffering, eer, liefde en plicht, die de jeugd bezielen, hoeven niet meer te wijken voor lagere drijfveren, maar vervullen het leven tot het einde toe. Je herinnert je toch het vers van de dichter Wordworth:

  'De hemel is rondom als we kinderen zijn,

Maar de schaduw der gevangenis omsluit ons als wij opgroeien."
'Ik geloof, dat hij er, als hij nu leefde, er niet toe gekomen zou zijn, om de jeugd ten nadele van de rijpere leeftijd te verheffen. Want nu wordt het leven steeds grootser en edeler, naarmate het voortschrijdt."

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting