Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


                              HOOFDSTUK 11.

Het leven is de basis van het recht op eigendom.

Onder de meubels in de ondergrondse slaapkamer, waar Dr.Leete mij slapend gevonden had, was één van de ijzeren kisten, van een geheim slot voorzien, die in mijn dagen gebruikt werden om geld en kostbaarheden te bewaren. Dat de kamer zo diep onder de grond geplaatst was met zijn stevige steen constructie en zware deuren, had haar niet alleen ondoordringbaar voor geluid gemaakt, maar ook tegen dieven beschermd. Aangezien haar bestaan alleen al een geheim was, had ik gedacht, dat er geen plaats veiliger voor kostbaarheden en bezittingen was, die mijn rijkdom vertegenwoordigden. Edith was erg nieuwsgierig naar de brandkasten, zoals wij deze ijzeren kisten noemden en vaak, wanneer wij het gewelf bezochten, toonde ze een grote nieuwsgierigheid om te zien wat er in zat. Daarom stelde ik haar voor de brandkast te openen. Maar toen zei ze, dat haar vader en moeder er evenveel belang in zouden stellen als zij zelf en dat het beter zou zijn te wachten tot ook zij aanwezig waren.

De dag na de gebeurtenissen, die in de vorige hoofdstukken zijn verteld, zaten wij aan het ontbijt en Edith zei, dat het misschien wel een geschikte morgen zou zijn, om het inwendige van de brandkast te onderzoeken; iedereen was het daarmee eens.
'Wat zit er eigenlijk in de brandkast?" vroeg Edith's moeder.
'Toen ik haar de laatste keer sloot in 1887," antwoordde ik, "lagen er fondsen en obligaties in ter waarde van een miljoen dollar. Wanneer we haar straks openen, zullen wij, dank zij de omwenteling, een prachtige collectie scheurpapier vinden. Ja dokter, ik ben benieuwd wat uw rechters zouden zeggen, als ik hun die fondsen bracht met een officieel verzoek, mij weer in het bezit te stellen van de waarde, die zij vertegenwoordigen? Nemen wij eens aan, dat ik zei: "Edelachtbare, deze eigendommen waren vroeger van mij en ik heb er nooit vrijwillig afstand van gedaan. Waarom zijn ze nu niet meer van mij en worden ze me niet teruggegeven? U begrijpt natuurlijk dat ik niet van plan ben mij te kanten tegen de huidige orde, want ik stem volkomen toe dat deze veel beter is dan de oude, maar ik ben vreselijk nieuwsgierig, wat de rechters zouden antwoorden op zo'n vraag, aangenomen dat ze er in zouden toestemmen, de zaak serieus te nemen. Ik denk, dat ze me de rechtszaal uit zouden lachen. Toch denk ik, dat ze moesten toegeven, dat ik daar tegenover zou kunnen stellen, dat aangezien ik niet tegenwoordig was, toen de omwenteling ons kapitalisten onze rijkdommen afgenomen had, ik ten minste recht heb op een beleefde uiteenzetting, op welke gronden destijds de gang van zaken gerechtvaardigd was. Ik wil mijn miljoenen dollars niet terug hebben, zelfs niet als dit mogelijk is. Maar om te voldoen aan een zeker gevoel van redelijkheid, zou ik willen weten, onder welk voorwendsel het voor de gemeenschap in bezit genomen en behouden werd."
'Waarachtig Julius," zei de dokter, "het zou een prachtig idee zijn als je dat zou doen. Het zou de levendigste algemene belangstelling opwekken en prikkelen tot een discussie over de ethische gronden van onze economische gelijkheid. Dat zou van grote opvoedende waarde zijn voor de gemeenschap. Want weet je, de tegenwoordige orde van zaken bestaat al zo lang dat het nooit in iemand, als hij geen historicus is, opkomt dat het ooit anders is geweest. Het zou goed voor de mensen zijn, eens over het onderwerp na te denken en gedwongen te worden grondig te beseffen, wat voor waarden de verandering van de oude orde in de nieuwe gebracht heeft en de reden, waarom het tegenwoordige systeem bestaat. Voor de rechters te staan met die fondsen in je hand, zou een prachtige dramatische situatie scheppen. Het zou de negentiende eeuw zijn, die ons millennium uitdaagt. De oude beschaving, die de nieuwe rekenschap vraagt. De rechters zouden je met de grootste consideratie behandelen, daar kun je zeker van zijn, dadelijk je rechten erkennen onder zekere omstandigheden, de hele kwestie van goederendistributie en rechten op eigendom weer op rakelen en in de ruimste zin bereid zijn er over te discussiëren."
'Ongetwijfeld" antwoordde ik, "maar juist omdat het een toelichting zou zijn op het gemis aan onzelfzuchtige gemeenschapszin bij mijn tijdgenoten, heb ik er geen zin in om er een vertoning van te maken, al zou het nog zo opvoedend zijn. Waarom is het ook nodig? U kunt mij even goed als de rechters vertellen, wat hun antwoord zou zijn en daarop komt het bij mij alleen aan. Het is me niet te doen om de teruggave van mijn bezittingen."
'Ongetwijfeld," zei de dokter, "kan ik je in grote lijnen uitleg geven, hoe ze het geval zouden beredeneren."

'Goed dan, laat we aannemen dat u de rechter bent. Op welke gronden zou u weigeren mij mijn miljoenen dollars terug te geven, want ik veronderstel dat u het zou weigeren?"
'Dat spreekt van zelf," antwoordde de dokter. "Het zou om de zelfde rede zijn waarom ze de bezittingen, waaronder ook jouw miljoenen zich bevonden, genationaliseerd hebben ten tijde van de grote omwenteling."
'Dat zal wel en daar wil ik nu juist naar toe: wat waren daarvoor de redenen?" "De rechters zouden verklaren dat door iemand toe te staan een deel van 's lands bezittingen, die door de publieke administratie ten algemeen nut worden besteed, voor eigen gebruik af te zonderen, als dat deel groter is, dan ieders aandeel in de gezamenlijke productie, daarmee het vermogen van de maatschappij zou, verzwakken om haar eerste plicht te vervullen tegenover haar leden."
'Wat is dan die eerste plicht, waarmee men in botsing zou komen, door aan bijzondere burgers toe te staan zich meer toe te eigenen dan het gelijke deel van de gezamenlijke productie?"

'De plicht om aan haar leden hun eerste en hoogste recht te waarborgen: het recht om te leven."

'Maar op welke wijze, zou men de maatschappij in de weg staan, haar plicht te vervullen, het leven van haar leden te waarborgen, wanneer de een meer heeft dan de ander?"
'Eenvoudig," antwoordde de dokter, "omdat mensen moeten eten om te leven en ook gekleed zijn en nog veel meer noodzakelijke en wenselijke dingen moeten verbruiken, waarvan de som een kapitaal uitmaakt. Als nu de voorraad van deze dingen altijd onbegrensd was als de lucht die wij nodig hebben om te ademen, dan zou men er niet voor hoeven zorgen, dat ieder zijn deel zou krijgen. Maar aangezien de voorraad altijd beperkt is, volgt daaruit dat als iemand een groot onevenredig deel heeft, de overigen niet genoeg zullen hebben en er misschien niets voor hen overblijft, zoals het vroeger werkelijk met miljoenen het geval was, voordat de grote omwenteling de economische gelijkheid tot stand bracht. Als dan het eerste recht van de burger is, de bescherming van zijn leven, dan is het de eerste plicht van de maatschappij, daarvoor te zorgen. De staat moet daarop toezien, dat de levensbehoeften niet meer dan nodig toegeëigend worden door bijzondere individuen, maar zo worden verdeeld dat aan de behoeften van iedereen wordt voldaan. Bovendien is het om de levensbehoeften aan iedereen te verzekeren, niet alleen nodig dat de staat er voor zorgt dat de goederen, die voorradig zijn voor het verbruik, ten allen tijde eerlijk worden verdeeld. Hoewel iedereen op dit moment wel verzorgd is, zo zouden zij morgen van de honger kunnen omkomen, als niet steeds nieuwe goederen worden voortgebracht. De plicht van de maatschappij om het leven van de burgers te verzekeren, omvat daarom niet alleen een gelijke verdeling van goederen voor het verbruik, maar zij moet haar kapitaal zo voordelig mogelijk beheren met het doel voor iedereen meer goederen voort te brengen. In beide gevallen zul je onmiddellijk inzien, dat de maatschappij zou falen in haar eerste en belangrijkste taak naarmate zij aan individuen zou toestaan, boven het gelijke aandeel goederen weg te nemen of door verbruik of om als kapitaal te gebruiken van 's lands bezittingen onder het beheer van de publieke administratie voor gemeenschappelijk belang."
'De moderne ethische begrippen over eigendom zijn verrassend eenvoudig voor een vertegenwoordiger van de negentiende eeuw," merkte ik op. "Zullen de rechters mij niet vragen, met welk  recht en welke aanspraak op eigendom ik mijn bezittingen opeis."
'Zeker niet. Het is onmogelijk, dat jij (of wie dan ook) zo'n grote aanspraak op stoffelijke dingen zou kunnen hebben, als de minste van je medeburgers op hun leven of zo'n sterk voorwendsel naar voren zou kunnen brengen, dat je de gezamenlijke macht zou kunnen bewegen om je rechten af te dwingen, aangezien zij in staat zijn de gezamenlijke macht te bewegen hun recht op leven tegen jouw recht op dingen te laten gelden, op welk punt beide aanspraken, direct of indirect in botsing zouden komen. De uitwerking van een onevenredig bezit van goederen van de gemeenschap, doordat enige van haar leden de levensstandaard van de overigen verminderden of bedreigden, was in geen geval gerechtvaardigd door de middelen, waardoor die rijkdom was verkregen. Vaak waren juist iemand's meest slechtste eigenschappen de middelen om de gemeenschap te schaden. Maar het feit blijft, dat het resultaat van de onevenredigheid van het bezit een voortdurend onrecht was, zonder er rekening mee te houden hoe het was verkregen. Onze ethische begrippen over rijkdom zijn zoals je zegt, buitengewoon eenvoudig. Ze komen voort uit de wet van zelfbehoud en laten zich gelden in naam van allen tegen aanmatiging en van wie dan ook. Ze zijn gegrondvest op een beginsel, dat een kind evengoed begrijpen kan, als een wijsgeer en dat een wijsgeer nooit heeft getracht te weerleggen, n.l. het hoogste recht van allen om te leven. Hieruit volgt, dat men erop aan moet dringen dat de maatschappij zo georganiseerd is, dat dit recht verzekerd is."
'Maar alles welbeschouwd," zei de dokter, "wat is er eigenlijk in onze economische toepassing van dit beginsel, dat iemand van jouw tijd geen andere gewaarwording moest geven dan die van verbazing, dat het niet eerder werd toegepast. Sinds men gewend was over moderne beschaving te spreken, was het een grondbeginsel waarover alle volkeren en regeringen het eens waren, dat het de eerste en de hoogste plicht van de staat is, het leven van zijn burgers te beschermen. Voor dit doel heeft de politie, hebben de rechtbanken, heeft het leger en het grootste gedeelte van de regeringsmachine bestaan. Jullie gingen zelfs zo ver te beweren dat een staat die niet tot iedere prijs en tot het uiterste van zijn hulpbronnen het leven van zijn burgers beschermt, hun trouw niet waard is.  Maar terwijl men dit beginsel zo overvloedig in woorden beleed, werd het grootste deel van zijn betekenis over het hoofd gezien. Het gevaar waaraan het leven is blootgesteld, n.l. door honger, kou en dorst werd niet geteld. Op de economische zijde werd geen acht geslagen. Jullie beschouwden het alleen van de zijde van lichamelijke geweldpleging, dat door knuppel, mes, kogel en vergif het leven in gevaar kon worden gebracht, alsof honger, kou en dorst, in één woord economisch gebrek, niet veel meer voorkomende en dodelijker vijanden waren voor het bestaan, dan alle vormen van geweldpleging samen. Jullie zagen het grote feit over het hoofd, dat als iemand door één of ander middel, hoe indirect of in welk verband ook, het levensonderhoud van een ander wegnam of verminderde, hij een even gevaarlijke aanslag op zijn leven pleegde als door mes of kogel. Ze1fs gevaarlijker, daar hij door een directe aanval meer kans zou hebben, zich te kunnen verdedigen. Jullie zijn te kort geschoten door niet te erkennen, dat noch politie noch bescherming door gerecht of
leger in staat zou zijn, iemand te behoeden ellendig om te komen, als men niet genoeg had om te eten of zich te kleden."
'Ons idee daarover was," zei ik, "dat de staat niet tussen beide moest komen, om voor het individu te doen wat hij zelf in staat was te doen of om hem te helpen. Men dacht, dat men alleen een beroep op de staat kon doen, wanneer de krachten van het individu klaarblijkelijk niet opgewassen waren tegen de taak van zelfverdediging."
'Dat was zo'n slecht idee nog niet," zei de dokter.
'Als men er alleen maar naar gehandeld had, hoewel het moderne gezichtspunt veel redelijker is: dat al hetgeen collectief kan worden gedaan beter is, dan wanneer het individueel gedaan wordt. Daarom moet het gebeuren zelfs al zou het, hoewel minder goed, individueel kunnen worden verricht. Maar geloof je niet, dat onder de economische omstandigheden, die in Amerika tegen het einde van de negentiende eeuw heersten (om niet te spreken van Europa), de gemiddelde man, met een revolver gewapend, de taak om zich en zijn gezin tegen geweldpleging te beschermen dit veel gemakkelijker zou hebben gevonden, dan tegen gebrek? Waren de kansen in het laatste geval niet veel slechter voor hem dan in het eerste geval, als hij tenminste een goed schutter was geweest? Waarom was dan volgens uw eigen begrippen de staatsmacht onbeperkt, om hem tegen geweld te beschermen, iets dat hij vrijwel zelf zou kunnen doen, terwijl hij aan zijn lot werd overgelaten in zijn strijd tegen een hopeloze overmacht om de middelen voor een behoorlijk bestaan? Welk uur van welke dag van welk jaar ging ooit voorbij, waarin de verhouding van het aantal doden, dat leed en stierf door geweld, slechts een gedeelte uitmaakte van het aantal doden, dat fysiek en moreel gefolterd werd als gevolg van de chaos in de economische strijd en de verpletterende overmacht ten opzichte van de armen? De maatschappij zou zich veel beter hebben gekweten van haar erkenden plicht het leven van haar leden te beschermen, door elk strafrecht af te schaffen, door elke rechter en politieagent te ontslaan en door de mensen zo goed zij konden zich zelf te laten verdedigen tegen geweldpleging, als zij in plaats van de rechtspleging een systeem van economisch beheer had opgericht, waardoor iedereen voor gebrek zou zijn gevrijwaard. En als de maatschappij het systeem van rechtspleging had vervangen door een collectieve economische organisatie, zou je aan het eerste even weinig behoefte hebben als wij, want de meeste misdaden, waardoor men geplaagd werd, waren direct of indirect het gevolg van de onrechtvaardige economische toestanden en zouden met deze verdwenen zijn."

'Neem me niet kwalijk, dat ik me hier zo druk over maak, want bedenk dat ik je beschaving aanklaag en niet jou persoonlijk. "Waar ik de nadruk op wil leggen is, dat het beginsel, dat de eerste plicht van de staat is, zijn leden te beschermen, even goed door de mensen uit jouw tijd erkend werd als door ons en door in gebreke te blijven, aan het beginsel een economische strekking te geven, zoals men het een strafrechterlijke en militaire strekking gegeven heeft, hebben de mensen uit jouw tijd gebrek aan logica getoond, evenals zij zich schuldig hebben gemaakt aan de wreedheid, die daardoor ontstond. Wij hebben echter als volk de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het leven van de mensen op economisch gebied aanvaard en daardoor feitelijk voor de eerste keer het beginsel, dat zo oud is als de geciviliseerde wereld, tot zijn recht doen komen."

'Dat is duidelijk genoeg," zei ik. "Iedereen zal moeten toegeven, alleen al door het te vermelden, dat de erkende plicht van de staat, het leven van de burger tegen de handelingen van zijn medeburgers te verdedigen, even logisch in zich sluit, de verantwoordelijkheid om hem te beschermen tegen de economische invloeden, die de grondslag van het leven uitmaken, als tegen directe gewelddaden. De meer verlichte regeringen van mijn tijd hebben deze verantwoordelijkheid (hoewel zwak) gevoeld en hebben wetten en instellingen voor de armen ingevoerd, hoewel de voorzorgsmaatregelen voor deze economisch misdeelde zo onvoldoende en met zulke beschamende omstandigheden gepaard gingen, dat de mensen liever omkwamen dan ze te aanvaarden. Maar toegegeven, dat de manier waarop het recht van de burger op een levensonderhoud werd erkend, een bespotting was, die erger was dan de ontkenning ervan zou zijn geweest en dat een veel grotere toepassing van zijn plicht in dat opzicht op de staat rustte, hoe volgt daar dan logisch uit dat de maatschappij een absolute economische gelijkheid moet waarborgen en de burger het recht heeft daarom te vragen? "
'Het is waar, zoals je zegt," antwoordde de dokter, "dat de plicht van de maatschappij om elk lid de economische basis van leven te waarborgen zich niet zou hoeven uit te strekken tot de instelling van economische gelijkheid. Precies op dezelfde wijze zou in jouw dagen de plicht van de staat om het leven van de burgers te beschermen voor lichamelijke geweldpleging op de één of andere manier kunnen worden beperkt, doordat men er zich bijv. mee tevreden stelde, alleen directe moorden te voorkomen en ondertussen de mensen door elkaar's moedwilligheid te laten lijden en alle soorten van geweld toe te laten, die niet direct dodelijk waren. Maar zeg mij Julius, waren de regeringen in jouw dagen er tevreden mee, aan hun plicht zulke grenzen te stellen, om de burgers voor geweld te vrijwaren, of zouden de burgers tevreden zijn geweest met zo'n beperking?"
'Natuurlijk niet."
'Een regering," vervolgde de dokter, "die het in jouw dagen op zich had genomen, de burgers te beschermen alleen door moorden te voorkomen, zou geen dag geduurd hebben. Er zouden geen mensen zo barbaars zijn geweest dat te dulden. In werkelijkheid hebben de regeringen het niet alleen op zich genomen de burgers voor een aanval op hun leven te beschermen, maar voor elke lichamelijke aanranding en belediging, hoe klein ook. Niet alleen mocht iemand in zijn drift geen vinger naar een ander uitsteken, maar als hij boosaardig zijn tong tegen iemand uitstak, werd hij achter slot en grendel gezet. De wet stond er voor in, de mensen evengoed in hun waardigheid als in hun lichamelijke ongeschondenheid te beschermen, door met recht te erkennen dat beledigd of bespuwd te worden een even groot onrecht is, als een aanval op het leven zelf."
'Door er tegenwoordig voor in te staan, het recht van de burger, om te leven te verzekeren op economisch gebied, hebben wij ons best gedaan uw voorbeeld te volgen, door hem voor een directe aanval te beschermen. Hadden wij de economische grondslag van zijn leven alleen verzekerd door de dood, honger of kou af te wenden, zoals uw armenwetten voorgaven te doen, dan zouden wij als een vroegere staat hebben gehandeld, die directe moord verhoedde, maar elke andere aanranding, die daar onder bleef, door de vingers zag. Ellende en ontbering als gevolg van gebrek op economisch gebied, dat nog niet verhongering was, is precies gelijk aan de gevolgen van daden van minder geweld dan moord, waarvoor de staat in jouw tijd de burgers evengoed beschermde als voor moord. Het recht van een burger zijn leven gewaarborgd te zien op economisch gebied, kan niet worden bevredigd door de voorziening van enkel voedsel of door iets dat minder is dan de volledigste voorziening van alles, wat nodig is en wat in de macht van de natie ligt, door het zuinigste staatsbeheer uit de nationale bronnen aan iedereen te verschaffen."
'Dus door de heerschappij van de wet en de publieke gerechtigheid voor de bescherming en zekerheid van de belangen van de mensen uit te breiden tot het economische gebied, hebben wij alleen uw grondstelling, n.l. gelijkheid voor de wet, waarop men zich zo beroemde, ten uitvoer gebracht en daartoe waren wij zedelijk verplicht. Deze grondstelling betekende, dat in zoverre de maatschappij zich collectief belastte met één of andere regeringsfunctie, zij verplicht is te handelen zonder aanzien des persoons, in het gelijke belang van allen. Als wij dat niet hadden gedaan, hadden wij het beginsel van gelijkheid voor de wet moeten verwerpen. Want het is onmogelijk, dat de maatschappij de taak van de voortbrenging en verdeling van de goederen als collectieve functie, op zich genomen kon hebben zonder dit tot stand te brengen op een ander beginsel dan gelijkheid."
'Moge het u, Edelachtbare, behagen," zei ik, mij toe te staan tot hiertoe en niet verder te gaan en mijn verzoek om teruggave van mijn vroeger eigendom in te trekken. In mijn tijd probeerde wij ons vast te klampen aan alles wat we hadden en te vechten voor alles wat we met een goede maag konden opslokken, want onze mededingers waren even zelfzuchtig als wij en hadden er niet meer recht, noch meer aanspraak op dan wij. Maar dit moderne, sociale systeem met zijn publieke beheer van al het kapitaal voor het algemeen welzijn heeft een algehele verandering in de toestand gebracht. Hij, die meer verlangt dan zijn aandeel, laat zich kennen als iemand die het levensonderhoud aantast en het welzijn benadeelt van ieder ander in het land. Hij, die genoegen schept in zo'n houding, moet heel wat meer overtuigd zijn van de rechtvaardigheid van zijn aanspraak, dan ik zelfs in vroeger tijden ooit was."

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting