Essentie van democratie is niet uw Kamerzetel, maar of een onderwerp ter sprake komt. Met KAMERZETEL 151 kan dat...!!

Politici moeten zich bij het vraagstuk van de staatsschuld niet achter economen verschuilen

EuroStaete . . Kamerzetel 151 . . Klokkenluiders <==> SDN . . Staatsschuld . . Discussie . . Crisisdebat

Waarom laat Wouter Bos zich door CDA en VVD zo in de hoek drijven ??

28 april 2004 - Artikel in Vrij Nederland

Politici moeten zich bij het vraagstuk van de staatsschuld niet achter economen verschuilen. Wel of niet aflossen is een politieke keuze. De verabsolutering van de staatsschuld is een mythe Hoe kan een rekensom die allang niet meer opgaat zo'n eigen leven gaan leiden? Wie een oprechte poging doet om de visie te ontdekken die aan het financieel-economische beleid van het kabinet-Balkenende ten grondslag ligt, komt denk ik uit bij twee centrale gedachten.

  • Eén: de staatsschuld moet worden afgelost
  • Twee: de kenniseconomie moet worden versterkt

Maar het eerste is onzin en het tweede wordt niet gedaan. Het is voodoo economics op zijn Hollands. Eerst de staatsschuld dan maar. Daar doen nogal wat sprookjes over de ronde. Bijvoorbeeld dat het Centraal Planbureau berekend zou hebben dat we de staatsschuld in één generatie moeten aflossen om de kosten van de vergrijzing het hoofd te kunnen bieden en solidair te kunnen zijn met volgende generaties. Deze redenering, in allerlei varianten, ligt ten grondslag aan het denken van het kabinet-Balkenende. Terwijl er minstens vijf kardinale fouten in aan te wijzen zijn. De verabsolutering van de staatsschuld als hét probleem dat bepaalt of we in staat zijn de kosten van de vergrijzing te betalen, of dé factor die de solidariteit met volgende generaties bepaalt, is een mythe waar de Nederlandse economie een veel te hoge prijs voor betaalt. Het is staatsschuldfetisjisme.

Nu die fouten.

    Fout 1: van het CPB moeten we helemaal niets.
    Fout 2: met generaties heeft het niets te maken.
    Fout 3: over volledige aflossing heeft zelfs het CPB het allang niet meer.

Hoe zit dat? De volledige aflossing van de staatsschuld is tot een symbool van financiële degelijkheid geworden. Ook mijn eigen partij maakte in 2000 bekend de staatsschuld in één generatie volledig af te willen lossen. Zo kon niemand er meer aan twijfelen dat zelfs socialisten te vertrouwen waren met belastingcenten. Alle grote partijen deden dezelfde belofte en allemaal voelden ze zich daar mede toe genoodzaakt door een rekensom die het CPB in 2000 maakte. In die rekensom liep het CPB na wat er zou gebeuren als we alles hetzelfde zouden laten - geen veranderingen van beleid dus - en de overheidsuitgaven vanwege de vergrijzing zouden toenemen. De vraag die het CPB zich toen stelde, was hoe je dat op kon vangen zonder dat de overheidsfinanciën gigantisch uit de klauwen zouden lopen.

In 2000 was de uitkomst van deze som dat we dan minder rente zouden moeten gaan betalen, en dat dit zelfs zo hard nodig was dat we de staatsschuld als geheel ergens tussen 2020 en 2030 zouden moeten hebben afgelost. Plotseling was het begrip 'generatie' geboren. Niet omdat het iets te maken had met generaties of met de solidariteit tussen ouderen en jongeren, maar louter omdat het om een periode van zo'n vijfentwintig jaar ging, een generatie dus.

Zulke berekeningen blijken altijd weer enorm gevoelig voor veronderstellingen. Drie jaar later maakte het CPB namelijk precies dezelfde rekensom, maar omdat de uitgangssituatie was veranderd en dus ook de veronderstelling van 'ongewijzigd beleid' anders uitwerkte, kwam er plots een heel andere uitkomst: de staatsschuld hoefde helemaal niet volledig te worden afgelost om de kosten van de vergrijzing aan te kunnen en de overheidsfinanciën te blijven beheersen. De heilige doelstelling van 'de volledige aflossing van de staatsschuld in één generatie' werd ontmaskerd als een toevallige uitkomst van een rekensom, een uitkomst die afhankelijk van de veronderstellingen ook op allerlei andere manieren uit kon vallen.

Het blijft merkwaardig om te zien hoe politici, die van het CDA en in mindere mate de VVD voorop, tóch zijn blijven vasthouden aan de volledige aflossing van de staatsschuld als een allesoverheersende doelstelling van het financieel beleid. Het symbool was kennelijk sterker dan de werkelijkheid en dan de economische theorie. Waarom is dat? Hoe kan het dat een rekensom die al lang niet meer op gaat zo'n eigen leven is gaan leiden?

Misschien speelt er voor het CDA een normen-en-waarden-dimensie doorheen en wordt het hebben van een schuld eigenlijk als iets zondigs beschouwd? Bij de VVD zijn de overwegingen waarschijnlijk iets aardser: zolang het CDA denkt dat de staatsschuld moet worden afgelost, krijgt de VVD de bezuinigingen op de collectieve sector die ze vanuit ideologisch oogpunt al langer wilden. Maar de econoom Zalm en de oud-CPB-directeur Zalm weten beter!

En de kosten van de vergrijzing dan? Kunnen we die wel opvangen als we een staatsschuld houden en rente blijven betalen? Dan komen we bij fout 4: het aflossen op de staatsschuld is niet de enige manier, maar een van de vele manieren om geld vrij te maken voor het betalen van de oplopende kosten van de vergrijzing. Dat kan namelijk ook door de arbeidsparticipatie te verhogen, door mensen langer te laten werken, door minder mensen in de sociale zekerheid terecht te laten komen, door de economische groei te verhogen en ook door, jaja daar is ie dan, door de belastingen te verhogen.

Elk succes op een van die terreinen maakt het mogelijk om het rustiger aan te doen met bezuinigen en staatsschuldaflossing zonder dat we inleveren op ons vermogen de kosten van de vergrijzing op te vangen. Maar dat willen de fetisjisten natuurlijk niet horen. Die halen liever hunultieme argument te voorschijn: we moeten solidair zijn met volgende generaties. En dus moet de staatsschuld afgelost worden. Want daar kun je die arme volgende generatie niet mee opschepen. Ach gut.

Dat brengt ons bij fout 5: het wel of niet hebben van een staatsschuld zou bepalend zijn voor de solidariteit met volgende generaties. Daar valt nogal wat op af te dingen. Zo behoor ik zelf tot die volgende generatie en één ding weet ik nu al zeker: als ik over dertig jaar zeventig ben, ben ik niet zielig. Integendeel, door de jaarlijkse economische groei mag je gewoon veronderstellen dat we over dertig jaar allemaal bijna twee keer zo welvarend zijn als nu. En als we dan nu een schuld aangaan om zaken te financieren waar mensen die straks leven, straks ook profijt van hebben, is dat dan een gebrek aan solidariteit?

Het overdragen van een schuld aan volgende generaties zou een gebrek aan solidariteit zijn, maar hoe zit het dan als je voor die schuld goed onderwijs, goede zorg, natuur of milieu hebt aangeschaft waar die volgende generaties ook van profiteren? En hoezo is het wel solidair om nu op de ouderenzorg te bezuinigen zodat jongeren straks geen rente over de staatsschuld hoeven te betalen? Solidariteit tussen generaties is een vreselijk complex verhaal. Jong nu, jong straks, oud nu, oud straks, het loopt allemaal door elkaar heen. Wie dat vraagstuk verengt tot het wel of niet hebben van staatsschuld, laadt ook hier de verdenking op zich de economische theorie óf niet te begrijpen óf zo selectief in te zetten dat de eigenlijke ideologisch bepaalde agenda(bezuinigen!) daarmee gediend wordt.

Politici moeten zich bij het vraagstuk van de staatsschuld niet achter economen verschuilen. Het wel of niet aflossen van de staatsschuld is een politieke keuze. Die hangt samen met hoe groot je de collectieve sector wilt laten zijn, hoe je daarvoor betaalt, of je belastingen wilt verhogen en of je volgende generaties daar ook aan mee wilt laten betalen. Al die vragen worden nu ontweken. Dat is ook om een andere reden jammer. Wie zoals Balkenende bevangen is door staatsschuldfetisjisme, ziet eigenlijk alle overheidsuitgaven als consumptieve uitgaven, als kostenposten. Dat is natuurlijk flauwekul. Er zijn allerlei uitgaven te bedenken, onderwijs voorop, waarvan het karakter eerder dat van een investering is.

Op het moment dat het rendement op die uitgaven hoger is dan de rente op de staatsschuld, moet je van goede huize komen om aflossing van de staatsschuld te verkiezen boven het doen van die investering. Juist deze afweging zou een rol moeten spelen voor eenieder die de kenniseconomie een warm hart toe draagt. Het kabinet-Balkenende zegt dat ook te doen. Maar de werkelijkheid is anders. D66 maakte met veel kabaal melding van een extra investering van zevenhonderd miljoen in het onderwijs, maar vergat er bij te vertellen dat er tegelijkertijd zoveel ingeleverd moest worden, ook bij onderwijs en scholing, dat er per saldo sprake is van een bezuiniging. So much voor de kenniseconomie. Het vlaggenschip van het kenniseconomiebeleid van het kabinet is het Innovatieplatform.

Tot nu toe is dat niet veel meer gebleken dan een groep bobo's die subsidies gaat uitdelen. Het zou toch wel heel erg droevig zijn als het stimuleren van kenniseconomie nu uit zou monden in iets wat feitelijk de wonderbaarlijke terugkeer van de industriepolitiek zou zijn: de overheid die op de stoel van de ondernemer gaat zitten en met een kennelijke kennis van wat wel of niet goede ondernemers zijn, subsidies gaat zitten uitdelen. Ik ben ervan overtuigd dat het verwerven, het bezitten en het verbeteren van kennis steeds vaker de bepalende factor is voor zowel afzonderlijke individuen als hele economieën om te overleven in de hectiek van een globaliserende economie. Maar dan moet de overheid wel veel fundamenteler keuzen maken dan wat we nu aan subsidiestrooigoed uit het Innovatieplatform zien komen.

Fundamentele keuzen zijn vaak moeilijke en impopulaire keuzen en worden daarom ook zo vaak vermeden. Laat ik vijf van die impopulaire suggesties doen; vijf suggesties die de Nederlandse economie écht innovatiever en kennisintensiever zouden maken.

Eén. Ruim zoveel mogelijk specifieke subsidies en belastingfaciliteiten op ten gunste van een verbetering van het ondernemersklimaat voor álle ondernemers. Veel subsidies en tax incentives blijken namelijk gericht op traditionele bedrijvigheid. Bekendste voorbeeld: de miljarden euro's kostende belastingsubsidie voor bestelwagentjes met een zogenaamd grijs kenteken. Als we dat geld steken in een verlaging van de belasting voor álle ondernemers zul je vanzelf een verandering in de richting van meer kennisintensiteit en minder asfaltintensiteit zien.

Twee. Herstel het milieubeleid in ere. Heffingen zijn veel efficiënter dan subsidies. Ondernemers die van een subsidie gebruik maken, zeggen bijna altijd dat die subsidie mooi is meegenomen maar dat ze zonder die subsidie hetzelfde zouden hebben gedaan. Echt veel verschil maakt dat dus niet. Heffingen hebben een heel ander effect. Van milieuheffingen, maar ook van milieuregelgeving, is bekend dat ze bedrijven aanzetten tot innovatie. Soms ook tot hogere kosten, maar meestal niet; veel vaker wordt men gedwongen tot in allerlei opzichten veel efficiëntere bedrijfsprocessen.

Drie. Maak een einde aan 'de LPF-mentaliteit' rond arbeidsmigratie. Het citaat is van Brinkhorst. Ik hoop dat hij de daad bij het woord voegt. Nu kan het nog gebeuren dat een buitenlandse top-econoom niet aan de Universiteit van Tilburg kan komen werken omdat er volgens het arbeidsbureau in Tilburg genoeg lokale economen werkloos zijn... Het binnenhalen van hoog opgeleide studenten en werknemers kan een geweldige impuls betekenen voor de kenniseconomie. Maar op dit moment is de algemene angst voor buitenlanders kennelijk zo groot, dat ook voor deze groepen hoge drempels worden opgeworpen.

Vier. Kijk uit met de mainports. Investeringen in Schiphol en de Maasvlakte leiden bijna altijd tot 'meer' en bijna nooit tot 'slimmer'. Nederland is een dozenschuifland en van nog meer ruimte om nog meer dozen te kunnen schuiven worden we niet zoveel beter.

Vijf. Gooi de onderwijsfinanciering en de daarbij horende prioriteiten om. De baten van het hoger onderwijs zijn in hoge mate private baten die rechtstreeks terug komen in het inkomen van afgestudeerden. Laat hen dan ook voor dat onderwijs betalen en introduceer dus een studiefinancieringsstelsel dat gebaseerd is op de gedachte dat studenten lenen wat nodig is om onderwijs te kunnen volgen, om vervolgens na hun studie naar rato van het inkomen terug te betalen. Daarentegen zou er juist meer publiek geld moeten vloeien naar het basisonderwijs en het (voorbereidend) beroepsonderwijs.

Zestig procent van de leerlingen gaat naar het vmbo, maar vijfentwintig procent verlaat dat onderwijs zonder diploma. Dat zien we terug in de kosten van de sociale zekerheid en helaas ook in de kosten van vandalisme, criminaliteit en rechtshandhaving. Laten we daarom eerst eens beginnen met het investeren in de kenniseconomie. Zolang de mythe van de staatsschuldaflossing groter is dan de moed om dit soort keuzen te maken, blijft het bij veel voodoo en weinig economics.

Wikipedia over de staatsschuld