Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


                         HOOFDSTUK 28.

Hoe het winstsysteem de voordelen van uitvindingen te niet deed.

 

 'Over het algemeen," vervolgde de leraar, 'kunnen wij het onderwerp 'de vijandigheid van het privé kapitalisme tegen de vooruitgang' in tweeën delen. Ten eerste de natuurlijke tegenstellingen tussen een systeem, dat gegrond is op verschillende, afzonderlijk, gevestigde belangen en ten tweede de storende veranderingen, die deze belangen onmiddellijk moesten schaden, wat ook de uitwerking mocht zijn. Wij vragen Harold om het tweede deel van het onderwerp te behandelen, namelijk hoe het beginsel van winst de voordelen voor de maatschappij van nieuwe uitvindingen en verbeteringen verminderde, of zelfs totaal wegvaagde, wanneer deze werden ingevoerd. Althans, wanneer deze nieuwe uitvindingen en verbeteringen in staat waren geweest de vijandigheid van de bestaande belangen te overwinnen. De negentiende eeuw en het laatste gedeelte van de achttiende eeuw waren van betekenis voor het grote, nooit te voren gekende aantal uitvindingen op het gebied van de economische methoden. Waaraan is deze vruchtbaarheid van het uitvindend genie te danken?"

'Aan dezelfde oorzaak als de opkomst van de democratische beweging en het denkbeeld van de menselijke gelijkheid. Deze oorzaak was de verstandelijke omwenteling van de massa. Die werd voor het eerst in de geschiedenis enigszins algemeen en vermeerderde het denkvermogen van de mensheid tienduizend maal. Op staatkundig gebied veranderde het denkvermogen zodanig, dat men zich meer en meer ging instellen op het belang van iedereen."
'Onze voorouders," zei de leraar, "die zagen, dat een toename van het uitvindend vermogen plaats vond onder het privé kapitalisme, dachten daardoor dat er iets schuilde in dat stelsel, dat bijzonder gunstig was voor het uitvindend genie. Heb je wat dat betreft nog iets toe te voegen aan dat wat er al over gezegd is?"
 "Nee niets," antwoordde de jongen, "behalve dat we met hetzelfde recht ook verdienste moeten toekennen aan instellingen als koningschap, adel en plutocratie. Want in de tijd, die zij beïnvloed hebben, is de democratische gedachte gekweekt en gegroeid tot de grote omwenteling."

'Ik denk, dat we daarover nu voldoende hebben gehoord," antwoordde de leraar.

'Vertel ons maar wat meer over het grote tijdperk van uitvindingen, dat in het laatste gedeelte van de achttiende eeuw begon."

                                             Harold stelt de feiten vast.

'Van de oudheid tot het eind van de achttiende eeuw," zei Harold, "maakten de mechanische wetenschappen bijna geen vorderingen, behalve op het gebied van scheepsbouw en wapens. Omstreeks 1780 begon een reeks van ontdekkingen van energiebronnen en hun toepassingen op machines voor economische doeleinden, die gedurende de volgende eeuw voor een volledige omwenteling zorgden in handel en industrie. Stoom en fossiele brandstof betekenden een grote vermeerdering van de menselijke krachten in het scheppen van welvaart, die bijna onberekenbaar was. Uit een industrieel gezichtspunt overdreef men niet als men zei, dat de mens van een dwerg tot een reus was gegroeid. Stoom en steenkool waren in het begin de grootste factoren in een verscheidenheid van ontdekkingen. Daarbij werd een ontzaglijke besparing aan arbeidsvermogen bereikt in elk onderdeel van de bewerking van goederen en daardoor werd het menselijk leven onderhouden en gediend. Men zou mogen verwachten dat in de landbouwkunde de vermeerdering van het productief vermogen door menselijke uitvindingen het geringst zou zijn. Toch werd geschat, dat de landbouwmachines in Amerika, waar zij het meest volmaakt waren, de prestaties van de afzonderlijken werker vijftien maal vermeerderden. De meeste methoden van voortbrenging, die niet zo direct van de natuur afhankelijk waren, waren door de uitvindingen zodanig verbeterd, dat de doeltreffendheid van de arbeid gedurende dat tijdperk in veel hoger mate was toegenomen. Eén persoon kon langzamerhand hetzelfde volbrengen, als een klein leger, in vroegere eeuwen, door de, almaar voortdurende, automatisering."
'Daaruit zou men dus kunnen opmaken," zei de leraar, 'dat het voor de hand lag, dat het vermogen om in de behoeften van het menselijk ras te voorzien, hoewel die behoeften zelf niet waren vermeerderd, onbeperkt was toegenomen. De geweldige toename van het productievermogen was een zuiver economische winst voor de wereld. Daarbij bood de vroegere geschiedenis van de mensheid niets ter vergelijking. Het scheen alsof God de mens de absolute volmacht had gegeven, te beschikken over alle krachten van het heelal om Hem te dienen. Dus Harold, wanneer we aannemen, dat jou alleen dat verteld was, wat je ons zo juist hebt gezegd, over de honderdvoudige vermeerdering van het vermogen van de mens om goederen voort te brengen en dat je verder niets had vernomen, dan zou je voor je zelf kunnen nagaan, wat voor een enorme veranderingen ten goede, voor alle mensen, daaruit zou volgen. Wat kun je dan redelijkerwijs veronderstellen ?"
'Men zou kunnen aannemen," antwoordde de leerling"dat elke vorm van menselijk leed of onvolmaaktheid, direct of indirect het gevolg was van economisch gebrek en dat dit in zijn geheel zou verdwijnen. Dat zelfs de betekenis van het woord "armoede" vergeten zou zijn. Behalve dit kunnen we ons voorstellen, dat het de mensen zou behagen, overal weelde te verspreiden. De feiten geven aanleiding te geloven, dat de meest buitensporige dromen van algemeen geluk gerechtvaardigd geweest zouden zijn, voor zover stoffelijke overvloed direct of indirect geluk kan brengen."

'Heel goed, Harold, we weten nu wat te verwachten was als je ons vertelt, wat de historische feiten moesten zijn in verband met de verbetering van de economische toestand van de volksmassa en wat het resultaat moest zijn van de grote uitvindingen die begonnen in de achttiende en negentiende eeuw. Laten we daarom de toestand eens nagaan van de volksmassa in de beschaafde landen aan het einde van de negentiende eeuw, nadat het de voordelen van steenkool en stoom en van al die daarop volgende grote uitvindingen had ontdekt en vergelijk die dan eens met hun toestand in 1780. Geef ons een begrip van de verandering ten goede, die plaats heeft gehad in hun economische welstand. Het moet iets geweldigs geweest zijn."
'Het was een onderwerp waarover gezellig gedebatteerd werd aan de hand van nauwkeurige berekeningen," antwoordde de Harold. "Het ging er om, of in de meeste beschaafde landen, afgezien van de veranderingen in mode, in alle lagen van de maatschappij een werkelijke verandering ten goede was gekomen in de economische basis van het grootste gedeelte van het volk."
'Is het mogelijk, dat die verbetering zo gering was, dat men zich afvroeg of er wel een verbetering was geweest?"
'Ja, zo was het. Wat het Engelse volk in de negentiende eeuw aangaat, heeft Florence ons al de feiten genoemd, die het resultaat waren van de buitenlandse handel. De Engelsen hadden niet alleen een uitgebreide buitenlandse handel, maar maakten ook eerder en in ruimer mate gebruik van de grote uitvindingen, dan enig ander land. Zij heeft ons ook verteld, dat de sociologen van die tijd geen moeite hadden om aan te tonen, dat de economische toestand van het Engelse volk in het laatst van de negentiende eeuw veel ellendiger was dan eeuwen daarvoor. Dat was ook het geval met de volkeren in de lage landen en in Duitsland. Wat betreft de werkende massa van Italië en Spanje, deze was er veel beter aan toe onder het Romeinse rijk dan in de negentiende eeuw. Als de Fransen een beetje beter af waren in de negentiende dan in de achttiende eeuw, dan kwam dit alleen door de verdeling van het land, als gevolg van de Franse Revolutie en in geen geval door de grote uitvindingen."
'Hoe was de toestand in de Verenigde Staten?"
'Als Amerika een merkbare verbetering in de toestand van het volk kon aanwijzen," antwoordde Harold, "dan moet dat niet worden toegeschreven aan de uitvindingen. De verbazend gunstige economische omstandigheden van een nieuw land, hadden het volk een grote, hoewel tijdelijke, voorsprong gegeven op andere landen. Uit niets blijkt echter, dat men het er over eens was, dat de toestand van de volksmassa over het algemeen meer was verbeterd in Amerika dan in de rest van de wereld. In de laatste tientallen jaren van de negentiende eeuw probeerden vertegenwoordigers van de regering van de Verenigde Staten de ontevredenheid van de loonarbeiders en boeren, die toen begon te groeien tot revolutionaire afmetingen, te sussen, door nauwkeurige vergelijkingen bekend te maken van lonen en prijzen, waaruit zij een over het algemeen klein percentage winst konden aantonen in de toestand van de Amerikaanse handwerkers gedurende de hele eeuw. Op zo'n lange tijdsafstand, kunnen wij deze berekeningen niet in al z'n bijzonderheden nagaan, maar wij mogen er met recht aan twijfelen of deze berekeningen, waaruit dan zou moeten blijken, dat de toestand van het volk er werkelijk op vooruit was gegaan, wel juist waren, vooral met het oog op de ontevredenheid van de arbeiders, die zij te vergeefs hoopten te kunnen sussen. Men kan rustig aannemen, dat de burgers beter op de hoogte waren van de eigen omstandigheden dan de sociologen. Het is zeker, dat het Amerikaanse volk, gedurende de laatste decennia van de negentiende eeuw, er meer en meer van overtuigd bleek, dat het economisch grond verloren had en gevaar liep net zo diep te zinken in de vernederde omstandigheden als het proletariaat en de boeren in het oude Europa uit die tijd. Tegenover de uitgewerkte tabellen van de verdedigers van het kapitalisme kunnen wij veel voortreffelijker en overtuigender aantonen, waar het Amerikaanse volk in het laatste deel van de negentiende eeuw naar toe ging, door te wijzen op het toenemen van bedelarij en landloperij, die afmetingen aannam als in het oude Europa, de verbitterde oproeren van de loonarbeiders, die een voortdurende, economische oorlog aan de gang hielden en tenslotte op de toestand van bankroet, waarin de landbouwbevolking verviel."
'Het is genoeg wat dit punt betreft," zei de leraar. "In vergelijkingen als deze zijn kleine winsten in de tabellen en kleine punten van verschil verwaarloosbaar. Als de onbeperkte vermeerdering van het vermogen van de mens, om goederen voort te brengen door moderne uitvindingen, ontwikkeld was en de producten met zekere mate van begrip voor het algemeen belang waren verdeeld, dan is het duidelijk dat armoede verdween en welstand, of zelfs weelde, algemeen geworden zou zijn. Aangezien dit feit zo helder is als glas, is het nutteloos om de haarkloverijen van economen, die nagingen of de toestand van die of die klasse twee procentjes beter of slechter was geworden, verder te onderzoeken. Voor ons is het voldoende om te bewijzen, dat niemand in welk land ook, beweerde, dat de verbeteringen belangrijk genoeg waren, om een begin te maken met een volkomen verbetering in de toestand van de mens, voor wie de algemene toepassing van de grote uitvindingen volle en onmiddellijke beloften en mogelijkheden bevat."
'Vertel ons nu eens Harold, wat onze voorouders hadden te zeggen over het feit, dat eigenlijk veel wonderlijker was dan de grote uitvindingen zelf, namelijk dat ze er niet in slaagden deze tot een weldaad voor de mensheid te maken. Dit wonderlijke verschijnsel, verbazingwekkend op zich zelf, dat zo'n vernietiging van de hoop op menselijk geluk betekende, moest de wereld toch aan het nadenken zetten. Men zou verwachten, dat deze mislukking voldoende geweest zou zijn, om onze voorouders ervan te overtuigen, dat er iets moest haperen aan een economisch systeem, dat daarvoor verantwoordelijk was. Er waren toch geen verdere bewijsgronden nodig om hen te bewegen het radicaal te veranderen?"
'Dat zou men denken," zei Harold, "maar onze voorouders dachten er eenvoudig niet aan, dat het economisch systeem daarvoor aansprakelijk moest worden gesteld. Zoals we gezien hebben, erkenden ze, dat de grote uitvindingen er niet in geslaagd waren verbeteringen van enige blijvende betekenis in de toestand van de mensheid als geheel te brengen. Maar ze kwamen er niet toe om te onderzoeken waarom dat zo was. In de omvangrijke werken van de staatshuishoudkundigen uit die tijd treffen we geen discussies of pogingen aan, om ook maar een feit te verklaren, dat naar ons inzicht alle andere bijzonderheden van de economische toestand van vóór de omwenteling overschaduwt. Het wonderlijkste van alles was, dat hun mislukking om enig voordeel uit de vooruitgang van de uitvindingen te trekken, dat de moeite waard was om er over te spreken, hen er niet van afhield, het enthousiasme er voor te matigen. Zij schenen werkelijk bedwelmd te zijn geweest van trots op hun resultaten, hoe onvruchtbaar die ook waren geweest. Zij fantaseerden over verdere uitvindingen, die in nog verbazingwekkender mate de krachten van het heelal tot hun beschikking zouden stellen. Niemand onder hen scheen er bij stil te staan en er over na te denken, dat de mensheid, hoewel God Zijn hele schatkamer over hen mocht uitstorten, om het gebruik daarvan voor hun welzijn te bestemmen, er geen greintje beter aan toe zou zijn, voordat een economisch stelsel werd ingevoerd, waardoor deze ontdekkingen meer dienstig zouden worden gemaakt aan het algemeen welzijn dan vroeger. Niemand scheen te beseffen, dat zolang armoede bleef bestaan, elke nieuwe uitvinding, die op zichzelf de mensheid in staat zou hebben gesteld om het vermogen tot voortbrenging te vermeerderen, een beschuldiging en een aanklacht te meer was tegen het economisch systeem, dat even dom als onrechtvaardig was. Men scheen over het hoofd te zien, dat alleen wanneer hun machtige machines gewijd zouden zijn aan de verhoging van het menselijke welzijn, deze niet anders waren dan grappig wetenschappelijk speelgoed van geen groter nut of waarde dan vernuftig uitgedachte duiveltjes in een doosje.  De zucht naar steeds meer en belangrijker uitvindingen voor economische doeleinden ging blijkbaar gepaard met een totale onverschilligheid over de vraag of deze ten slotte, voor de mensheid in zijn geheel, enig voordeel opbracht. Dit kunnen wij alleen begrijpen, als we dit als één van die vele vreemde epidemieën van krankzinnige opwinding beschouwen, waardoor een bevolking in bepaalde periodes in de middeleeuwen soms ook werd aangetast. Een redelijke verklaring kan men er niet voor geven."
'Je hebt gelijk," zei de leraar. 'Wat had het voor  nut, dat de steenkool werd ontdekt, als er evenveel onverwarmde huizen bleven bestaan. Van welk nut was de machine, waarbij één persoon evenveel textiel kon weven als duizend mensen vroeger, als er evenveel haveloze, bibberende, mensen rondliepen als daarvoor? Van welk nut was de machine, waardoor de Amerikaanse boer twaalf maal zoveel voedsel kon voortbrengen als zijn grootvader, wanneer er meer gevallen van hongerdood en er naar verhouding een groter aantal half en slecht gevoede mensen waren, dan voorheen, terwijl enorme hoeveelheden dakloze en wanhopige zwervers de wereld door kruisten? Onze voorouders hebben prachtige (lucht)schepen voortgebracht, maar een van de gevolgen daarvan was dat arme mensen vertrokken vanuit landen waar ze, niettegenstaande de arbeidsbesparende machines, van aalmoezen moesten leven, naar andere landen om ook daar na enige tijd weer tot de bedelstaf te worden gebracht. Ongeveer in het midden van de negentiende eeuw was de wereld uitgelaten over de uitvinding van de naaimachine en de last, die daardoor van de schouders van de mensen zou worden genomen. En toch was vijftig jaar later het kostuumnaaien waarvan men had verwacht, dat het een ommekeer ten goede zou ondergaan, in Amerika en in Europa onder de naam van "zweetsysteem" een slavernij geworden, die zelfs de toenmalige dikhuidige generatie ergerde. Zij hadden lucifers in plaats van een vuurslag, elektriciteit in plaats van kaarsen en walvisolie, maar het vuil, de ellende en de vernedering, waarop het verbeterde licht nu scheen, bleven dezelfde en waren er des te afzichtelijker door. Het kleine aantal bedelaars in Amerika in het eerste deel van de negentiende eeuw, ging te voet, terwijl zij zich in het laatste deel per stoomtreinen liet vervoeren,  uiteraard zonder plaatsbewijs. Maar ondertussen waren er ook vijftig maal zoveel bedelaars. De wereld reisde met een snelheid van zestig km. per uur in plaats van vijf of tien zoals in het begin van de eeuw. Maar ze had geen greintje op de armoede gewonnen, die aan haar bleef kleven als de schaduw aan een hardloper."

                                                 Helen legt de feiten uit.

'Helen," vervolgde de leraar, 'verklaar jij die feiten eens nader. Vertel ons eens waarom de economische toestand van de mensheid nauwelijks een merkbaar voordeel had getrokken uit de vooruitgang door uitvindingen. Logisch geredeneerd zou het productieve vermogen onbeperkt zijn toegenomen. Deze toename zou op haar beurt de economische toestand van de mensheid als geheel ten goede gekeerd hebben, waardoor gebrek en armoede werden uitgebannen. Wat mankeerde er toch aan dat oude systeem van het privé kapitalisme, dat verantwoordelijk was voor zo'n  ontzaglijke mislukking?"
'Het was de logische uitwerking van het winstbeginsel," antwoordde Helen.
'Leg dat dan nu nog eens heel precies en duidelijk aan mij uit?"
'De grote economische uitvindingen, waarover Harold heeft gesproken," zei Helen, 'waren de arbeidsbesparende machines en methoden. Zij stelden één persoon in staat, om meer voort te brengen of hetzelfde werk met minder werkkracht te doen. Onder een gezamenlijk beheer van de industrie, in het gelijke belang zoals tegenwoordig, zou de uitwerking van zo'n uitvinding betekenen een toeneming van de opbrengst, die onder iedereen gelijk zou worden verdeeld. Maar als de mensen het wensten en er vóórstemden, zou de opbrengst ook op het reeds bereikte peil kunnen worden gehandhaafd, met als gevolg meer vrije tijd voor iedereen door de arbeidsduur te verminderen. Onder het oude systeem was er echter geen gemeenschappelijk beheer. Kapitalisten waren de beheerders en zij waren de enige personen, die in staat waren uitgebreide werkzaamheden te laten uitvoeren om de eerste stappen te doen in economische ondernemingen. Zij bekommerden zich niet om het openbaar belang of het algemene voordeel, maar alleen om hun eigen voordeel. De enige drijfveer, die een kapitalist kon bewegen een uitvinding toe te passen, was de gedachte er zelf profijt uit te trekken door een grotere opbrengst met dezelfde arbeidskosten of dezelfde opbrengst met minder arbeidskosten te realiseren. Laten we in het eerste geval aannemen, dat de kapitalist er door toepassing van een arbeidsbesparende machine, rekening mee hield, zijn werknemers in dienst te houden en meer winst te maken door een grotere opbrengst met dezelfde arbeidskosten. Als de kapitalist van plan was de opbrengst te verhogen zonder hulp van een machine, dan zou hij meer werknemers moeten aanstellen aan wie salarissen moesten worden uitgekeerd, die dan weer werden omgezet in inkopen op de markt. In dat geval was er voor elke toename van de productie een toename (hoewel geen gelijke) van koopkracht van de gemeenschap. Als de kapitalist zijn opbrengst echter verhoogde met behulp van een machine en zonder toename van het aantal werknemers, betekende dit geen verhoging van koopkracht van de gemeenschap om de verhoogde opbrengst te kunnen aankopen. Een zekere hoeveelheid koopkracht was wel vertegenwoordigd in de lonen, die aan werktuigkundigen, die de arbeidsbesparende machines hadden gebouwd, werden uitbetaald. Maar dat was weinig, vergeleken met de toename van de opbrengst, die de kapitalist verwachtte door middel van de machine te maken. Anders zou het voor hem geen zin hebben gehad de machine te kopen. De verhoogde opbrengst had daarom de neiging de markt te overvoeren, die feitelijk al overvoerd was. Als een groot aantal kapitalisten dergelijke machines zouden toepassen, zou de overvoering in een crisis ontaarden en was een algemene stopzetting van de totale productie het gevolg.
Om nu een dergelijke ramp te voorkomen, konden de kapitalisten een of twee wegen kiezen. Ze konden, als ze wilden, de prijzen van hun verhoogde machinale opbrengst verlagen, zodat de koopkracht van de gemeenschap, die stationair gebleven was, weer zou opleven tot ongeveer dezelfde hoogte, toen ze de geringere hoeveelheid van dure producten had gekocht voordat de machine was ingevoerd. Maar als de kapitalisten dit deden, zouden zij geen extra profijt trekken uit de toepassing van de machine, maar zou alleen de gemeenschap er het volle voordeel van genieten. Het is nauwelijks nodig te zeggen dat de kapitalisten daarvoor geen zaken dreven. De andere methode was, hun opbrengst op gelijke hoogte te houden als vóór de aanschaffing van de machine, namelijk door werknemers te ontslaan en daardoor arbeidskosten op de opbrengst te besparen. Deze methode werd meestal gevolgd, want de kapitalisten werden met de overvoering van goederen al zo bedreigd, dat als de nieuwe uitvindingen geen nieuw afzetmogelijkheden openden, zij voorzichtig genoeg waren om de opbrengst niet te veel te vermeerderen. Als door toepassing van een machine één persoon in staat werd gesteld het werk van twee personen te doen, dan ontsloeg de kapitalist de helft van de werknemers, stak de bespaarde salariskosten in zijn zak en produceerde evenveel goederen als altijd. Deze handelwijze bood hem nog een ander voordeel. Door het ontslag van werknemers nam het aantal werklozen toe en daardoor boden onderkruipers zich aan om voor minder salaris te werken. Dit maakte het voor de kapitalist mogelijk, om de lonen te drukken van de andere helft van de werknemers, die hij in dienst had gehouden. Dat was het gewone resultaat van de invoering van arbeidsbesparende machines, eerst het ontslaan van werknemers en dan na kortere of langere tijd lagere lonen voor hen, die in dienst waren gebleven."
'Als ik je goed begrijp," zei de leraar, "was de uitwerking van arbeidsbesparende uitvindingen de toename van goederen zonder toename van koopkracht van de gemeenschap, waardoor de overvoering van de markt nog groter werd. Of anders gezegd, de afname van de koopkracht van de gemeenschap door het ontslaan van arbeiders en het drukken van de lonen van de niet ontslagen werknemers, terwijl de productie dezelfde bleef als vroeger. Dat wil dus zeggen, dat het zuiver resultaat van arbeidsbesparende machines was, het groter worden van het verschil tussen productie en consumptie, een verschil dat in de handen van de kapitalisten bleef als winst."
'Volkomen juist. De enige drijfveer van de kapitalisten, om arbeidsbesparende machines in te voeren was, om een groter deel dan vroeger van de productie als winst voor zich zelf te houden, door de arbeidskosten te verminderen. Dat wil dus zeggen, dat arbeidsbesparende machines, die de armoede uit de wereld hadden kunnen verbannen, onder het winstsysteem juist het middel werden om vlugger dan ooit, de volksmassa te verarmen."
'Maar dwong de concurrentie onder de kapitalisten hen niet, een deel van de toegenomen winst op te offeren, door prijzen te verlagen om hun goederen van de hand te doen?"
'Zeker, maar zoals John ons vanmorgen uitlegde spaarden de kapitalisten, als zij door concurrentie tot prijsverlaging werden gedwongen, hun winst zo lang mogelijk, door de kwaliteit van de producten te verminderen en de salarissen te verlagen, totdat het publiek en de werknemers niet langer voor de gek gehouden en uitgeperst konden worden. Pas dan zouden ze beginnen een gedeelte van hun winst op te offeren. Maar dan was het te laat voor de verarmde consumenten om met toegenomen koopkracht te kunnen antwoorden. Zoals John ons vertelde, waren de prijzen in de armste landen het laagst, zonder dat het volk er de weldaad van ondervond.
De Amerikaanse boer en de machines.
'Nu," zei de leraar, "wil ik graag, dat je me iets vertelt van de uitwerking van arbeidsbesparende uitvindingen op de zogenaamde kapitalisten, die het grootste gedeelte van het Amerikaanse volk uitmaakten, namelijk de boeren. Voor zover de boerderijen en werktuigen, hoe zeer ook met schulden en hypotheken belast, hun eigendom waren, waren zij weliswaar kapitalisten, maar inderdaad even beklagenswaardige slachtoffers van de grote kapitalisten als de proletarische handwerkslieden. De landbouwkundige arbeidsbesparende uitvindingen grensden in de negentiende eeuw al aan het ongelofelijke. Zij stelden één persoon in staat het werk te verrichten van vijftien personen een eeuw daarvoor. Niettegenstaande dat gingen de boeren door deze uitvindingen rechtstreeks naar de afgrond. Verklaar eens hoe dat kwam? Waarom heeft de boer niet als een soort kapitalist zijn winsten opgehoopt in arbeidsbesparende machines, net als de andere kapitalisten?"
'Zoals ik heb gezegd," antwoordde Helen, 'was de winst, die met arbeidsbesparende machines werd gemaakt, het gevolg van het toegenomen voortbrengingsvermogen van de arbeid. De kapitalist was daarom in staat of om meer voort te brengen met dezelfde arbeidskosten, of hetzelfde te produceren met minder arbeidskosten, door werknemers te ontslaan. De hoeveelheid winst was dus afhankelijk van de omvang van het bedrijf, dat werd gevoerd, dat is van het aantal werknemers, dat te werk werd gesteld, en bijgevolg van de som, die de arbeidskosten vertegenwoordigden. Wanneer de landbouw op zeer grote schaal werd gedreven, zoals de zogenaamde Bonanza (is Spaans en betekent voorspoed, red.)  boerderijen in de Verenigde Staten in die tijd die uit 10 à 15 hectaren land bestonden en door de kapitalisten zelf werden bestuurd, dan konden deze gedurende enige tijd grote winsten maken, die direct het gevolg waren van arbeidsbesparende landbouwmachines en die zonder deze onmogelijk zouden zijn geweest. Deze machines maakten het hun mogelijk, een grote hoeveelheid voortbrengselen op de markt te brengen met een kleine verhoging van arbeidskosten of dezelfde opbrengst als vroeger met een grote vermindering van arbeidskosten. Maar de meeste Amerikaanse boeren werkten slechts op kleine schaal en maakten weinig gebruik van arbeidskrachten van anderen, omdat ze meestal alles zelf deden. Zij konden daarom geen winst maken met hun arbeidsbesparende machines door arbeiders te ontslaan. De enige manier waarop zij van deze machines profijt hadden, was dus niet de onkosten van de opbrengst te verminderen, maar de opbrengst te verhogen door hun eigen werk. Aangezien er in die tijd echter over het algemeen geen toename was van de koopkracht van de gemeenschap, konden ze niet meer geld maken met hun hogere productie dan vroeger het geval was. Als dus door arbeidsbesparende machines de totale opbrengst van alle boeren was vermeerderd, dan konden zij deze grotere hoeveelheid slechts van de hand doen met verlaagde prijzen en kregen zij ten slotte voor de hogere opbrengst niet meer dan voor de lagere opbrengst. Zelfs niet eens zoveel, want de kleinere kapitalisten waren niet in de gelegenheid om hun voorraden te bewaren. Die voorraden moesten dus vlug worden verkocht en dat verminderde de marktprijs buiten verhouding tot de hoeveelheid, die extra was geproduceerd. In de Verenigde Staten was het aantal van deze kleine boeren zo groot, en de noodzakelijkheid dat ze verkochten zo dringend, dat ze in het laatste gedeelte van de negentiende eeuw de markt bedierven, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de grote kapitalisten, die de uitgestrekte boerderijen beheerden."
'Men kan daaruit dus opmaken, Helen," zei de leraar, 'dat de toepassing van arbeidsbesparende machines voor de vele kleine boeren in de Verenigde Staten verderfelijk was?"
'Ongetwijfeld," antwoordde de leerlinge. 'Dit is één geval, waarin de historische feiten volkomen de theorie bevestigen. Dankzij het winstsysteem maakten uitvindingen, die het voortbrengingsvermogen van de boer vijftien maal vermeerderden, een bankroetier van hem. Zolang het winstsysteem gehandhaafd zou blijven, was hij niet te helpen."
'Vormden de boeren de enige klasse van kleine kapitalisten, die eerder geschaad dan gebaat werden door arbeidsbesparende machines ?"
'Het was een algemene regel voor alle kleine kapitalisten, welke onderneming zij ook voerden. De grondoorzaak lag, zoals ik heb gezegd, in het feit dat het voordeel, dat grote kapitalisten hadden van arbeidsbesparende machines, evenredig was aan het aantal werknemers, dat zij daardoor konden ontberen. Het voordeel was ervan  afhankelijk of de kapitalist zijn zaak op grote schaal deed. Als de kapitalist zijn zaak op zo'n kleine schaal dreef, dat hij niets besparen kon op arbeidskosten, dan was de invoering van machines een verpletterend nadeel voor hem in vergelijking met de grote kapitalisten. Arbeidsbesparende machines waren op deze wijze één van de machtigste invloeden, die het tegen het einde van de negentiende eeuw onmogelijk maakten voor kleine kapitalisten, op welk gebied dan ook, om met de grote te concurreren. Zij hielpen daarom mee de economische heerschappij van de wereld in steeds minder handen te concentreren." 
'Laten we aannemen, Helen, dat de omwenteling niet was gekomen, maar dat er wel steeds meer arbeidsbesparende methoden werden uitgevonden, terwijl de fusies van de grote kapitalisten, zoals was te voorzien, eindigde in een concentratie van hun macht, waardoor zelfs  de laatste onderlinge concurrentie verdween. Wat zou daarvan dan het gevolg zijn geweest?"
'In dat geval," antwoordde het meisje, 'zou alle welvaart die verspild zou zijn in handelsconcurrentie, aan luxe en weelde worden uitgegeven en bij de luxe en weelde worden gevoegd, die vroeger al bestond. De nieuwe machines zouden het jaar op jaar mogelijk maken, ten voordele van een steeds kleiner wordend deel van de bevolking al het nodige voort te brengen voor het onderhoud van de mensheid en de rest van de wereld, inbegrepen de grote massa van vroegere werklieden. Ook deze zouden een bezigheid hebben gevonden in onproductieve arbeid, om luxe artikelen te maken voor de rijken of om hen persoonlijk te dienen. De wereld zou in drie klassen verdeeld zijn, de bovenkaste, zeer klein in aantal, een enorme massa onproductieve werknemers, die werden gebruikt voor de pracht en praal van de bovenkaste en een kleine groep strikt productieve werklieden, die dankzij de volmaaktheid van de machines, in staat zouden zijn geweest in de behoeften van iedereen te voorzien. Het is onnodig te zeggen, dat iedereen, behalve de bovenkaste, zich op het laagste peil van het bestaan zouden bevinden. Vervallen beschavingen in de oudheid hebben dikwijls een schouwspel van de pracht en praal van heersers en aristocraten laten zien, die in stand gehouden en voorzien werden door de arbeid van hongerende volken. Maar geen van de historische tonelen zou te vergelijken zijn geweest, met wat men sinds de twintigste eeuw heeft aanschouwd, als de grote omwenteling in het voordeel van de kapitalisten zou zijn uitgevallen en daardoor de volkomen overheersing van het privé kapitalisme tot stand zou zijn gebracht. In vroegere tijden werd de volksmassa in de eerste plaats gebruikt om in de behoeften van de wereld te voorzien, pas daarna werd een klein gedeelte aan werkkracht, als onproductieve arbeid, besteed voor de pracht, praal en genoegens van de rijken.
Maar wij kunnen ons voorstellen, dat de plutocratische heerschappij, door het genie van uitvinders van arbeidsbesparende machines, in staat zou zijn geweest een veel groter deel van de geknechte bevolking direct in dienst te stellen van haar luxe en weelde dan ooit mogelijk zou zijn geweest, onder één van de historische despoten. De weerzinwekkende tonelen van mensen als goden op tronen verheven door een verachtelijke en aanbiddende massa, die Assyrië, Egypte, Perzië en Rome in hun tijden te zien hebben gegeven, zouden in de schaduw zijn gesteld."
'Het is genoeg, Helen," zei de leraar. 'Na hetgeen je ons hebt duidelijk gemaakt, zullen we een einde maken aan het overzicht van het economische systeem van het privé kapitalisme, dat de grote omwenteling voor goed te niet heeft gedaan. Er bestaat natuurlijk een grote hoeveelheid van andere gezichtspunten en onderdelen van het onderwerp, die we eveneens hadden kunnen bespreken, maar de behandeling zou even nutteloos als neerdrukkend zijn geweest. We hebben ons, geloof ik, bezig gehouden met de punten waarop het aan kwam. Als je begrijpt waarom en hoe winst, rente en interest er het gevolg van waren, dat het verbruiksvermogen van het grootste gedeelte van de maatschappij tot een klein deel van het voortbrengingsvermogen werd teruggebracht en in verband daarmee ook het laatste verlamde, dan is de oorzaak van de armoede van vóór de grote omwenteling je duidelijk, evenals de onmogelijkheid een of andere belangrijke of duurzame verbetering, door welk middel ook, in de economische omstandigheden van het mensdom tot stand te brengen, vóórdat het privé kapitalisme, waarvoor het winstsysteem met rente en interest noodzakelijk was, een onafscheidelijk deel ervan vormde, voor goed was beëindigd.

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting