Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


                      HOOFDSTUK 13.

Privé kapitaal is diefstal aan het sociale fonds.

'Ik merk," vervolgde de dokter, "dat deze droge uiteenzettingen Edith ongeduldig maakt: Ze vindt, dat het hoog tijd wordt, dat we van de abstracte goederen naar de concrete overgaan in de vorm van de inhoud van je brandkast. Toch zal ik het gezelschap nog een beetje ophouden met een paar opmerkingen. Want heus, de kwestie van de teruggave van je miljoenen, die je voor de grap geopperd hebt, raakt zo zeer het grondbeginsel van het wezen van onze maatschappelijke orde, dat ik je ten minste in grote trekken een idee moet geven van de moderne morele begrippen over goederendistributie.
Het wezenlijke verschil tussen de oude en de nieuwe opvatting begrijp je nu wel. De oude zedenleer behandelde de kwestie van wat iemand rechtmatig zou mogen bezitten, als iets dat begon en eindigde met de verhouding tussen personen en dingen. Dingen hebben geen rechten tegenover zedelijke wezens en hierin ligt dus opgesloten, dat er daarom geen reden was, waarom personen zich niet zo onbegrensd dingen zouden toeëigenen, als in hun macht lag te doen. Maar deze zienswijze zag helemaal de maatschappelijke gevolgen over het hoofd, die voortsproten uit een ongelijke verdeling van stoffelijke dingen in een wereld, waar iedereen voor de behoeften van zijn leven afhankelijk was van een gedeelte van die dingen. Dat wil dus zeggen dat de oude zedenleer, betreffende het eigendomsrecht, de zedelijke zijde van de zaak voorbij zag, n.l. de invloed die het had op de menselijke verhoudingen. Het is juist deze overweging, die de grondbeginselen van de moderne mens betreffende het eigendomsrecht kenmerkt. Alle menselijke wezens zijn gelijk in rechten en waardigheid en alleen dat stelsel van goederenverdeling kan worden verdedigd, dat die gelijkheid eerbiedigt en verzekert. Maar wanneer je dit beginsel het meest algemeen hoort vermelden als de zedelijke basis van onze economische gelijkheid, dan is er toch nog een andere reden, die absoluut voldoende is en toch heel verschillend, waarom wij, zelfs als de rechten op leven en vrijheid daaraan niet waren verbonden, in alle geval die gelijke verdeling van de hele opbrengst van de nijverheid zouden handhaven, als de enig rechtvaardige methode, terwijl elke andere diefstal zou zijn."
'De hoofdfactor in het scheppen van welvaart onder beschaafde mensen is de maatschappelijke organisatie, de inrichting van gezamenlijke arbeid en onderlinge verdeling. Hierdoor voorzien honderden miljoenen mensen in de behoeften. Iedereen produceert of distribueert en vult elkaar's arbeid aan. De productie- en distributiestelsels van de landen van de wereld vormen op die wijze één groot stelsel. Dat was zelfs het geval onder het privé kapitalisme in weerwil van de geweldige verspilling en vijandschap, die door zijn wijze van handelen was ontstaan. Maar dat feit is natuurlijk van veel groter gewicht, nu het stelsel van samenwerking helemaal zonder belemmering in actie is en de geringste werkkracht tot het uiterste wordt benut. Hetgeen men in de hele nijverheidsvoortbrenging te danken heeft aan de maatschappelijke samenwerking, is vertegenwoordigd in het verschil tussen wat men voortbrengt in samenwerking met de sociale organisatie en wat men op zich zelf staand tot stand kan brengen. In samenwerking met zijn mede mensen in de sociale organisatie brengt elk genoeg voort, om iedereen in weelde en verfijning te onderhouden. In afzondering te zwoegen, betekende volgens menselijke ervaring hetzelfde, als zich gelukkig te achten, wanneer men in het beste geval voldoende kon voortbrengen, om te kunnen leven. Nu schat men geloof ik, de gemiddelde dagelijkse productie van een arbeider in Amerika op ongeveer vijftig dollar. Als die zelfde arbeider alleen zou werken, dan zou hij volgens dezelfde berekening hoogstens tot een vierde dollar komen. Zeg me nu eens, Julius, aan wie behoort de sociale organisatie van deze grote inrichting van menselijke sa- menwerking, die wat ieder kan voortbrengen met tweehonderd vermenigvuldigt ?"
'Natuurlijk," antwoordde ik, "kan zij aan niemand afzonderlijk toebehoren, maar moet zij gezamenlijk bezit zijn. De gemeenschap alleen mag de erfenis van vernuft en ontdekkingen aanvaarden. Het is de gemeenschap, die de dagelijkse samenwerking bevordert, waardoor deze erfenis aan haar doel beantwoordt."
'Precies, zo is het. De sociale organisatie, zoals die is en alles mogelijk maakt, is de ondeelbare erfenis van iedereen. Maar wie behoort dan eigenlijk de tweehonderdvoudige waarde van het werk van een ieder, tot stand gebracht door middel van die sociale organisatie?"
'Klaarblijkelijk aan de gemeenschap en het gemeenschappelijk fonds."
'Vóór de grote omwenteling," vervolgde de dokter, "had men wel naar het schijnt een vaag begrip van een maatschappelijk fonds, zoals dat nu aan iedereen gezamenlijk toebehoort. Maar men kon zich geen voorstelling maken, hoe groot dat zou zijn, wie dat zou beheren en wie zou bepalen, hoe het verzameld zou worden en voor algemeen gebruik aangewend. Daarvoor was een nationale organisatie van de nijverheid en een genationaliseerd economisch stelsel nodig, voordat het maatschappelijk fonds beschermd en beheerd kon worden. Vóór die tijd kon het niet anders dan geplunderd en verduisterd worden. De sociale inrichting was in de greep van avonturiers. Zij was een middel om zich te verrijken, door aan het volk, dat er de eigenaar van was en er voordeel van behoorde te plukken, een schatting op te leggen. Als men het resultaat van de omwenteling zou willen beschrijven, dan zou men o.a. kunnen zeggen, dat het volk gezamenlijk bezit had genomen van de sociale inrichting, waarvan het altijd de rechtmatige bezitter was geweest, maar haar nu beschouwde als een nationale installatie, waarvan de opbrengst aan de eigenaars als gelijkgerechtigde bezitters toekomt en niet langer aan rovers."
'Je zult dadelijk begrijpen," vervolgde de dokter, "waarom deze verdeling van de opbrengst van de nijverheid er noodzakelijk toe moest leiden, dat de belangrijkheid van het verschil in de individuele arbeidsprestaties, zoals vroeger bij individuele werkers, nu begon te verminderen. Als de moderne mens met de hulp van de maatschappelijke organisatie per dag de waarde van vijftig dollars kan voortbrengen en zonder die hulp niet meer dan een vierde dollar, dan moeten negenenveertig en drie kwart dollars van elke vijftig dollars aan het maatschappelijk fonds toevertrouwd worden om gelijk verdeeld te worden. Het resultaat van het werk van twee mensen zou zonder die hulp van de Staat kunnen staan, als twee tot één, en als de één de waarde van een vierde dollar zou kunnen produceren, dan is het mogelijk dat de ander slechts de helft ervan tot stand kon brengen. Onder de toenmalige omstandigheden was dat een groot verschil, maar vergeleken met vijftig dollars is het niet de moeite waard er over te spreken. Dat wil dus zeggen, dat het verschil in persoonlijke geschiktheid van deze twee mensen hetzelfde zou blijven, maar dit verschil zou van geen belang meer zijn, als beiden er een even groot bedrag bij kregen door middel van de sociale organisatie. Een ander voorbeeld. Voordat het buskruit was uitgevonden, kon zich het geval voordoen, dat één man evenveel waard was als twee strijders. Het verschil tussen de een en de ander bleef hetzelfde en toch als men de overweldigenden factor van het geweer bij de kracht van beide krijgslieden zou voegen, dan werden ze daardoor feitelijk als strijders gelijkwaardig. Van geweren gesproken, ik heb nog een beter voorbeeld, n.l. de verhouding van de individuele soldaten in een escadron infanterie tot de formatie. Buiten de rangen zou het kunnen voorkomen, dat er een groot verschil was in de gevechtswaarde van de soldaten. Eenmaal in de rangen geplaatst, voegde de formatie bij de gevechtswaarde van iedere soldaat hetzelfde overweldigende bestanddeel, zodat het verschil in kracht van de manschappen tot een minimum verminderd werd. Laat ons aannemen, dat de formatie tien aan de gevechtswaarde van ieder lid voegde, dan zou de man, die buiten de rangen twee maal zo krachtig was als zijn makker, in de rangen tot hem staan, als twaalf staat tot elf, een verschil van geen belang. Het is nauwelijks nodig je er attent op te maken Julius, dat toen het industrieel stelsel genationaliseerd was, het maatschappelijk fonds gegrond werd op een beginsel van economische gelijkheid. Het spreekt vanzelf, dat als men in staat was geweest een bevredigende berekening te maken van de waarde van wat ieder bijdraagt tot het maatschappelijk fonds, toch het resultaat de moeite van de berekening niet waard zou zijn. Zelfs de meest geschikte werker, die kon hopen er het meest bij te winnen, zou niet zoveel winnen als hij met de anderen zou verliezen, door de toegenomen doeltreffendheid van de industriële organisatie, die het gevolg is van het gevoel van saamhorigheid en gemeenschapszin onder de werkers en het bewustzijn van absolute eenheid van belang op te offeren."                                                                                                               
'Dokter," riep ik uit, "dat idee van een maatschappelijk fonds vind ik prachtig. Ik zie nu ook door andere dingen in hoe men volkomen boven het begrip van arbeidsloon is uitgegroeid, dat vroeger onder de één of anderen vorm de basis was van elke economische gedachte. Dat komt, omdat men nu gewend is het maatschappelijk fonds meer nog dan de dagelijkse inspanning te beschouwen als de bron van welvaart. Het is in één woord het verschil tussen een kapitalist en een proletariër."
'Juist," zei de dokter. "De omwenteling heeft van ons allemaal kapitalisten gemaakt. Het aandeel heeft de plaats ingenomen van loon. Wij nemen alleen eer als loon aan. Van ons standpunt van gemeenschappelijke bezitter van de economische organisatie gezien enerzijds en de absolute aanspraak van de maatschappij op hetgeen er gezamenlijk werd voortgebracht anderzijds, ligt er iets grappigs in het feit, dat je tijdgenoten hevig zaten te kibbelen over het recht, dat een persoon of een groep van personen had op een kleine of grote bezoldiging voor één of andere dienst. Wel  Julius, als de geschiktste arbeider aangewezen was op dat wat hij voortbracht, wanneer hij in strikte afzondering leefde zonder de beginselen, waardoor het gebruik van de maatschappelijke organisatie zijn voortbrengselen zou vermenigvuldigen, dan zou het hem niet beter gaan dan een half verhongerde wilde. Iedereen heeft niet alleen recht op wat hij zelf voortbrengt, maar op heel wat meer, n.l. ook op zijn deel van de voortbrengselen van de maatschappelijke organisatie. Maar dit recht is niet het 'grijpen wat je kunt' van jouw dagen, waardoor sommigen miljonair werden en andere bedelaars. Ieder krijgt het op gelijke voorwaarden als zijn mede kapitalisten."
'Het idee van een toevallige waardeverhoging, door de maatschappelijke organisatie aan private eigendommen gegeven, werd in mijn tijd veel besproken," zei ik, "maar alleen naar ik mij herinner met betrekking tot de waarde van land. Er waren hervormers, die van oordeel waren, dat de Staat het recht had beslag te leggen op land, dat in waarde gestegen was als gevolg van maatschappelijke omstandigheden, zoals de aanwas van de bevolking of openbare verbeteringen. Men geloofde blijkbaar, dat dit alleen op land betrekking kon hebben."
'Ja," zei de dokter, "het was gek genoeg dat ze op het idee kwamen, maar het niet in toepassing brachten."

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting