Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


                    HOOFDSTUK 22.

Economische zelfmoord van het winstsysteem.

De volgende morgen kreeg Edith een oproep, om voor een bijzondere aangelegenheid op haar post te verschijnen. Nadat ze vertrokken was, zocht ik de dokter in de bibliotheek op en begon hem met vragen te bestoken, die zich de hele nacht in mijn brein hadden opgestapeld.
'Als je vanmorgen je historische studies wilt voortzetten, dan stel ik je voor van onderwijzer te veranderen," zei hij opeens.
'Ik ben best tevreden met de gene, die de voorzienigheid mij heeft toegewezen, maar ik kan me voorstellen dat u er wel eens genoeg van heeft om steeds aan een lastig kruisverhoor onderworpen te zijn."
'Dat is het niet," antwoordde de dokter. "Ik ben er zeker van, dat niemand met zo'n bezielende taak is belast, als de mijne geweest is. Ook ben ik niet van plan haar voorlopig op te geven. Maar de gedachte kwam in mij op dat een kleine afwisseling in methode en soort van onderricht aangenaam voor je zou zijn van morgen."
'Wie zal mijn nieuwe leermeester zijn," vroeg ik. 

'Dat zullen er verschillende zijn en eigenlijk zijn het geen onderwijzers maar leerlingen."
'Kom dokter," protesteerde ik, "gelooft u niet, dat iemand in mijn toestand genoeg raadsels op te lossen heeft, zonder dat men nieuwe voor hem hoeft te verzinnen?"
'Het klinkt als een raadsel, niet waar, maar dat is het niet en ik zal me haasten alles te verklaren. Als één van hen, aan wie vermoedelijk om diensten aan het gemenebest, de burgers de blauwen band hebben toegekend, heb ik wat openbare zaken betreft verscheidene erefuncties te verrichten, vooral op het gebied van de opvoeding. Vanmorgen vernam ik dat om tien uur een examen zal worden afgenomen van de leerlingen uit klas negen van de Arlington school. Zij hebben de geschiedenis van het tijdperk vóór de grote omwenteling bestudeerd en hierover moeten ze nu hun algemene indruk geven. Ik dacht dat het je misschien zou interesseren en er naar zou willen luisteren, vooral met het oog op het onderwerp dat ze zullen bespreken."

Ik verzekerde de dokter dat niets mij meer zou interesseren. "Maar over welk onderwerp zullen zij het hebben?", vroeg ik.
'De economische zelfmoord van productie voor winst, is hun onderwerp," antwoordde de dokter. "In onze gesprekken hebben wij alleen het morele onrecht van de oude orde aangeroerd. Vanmorgen zullen ze daarop, behalve terloops, geen acht slaan. De leerlingen zullen ons tonen dat bepaalde noodlottige fouten onafscheidelijk aan het privé kapitalisme waren verbonden als werkwijze om goederen voort te brengen. Daarom was de afschaffing noodzakelijk, om ervoor te zorgen dat de mensheid ooit uit de modder van armoede zou raken."

'Dat is wat anders dan ik gewend was te horen," zei ik. "De kerk en de zedenmeesters beweerden over het algemeen, dat er geen maatschappelijk kwaad bestond, waarvoor geen zedelijk en godsdienstig medicijn was. Armoede was volgens hen het gevolg van menselijke verdorvenheid en zou verdwijnen als iedereen maar goed wilde zijn."
'Ja, dat hebben we allemaal gelezen," zei de dokter. "In hoeverre zij deze leerstelling als drijfveer gebruikten om het belang van hun werkzaamheid als zedenmeesters te verhogen, in hoeverre zij alleen herhaalden wat anderen beweerden, als verontschuldiging voor geestelijke traagheid, en in hoeverre zij werkelijk eerlijk zijn geweest, daarover kunnen wij door de tijdsafstand niet oordelen. Maar groter en beledigender onzin is er nooit verkondigd. Het systeem van handel en nijverheid, waardoor het werk van een grote bevolking wordt geregeld en bestuurd, is een ingewikkelde machine. Als deze machine ondoelmatig is gebouwd, zullen schade en onheil het gevolg zijn, ongeacht of de bestuurders heiligen zijn of schurken. De wereld heeft altijd behoefte gehad en zal altijd behoefte hebben aan deugd en waren godsdienst, waartoe de mensheid bewogen kan worden. Maar om boeren te vertellen dat godsdienst wetenschappelijke landbouwkunde kan vervangen, of een scheepskapitein van een onzeewaardig schip te zeggen dat een zedelijk leven zijn vaartuig veilig aan wal zal brengen, is een net zo'n kinderachtigheid als wanneer priesters en zedenmeesters in jouw dage, toen er een wereld bestond die verarmd was door een krankzinnig economisch systeem, beweerden dat het geheim van overvloed gevonden moest worden in goede daden en een vroom gemoed. De geschiedenis heeft veel lelijks te vertellen van deze blinde leiders, die gedurende het tijdperk van de omwenteling meer kwaad hebben gedaan dan zij, die openlijk het oude systeem verdedigden. Omdat de laatste door hun brutale eerlijkheid goede mensen afkeer inboezemden en de eerste hen misleidden en hen lange tijd afleidden van de verontwaardiging over het misdadige systeem dat zij anders eerder hadden vernietigd. Want Julius, dit was het belangrijkste punt, waarom het ging en dat je in de geschiedenis van de omwenteling goed ter harte moet nemen: pas toen de mensheid ontgroeid was aan dit kinderachtige gepreek, dat de oorzaak van de armoede en de ellende in de wereld gezocht moest worden in de menselijke verdorvenheid, in plaats van in het economische dwaalbegrip van het winstsysteem, waarvan het privé kapitalisme afhankelijk was, begon de omwenteling in alle ernst."
Hoewel de dokter had gezegd dat de school, die wij gingen bezoeken, in Arlington was gevestigd en die plaats meer dan tien mijl buiten de stad lag bleef hij rustig in zijn stoel zitten, terwijl het examen om tien uur zou beginnen en het inmiddels vijf minuten voor tien was. 
'Is Arlington dezelfde stad, die in mijn tijd een voorstad van Boston was," vroeg ik voorzichtig.
'Zeker."
'In mijn tijd was zij tien of twaalf mijl van de stad verwijderd," zei ik.
'Dat is nog steeds het geval," zei de dokter.
'Als dat waar is en het examen over vijf minuten begint komen we te laat," merkte ik zacht op.
'Nee, we hebben nog drie of vier minuten."

'Dokter," zei ik, "ik heb de laatste tijd kennis gemaakt met verschillende nieuwe en vlugge verkeersmiddelen, maar ik begrijp niet hoe u me van hier naar het examen kunt sturen in drie minuten, tenzij u me elektrisch oploste, per telegraaf verzend en me terugwerpt in mijn vroegere gedaante aan de anderen kant van de telegraafdraad. Zelfs in dat geval zouden we geen tijd te verliezen hebben."

'Je hebt gelijk, als we van plan waren op die manier naar Arlington te gaan. Maar het is niet de bedoeling om daar persoonlijk naar af te reizen, dan hadden we inderdaad eerder moeten vertrekken. Dat is jammer."
'Ik gaf er niet om naar Arlington te gaan," antwoordde ik, "als het niet echt nodig is om daar bij het examen aanwezig te zijn. Ik zie dat ik me vergist heb. Uiteraard begrijp ik, dat wat wij hebben geleerd, als de wetten van de natuur te aanvaarden, nu niet altijd meer van kracht is."

'Het is in orde met de wet van de natuur," lachte de dokter. "Maar hoe is het mogelijk dat Edith je niet de televisie(electroscoop) getoond heeft."
'Wat is dat?" vroeg ik.
'Het is voor het gezicht wat de telefoon voor het gehoor is," antwoordde de dokter. En nadat hij me naar de muziekkamer vergezeld had, toonde hij me het toestel (televisie of computer, red.). 
'Het is tien uur," zei hij, "en voor uitleg is nu geen tijd meer. Ga hier zitten en behandel het toestel, zoals je het mij ziet doen. Nu komt het."
Onmiddellijk zonder de geringste voorbereiding van wat komen zou zag ik een ruim lokaal. Ongeveer twintig jongens en meiden van dertien tot veertien jaar zaten op een dubbele rij stoelen in een hal in een cirkel rondom een lessenaar, waar een jonge man aan zat met zijn rug naar ons toegekeerd. De rijen van de leerlingen zagen we, alsof ze een halve meter van ons verwijderd waren. Het geritsel van hun kleding en de geringste verandering van uitdrukking in hun levendige gezichten, waren zo duidelijk voor mijn oren en ogen, alsof we direct achter de docent zaten. Op het ogenblik dat mij het toneel vertoond werd, maakte ik een beweging om de dokter iets te zeggen en toen ik me inhield, begon hij te lachen: "Je behoeft niet bang te zijn hen te storen," zei hij. Zij horen en zien ons niet, ook al kunnen wij hen wel horen en zien. Zij zijn twaalf mijl van ons verwijderd."
'Lieve hemel," fluisterde ik, want niettegenstaande zijn verzekering kon ik maar niet beseffen, dat zij mij niet konden horen. "Zijn wij hier of daar ?"
'Wij zijn hier, dat is zeker, maar met onze oren en ogen zijn we dáár. Dit is een combinatie van telefoon en televisie. Wij hadden het examen net zo goed zonder de televisie kunnen aanhoren, maar ik dacht dat je er meer aan zou hebben als je het tegelijk kunt horen en zien: Wat zien die jongeren er goed uit, niet? We zullen nu zien of ze even knap als mooi zijn."

Hoe winst het verbruik vermindert.

'Vanmorgen," zei de leraar opgeruimd, "luidt ons onderwerp: 'De economische zelfmoord van productie voor winst', of  'Het economische vooruitzicht van de mensheid is hopeloos onder privé kapitalisme'.
'Kom Frank, vertel eens precies wat dat te betekenen  heeft."
  Bij deze woorden stond één van de jongens op. "Het betekent," zei hij, "dat men in een maatschappij zoals die vroeger was, en die zolang het privé kapitalisme bestond afhankelijk was van winst op de voortbrengselen die nodig waren om te leven, altijd armoede moest lijden. Want het winstsysteem was onafscheidelijk verbonden aan beperking en beknotting van productie, zodra er overvloed begon te ontstaan en productie dus doeltreffend werd."
'Waardoor wordt de mogelijke productie beperkt?"
'Door het verbruik."
'Kan wat voortgebracht wordt tekort schieten bij de mogelijke navraag, of kan de navraag naar goederen de productie ervan overtreffen?"
'Theoretisch kan dat, maar praktisch gebeurt dit niet, aangezien men over het algemeen te doen heeft met redelijke verlangens en niet met buitensporige. Sinds de verdeling van arbeid was ingevoerd en vooral sinds de grote uitvindingen de menselijke krachten onbeperkt vermeerderden, werd de productie praktisch begrensd door de navraag, die door het verbruik ontstond."
'Was dit vóór de omwenteling het geval?"
'Zeker, het was een erkende waarheid onder economen, dat Engeland, Duitsland of de Verenigde Staten elk op zichzelf de wereld kon voorzien van fabrieksgoederen. De verschillende landen hebben toen opgehouden naar vermogen voort te brengen."
'Waarom?"
'Omdat volgens de noodzakelijke wet van het winstsysteem de productie moest worden beperkt."
'Wat was het doel van die wet?"
'De beperking vormde een leemte tussen de productie en de consumptie van de gemeenschap, waardoor de mensen niet konden verbruiken, wat men in staat was te produceren."
'Wees zo goed ons duidelijk te maken hoe het winstsysteem dit tot stand bracht."
Frank vervolgde: "In de oude maatschappij bestond geen collectief lichaam om arbeid en handel te regelen. Deze functie berustte in handen van ondernemende personen, die omdat de onderneming veel geld eiste kapitalisten moesten zijn. Zij behoorden tot twee klassen, namelijk tot hen die arbeid en productie leidden en tot de zakenlui, die de distributie regelden. De laatste kochten op de markten de voortgebrachte goederen op en verkochten die weer aan het publiek voor het verbruik. De volksmassa, zo ongeveer negen tiende van de totale bevolking, bestond uit werknemers, die toen nog arbeiders werden genoemd. Zij verkochten hun arbeid aan de kapitalisten, die ervoor zorgden dat de goederen werden voortgebracht. Tot de grote massa behoorde ook de zelfstandige (arbeiders), die de goederen - die zij persoonlijk voortbrachten - aan tussenpersonen verkochten. Ook de boeren behoorde hiertoe. De arbeiders gingen met hun loon en de boeren met hetgeen zij aan hun voortbrengselen hadden verdiend, naar de markten, waar veel goederen verzameld waren, en kochten zoveel mogelijk terug van wat ze voor hun persoonlijk gebruik nodig hadden. Nu hadden de kapitalisten - zij die voor de productie en zij die voor de distributie zorgden - hierin een groot persoonlijk belang, omdat hun vermogen, hun tijd en hun werk er mee gemoeid waren. Dit motief was winst."
'Vertel ons eens hoe winst gemaakt werd."
'De fabrikanten betaalden het volk, dat voor hen werkte en de kooplieden betaalden de boeren voor hun voortbrengselen, met een bewijsmiddel dat ze geld noemden en waarmee ze allerhande goederen op de markt konden terugkopen. Maar de kapitalisten gaven noch aan de loonarbeiders, noch aan de boeren voldoende geld om dat wat gelijkwaardig aan hun arbeid was, terug te kopen. Het verschil hielden de kapitalisten voor zichzelf en dat was hun winst. "Dus winst werd gemaakt door de goederen voor een hogere prijs te verkopen dan ze hun zelf hadden gekost? Geef daar eens een voorbeeld van."
'Laat ik dan eerst als voorbeeld de fabrikanten nemen die de arbeid van anderen gebruikten. Stel dat  we met een schoenenfabrikant te doen hebben. Hij betaalde aan de leerlooier 25 dollarcent voor het leer, 50 dollarcent om de schoenen in elkaar te zetten en 25 dollarcent voor allerlei werkjes, die aan de schoenmakerij zijn verbonden, zodat een paar schoenen totaal 1 dollar kostte. De fabrikant verkoopt het paar aan een tussenhandelaar voor $ 2,-- en de tussenhandelaar aan de winkelier voor $ 2,50  en deze aan zijn klant voor $ 3,75.
Nu het geval van een boer, die niet alleen zijn arbeid evenals de loonarbeiders verkocht, maar ook het materiaal. Laat hij nu zijn tarwe aan de graanhandelaar voor $ 1,-- per kilo verkopen. De graanhandelaar verkoopt het aan de molenaar voor $ 1,50. De molenaar verkoopt het meel aan de groothandelaar voor een prijs, die hoger is dan hij voor graan betaald plus de arbeidskosten, zodat het met elkaar een aardig winstje voor hem betekend. De groothandelaar in meel voegt bij die prijs weer een winst, als hij het aan de winkelier verkoopt en deze op zijn beurt weer als hij het aan zijn klant verkoopt. Zo moest de boer de even grote hoeveelheid graan, die hij voor zijn eigen gebruik nodig had, terugkopen voor een prijs die hoger lag dan alleen de kosten voor het werk van de tussenpersonen. Want er werd door ieder nog een winst berekend, zodat hij misschien het dubbele zou moeten betalen van de prijs, die hij van de groothandelaar had gekregen."
'Zeer goed, wat was praktijk?"
'De uitwerking was, dat er een gat ontstond tussen de productie en het verbruik van de personen die de goederen hadden voortgebracht, omdat deze goederen met winsten werden belast. De mogelijkheid om te verbruiken werd bepaald door de waarde van het geld, dat zij ontvingen voor de voortbrenging van de goederen en dat was, zoals we hebben gezien, veel minder dan de waarde van de goederen in de verkoopplaatsen. Dat verschil was het gat tussen wat ze konden voortbrengen en konden verbruiken."
Margaret verteld iets over het verschil dat noodlottig was. 'Margaret," zei de leraar, "jij kunt nu het onderwerp vervolgen, waar Frank geëindigd is. Vertel ons eens wat de uitwerking was op het economisch systeem van een volk waar zulke gaten ontstonden tussen het productie- en het consumptievermogen, zoals Frank die ons heeft getoond, veroorzaakt door het maken van winst."
'De uitwerking," zei Margaret, "was afhankelijk van twee factoren. De eerste factor was hoe groot het aantal werknemers was van wie de voortgebrachte goederen met winst werden verhandeld. De tweede factor was hoeveel de winst bedroeg die genomen werd en de daaruit volgende onoverbrugbare kloof tussen het productie- en het consumptievermogen van iedereen, die tot de werkenden stand behoorde. Als het aantal mensen klein was, waarvan de door hen geproduceerde goederen met winst werden belast, dan zou hun onvermogen om volledig terug te kopen wat ze hadden gemaakt, dat gat tussen het productie- en het consumptievermogen van de maatschappij als één geheel weinig betekenen. Als zij aan de andere kant een groot deel van de bevolking uitmaakten, dan zou dat gat naar evenredigheid groot en noodlottig zijn en dit verschil zou de productie belemmeren." 
'Hoe stond het aantal werknemers en boeren, die door het winstsysteem verhinderd waren evenveel te verbruiken als ze hadden voortgebracht, tot de hele bevolking?"
'Volgens Frank was hun aantal ongeveer negen tiende van de bevolking. Waarschijnlijk was het meer. De winstmakers, of ze nu de productie of de distributie regelden, waren slechts gering in aantal, terwijl zij die de met winst belaste goederen hadden voortgebracht, de grote meerderheid van de bevolking uitmaakten."
'Goed, maar nu gaan we de tweede factor onderzoeken, namelijk de grootte van de winst, waarvan dus het gat tussen het productie- en het consumptievermogen van de maatschappij afhankelijk was. Vertel ons eens volgens welke voorschriften de kapitalisten hun winst namen. Ongetwijfeld als verstandige mensen, die beseften dat hoge winsten de koopkracht beperkten. Zij kwamen zeker overeen hun winsten zo klein mogelijk te maken?"
'Integendeel, de kapitalisten stelden hun winst zo hoog mogelijk volgens de regel: leg er zoveel op als het dragen kan."
'Bedoel je dat zij in plaats van te trachten om de uitwerking van de winst zo gering mogelijk te maken, teneinde verkoop zo min mogelijk te belemmeren, willens en wetens de winst zo hoog mogelijk opvoerden?"
'Ja, dat bedoel ik," antwoordde Margaret.
'Een vaste regel van het winstsysteem en de lijfspreuk van kapitalisten was: Koop zo goedkoop mogelijk en verkoop op zijn duurst."
'Wat bedoelden ze daarmee?"
'Het betekende, dat de kapitalisten zo min mogelijk moesten betalen aan hen, die voor hen werkten of hun producten aan hen verkochten, om vervolgens de producten voor de hoogst mogelijke prijs te verkopen aan het grote publiek in de verschillende verkoopplaatsen."
'Dat grote publiek," merkte de leraar op, "bestond toch hoofdzakelijk uit de werknemers en boeren, aan wie ze bijna niets betaalden voor het door hen geproduceerde om vervolgens van hen te verwachten, dat zij deze producten tegen de hoogste prijs zouden terug kopen?"
'Dat is zo."
'Laat ons nu trachten de hele economische wijsheid te realiseren, wanneer hij toegepast is op de handel van een volk. Het betekent dus iets te krijgen voor weinig tot niets, want als men het voor niets krijgt dan kan men de stelregel helemaal toepassen. Bijvoorbeeld, als een fabrikant zijn werklieden zou kunnen hypnotiseren, zodat ze zonder loon voor hem zouden werken, dan zou hij die stelregel volledig in praktijk brengen."
'Zeker: een fabrikant die dit zou doen en de productie van zijn onbetaalde werknemers op de markt bracht voor de gewone prijs, zou binnen de kortst mogelijke tijd rijk worden."
'En hetzelfde zou denk ik plaats vinden, als de graanhandelaar zo voordelig aan graan kon komen, dat hij het graan van de boeren voor niets kreeg, om het later voor de hoogste prijs te verkopen."
'Zeker, hij zou onmiddellijk miljonair worden."
'Welnu, als dit geheim om te hypnotiseren bekend werd onder alle kapitalisten, die de productie en distributie regelden en het geheim dus algemeen toegepast werd, zodat zij allemaal werknemers zonder salaris en producten zonder vergoeding konden krijgen, dan zouden alle kapitalisten ongetwijfeld fabelachtig rijk worden."
'Helemaal niet."
'Lieve hemel, waarom dan niet?"
'Omdat, als het werknemers niet meer lukte een salaris te krijgen, of boeren om een vergoeding voor hun producten te ontvangen, dan zou er niemand meer zijn die iets zou kunnen kopen en de handel zou helemaal stil staan. Er zou geen navraag naar goederen meer zijn, behalve naar dat beetje, dat de kapitalisten en hun vrienden konden verbruiken. De werknemers zouden onmiddellijk van de honger omkomen en de kapitalisten zouden het werk zelf moeten doen."
'Het schijnt dus, dat wat voor een enkele kapitalist voordelig zou zijn, verderfelijk zou worden als alle kapitalisten het deden. Hoe kwam dat?" 
'Omdat, als de kapitalist in kwestie verwachtte rijk te worden door zijn werknemers slecht te betalen hij bij de verkoop van de goederen niet op die groep van eigen werknemers rekende, maar op de gemeenschap als geheel. Deze bestond mede uit de werknemers van andere fabrikanten, die er niet in waren geslaagd om hun werklieden te bedriegen en deze dus wel iets zouden bezitten om te kopen. Het welslagen van dit kunstje berustte dus op de veronderstelling, dat zijn mede kapitalisten niet in staat waren het toe te passen. Als die veronderstelling onjuist bleek en ze allemaal hun werknemers op dezelfde manier behandelden, zoals ze allemaal feitelijk stuk voor stuk trachtten te doen, dan zouden handel en nijverheid onmiddellijk worden stopgezet." 
'Het blijkt dus dat er in het winstsysteem een economische werkwijze bestond die, indien algemeen toegepast, het hele systeem kon stil leggen. Maar dit kwam niet voor, zolang het althans zeer moeilijk was die regel algemeen toe te passen."
'Zo is het," antwoordde Margaret. "Die kapitalist werd het snelst rijk, die er het best in slaagde diegenen grondig te verarmen van wie hij arbeid of productie kocht. Maar daaruit volgt vanzelf, dat als alle kapitalisten daarin slaagden, ook zij met de gewone burgers ten gronde zouden gaan. De slimste koop te sluiten met een werknemer of boer betekende zo weinig mogelijk voor werk of producten te geven. Dit was het streven dat elke kapitalist voor ogen moest houden en toch was het zeker, dat elke slimme koop het beginsel bevatte om het hele handelswezen te ondermijnen. Het was voldoende, dat genoeg kapitalisten erin slaagden slimme kopen te sluiten om de zakenwereld omver te gooien." 
'Nog een vraag. De slechte gevolgen van een slecht stelsel werden altijd slechter door de moedwilligheid van hen, die er voordeel uit trokken. Ongetwijfeld was het winstsysteem door zelfzuchtige mensen uitgevoerd nog verderfelijker dan het anders misschien zou zijn geweest. Stel nu eens, dat de kapitalisten allemaal welwillende mensen waren en geen afpersers en dat zij zo weinig berekenden voor hun diensten, als in overeenstemming was te brengen met redelijke winsten en zelfbehoud. Zou men door op deze wijze de winsten te verminderen het volk hebben geholpen meer producten te verbruiken en daarmee de productie hebben bevorderd?"
'Dat zou men niet, " zei de leerlinge. "De onverenigbaarheid van het winstsysteem met doeltreffende productie kwam voort uit oorzaken, die onafscheidelijk aan het privé kapitalisme waren verbonden en daarmee samenhingen. Zolang het privé kapitalisme stand hield, konden die oorzaken niet in overeenstemming worden gebracht met een economische verbetering in de toestand van het volk, zelfs al waren de kapitalisten engelen geweest. De wortel van het kwaad was niet moreel, maar strikt genomen economisch."
'Maar zou de grootte van de winsten in zo'n geval niet aanzienlijk verminderd zijn?"
'Zeker, in sommige gevallen tijdelijk, maar niet algemeen en in geen geval voortdurend. Men mag het betwijfelen of de winsten in de regel hoger waren dan ze moesten zijn, om kapitalisten te bewegen, zich in zaken te steken."
'Vertel ons eens waarom de winsten zo hoog moesten zijn voor dit doel."
'Gewettigde winsten onder het privé kapitalisme," antwoordde Margret," d.w.z. zulke winsten als diegenen die, hoe goed ze het ook met het publiek meenden, zich in ondernemingen wilden steken en waarop ze moesten rekenen om te blijven bestaan, bestonden uit drie bestanddelen. Deze ontstonden alle uit toestanden die onafscheidelijk aan het privé kapitalisme zijn verbonden en die dus nu niet meer bestaan. Ten eerste moest de kapitalist er op kunnen rekenen dat hij evenveel zou verdienen op het kapitaal, dat hij in de onderneming zou steken, als hij krijgen kon wanneer hij het op een deugdelijk onderpand zou uitlenen, d.w.z. volgens de rentestandaard. Als hij daarvan niet zeker was, zou hij er de voorkeur aan geven zijn kapitaal uit te lenen. Maar dat was niet voldoende. Door zich in zaken te steken, riskeerde hij het verlies van zijn kapitaal, wat  niet het geval zou zijn geweest als hij het op een deugdelijk onderpand zou hebben uitgeleend. Eerst moest hij dus rekening houden met de vermeerdering van zijn kapitaal met rente volgens de rentestandaard, dan moesten zijn winsten de kosten dekken van het kapitaal, dat hij in de onderneming gewaagd had. D.w.z. er moesten vooruitzichten zijn op winsten groot genoeg om in geval van mislukking het verlies te dekken. Als de kansen op verlies bijvoorbeeld even groot waren als op winst, dan moest hij 100% winst berekenen in geval van slagen. Feitelijk waren in die dagen de kansen op mislukking en kapitaalverlies groter dan op slagen. Zakendoen was een gokspel, een loterij waarin het aantal nieten het aantal prijzen overtrof. Daarom moesten de winsten, om iemand in een onderneming te lokken, groot zijn. Bovendien, als een kapitalist persoonlijk de zaak moest beheren, waarin hij zijn kapitaal gestoken had, dan meende hij het recht te hebben op beloning voor dat oppertoezicht, dus een vergoeding voor zijn kundigheden en inzicht, om de gewaagde onderneming te besturen door de stormachtige zakenzee, waarbij vergeleken in die dagen de Atlantische Oceaan in het hartje van de winter een molenvijver was. Voor zijn diensten werd hij geacht gerechtigd te zijn tot een grote winstmarge."
'Hier volgt dus uit, Margaret, dat al was een kapitalist het volk nog zo goed gezind hij niet in staat zou zijn geweest hetgeen het had voortgebracht te doen verbruiken."
'Juist. De wortel van het kwaad lag in de enorme moeilijkheden, ingewikkeldheden, fouten, risico's en verspillingen, waarin het privé kapitalisme noodzakelijk het verloop van productie en distributie verwikkelde, hetgeen thans eenvoudig, vlug en zeker in zijn werk gaat."
'Het schijnt dus niet nodig te zijn onze kapitalistische voorvaders te beschouwen als morele monsters om de tragische gevolgen van hun economische methoden?"
'In geen geval, de kapitalisten waren ongetwijfeld als andere mensen goed en kwaad en hebben zich waarschijnlijk als iedereen verzet tegen de demoraliserende invloeden van een systeem, dat indien het vijftig jaar langer had bestaan zelfs de hemel in een hel zou hebben veranderd."
Marion legt uit wat overproductie was.
'Het is genoeg,  Margaret," zei de leraar, "Marion we vragen jou, ons de zaak verder te verklaren. Als het winstsysteem zo gewerkt heeft, als we zo juist hebben gehoord, dan zijn we erop voorbereid te vernemen dat de economische toestanden ongeveer zo waren, dat er grote magazijnen met goederen bestonden in handen van de winstmakers, die graag wilden verkopen, terwijl er aan de anderen kant een grote bevolking was -de oorspronkelijke producenten van die goederen- die aan diezelfde goederen grote behoefte had, maar niet in staat was ze aan te schaffen. Hoe klopt deze veronderstelling met de feiten die in de geschiedenis zijn vermeld?"
'Zo goed," antwoordde Marion, 'dat men zou zeggen dat u er over gelezen heeft." De klas lachte, evenals ik.
'Beschrijf de toestand zonder onnodige grappen, want hij was voor onze overgrootouders helemaal niet grappig. Zagen onze overgrootouders in de over-vloed van goederen, die geen kopers vonden, een oorzaak van een economische storing?"
'Zij beschouwden het als de grote en voortdurende oorzaak van economische storingen. Het refrein van hun klachten was dan: 'Slappe tijden, stagnatie in de handel, een overvoerde markt'. Zo nu en dan waren er korte tijden van opbloei als resultaat van groter verkoop. Maar in de beste van goede tijden, zoals die opbloei werd genoemd, was de toestand van de massa in de wereld volslagen ellendig."
'Met welke term drukte men uit, dat er te veel goederen waren voor de koopkracht van die massa?"
'Overproductie."
'Bedoelde men daarmee dat er feitelijk meer voedsel, kleding en andere goede dingen waren voortgebracht, dan de massa gebruiken kon?"
'Helemaal niet. Overal ter wereld verkeerde altijd een grote massa mensen in nood. Juist in tijden dat de markt overvoerd was -hetgeen men overproductie noemde -was men het meest behoeftig. Als die massa zich die goederen meester had kunnen maken, dan zouden ze in een ogenblik verbruikt zijn en zou men hard om meer hebben geroepen. Het probleem was, zoals al meer gezegd is, dat de winsten die de kapitalisten, fabrikanten en zakenlui hadden genomen, die goederen buiten het bereik brachten van de oorspronkelijke voortbrengers, om ze terug te kopen met het geld, dat ze voor hun werk en producten hadden gekregen."
'Waarmee plachten onze historici de toestand van de maatschappij onder het winstsysteem te vergelijken?"
'Met de toestand van een lijder aan chronische slechte spijsvertering, een ziekte die bij onze voorouders veelvuldig voorkwam."
'Wil je de overeenkomst eens aantonen ?"
'De lijder aan een slechte spijsvertering leed aan het onvermogen om het voedsel te verwerken. De overvloed van lekkernijen verdween zonder dat het voedsel in het lichaam werd opgenomen. Hoewel hij niet in staat was genoeg te eten om gezond te blijven, leed hij voortdurend pijnen door onverteerbaar voedsel. Terwijl hij in werkelijkheid wegteerde door gebrek aan voeding, werd hij gekweld door het gevoel van een overladen maag. Nu vertoonde de economische toestand van een maatschappij onder het winstsysteem een opvallende overeenkomst met zo'n lijder. De massa leed voortdurend gebrek aan alles en toch was er door zijn vlijt een overvloed van alles, waarvan het zich had kunnen voorzien. Maar het winstsysteem veroorloofde niet, zelfs dat wat het voortgebracht had, te verbruiken en nog minder alles voort te brengen waartoe het in staat was. Zodra het volk iets had om zijn honger te stillen, werd het handelssysteem overvallen door pijnen van indigestie (onvermogen van de maag om te verteren) en vertoonde het alle verschijnselen van een overladen maag. Alleen door een periode van hongeren kon de pijn worden gelenigd. Daarna begon men weer van voren af aan met dezelfde resultaten en zo tot in het oneindige."
'Kun je vertellen waarom zo'n slechte benaming als overproductie toegepast werd op een toestand, waarvan men zei dat die door overvloed ontstaan was, maar klaarblijkelijk het gevolg was van gedwongen onthouding? Het geval doet me denken aan een diagnose van honger, die men ten onrechte voor gulzigheid hield."
'Dat kwam omdat de economen en geleerden, die verlof tot spreken hadden, de economische kwestie van de kant van de kapitalisten beschouwden en de belangen van de massa over het hoofd zagen. Van de kant van de kapitalist was er sprake van overproductie, wanneer hij de prijs van de producten zodanig had verhoogd, dat het buiten het bereik van het volk lag ze te kopen. Daarom beschreef een econoom die toestand als overproductie. Van het standpunt van de kapitalist en dus ook van de econoom, was het enige waar het om draaide, de toestand van de markt, niet die van het volk. Het liet hen koud of de massa honger had of gulzig was, het enige waar het op aankwam, was de toestand van de markt. Zijn stelregel was, dat de maag het aanbod regelde en het aanbod altijd moest kloppen met de vraag. Dit echter had niets te maken met menselijke behoeften, maar met een kunstmatig gewrocht dat men markt noemde en dat een product was van het winstsysteem."
'Wat was de markt?"
'De markt vertegenwoordigde hen die geld bezaten om te kopen. Zij die géén geld bezaten bestonden niet ten opzichte van de markt. En naar mate de mensen weinig geld hadden vormden zij maar een klein deel van de markt. De behoeften van de markt waren als het ware de behoeften van diegenen, die geld hadden, om zich van het nodige te voorzien. Met de overigen die wel veel nodig hadden, maar niet over geld beschikten werd geen rekening gehouden, hoewel zij in verhouding tot de anderen stonden als tien tot één. De markt was voorzien als zij die konden kopen voldoende hadden. De massa echter had weinig. Velen hadden zelfs niets. De markt was overvoerd zodra de welgestelde mensen meer dan genoeg hadden, ook al waren er hongerige en haveloze mensen die door hun gebrek oproer maakten."
'Zouden tegenwoordig volle magazijnen en hongerige, haveloze mensen tegelijk kunnen bestaan?"
'Natuurlijk niet. Niet voordat iedereen verzadigd was zou zoiets als overproductie kunnen bestaan. Ons systeem is zo geregeld dat er nergens te veel is als ergens te weinig is. Maar het oude systeem had een slechte bloedcirculatie."
'Welke naam gaven onze voorouders aan de verschillende economische storingen, die volgens hen toe te schrijven waren aan overproductie?"
'Zij noemden die handelscrises. Dat wil zeggen, er was een chronische toestand van te veel producten, die men chronische crisis zou kunnen noemen. Maar zo nu en dan, omdat er nooit overeenstemming was tussen consumptie en productie, groeide de achterstand tot zo'n omvang dat het de handel bijna tot stilstand bracht. Als dit gebeurde, dan noemde men dat ter onderscheiding van de chronische overproductie een crisis of een paniek, vanwege de grote ontzetting die zij teweeg bracht."
'Aan welke oorzaak schreef men de crisis toe?"
'Het werd aan alles toegeschreven behalve aan hetgeen voor de hand lag. Een uitgebreide literatuur is aan dit onderwerp gewijd. In het museum zijn er boekenplanken vol van. Ik heb geprobeerd ze door te lezen of liever door te bladeren in verband met de studie over dit onderwerp. Als ze niet zo saai waren geschreven, zouden ze vermakelijk zijn, om de buitengewone spitsvondigheden van de schrijvers om de ware, natuurlijke en vanzelfsprekende verklaring van de feiten, waarover ze redeneerden, te vermijden. Ze haalden er zelfs de astronomie bij."
'Wat bedoel je daarmee?"
'Ik geloof dat de klas zal denken dat ik aan het fantaseren ben, maar het is een feit dat één van de bekendste theorieën, die onze voorouders er voor de oorzaak van de periodieke handelscrises op nahielden, de zonnevlekken theorie was. Gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw waren er om de tien of elf jaar hevige handelscrises. Nu zijn de zonnevlekken ook om de tien jaar aanwezig en een beroemde Engelse econoom heeft de handels panieken daarmee in verband gebracht. Later vond men dat deze theorie niet helemaal klopte met de feiten en toen kwam daarvoor in de plaats de gebrek-aan-vertrouwen-theorie."
'Wat was dat voor een theorie?"
'Ik begreep er niet veel van, maar men kon op goede gronden aannemen, dat er gebrek aan vertrouwen begon te ontstaan in een economisch systeem, dat zulke resultaten opleverde."
'Marion, ik vrees dat je niet echt geprobeerd hebt mee te voelen met onze voorouders, toen je hun levenswijze bestudeerde en zonder meevoelen kun je anderen niet begrijpen."
'Ik vrees dat ze zo anders zijn dan wij, dat ik hen niet kan begrijpen."

De klas giechelde en Marion mocht gaan zitten.
John heeft het over concurrentie.
'Wel John," zei de leraar, "we willen jou een paar vragen stellen. "We hebben gezien hoe het kwam dat er een chronisch overvoerde markt ontstond, als resultaat van de werking van het winstsysteem, waardoor de goederen buiten het bereik raakten van het grootste gedeelte van de bevolking. Wat kenmerkte het handelssysteem van onze overgrootvaders en was de hoofdtrek van dat systeem als gevolg van de overvoerde markt, die dan ontstond?"
'Ik geloof dat u op de concurrentie zinspeelt," zei John.
'Ja, wat was concurrentie en wat was de oorzaak ervan? Ik bedoel alleen de concurrentie tussen de kapitalisten."
'Het was, zoals u aangaf, het gevolg van het gebrek aan koopkracht van het grootste gedeelte van het publiek en dit was op zichzelf weer het gevolg van het winstsysteem. Als de werknemers, waaronder ook de boeren, over voldoende koopkracht hadden beschikt, om dat gedeelte van de op de markt aangeboden totale productie van de goederen, naar evenredigheid van hun aantal te kopen, dan zouden alle goederen van de verkopers zonder moeite hun weg hebben gevonden. Want de kopers zouden naar de verkopers zijn gegaan en er zouden genoeg kopers zijn geweest, om alles te kopen. Maar de koopkracht van het grootste gedeelte van het volk was als gevolg van de hoge winst, die op de goederen werd genomen, onvoldoende om alles op de markt te kopen. Zo ontstond natuurlijk een grote strijd onder de kapitalisten, de fabrikanten en kooplieden, om zoveel mogelijk de schaarse kopers in hun eigen richting te drijven. De totale verkoop zou daarom toch niet met één dollar vergroot zijn, zonder de koopkracht van het volk relatief of absoluut te verhogen. Maar met inspanning was het mogelijk de richting van de kopers naar verschillende kanten te leiden, om daar hun inkopen te doen en dit was het enige doel en gevolg van concurrentie. Onze voorvaders vonden het een prachtig ding en noemden het de ziel van de handel. Maar het was, zoals we gezien hebben, alleen een verschijnsel van de uitwerking van het winstsysteem, dat bovendien het verbruik misvormde."
'Welke middelen en methoden gebruikten de kapitalisten, fabrikanten en kooplieden om de handel naar zich toe te trekken?"
'De eerste methode was, dat de verkopers en hun gehuurde woordvoerders de kopers zelf aanspraken en op de meest schaamteloze wijze pochten over hun waren en daarbij die van anderen afkeurden of zelfs verdacht maakten. Deze methoden was zo'n algemene regel in de handel, dat een koopman als hij de waarheid sprak niet eens werd geloofd. De geschiedenis toont aan dat leugens altijd hebben bestaan, maar het bleef aan het concurrentiesysteem, zoals het zich ten volle ontplooide in de negentiende eeuw, voorbehouden liegen tot een middel van bestaan te maken. Volgens onze overgrootvaders, en die moeten het wel geweten hebben, was het enige smeermiddel voor de machine van het winstsysteem de leugen en de vraag er naar was onbeperkt."
'En deze zee van leugens kon, zoals je zei, het verbruik van de goederen niet eens met een dollarcent waarde vermeerderen?"
'Natuurlijk niet. Niets kon dat, behalve de koopkracht van het volk. Het systeem van reclame maken en adverteren was niet in staat de totale verkoop te verhogen, maar juist geweldig te verminderen."
'Hoezo?"
'Omdat het buitengewoon duur was, terwijl de kosten op de prijs van de goederen gelegd, door de koper betaald moesten worden. Deze kon daardoor juist veel minder kopen, dan wanneer hij met rust gelaten was en de prijs van de goederen minder hoog was geweest door de kosten van de reclame te besparen."
'Je zegt, dat het enige middel om het verbruik te doen toenemen was om de koopkracht in het bereik van het volk naar verhouding tot de aangeboden goederen te verhogen. Nu beweerden onze voorouders, dat dit juist door concurrentie geschiedde. Zij hielden vol dat het een machtig middel was om de prijzen te verlagen en de hoeveelheid winst te drukken, om daardoor de koopkracht van de massa te doen aangroeien. Was deze bewering gegrond?"
'De mededinging van de kapitalisten onder elkaar," antwoordde de knaap", spoorde hen zeker aan kopers te lokken, door minder voor hun producten te vragen en de prijzen zogenaamd te verlagen, maar het kwam zelden voor dat deze zogenaamde verlagingen op den duur enig economisch voordeel vertegenwoordigden voor de massa. Want ze werden door middelen te weeg gebracht die de werkelijke waarde te niet deden."
'Maak dat eens duidelijk."
'Nou, het is niet anders dan natuurlijk, dat de kapitalist er de voorkeur aan zou gaven de prijzen van de goederen als het mogelijk was te verlagen, zonder de winst te verminderen. Er waren vele kunstjes die hij voor dit doel toepaste. Het eerste kunstje was de kwaliteit en de werkelijke waarde van de goederen, waarvan de prijzen zogenaamd verlaagd waren, te verminderen. Dit gebeurde door vervalsing en ondeugdelijk werk. Dit breidde zich in de negentiende eeuw uit over alle takken van handel en industrie, waardoor zo ongeveer alle artikelen voor menselijk gebruik werden verknoeid. Volgens de geschiedenis ging het zover, dat er geen mens was die er van op aan kon, dat wat hij gekocht had, ook werkelijk was wat het scheen. De hele handelsatmosfeer was verpest door voor-de-gek-houderij. Zelfs de kapitalisten, die de voornaamste takken van industrie beheersten, legden er zich op toe de goederen opzettelijk zo slecht te laten verwerken, zodat ze zo gauw mogelijk zouden verslijten, waardoor ze weer moesten worden vernieuwd. Zelfs de machines werden er toe gezet oneerlijk werk te doen en brons en staal werden vervalst. Zelfs de meest kortzichtige personen uit die tijd doorzagen de nutteloosheid van de zogenaamde prijsverlagingen en noemden 'goedkoop duurkoop'. Vooral de goederen die laag in prijs waren werden daardoor gekenmerkt. Het is duidelijk dat deze hele soort van verlaging van prijzen de verbruiker twee dollar schade berokkende, als hij zogenaamd één dollar uitspaarde. Om een enkel voorbeeld te geven van het absoluut bedrieglijke karakter van deze prijsverlagingen onder het winstsysteem, moet er aan worden herinnerd dat tegen het einde van de negentiende eeuw in Amerika, na de wonderbaarlijkste uitvindingen om de kosten van de schoenen te verlagen, algemeen beweerd werd dat de kosten van de schoenen weliswaar belangrijk lager waren geworden dan de 50 jaar ervoor, toen ze met de hand werden gemaakt, maar dat de later gemaakte schoenen van zo'n slechte kwaliteit waren, dat het steeds moeten vernieuwen van deze schoenen net zo duur was als vroeg de aanschaf één paar voor de zelfde periode."
'Waren vervalsingen en het slechte werk de enige middelen waarmee de prijsverlagingen tot stand werden gebracht?"
'Nee, er waren nog twee andere. Het eerste was dat de kapitalist zijn winst in stand hield, door uit de lonen van zijn werknemers de som te putten, om de prijzen van zijn goederen te verlagen. Dit was een middel waarmee in het algemeen prijsverlagingen werden verkregen. Natuurlijk verlamde dit de koopkracht van het volk, dat daardoor minder te verteren had. Zo was het voordeel voor de kapitalisten die dat deden maar tijdelijk, omdat ze weldra door de anderen werd nagevolgd. Ten slotte was niemand er mee gebaat, zelfs de kapitalist niet. Dan was er nog het andere hoofdmiddel voor prijsverlaging, om de concurrentie het hoofd te bieden, namelijk de aanschaffing van de arbeidsbesparende machines of andere uitvindingen, waardoor werknemers konden worden ontslagen. De verlaging van de prijzen was ook hier gebaseerd op het niet uitkeren van salarissen. Daardoor verminderde alweer de koopkracht van de massa en werd over het algemeen het voordeel van verlaagde prijzen teniet gedaan. En vaak deed het meer dan dat."
'Je hebt getoond, " zei de leraar, "dat de meeste prijsverlagingen door concurrentie teweeg gebracht, ten koste van de oorspronkelijke voortbrengers waren, die ten slotte ook de verbruikers moesten zijn en dat de kapitalisten geen afstand van de winst wilden doen. Bedoel je daarmee dat de concurrentie in de handel onder de kapitalisten nooit zo werkte dat ze de winsten verminderde?"
'Ongetwijfeld werkte het zo in landen, waar als gevolg van de lange uitwerking van het winstsysteem zich een te veel aan kapitaal had opgehoopt, waarvoor het moeilijk was een goede belegging te vinden. Hoewel onder zulke omstandigheden de prijsverlagingen wel eens door het offeren van winst konden voor komen, kwamen ze gewoonlijk te laat om het verbruik van het volk te bevorderen."
'Waarom te laat?"
'Omdat de kapitalist zich wel tien keer bedacht zou hebben zijn winst te offeren voor prijsverlaging, zolang hij de kosten daarvan uit de lonen van zijn werknemers kon putten. Dat wil dus zeggen, dat niet vóórdat het levenspeil van de massa tot het minimum was teruggebracht, de kapitalist op het idee kwam een deel van zijn winst te offeren. Dan was het te laat voor de massa om er voordeel uit te trekken. Wanneer een bevolking die graad van ellende had bereikt was er geen koopkracht meer om er boven op te komen. Niets minder dan de goederen te schenken kon haar nog helpen. Zo kwam het in de negentiende eeuw voor in de landen, waar het volk het meest verarmd was, dat de prijzen het laagst waren. Het was onder deze omstandigheden een slecht teken voor de economische toestand van een maatschappij, als de kapitalisten het nodig vonden, een werkelijk offer van winst te brengen. Want het was een duidelijk bewijs dat de massa zo uitgeperst was dat het niet meer verder kon."
'Dus over het algemeen was concurrentie geen hulpmiddel voor het winstsysteem?"
'Ik geloof dat het duidelijk is dat het er een drukkend bezwaar voor was. De wanhopige strijd van de kapitalisten voor een aandeel in de schrale markt, die hun eigen winstmakerij verarmd had bracht hen er toe oneerlijk en onmenselijk te zijn. Hij dwong hen tot een hardheid van hart, waaraan menselijke wezens zich onder minder drukkende omstandigheden niet schuldig zouden hebben gemaakt."
'Wat was de algemene economische uitwerking van concurrentie?"
'Zij werkte in alle takken van handel en industrie en op den duur voor alle klassen, voor de kapitalisten en de niet-kapitalisten, en was net zo drukkend als de zwaartekracht. Die het minst bezaten waren de eerste slachtoffers, zoals de loonarbeiders die niets hadden en de boeren, die bijna niets bezaten. Deze konden hun producten niet van de hand doen en hun arbeid niet verkopen op de overvoerde markt van goederen en mensen. De volgende slachtoffers waren de kleine kapitalisten, tot ten slotte de grote overbleven, die voor zelfbehoud en zelfverdediging tegen hun ondergang door concurrentie, hun belangen gingen verenigen. Een van de tekenen destijds in de periode van vóór de grote omwenteling was het streven van de grote kapitalisten om zich tegen de vernietigende uitwerking van concurrentie te beschermen door zich te verenigen tot trusts en syndicaten."
'Laat ons eens aannemen, dat de omwenteling de gang van zaken niet had verstoord, zou dan een systeem, waaronder kapitaal en beheersing van handel en industrie in enige handen verenigd waren geweest, slechter zijn geweest voor het algemeen belang dan de uitwerking van concurrentie?"
'Zo'n samengesteld systeem zou natuurlijk een ondragelijke dwingelandij geweest zijn en als eenmaal zijn juk was aanvaard, zou de mensheid misschien nooit in staat zijn geweest, zich ervan te verlossen. In dit opzicht zou het privé kapitalisme onder een verenigde plutocratie, zoals dreigde te komen ten tijde van de grote omwenteling, een groter gevaar voor de toekomst van de wereld geweest zijn, dan het concurrentiesysteem. Maar wat de onmiddellijke uitwerking van de beide stelsels of het menselijk welzijn betreft, zou het privé kapitalisme in de verenigde vorm in sommige opzichten de voorkeur verdienen. Aangezien het een alleenheerschappij zou zijn geweest, zou de kans hebben bestaan, dat een welwillend despoot beter zou zijn dan zijn systeem en dat hij de toestand van het volk een beetje zou hebben verbeterd. Dat was iets dat concurrentie de kapitalisten niet veroorloofde om te doen." 'Wat bedoel je daarmee ?" 
'Ik wil daarmee zeggen, dat onder concurrentie voor het betere gevoel van de kapitalist, zelfs als hij het had, geen plaats was. Hij kon niet beter zijn dan het systeem. Als hij er naar trachtte, dan zou het systeem hem verpletteren. Hij had de voetstappen te volgen van zijn mededingers of failliet te gaan. Elke schurkenstreek, elke wreedheid van zijn mededingers moest worden nagevolgd of hij moest de strijd opgeven. De slechtste, de gemeenste, de grootste schurk onder zijn mededingers, degene die zijn werknemers het meest ten gronde richtte, zijn goederen het schandelijkst vervalste en dan ook nog het best kon liegen, dwong de anderen hetzelfde te doen."
'Zonder twijfel, John, als je in de eerste periode van de omwentelingsperiode had geleefd, dan zou je weinig sympathie gehad hebben voor die vroege hervormers, die grote angst hadden, dat de grote monopolies een einde zouden maken aan concurrentie."
'Ik kan niet zeggen of ik in dat geval wijzer zou zijn geweest dan mijn tijdgenoten," antwoordde de leerling, "maar mijn dankbaarheid voor de vernietiging van concurrentie door de monopolies zou even groot geweest zijn als mijn verlangen de monopolies uit de weg te ruimen."
                                 Robert bespreekt de overbevolking.
'Robert," zei de leraar, "John heeft ons verteld, hoe het te veel aan producten als gevolg van het winstsysteem een concurrentie onder de kapitalisten veroorzaakte in het van de hand doen van hun goederen en wat de gevolgen er van waren. Er was behalve een te veel aan goederen ook een overvloed van wat anders als gevolg van het winstsysteem. Wat was dat?"           
'Een te veel aan mensen," antwoordde Robert. "Gebrek aan koopkracht van de bevolking, of door werkloosheid of door verlaging van de lonen, had minder navraag naar goederen tot gevolg en dat betekende minder werk voor de werknemers. Overvolle warenhuizen betekenden gesloten fabrieken en een groot deel van de bevolking, dat geen werk konden vinden. Dat wil dus zeggen, een overvoerde markt van werk of mensen. Evenals de overvoerde markt de concurrentie onder de kapitalisten prikkelde, om hun goederen van de hand te doen, zo was er een even hopeloze concurrentie onder de werknemers om hun arbeid te verkopen. De kapitalisten, die geen kopers voor hun goederen konden vinden, verloren weliswaar hun geld, maar zij die niets anders hadden te verkopen dan hun arbeidskracht of  kundigheid en geen kopers konden vinden, moesten wel omkomen. De kapitalist kon wel op de markt wachten, als hij geen goederen had die bedierven. Maar de arbeider moest onmiddellijk een koper voor zijn werk vinden, of omkomen. En de boer, die feitelijk een kapitalist was, was er door de nietigheid van zijn kapitaal niet beter aan toe dan de loontrekker, omdat zijn producten bedierven als hij wachten moest op de markt. De drukkende noodzakelijkheid van de loontrekker om zijn arbeid, onder welke voorwaarde dan ook, onmiddellijk te verkopen en van de boer om zijn producten van de hand te doen, waren de omstandigheden die de grootkapitalisten voortdurend in staat stelden, de loonstandaard en de prijzen van de producten naar beneden te drukken."
'En was het alleen onder de loontrekkers en kleine producenten dat dit te veel aan mensenmateriaal bestond ?"
'Integendeel, elk ambacht, elke bezigheid, elke kunst en elk beroep, zelfs de meest geleerde, waren op dezelfde wijze overvoerd. Ieder in zijn bezigheid zag de pas aangekomen nieuweling met afgunstige ogen aan, daar men in hem een nieuwe mededinger in de strijd om het bestaan zag, die het nog een beetje moeilijker voor hem ging maken. Het zag er naar uit of er in die dagen geen mens was, die voldoening in zijn werk kon vinden, welke zelfverloochening en welke moeite hij zich ook getroostte. Want het gevoel moest hem altijd gehinderd hebben, dat het misschien menslievender geweest zou zijn, plaats te maken voor een ander om het werk te doen en geld er voor te ontvangen, aangezien er niet voor iedereen genoeg was om te verdienen."
'Zeg eens Robert, zijn onze voorouders tot het besef gekomen van wat die toestanden hadden te betekenen die je daarnet beschreven hebt? Hebben ze niet begrepen dat dit te veel aan mensenmateriaal bewees, dat er iets niet in orde was in de maatschappelijke regeling?"
'Zeker, zij beweerden er veel verdriet over te hebben. Boekdelen vol zijn geschreven over de vraag, waarom er niet genoeg te verdienen was, in een wereld waarin toch zoveel werk moest worden gedaan, zoals de algemene ellende al bewees. Congressen en wetgevende lichamen belastten voortdurend geleerden met opdrachten om de zaak te onderzoeken en er hun oordeel over kenbaar te maken."
'En hebben deze geleerden het toegeschreven aan de natuurlijke oorzaak, de noodzakelijke uitwerking van het winstsysteem, dat voortdurend een kloof in stand hield en die nog vergrootte, tussen het vermogen van productie en dat van consumptie van de maatschappij?"
'0 nee! Het bekritiseren van het winstsysteem zou met godslastering gelijk hebben gestaan. De geleerden noemden het een probleem, het probleem van de werkloosheid en gaven het op als een onoplosbaar raadsel. De geliefkoosde manier van onze voorouders om vragen uit de weg te gaan, die zij niet konden beantwoorden zonder bestaande belangen aan te tasten, was ze problemen te noemen en ze op te geven als een ondoorgrondelijke geheimzinnigheid van de heilige voorzienigheid."
'Een Engelse geleerde heeft deze moeilijkheid, namelijk het te veel aan mensenmateriaal, als gevolg van het winstsysteem, nauwkeurig onderzocht. Hij gaf een middel aan om dit te veel te vermijden op voorwaarde dat het winstsysteem bleef bestaan. Weet je nog hoe hij heette ?"
'U bedoelt zeker Malthuso"
'Ja, wat gaf hij als oplossing?"
'Hij gaf aan arme mensen als enig middel om niet van honger om te komen de raad om niet geboren te worden. Ik bedoel, hij raadde aan dat het beter was wanneer arme mensen geen kinderen konden krijgen. Deze oude man was, zoals u zei de enige van al die lieden, die tot op de wortel van het winstsysteem doordrong. Hij zag, dat er onder het winstsysteem voor de mensheid geen plaats genoeg was op aarde. Aangezien hij het winstsysteem als een door God bevolen noodzakelijkheid beschouwde, bestond er geen twijfel in zijn brein, dat het onder deze omstandigheden voor de mensheid beschikt was, van de aarde te verdwijnen. De mensen noemden Malthus een filosoof. Misschien was hij het wel. Maar zeker was het pure menslievendheid, dat zolang het winstsysteem zou duren, de rode vlag op de planeet geplant moest worden om zielen te waarschuwen hier niet te landen, behalve op eigen verantwoordelijkheid."
Emily toont de noodzakelijkheid van extra afvoerbuizen aan
'Ik ben het helemaal met je eens, Robert," zei de leraar. "Emily, wil jij het op je nemen dit interessante, al is het een niet stichtelijk, onderwerp te vervolgen? Het economische systeem van productie en distributie, waardoor een land gevoed wordt, kan goed vergeleken worden met een waterbak en een buis, die water toevoert om met productie te worden vergeleken, en een buis die water afvoert, om met consumptie of verbruik van de productie te vergeleken. Als de waterbak goed geconstrueerd is, moeten toevoer en afvoerbuizen even groot zijn, zodat evenveel water kan afvloeien als er toegevoerd wordt en geen water wordt verspild door overstroming. Onder het winstsysteem van onze voorouders was de regeling anders. In plaats dat de afvoerbuis of consumptie even groot was als de toevoerbuis of productie, was de afvoerbuis voor de helft of twee derde gesloten door de sluisdeur van winst, zodat niet meer dan de helft of een derde van het water kon wegstromen, dat door de toevoerbuis van productie binnenstroomde. En Emily, wat moet er nu vanzelf gebeuren, als er zo'n gebrek aan overeenstemming is tussen het inlaatvermogen en het uitlaatvermogen van de waterbak?" "Natuurlijk," antwoordde ze, "zou het gevolg zijn dat de waterbak te vol werd en men zou er voor moeten zorgen, dat ook de toevoerbuis maar de helft of een derde van het water liet binnenstromen, evenveel dus als kon wegstromen."
'Maar," zei de leraar, "stel dat het met de waterbak van onze voorouders zo gesteld was, dat als de toevoer van water verminderde, het vermogen om water te laten afvloeien, hoewel  klein, nog veel minder werd, door de werkende massa ook nog eens die koopkracht te ontnemen, die het vroeger als salaris ontving."
'In dat geval is het duidelijk dat als vermindering van productie het vermogen van de afvoerbuis van consumptie belemmerde, in plaats van te bevorderen, er geen ander middel zou zijn om de stilstand van de hele werking te vermijden dan de druk in de waterbak door extra afvoerbuizen te verlichten."
'Ja precies. Nu zijn we in de gelegenheid te schatten, welk noodzakelijk deel in het economisch systeem van onze voorouders de extra afvoerbuizen vormden. We hebben gezien, dat onder dat systeem het grootste deel van de bevolking zijn werk of producten aan de kapitalisten verkocht, maar slechts in staat was een klein deel van het resultaat van dat werk of die producten op de markt terug te kopen. De rest bleef als winst in de handen van de kapitalisten. Aangezien de kapitalisten slechts klein in getal waren, zouden zij voor hun behoeften maar weinig van deze opgehoopte winsten kunnen verbruiken. En toch moesten zij zich daarvan ontdoen, anders stagneerde de productie. Zij hadden geen motief de ophopingen nog te vergroten, als ze niet wisten wat er mee uit te voeren. Bovendien, naarmate de kapitalisten door gebrek aan verbruik van de winsten de productie zouden inkrimpen, zou de massa niemand vinden, om haar werkkracht te huren of haar producten te kopen om ze weer te verkopen. De geringe koopkracht die ze hadden, zouden de arbeiders en boeren nog verliezen en er zou een nog grotere ophoping van producten in de handen van de kapitalisten komen. Nu is de vraag: hoe beschikten de kapitalisten, nadat ze alles van hun winsten voor hun behoeften hadden gebruikt, over het overschot?"
'Natuurlijk," zei Emily, "als het te veel aan producten, moest worden besteed om de ophoping te verminderen, dan zou de eerste voorwaarde moeten zijn hen zo van de hand te doen dat ze voor goed verdwenen als water, dat in de zee gegooid werd. Dit gebeurde, door het te veel aan producten te gebruiken tot ondersteuning van arbeiders, die te werk gesteld werden, om een of andere nutteloze arbeid te verrichten. Deze nutteloze bezigheden waren van tweeërlei soort. De eerste soort werd gebruikt voor industriële of commerciële concurrentie, de tweede voor luxe en om zich te laten bedienen."
'Vertel eens wat over het eerste nutteloze gebruik van arbeidskracht in concurrentie."
'Dit betrof o.a. het op touw zetten van industriële en commerciële ondernemingen, die niet nodig waren, omdat er geen behoefte aan bestond. De bedoeling was alleen om de onderneming van een ander te overtroeven en zijn plaats in te nemen."
'En werd daar veel mee verspild?"
'Enorm, volgens hetgeen men zou kunnen opmaken uit wat toen algemeen gezegd werd, namelijk dat talloze industriële en commerciële ondernemingen failliet gingen. Dat betekende dat het grote aantal faillissementen plaats greep, omdat de kapitalisten hun beleggingen verspilden door te trachten aan een navraag te beantwoorden, die of niet bestond of waarin al voorzien was. Als deze uitspraak alleen maar in de verste verte een idee gaf van de waarheid, dan zou het toch al een denkbeeld geven van de kolossaal opgehoopte winst die verspild werd in uitgaven voor concurrentie. Men moet voorts bedenken, dat als een kapitalist er in slaagde, een ander te verdringen en diens zaak ten gronde te richten, het totale verlies aan kapitaal hetzelfde bleef als wanneer hij zelf failliet gegaan was. In dit geval was het alleen het kapitaal van de eerste belegger dat vernietigd werd in plaats van dat van de ander. In elk land, dat een zekere graad van economische ontwikkeling had bereikt, waren er in elke branche vele malen meer bedrijven en ondernemingen dan er vraag naar was en zoveel kapitaal, dat reeds belegd was, dat er nauwelijks nog winst kon worden gemaakt. De enige manier voor nieuw kapitaal, om zich in zaken te steken was, oud kapitaal, dat reeds belegd was, te verdringen en te vernietigen. De steeds meer opgehoopte winst, die een deel opeiste van een markt, die door die winst juist verminderd was, veroorzaakte een wedijver onder de kapitalisten, die volgens de overleveringen, die tot ons gekomen zijn, als een hevige brand was in zijn vernietigende uitwerking op het kapitaal."
'Nu moet je ons eens vertellen over die andere grote verspilling, waardoor de druk in de waterbak genoeg verlicht werd, waardoor de toevoer (of productie) kon worden voortgezet. Ik bedoel, het besteden van kapitaal door het te werk stellen van arbeidskrachten in dienst van weelde. Wat was luxe?" 
'Het woord luxe, dat betrekking heeft op de toestand in de maatschappij vóór de omwenteling, betekende het kwistig besteden van goederen door de rijken voor verfijnd genot van de zinnen, terwijl het grootste gedeelte van de bevolking gebrek leed aan de eerste behoeften."
'Wat waren enige van de vormen van luxe, waaraan de kapitalisten zich overgaven?"
'Zij waren van een onbegrensde verscheidenheid, zoals het laten bouwen van kostbare paleizen, om in te wonen en de koninklijke wijze, waarop deze waren ingericht. Dan het houden van een grote stoet van bedienden, kostbare gerechten voor de tafel, zeiljachten, het zich verschaffen van alle soorten prachtige kleding en edelstenen. Men putte zich uit om middelen te verzinnen, waardoor de rijken de overvloed konden verspillen, terwijl het volk ontbeerde. Een groot leger van werknemers werd voortdurend aan het werk gezet, om een oneindige variatie van artikelen te maken voor opschik en vertoon, die scherp afstaken tegen de onbevredigde eerste behoeften van hen, die zich afsloofden om ze voort te brengen."
'Wat heb je uit een moreel standpunt te zeggen over de uitgaven van deze luxe?"
'Als de totale mensen massa over de hele wereld die graad van economische welvaart bereikt had, zodat iedereen evenveel recht had om al die luxe te genieten," antwoordde de leerlinge, "zou het een kwestie van smaak zijn, om er zich aan over te geven. Maar deze verkwisting van goederen door de rijken tegenover een grote massa, die gebrek leed aan de noodzakelijkste levensbehoeften, was een teken van onmenselijkheid, dat niet te geloven zou zijn geweest voor beschaafde mensen, als de feiten niet met bewijzen gestaafd waren. Stelt u zich eens voor een gezelschap van personen, die een feestmaal zaten te genieten, terwijl op de andere verdiepingen van het huis en in de hoek van de feestzaal groepen medemensen omkwamen van de honger en met hongerige ogen elk brok volgden, die de feestvierenden in hun mond staken. En toch moet op deze wijze worden beschreven, hoe de rijken het fortuin, dat zij zich uit de winsten hadden opgebouwd, in grote delen van landen als Frankrijk, Engeland, Duitsland en Amerika vóór de grote omwenteling verkwistten. Met dat verschil, dat de behoeftige en hongerige mensen in plaats van in de feestzaal zich elders op de wereld bevonden."

'Er werd door de verdedigers van de buitensporige uitgaven van de kapitalisten beweerd, dat zij op die wijze werk gaven aan velen, die anders zonder arbeid zouden zijn geweest."
'Waarom moesten zij dan zonder werk zijn, waarom waren de mensen blij dat ze werk vonden, door tot de weelderige en lichtzinnige bevredigingen van de kapitalisten te mogen bijdragen en zich daardoor te verkopen voor het meest wufte en vernederende gebruik?" "Eenvoudig, omdat het winst maken van dezelfde kapitalisten de mogelijkheid voor het volk, om zich iets aan te schaffen, had teruggebracht tot slechts een kleinigheid van wat er voortgebracht werd, zodat dit weer vanzelf het voortbrengingsvermogen beperkte. Want in een goed geordende maatschappij moet er altijd voor iedere hand wat te doen zijn, totdat alle behoeften bevredigd zijn, zoals dat nu geschiedt. Door hun lichtzinnige uitspattingen te verontschuldigen met wat u zo juist hebt beweerd, hebben de kapitalisten de gevolgen van een ondeugd vergoelijkt, door een andere te plegen."
'De zedenmeesters van alle eeuwen hebben de uitspattingen van de rijken veroordeeld. Waarom heeft hun afkeuring geen verandering gebracht ?"
'Zij begrepen de economische zijde van het onderwerp niet. Zij konden niet inzien, dat onder het winstsysteem het grondig vernietigen van overvloedige winst in onnutte verspillingen een economische noodzakelijkheid was, om de productie door te laten gaan, zoals u terecht door de vergelijking met de waterbak hebt aangetoond. De verspilling van de goederen voor luxe was een economische noodzakelijkheid evenals, om een ander voorbeeld te gebruiken, een etterende zweer nuttig is om de onreinheden van een ziek lichaam te verwijderen. Onder ons systeem, waardoor iedereen evenveel krijgt, wordt de welvaart van de gemeenschap rijkelijk en ook gelijkmatig verspreid onder al haar leden, zoals het bloed in een gezond lichaam.
Maar wanneer, zoals onder het oude systeem, de welvaart geconcentreerd werd bij een klein deel van de bevolking, dan verloor zij haar levenwekkende hoedanigheid, evenals het bloed, dat blijft stokken in bijzondere organen, daardoor een werkend gif wordt, waarvan men zich noodzakelijk moet bevrijden. Luxe kan daarom worden beschouwd als een etterbuil, die open moet worden gehouden, wil het winstsysteem zich tot elke prijs handhaven."
'Je beweert," zei de leraar, "dat om de productie aan de gang te houden, het absoluut noodzakelijk was, het te veel aan winst te verspillen. Maar konden de winsttrekkers geen verstandiger en menselijker manier verzinnen, waarop ze het te veel aan goederen konden kwijtraken, dan elkaar door concurrentie te verdringen of zich in grote verkwisting over te geven aan verfijnd zingenot in tegenwoordigheid van een behoeftige menigte?"
'Zeker konden ze dat. Als de kapitalisten er om gegeven hadden, er een menselijke zienswijze op na te houden, dan zouden ze een minder demoraliserende manier hebben gevonden om het stokkende te veel aan goederen kwijt te raken. Ze konden van tijd tot tijd een vreugdevuur aanleggen als een brandoffer aan de godin 'Winst',  of als ze er de voorkeur aan hadden gegeven, zouden ze het te veel aan goederen in booten naar volle zee vervoerd en daar uitgestort hebben."
'Het is makkelijk in te zien," zei de leraar, "dat van dit zedelijk standpunt uit, zo'n periodiek vreugdevuur of uitstorting in zee, goden en mensen meer zou hebben gesticht dan de gewoonte het in weelde te verkwisten en te spotten met de bittere ellende van het volk. Maar wat zou de economische uitwerking ervan geweest zijn?"
'Het zou economisch en moreel beter zijn geweest. De vernietiging van het te veel aan winsten door concurrentie en zingenot was langzaam en traag, terwijl ondertussen de industrie een kwijnend bestaan voortsleepte en de werklozen in niets doen en gebrek wachtten tot de overvloed zo verminderd was, dat er plaats voor meer productie was. Maar als onmiddellijk nadat het te veel was vastgesteld, dit vernietigd werd, zou de industrie weer verder kunnen gaan. Maar wat zou er terechtgekomen zijn van de werklieden die ze als bedienden gebruikten in hun weelderige omgeving? Zouden ze werkloos geweest zijn als de luxe was opgegeven?"
'Integendeel, als er een periodiek vreugdevuur was ingevoerd zouden ze voortdurend nodig zijn geweest voor het aanbrengen van materiaal voor de vlammen en dat zou een veel waardiger bezigheid geweest zijn dan de kapitalisten te helpen de voortbrengselen van hun broeders, die in de industrie werkzaam waren, in dwaasheid te verbruiken. Maar het grootste voordeel, dat men zou hebben door de vervanging van weelde door een vreugdevuur, moet nog vermeld worden. Tegen de tijd dat het volk enige van die jaarlijkse offers aan het beginsel van winst zou hebben gebracht, en misschien al dadelijk na het eerste offer, zou men zich in het licht van dergelijke opwekkende en doelmatige lesjes hebben afgevraagd, of de morele schoonheden van het winstsysteem voldoende opwogen tegen de economische offers."
Charles ruimt een gewetensbezwaar uit de weg.
'Kom, Charles," zei de leraar, "je moet ons helpen met iets dat ons geweten niet met rust laat. We hebben voor elkaar lelijke taferelen opgehangen van het winstsysteem, zowel op moreel als op economisch gebied. Is het mogelijk, dat we het onrecht hebben aangedaan? Hebben we het niet te zwart gemaakt? Uit een ethisch standpunt hebben we het zeker niet gedaan, want er zijn geen woorden te vinden om naar waarheid te getuigen hoe het met alle gevoel van menselijkheid heeft gespot. Maar hebben wij niet te sterk zijn economische domheid vastgesteld en ook de hopeloosheid van 's werelds vooruitzicht op stoffelijke welvaart zo lang het werd geduld? Kun je ons ook wel, hier en nu, in dit opzicht geruststellen?"
"Dat zal niet moeilijk zijn," zei Charles. "Men kan geen betere en meer afdoende bewijzen verlangen voor de hopeloosheid van het economische vooruitzicht onder het privé kapitalisme, dan ruimschoots zijn gegeven door de economen vanaf de negentiende eeuw zelf. Blijkbaar waren ze helemaal niet in staat, iets anders te verzinnen dan het privé kapitalisme als grondbeginsel van het economische systeem en toch maakten zij zich geen illusies omtrent later en bleef met horten en stoten aan de gang. In Amerika waren de werknemers proletariërs geworden en de landbouw was tot een pachtstelsel teruggebracht. Het was de ontevredenheid van het volk over deze toestanden, verbonden met de zekerheid dat het nog erger zou worden, dat maakte dat het tegen het einde van de negentiende eeuw opstandig werd en de noodzakelijkheid inzag, om het privé bezit voorgoed uit de weg te ruimen." "En begrijp ik het goed dat deze toestand, waarin geen toeneming van welvaart meer mogelijk was, begon terwijl het volk niet eens voorzien was van de eerste levensbehoeften ?" "Zeker, de voorziening van levensbehoeften aan de massa werd onder het winstsysteem in geen geval beschouwd als een rede om meer goederen voort te brengen. Dit is al vaak naar voren gebracht. Wanneer de productie het punt had bereikt, waarop ze op gelijke hoogte bleef staan, dan moest de ellende van het volk wel toenemen, als onmiddellijk gevolg van de concurrentie onder de kapitalisten om hun overvloed aan kapitaal in zaken te steken. Immers om dit te doen werden, zoals al is gezegd, de prijzen van de producten verlaagd. Dat betekende hetzelfde als de lonen van de loonarbeiders te verminderen en de prijzen van de landbouwproducten tot het minimum te drukken, voordat de kapitalisten er aan dachten om minder winst te trekken. Wat de oude economen de stationaire toestand van productie noemden, betekende de voortdurende, onbegrensde en grootst mogelijke ellende van de volksmassa, die kon worden verdragen." 
'Het is genoeg, Charles. Je hebt elk gewetensbezwaar uit de weg geruimd, dat we misschien het winstsysteem onrecht hebben aangedaan. Feitelijk kon dit niet gebeuren met een systeem, waarvan de eigen voorvechters zulke gevolgen voorspelden, als jij ons hebt beschreven. Wat zou men trouwens nog kunnen toevoegen aan deze voorspellingen van een stationaire toestand behorende bij de regeling van een industrie, waarvan men toegaf, dat ze aan het einde van haar middelen was, te midden van een naakte en hongerige bevolking? Dit was dan de goede tijd, die komen zou en waarmee de negentiende eeuwse economie de koude en hongerige wereld van zwoegers opvrolijkten. De goede tijd, waarin ze het nog ellendiger zouden hebben dan ooit te voren en elke hoop moesten opgeven, dat het beter zou kunnen worden. Geen wonder, dat onze voorouders hun zogenaamde staathuishoudkunde een sombere wetenschap noemden. Want nooit was er een zwartgalligheid zwarter of  hopelozer dan die zoals zij die verkondigden. Het zou werkelijk heel erg voor de mensheid zijn geweest, als het hier inderdaad een wetenschap betrof."
Esther berekent de kosten van het winstsysteem.
'Kom Esther," vervolgde de leraar, 'ik ga jou nu vragen enigszins te schatten, hoeveel aan onze voorouders het voorrecht kostte, het winstsysteem aan te hangen. Emily heeft ons een begrip gegeven, hoe groot het verlies aan kapitaal was door het op tweeërlei wijze te verkwisten, namelijk door concurrentie en door luxe. Vertegenwoordigden deze twee gevallen nu al het verlies aan kapitaal, dat het volk aan het winstsysteem moest offeren?"
'Zij gaven er geen flauw begrip van en vertegenwoordigden het nog veel minder," antwoordde Esther. "Het opgehoopte kapitaal, dat aan concurrentie en luxe werd verkwist, zou als het voor gelijk verbruik onder het volk verdeeld was, ongetwijfeld het algemene peil van welvaart aanzienlijk hebben verhoogd. Wat echter de kosten betreft, die het winstsysteem voor het volk betekende, daarbij was de verspilde weelde een onbeduidende schadepost. De grootte van het verlies bestond in de uitwerking van het winstsysteem, die de welvaart tegen hield, door het belemmeren en aan banden leggen van het bijna onbegrensde vermogen van de mens om welvaart voort te brengen. Stelt u zich eens voor, dat het grootste gedeelte van de bevolking in plaats van in armoede te vervallen en velen in grote ellende, voldoende zou hebben gekregen, om alle behoeften te bevredigen en een gerieflijk leven te leiden, bereken dan eens de hoeveelheid goederen, die men nodig zou hebben om dit peil van welstand te bereiken. Dat zou u een begrip geven van de welvaart, die het Amerikaanse volk of welk volk waar ook ter wereld had kunnen voortbrengen, als het winstsysteem er niet was geweest. Naar schatting zou dit vijf-, zeven- of tienmaal meer zijn geweest."
'Maar vertel ons eens, zou het voor het Amerikaanse volk in het laatste deel van de negentiende eeuw mogelijk zijn geweest om de productie op die manier op te voeren, als er behoefte aan had bestaan?"
'Niets is zekerder dan dat. De uitvindingen namen in de negentiende eeuw zo in aantal toe, dat het productievermogen tot het twintigvoudige, of zelfs tot het vele malen honderdvoudige had kunnen worden opgevoerd. In het laatste deel van de negentiende eeuw is er nooit een periode geweest, dat de in Amerika of in een van de andere beschaafde landen de toenmalige bedrijfsinstallaties in zes maanden niet hetzelfde hadden kunnen voortbrengen als in een jaar werd geproduceerd. Zulke bedrijfsinstallaties hadden tot in het oneindige kunnen worden uitgebreid. Op dezelfde manier werd de landbouwproductie van het land ver beneden de mogelijkheid van voortbrenging gehouden. Want een overvloedige oogst betekende onder het winstsysteem voor de boeren hetzelfde als rampzalige prijzen. Men zei, dat het voor de oude economen een uitgemaakte zaak was, dat er geen grenzen voor productie te bepalen waren, als de navraag voor verbruik maar kon worden verzekerd."
'Kun jij je misschien een voorbeeld in de geschiedenis herinneren, waarin een volk zo'n hoge prijs betaalde voor de vertraagde en geremde vooruitgang als door het handhaven van de tirannie van het winstsysteem?"
'Ik ben er zeker van dat zo'n voorbeeld nooit bestaan heeft en ik zal u zeggen waarom ik dat denk. De menselijke vooruitgang is op verschillende stadia tegengehouden door onderdrukkende heerschappijen. De wereld heeft ze omvergegooid en is daarna vooruitgesprongen. Maar nooit eerder waren de voorwaarden zo lang gereed en wachtende op een voorwaartse beweging, die zo groot zou zijn en zo plotseling zou plaats grijpen op alle gebieden van maatschappelijke verbeteringen, dan in het tijdperk vóór de omwenteling. De mechanische en industriële krachten, die in toom werden gehouden door het winstsysteem, hoefden slechts te worden bevrijd om de economische toestand van de mensheid als bij toverslag te veranderen. Tot zover ging het alleen om de stoffelijke schade van het winstsysteem voor onze voorouders. Maar groot als ze was, kwam ze toch niet in aanmerking om vergeleken te worden met de schade die het heeft berokkend aan het menselijke geluk. Ik bedoel, wat het gekost heeft aan onrecht en tranen, aan smartelijke ontzeggingen en onderdrukte zedelijke mogelijkheden, die de wereld dagelijks betaalde voor de instandhouding van het privé kapitalisme. Er zijn geen woorden te vinden om uit te drukken hoeveel dat heeft gekost."
Er was geen staatshuishoudkunde vóór de omwenteling. 'Het is genoeg Esther. Zo George, nu ga jij ons iets vertellen over een bijzondere groep van geleerden uit vervlogen tijden, die volgens hun studie hiervan wel op de hoogte moesten zijn en die het volk op de hoogte gebracht moesten hebben van het zelfmoordende karakter van het winstsysteem, dat economische ondergang voor de mensheid betekende, zolang het werd geduld. Ik heb het over de staatshuishoud-kundigen."
'Er waren geen staatshuishoudkundigen vóór de omwenteling," antwoordde de jongen.
'Maar er bestond toch een hele klasse van geleerden die zich zo noemde."
'Ja, maar zij voorzagen zich van een verkeerd etiket."
'Hoe kom je aan deze gevolgtrekking?"
'Omdat er vóór de omwenteling niemand was behalve zij, die haar voorbereidden, die de geringste voorstelling had van wat staatshuishoudkunde is."
'Wat is dat dan?" 
'Economie of huishoudkunde betekent het wijze beheer van de welvaart in productie en distributie. Individuele economie is de wetenschap van dit wijze beheer in het belang van het individu, zonder zich om anderen te bekommeren. Familie economie is hetzelfde, zij het dan dat het in het belang van de familiegroep is, zonder zich om andere familiegroepen te bekommeren. Staatshuishoudkunde kan dus alleen betekenen het wijze beheer van welvaart ten behoeve van de staat of de maatschappij d.w.z. van het aantal burgers, dat deel uitmaakt van die staatsorganisatie. Dit soort van beheer omvat noodzakelijkerwijze een openbare of regeringsregeling van economische zaken in het algemeen belang. Maar vóór de omwenteling had men geen begrip van een dergelijke huishoudkunde, noch van enige organisatie om haar toe te passen. Alle stelsels en leerstellingen over economie, waren vóór die tijd zuiver en uitsluitend privé en individueel in theorie en praktijk. Terwijl in andere opzichten onze voorouders op verschillende wijzen en in verschillende graden een maatschappelijke saamhorigheid en een staatkundige eenheid erkenden met evenredige rechten en plichten, was hun theorie en praktijk van alles, wat het verkrijgen en verdelen van welvaart betrof agressief en brutaal persoonlijk, asociaal en onstaatkundig."
'Heb je al eens in de Historische Bibliotheek een verhandeling gelezen over wat onze voorouders staathuishoudkunde noemden ?"
'Ik beken," antwoordde de jongen, "dat ik al genoeg kreeg van de titel van het hoofdwerk op dat gebied, namelijk 'De welvaart der volkeren.' Dat zou een prachtige titel zijn geweest voor de hedendaagse staatshuishoudkunde, waarin de productie en distributie van de welvaart geheel door het volk gezamenlijk en in het belang van de gemeenschap wordt beheerd. Maar men kan zich voorstellen, wat voor strekking zo'n boek had, dat geschreven is, voordat men dacht aan zo iets als een nationale economische organisatie. De strekking was natuurlijk om kapitalisten te leren, hoe rijk te worden ten koste van, of minstens zonder acht te slaan op hun medeburgers. Ik heb ook opgemerkt dat een bijtitel, die men vaak aantreft voor deze zogenaamde staatshuishoudkundige werken was: 'De wetenschap der welvaart'. Wat kon nu een verdediger van het privé kapitalisme en het winstsysteem te zeggen hebben over de wetenschap van de welvaart? Het abc van elke wetenschap van welvaart sluit de noodzakelijkheid in zich van overeenstemming door gezamenlijk overleg en inspanning, terwijl concurrentie, botsingen en oneindige tegenstrijdigheden het doel was van de economische methoden die deze schrijvers naar voren brachten."
'En toch," zei de leraar, "bestond de enige fout van deze boeken over zogenaamde staatshuishoudkunde in de belachelijkheid van hun titels. Verander deze en ze blijken opeens waardevolle documenten te zijn van dat tijdperk. We zouden ze bijvoorbeeld kunnen noemen: 'Het onderzoek naar de economische en maatschappelijke gevolgen, wanneer men tracht te bestaan, zonder enige staatshuishoudkunde'. Een titel die niet minder goed zou passen is: 'Studies over het natuurlijke verloop van economische zaken in een toestand van anarchie door gebrek aan een regeling voor het algemeen belang'.
'In dat licht bezien, zijn ze nauwkeurige en afdoende bewijzen van de verderfelijke uitwerkingen van het privé kapitalisme op het welzijn van de maatschappij en dan begrijpen wij thans het ware en de waarde van deze werken. Door de nauwkeurige uiteenzettingen van de verschijnselen van handel en nijverheid in die dagen met hun wisselwerking op het wezen van de maatschappij, bewijzen ons de schrijvers, hoe de resultaten niet anders konden zijn dan ze waren, als gevolg van de wetten van het privé kapitalisme. Zij bewijzen ons tevens, dat het slechts laffe sentimentaliteit was, om te veronderstellen dat er, als die wetten gehandhaafd werden, enige andere resultaten konden worden bereikt, hoe goed men zich ook voornam te zijn. Deze werken zijn enigszins te moeilijk voor  algemeen volksgebruik. Toch heb ik vaak gedacht, dat in het tijdperk van de omwenteling geen andere documenten de verstandige mensen, die men tot lezen kon bewegen, beter konden overtuigen van de noodzakelijkheid om een einde te maken aan het privé kapitalisme.
'De noodlottige en geheel onbegrijpelijke fout van deze schrijvers was, dat ze er niet zelf de voor de hand liggende conclusie uit trokken en openbaar maakten. In plaats daarvan begingen ze de ongelooflijke domheid een reeks van toestanden, die niets anders waren dan overblijfsels van een barbaars tijdperk te aanvaarden, als basis voor een sociale wetenschap, terwijl ze gemakkelijk hadden kunnen inzien, dat juist het denkbeeld van een wetenschappelijk sociale orde, voorop moest stellen, dat deze toestanden dienden te worden afgeschaft, als eerste stap om dat te bereiken. Ondertussen zijn er, wat deze les betreft, drie punten die nog moeten worden opgehelderd.. Want we hebben voortdurend over winst maken gesproken, maar dat was slechts één van de drie methoden waarmee de kapitalisten schatting hieven op de zwoegende wereld en waardoor zij hun macht hadden verkregen en handhaafden. Wat waren de twee anderen?"
'Pacht en interest."
'Wat was pacht ?"
'In die tijd," antwoordde George, "sprak het niet vanzelf, dat iedereen het recht had op een billijk en gelijk aandeel van het land voor persoonlijk, eigen gebruik, zoals dat nu het geval is. Het werd niemand toegestaan enig natuurlijk recht op land te hebben. Aan de anderen kant was er geen grens aan de hoeveelheid land, die iemand wettelijk mocht bezitten, al was het een hele provincie, als hij er zich meester van kon maken. Het gevolg daarvan was dat de sterke en sluwste mensen zich het grootste gedeelte van het land toeëigenden, terwijl de massa ervan verstoken bleef. De eigenaar van het land had het recht er iedereen uit te jagen en te laten straffen wie er toch in kwam. Het volk dat geen land bezat, had het echter wel nodig om er gebruik van te maken en moest daarvoor naar de kapitalisten gaan. Pacht was nu de prijs die de kapitalisten verlangden van de mensen, die er niet van weggejaagd wilden worden."
'Vertegenwoordigde deze pacht een of andere economische dienst, die door de eigenaar aan de maatschappij moest worden bewezen?"
'Wat de heffing van de pacht aangaat voor het gebruik van het land, los van het feit dat de kwaliteit van de grond er op vooruitging, bewees de eigenaar hoegenaamd geen anderen dienst, dan dat hij afzag van zijn wettelijk recht de bewoner er uit te gooien. Het was geen heffing om iets te doen, maar om iets te laten."
'Vertel ons nu eens wat interest was."
'Interest was de prijs die men moest betalen voor het gebruik van geld. Tegenwoordig beheert de gezamenlijke administratie de industriële krachten van het land voor algemeen welzijn, maar vroeger werden alle economische ondernemingen ten eigen bate geëxploiteerd. Zij, die deze ondernemingen beheerden moesten de arbeid die er voor nodig was met geld huren. Natuurlijk moest de lening, voor het verkrijgen van de onontbeerlijke geldmiddelen, groot zijn. De prijs, die men er voor betaalde, was interest."
'En vertegenwoordigde interest een of anderen dienst van de ontvanger ervan aan de gemeenschap?"
'Absoluut niet. Het lag in de aard van de zaak, dat hij door het ontvangen van interest afzag van zijn macht het geld van de lener op te eisen. Het was de prijs die de geldschieter verlangde voor iets, dat hij door een ander liet doen, wat hij zelf ook zou kunnen, maar niet verkoos te doen. Het was een schatting, opgelegd door luiheid aan vlijt."
'Als alle grondbezitters en geldschieters plotseling gestorven waren, zou dat een verandering in de wereld gebracht hebben?"
'Helemaal niet, zo lang zij land en geld achterlieten. Hun economische rol was passief en totaal verschillend van de winst zoekenden kapitalist, want of hij er goed of kwaad mee deed, de winst zoekenden kapitalist was ten minste actief." 
'Wat was de algemene uitwerking van pacht en interest op de consumptie en bijgevolg op de productie van goederen door het volk?"
'Beide gingen er door achteruit."
'Hoe?"
'Op dezelfde wijze als met winst het geval was. Zij die pacht inden waren met weinigen en die ze betaalden, bijna iedereen. Zij die interest ontvingen waren eveneens met weinigen, die ze betaalden met velen. Pacht en interest betekenden, net als winst, het voortdurende wegtrekken van de koopkracht van bijna de totale bevolking om ze in handen van een klein gedeelte ervan te concentreren."
'Heb je nog iets te zeggen over de invloed van pacht, interest en winst in hun verschillende vormen om het verbruiksvermogen van de massa te vernietigen en bij gevolg ook de vraag naar voortbrenging?"
'Dit was in alle tijdperken en landen verschillend, naar gelang de hoogte die de economische ontwikkeling aldaar had bereikt. Het privé kapitalisme is te vergelijken met een stier met drie horens: pacht, interest en winst, die in lengte verschilden volgens de leeftijd van het dier. In Amerika was, in de tijd waarover onze les handelt, van de drie horens de winsthoorn nog de langste, hoewel de beide andere erg snel aan het groeien waren."
'We hebben gezien, George," zei de leraar, "dat het sinds tijden, lang voor de grote omwenteling, het even waar was als nu dat de enige grens voor het voortbrengen van goederen in de maatschappij het verbruik ervan is. We hebben begrepen, dat wat het volk in armoede hield onder het privé kapitalisme, het gevolg was van winst in combinatie met pacht en interest, dat het verbruik tegen hield en op die wijze de productie verlamde door de koopkracht van de bevolking in landen van weinigen te beperken. Dit was dus niet zoals het hoorde. Voordat we van het onderwerp afstappen, zou ik graag van je willen weten, hoe het dan wel hoorde te zijn. Overtuigd als we zijn, dat de productie wordt bepaald door consumptie, welke regel moeten wij dan toepassen op het verdelen van de voortgebrachte goederen voor het verbruik, om dat zo te laten toenemen, dat het daardoor de grootst mogelijke vraag naar productie schept?"
'Voor dit doel moeten de voortgebrachte goederen gelijk worden verdeeld onder alle leden van de voortbrengende gemeenschap."
'Bewijs ons eens waarom dit zo moet."
'Het is vanzelfsprekend wiskundig juist, dat hoe meer mensen een brood of iets anders verdelen en hoe gelijker zij dat doen, het des te eerder op is en zij behoefte zullen hebben aan meer. Dus om in het algemeen te spreken: de behoeften van de mensheid zijn een gevolg van eenzelfde natuurlijke lichaamsgesteldheid, zij zijn dus in beginsel dezelfde. De gelijke verdeling van de dingen, die zij nodig hebben, is daarom het algemene beginsel, waarop het verbruik onmiddellijk toeneemt tot de grootst mogelijke omvang en daarmee niet ophoudt, voordat het punt bereikt is van algemene verzadiging. Waaruit volgt, dat de gelijke verdeling van goederen de regel is, waardoor het grootst mogelijke verbruik en daardoor de grootst mogelijke voortbrenging kan worden verzekerd."
'Wat zou aan de anderen kant de uitwerking zijn op het verbruik als men de goederen tot verbruik ongelijk verdeelden."
'Als de verdeling ongelijk was geweest, dan zouden sommigen meer krijgen dan zij in een bepaald tijdvak konden verbruiken, en anderen minder in dezelfde tijd. Het resultaat daarvan was een lager verbruik, ten opzichte van wat het geweest zou zijn al alles gelijk was verdeeld. Als een miljoen dollar onder duizend mensen gelijk zou worden verdeeld, zou het bedrag onmiddellijk worden uitgegeven aan dingen, die men nodig had en er zou een vraag naar meer ontstaan. Maar bleef het geld in handen van een enkeling, dan zou zelfs geen honderdste deel, hoe men het ook aan weelde zou verkwisten, in de zelfde tijd zijn uitgegeven. De algemene grondwet van de wetenschap van de maatschappelijke welvaart is, dat de doeltreffendheid van een zekere hoeveelheid koopkracht om het verbruik te bevorderen, in de juiste verhouding moet staan tot de uitgebreidheid van de verdeling van de koopkracht en het meest doeltreffend is, als ze gelijk verdeeld wordt onder alle verbruikers, want dat betekent de uitgebreidste verdeling ervan."
'Je hebt geen aandacht geschonken aan het feit, dat als deze regel voor de grootst mogelijke voortbrenging van welvaart, namelijk de gelijke verdeling van het voortgebrachte, voor alle burgers van de gemeenschap wordt toegepast, dit ook de grootste som van menselijk geluk zal veroorzaken."
'Ik sprak uitsluitend over de economische zijde van het onderwerp."
'Zou het de oude economen niet versteld hebben doen staan, dat het geheim van het meest doeltreffende systeem van welvaartsvoortbrenging, hetzelfde op nationaal gebied is als het ethische begrip van een gelijke behandeling voor iedereen, zoals eens door Christus voorgeschreven ?"
'Zonder twijfel, want zij hebben ten onrechte geleerd, dat er twee wetenschappen waren voor het menselijk gedrag: een zedelijke en een economische; en twee manieren om dit gedrag te beoordelen: een economische en een ethische; beide verschillend, maar op zich zelf goed. Wij weten wel beter. Er kan slechts één wetenschap zijn voor het menselijke gedrag op welk gebied dan ook en dat is de ethische. Alles wat men op economisch gebied wil ondernemen, dat de ethische toets niet kan doorstaan, is verkeerd. Niets kan op den duur of op grote schaal economisch gezond zijn, dat ethisch niet in orde is. Het is daarom geen toeval, maar een logische noodzakelijkheid, dat het hoogste woord op beide gebieden, de ethica en de economische een en hetzelfde is: gelijkheid. Die gulden regel is in zijn maatschappelijke toepassing even zeker het geheim van overvloed als van vrede."

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting