Henry George en Edward Bellamy waren twee econmen die een basisinkomen voor iedereen bepleitten

Grondrecht en milieu

Grondvest . . . SDN Henry George <=====> SDN . . . Bellamy . . . GB Institute

Levensvoorwaarden zijn geen nastrevenswaardige economische producten

door Wim Sweers, eerder verschenen in Grondvestbulletin 1989/1

In het traditionele economisch denken, waartegen de Georgisten al meer dan een eeuw te hoop lopen, is geen plaats voor onmisbare levensvoorwaarden voor allen, het milieu. Toch is juist dat milieu het geheel van voor allen onmisbare condities om in leven te blijven. Het traditionele economische denken heeft slechts aandacht voor de behoeften van het systeem, de behoeften van de markt het hart van de economie!

Levensvoorwaarden zijn geen nastrevenswaardige economische producten; maar machtsvergroting, winstvergroting of rentevermenigvuldiging zijn dat wel. Als de gemeenschap aan de economie vraagt om bescherming van levensvoorwaarden, van milieu, wordt maar al te gauw gedacht: "Milieumaatregelen kosten winst en werkgelegenheid." Maar ook milieubestedingen leiden naar een slechts geringe, te verwaarlozen verhoging van economische groei (uitspraak van oud-milieuminister Winsemius in Het Capitool van 15.1.89)

Om enige milieuverbetering te krijgen is verhoging van de begroting van het milieu-ministerie van zestiende miljard naar vier miljard gulden noodzakelijk aldus het Nationaal Milieu Beleidsplan. Veel te duur zegt de Centraal Economische Commissie en de wijze van financiering deugt niet. Ook moet het beleid in overleg met de vervuilers worden gevoerd, volgens de C.E.C. Dom van de milieuminister om de Nederlandse Milieu Bedervers niet te laten meedenken. Milieu-economie is een onontwarbare knoop waarin zowel verdedigers van het milieu als pleiters voor de economie verstrikt zijn geraakt en waarin beide partijen elkaar de keel dichtknijpen. De wurgende greep zal pas dan loslaten als beide partijen gestikt zijn. Het gangbare economisch denken kan dit zelfdodingsproces niet keren.

Het Georgistisch economisch denken heeft een juist tegenovergestelde tendens. Uit dat denken ontstaat een ander economisch systeem dat het milieu niet bedreigt maar er een samenwerking mee aangaat. Georgistische economie heeft niet de neiging zichzelf te vernietigen, maar heeft de neiging zichzelf te laten groeien van minder goed naar beter.

    Waarom ondoelmatig?

Het gangbare economisch denken dat leidt tot een zichzelf vernietigend economisch systeem gaat uit van drie gelijkwaardige productiefactoren: grond-kapitaal-arbeid; en het maakt geen verschil of de productie in een kapitalistische, communistische of theocentrische maatschappij plaatsvindt. Er wordt ten onrechte van uitgegaan dat de inbreng van de drie productiefactoren gelijkwaardig is en het tot stand gekomen product daarom ook gelijkmatig over de drie factoren moet worden verdeeld, te weten:

  1. pacht voor grond
  2. rente (winst) voor kapitaal
  3. loon voor arbeid.

Deze triniteit is de zedenwet van de economie. De chronologie in de triniteit - eerst grond, dan kapitaal en als laatste arbeid - veronderstelt dat alle welvaart begint bij de grond, daarna is er kapitaal, dat vervolgens arbeiders in dienst neemt en tegen betaling van loon een product laat maken, dat vervolgens over de twee eerste factoren grond en kapitaal wordt verdeeld resp. als pacht en als interest. De factor arbeid ontvangt niets meer, die heeft immers al loon ontvangen tijdens de productie.

De economische zedenwet, de gelijke verdeling van het maatschappelijk product in drie porties, te weten:

  1. vergoeding voor de natuur
  2. vergoeding voor kapitaal
  3. vergoeding voor arbeid behelst een wet die zichzelf om zeep helpt

Beschouwen we de drie richtingen productieverdeling in de tijd, dan zien we dat de drie richtingen verdeling een ingebouwd mechanisme heeft dat de drie deelstromen reduceert tot één grote hoofdstroom, nl. de stroom van niet-bezitter naar bezitter, die een spanning veroorzaakt die eindigt met een gigantische calamiteit.

    Belasting werkt averechts

Om dit zelfvernietigingsproces tegen te gaan heeft de samenleving een sociaal-fiscaal systeem ontworpen dat belastingen int om een corrigerende en sturende overheid te financieren en dat sociale premies int om buiten de boot vallende ondernemers en arbeiders voor armoede te behoeden en het beschikbare arbeidspotentieel niet te verliezen. Echter dit sociaal fiscaal instituut heeft ook een zelfvernietigingstendens in zich. Het haalt nl. een deel van de productiestroom, die relatief gedaald is, bij de factor arbeid weg d.m.v. premieheffing bij werkgever en werknemer.

Ook door belastingheffing bij de factor arbeid wordt de productendeelstroom naar arbeid nogmaals gereduceerd. Deze reductie voegt zich weer bij de hoofdstroom (richting bezitter). De totale productie is ongewijzigd gebleven maar de factor arbeid is verzwakt en de factoren grond en kapitaal zijn versterkt. Dat verschijnsel wordt heel eufemistisch verhoging van de arbeidsproductiviteit genoemd. Of verlaging van de arbeidsintensiviteit: met minder arbeid meer producten maken.

De grond- en kapitaalproductiviteit is afgenomen en de grond- (lees milieu) en kapitaalsintensiviteit is toegenomen: d.w.z. voor de productie van dezelfde hoeveelheid behoeftebevredigingsmiddelen wordt meer natuur en kapitaal aangewend. Arbeid wordt vervangen door kapitaal; automatiseren, fuseren, schaal vergroten, robotiseren. Er ontstaat massaproductie en overproductie met veel afval en, veel aanwending van de factor natuur 'het Gegeven' dat zonder prijs bij 'grond' aanwezig is.

Voor de robot is de onderneming geen Sociale afdracht schuldig, geen sociale premies en geen loonbelasting. De moderne economie of het traditionele economisch denken en de daaruit voortgekomen economische systemen kapitalisme en communisme, inclusief de daarop losgelaten sociaal-fiscale bij sturingssystemen. zijn zelfvernietigend. Zij vernielen de fundamenten van het gebouw waarin de menselijke beschaving gehuisvest is: Natuur en Arbeid.

    Natuur- en arbeidseconomie van George

Georgistische economie heeft in tegenstelling tot de gangbare economie in plaats van een zelfvernietigingstendens een organistische groeitendens. Dit vloeit voort uit een andere ethische onderbouwing van het eigendomsrecht. Rechtmatige eigendom heeft bij George een andere ontstaansgrond dan bij zijn gedreven tegenpolen Adem Smith, Karl Marx en Paus Leo XIII.

Het eigendomsrecht bij George berust op de arbeidstheorie (John Locke 1689) De aarde was van de gemeenschap, is van de gemeenschap en blijft van de gemeenschap. Het individuele eigendomsrecht is een uitvloeisel van hetgeen door arbeid is tot stand gebracht, omdat ieder recht heeft op eigen lichaam en daarmee op hetgeen door dat eigen lichaam is geproduceerd.

Op alle geproduceerde rijkdom (gemaakte producten) rust het rechtmatige particuliere eigendom. Bij Marx is alle 'kapitaal' eigendom van de gemeenschap, omdat rijkdom volgens Marx geproduceerd wordt door de gemeenschap. Bij het kapitalisme ~dam Smith) en het niet socialistische deel van de Christenheid (Paus LEO XIII) vindt de rechtmatigheid van de eigendom zijn begin bij occupatie, die vervolgens aangevuld en versterkt wordt door de arbeid van de occupant.

Het occupatierecht van het kapitalistisch christelijk denken (in tegenstelling tot socialistisch christelijk) vindt zijn oorsprong in de Justiniaanse rechtsregel "res nullius cedit primo occupanti": (Wat van niemand is valt hem ten deel, die er het eerst beslag op legt). In het eigendomsdenken (verkrijgen van rijkdom) van George was alleen plaats voor de arbeidstheorie. Alle rijkdom wordt volgens deze theorie verkregen door:

  1. het bewerken van
  2. de Gegeven Natuur

Het economisch denken van George kent derhalve slechts twee productiefactoren die in het productieproces een ongelijkwaardige rol spelen, t.w.:

  1. de passieve natuur en
  2. de actieve arbeid. Arbeid is de veroorzaker van rijkdom

Rijkdom is het product van arbeid. Arbeidsproducten zijn het onvervreemdbare recht van de arbeider. Hij mag bepalen wat met het product gebeurt. Hij ken het consumeren, sparen, overdragen, legateren en vererven, onverplicht. Geen overheid of gemeenschap is gerechtigd van het arbeidsproduct iets weg te nemen. De gemeenschap en/of de overheid (dit zijn twee verschillende fenomenen) kunnen/moeten aanspraak maken op datgene wat ze zelf produceren.

Als de gemeenschap een stad bouwt, ontstaat er verhoging van de waarde van de plek waarop de stad gebouwd is. Die waardeverhoging is het arbeidsproduct of eigendom van de gemeenschap. Als de overheid spoorwegen aanlegt of bruggen bouwt, stijgt de waarde van alle plekken die met spoor of brug boter bereikbaar worden. Die waardestijging is dus eigendom van de overheid. Gemeenschap en overheid hebben dus hun eigen bron van inkomen nl. hun eigen arbeid. Als zij daarvan gebruik maken, behoeven zij geen rechtmatig verkregen eigendom (arbeidsproducten) van anderen aan te tasten. Alle directe belastingen zijn hiermee in de georgistische ethiek onethisch, oneconomisch (zelfvernietigend), maar ook milieuvernietigend, omdat zij kapitaalintensiverend werken.

    De onzalige occupatietheorie en het milieu

De eigendomsethiek die het denken bepaalt van zowel klassieke als moderne economen, inclusief de eigendomsethiek van de 'rechtse kerken' (George's tijdgenoot Paus LEO XIII in Rerum Novarum, is gebaseerd op de occupatietheorie, het in ~ zit nemen van 'grond' (land, ruimte, water, lucht, grondstoffen, en in het verlengde daarvan ook nog van informatie en communicatie).

Hierbij wordt verondersteld dat particulier eigendom zijn begin vindt daar waar geen gemeenschap is en veel grond die van niemand is. Deze theorie is onecht, omdat daar waar grond geprivatiseerd werd (geoccupeerd, in bezit genomen) wel gemeenschap was, maar geen 'beschaving'; de gemeenschap werd (en wordt ook nu nog) zelfs verjaagd. De landkolonisatie, het verdrijven van de oorspronkelijke gemeenschap door particuliere kolonisten, gaat anno 1989 nog door.

Sterker nog, de kolonisatie door individuen of collectiviteiten van individuen, het verdrijven van de gemeenschap, de oorspronkelijke eigenaar van de natuur gaat ongeremd verder. De natuur, grond, ruimte, water, lucht en grondstoffen, maar ook de producten van natuur en arbeid. Men denke vooral aan kapitaal, informatie en communicatie, komen in handen van steeds minder mensen. Een relatief steeds kleiner aantal individuen van nu wordt steeds rijker, terwijl de gemeenschap. van nu en.. van morgen, en de natuur van nu en.. van morgen steeds armer wordt.

    Natuurbehoud vraagt om omkering van het economisch systeem

Het georgisme gaat evenals het kapitalisme uit van de onschatbare waarde van de private eigendom voor het goed functioneren van economie en samenleving. Ook binnen het communisme, te beginnen in China en nu ook zichtbaar in de Sovjet Unie, is de waardering voor de privé eigendom weer in opmars. Het Gorbatovisme gaat private eigendom van geproduceerde kapitaalgoederen erkennen, zelfs kapitalistische investeerders toelaten. Zoals bij omkering van beeld en beeld de dimensie 'links-rechts' in zijn tegendeel verandert en de dimensie 'boven onder' gelijk blijft. zo blijft hij de omkering van de 'geldeconomie' in zijn tegendeel 'natuureconomie', de niet omkeerbare dimensie van de private eigendom als het hart van de economie recht overeind.

    De maatschappelijke betekenis van de omkering

Voor de Nederlandse samenleving is het van het allergrootste belang, dat de milieuverslechtering een halt wordt toegeroepen. Bovendien moet de Werkgelegenheid worden verruimd en het vastgelopen systeem van sociale zekerheid door een beter worden vervangen. Voorts moeten de financieringsproblemen van de overheid worden opgelost en er moet een bijdrage worden geleverd aan de vermindering van de afstand tussen armoede en rijkdom in de wereld

Voor een samenleving, die voor zulke grote problemen staat, is de omkering van het sociaal-fiscale systeem van levensbelang: heffingen bij de input van de productiehuishouding (verbruik en vervuiling van grond, grondstoffen, water en lucht) en bij de output van de consumptiehuishoudingen (heffingen op de bestedingen die milieuvijandig zijn, op bovenmatig energieverbruik en milieuonvriendelijke en giftige producten. De Nederlandse overheid financiert in de nieuwe situatie na de omkering zichzelf, haalt geen arbeidsproducten weg bij anderen, maar verlangt beloning van haar eigen arbeid. Dit loon is gelijk aan de waarde die haar besturende arbeid toevoegt aan de waarde van de grond. de ruimte, maar ook de toegevoegde waarde van informatie en communicatie.

Die waardetoevoeging is gigantisch, dus de beloning is ook gigantisch en overschrijdt verre die van de begroting van minister Ruding. Echter de totale waardestijging van het wereldstukje Nederland is niet alleen toe te schrijven aan overheidsactiviteiten, maar ook aan activiteiten van gemeenschapsleden. Zaak voor de sturende overheid om dat deel van de waardeaanwas te besteden aan behoeften van de samenleving bijvoorbeeld een basisinkomen. De factor arbeid ontvangt het gehele product van zijn eigen activiteit.

Het is steeds de doelmatige bedrijvigheid die beloning ontvangt, alle activiteiten van mensen die bijdragen tot het welbevinden van zo veel mogelijk mensen. Werkgever en werknemer vormen zijn geen onderscheiden partijen meer met strijdende belangen. Werkgevers en werknemers vormen samen één Partij, de factor arbeid. Zodra voor grond betaald is, zijn de door arbeid verkregen producten het rechtmatig eigendom van arbeid. Kapitaal heeft zich los gemaakt van 'grond' en is niets anders dan opgespaarde producten van arbeid; het is rechtmatig eigendom van arbeid.

Grond verricht geen arbeid en ontvangt derhalve geen loon. Door grond los te koppelen van kapitaal en grondwaardestijging te koppelen aan de samenleving, is grond voorzien van een automatische piloot die altijd vliegt op de koers van het maatschappelijk nut zonder de invloed van de wilsact van een speculerende occupant. De waardestijging van de grond wordt bepaald door de gebruiker(s) en niet door de bezitter en aspirant bezitter. 'Grond' wordt doelmatiger, zuiniger, ecologisch gebruikt. Economische recessie of depressie vinden nergens een aanvangspunt.

    De directe betekenis van de omkering voor het milieu

Het is zeer somber gesteld met de toestand van het milieu in de wereld en in het bijzonder met het Nederlandse milieu en de effecten die goedbedoelde milieumaatregelen hebben op het milieu als ze genomen worden binnen het bestaande economische regiem. In de 'omgekeerde' economie echter gaat de gedachte 'milieumaatregelen kosten winst en werkgelegenheid' niet meer op. Zij maakt daar plaats voor de gedachte : 'Arbeid produceert milieu'.

In de gangbare economie wordt door de Nederlandse overheid zestiende procent (door de EEG een tiende procent) van de begroting voor milieuverbetering ingezet, voornamelijk technologie en materiaal en enige arbeid, tijdens de productie en na de productie (schoonmaken).

De ingezette zestiende procent is zelf ook weer vervuilend en materiaal verbruikend, zodat aan het eind van de inzet de netto milieuwinst als ze in een cijfer is uit te drukken, geen zestiende procent is maar zeshonderdste procent. De 'omgekeerde economie' maakt zonder exclusieve politieke wilsact of overheidsdwang van de zestiende procent inzet een 120-voudige inzet, nl, 72% van de rijksbegroting. of absoluut 80 miljard gulden, het 20-voudige van het al zeer progressieve voorstel van vier miljard gulden van het milieuministerie, waarvan de C.E.C. zegt dat hiervoor nimmer een

politieke wil te vinden is. Waar komt die 80 miljard vandaan? 80 miljard is de vergroting van de factor arbeid als geen belasting wordt geheven van arbeidsproducten; geen occupatie meer door de overheid van rechtmatig verkregen private eigendom (rechtmatig verkregen deel van de natuur).

De arbeidsproductiviteit halveert en de kapitaalproductiviteit verdubbelt. De kapitaalsintensieve massaproductie met verbruik van veel grondstof, met veel afval daalt omgekeerd evenredig aan de arbeidsinzet; dus verhoging factor arbeid = verbetering milieu.

In dit licht gezien valt het meningsverschil over de besteding van de economische ruimte, tussen Lubbers (besteden aan milieuverbetering en De Korte (gebruiken voor belastingvermindering) uit in het voordeel van De Korte, mits deze de belastingvermindering beperkt tot arbeidsproducten.

    Omkering medicijn voor zieke landbouw

Verdubbeling van de factor arbeid in de landbouw kan milieuvijandige landbouw met een ongunstige energie- en mineralenbalans en een kwantitatief te hoog productieniveau ombouwen tot een milieuvriendelijke landbouw met een gunstige energie- en mineralenbalans en een kwalitatief hoger en kwantitatief lager productieniveau, zonder quotering van de productie en zonder verlaging, zelfs met verhoging van de inkomsten van de boer. Verdubbeling van de factor arbeid is nodig om bijvoorbeeld van een gangbaar traditioneel landbouwbedrijf een milieuvriendelijk landbouwbedrijf te maken dat aan de hoogste milieueisen en productkwaliteitseisen voldoet.

    Grondrechten technische innovatie

Het ontwikkelen van nieuwe technologieën en systemen, die nodig zijn voor een wereldomvattende duurzame economie, waarin plaats is voor alle aardbewoners kost zoveel, dat het private ondernemingen binnen het huidige economisch systeem niet uitnodigt aan zoiets te beginnen. Dergelijke grootschalige besparingsinnovaties (voornamelijk in de sfeer van informatie en communicatie) kosten weinig materiaal, maar zeer veel arbeid en creativiteit. De omvang van de menselijke arbeid en creativiteit, die betaald moet worden voordat er sprake is van een eerste product(winst) is zo groot, dat een beroep moet worden gedaan op subsidies van de overheid.

Bijvoorbeeld: Philips en Siemens starten een groot ontwikkelingsproject, het zogenaamde megabit-project. Totale kosten ongeveer 700 miljoen gulden. De arbeidskosten maken 70% uit van het totaal ofwel 490 miljoen. De overheid wil hierin participeren (ten behoeve van de werkgelegenheid) met een subsidie van 40% ofwel 280 miljoen. Binnen het huidige sociaal economische systeem kost het project voor de onderneming dus 700 - 280 = 420 miljoen gulden. In ons 'omgekeerde' systeem wordt geen loonbelasting en geen sociale premie ingehouden en afgedragen en heeft iedere werker al een basisinkomen voordat hij aan het project begint te werken.

Deze kosten die de onderneming dan niet hoeft te maken zijn te schatten op ongeveer 80% van de oorspronkelijke begrote 490 miljoen, zodat nog ongeveer 20% of ongeveer 100 miljoen te betalen loonkosten overblijven. Totale kosten van het project voor de onderneming 210 miljoen kapitaalkosten en 100 miljoen loonkosten = 310 miljoen in plaats van de 420 miljoen in het huidige systeem. Een voordeel voor de onderneming van 110 miljoen, terwijl de overheid 280 miljoen subsidie in de zak houdt - ofwel haar financieringsprobleem met 280 miljoen ziet verminderen! En zonder hiervoor politieke krachttoeren te verrichten. Georgistische economie in 1992: stof voor politieke economen en econometristen om over na te denken.

terug naar grondvest 3e kwartaal 1991