Henry George en Edward Bellamy waren twee econmen die een basisinkomen voor iedereen bepleitten

Tien geboden voor een rechtvaardig en ecologisch fiscaal systeem


Grondvest . . . SDN Henry George <=====> SDN . . . Bellamy . . . GB Institute

Door Wim Sweers


Een ecologisch fiscaal systeem


Een alternatief voor de liberalisering binnen de landbouw

door drs ing. Guus Geurts

Op weg naar een compromis tussen internationale
solidariteits-, milieu- landbouw- en financiële belangen.

Hongersnoden in Afrika, een crisis onder koffieboeren en een groot deel van de Nederlandse landbouw, alle gangbare dierlijke producten die afkomstig zijn van genetisch gemanipuleerd veevoer, dalende voedselveiligheid en milieudegradatie waaronder het toenemende broeikaseffect, alsmaar stijgende winsten van multinationals in toevoer, handel en verwerking van landbouwproducten, en een toenemende afstand tussen de burger en zijn voedsel, zijn wat eigentijdse verschijnselen binnen de landbouw en voedselvoorziening.

In een lezing op het Politiek Forumdebat 'Anders globaliseren in de landbouw' gaat Guus Geurts in op de achtergronden van de problematiek, biedt een mogelijk alternatief en zet de voordelen van dit alternatief op een rij. Tot slot betoogt hij dat vooral bewustwording en moed noodzakelijk zijn om dit alternatief te realiseren.


    Problematiek binnen EU en WTO

Nog te weinig mensen realiseren zich echter dat de vele problemen in de landbouw en de voedselvoorziening samenhangen met het huidige liberaliseringbeleid binnen de WTO, waar de EU haar Gemeenschappelijk Landbouwbeleid maar ook haar beleid ten opzichte van oude koloniën (ACP-landen), steeds meer op heeft aangepast. Dit Agreement on Agriculture binnen de WTO is momenteel uitgangspunt van het EU-landbouwbeleid en de voorstellen die EU-commissaris Fischler van landbouw via zijn mid-term review (https://europa.eu/european-union/index_nl/comm/agriculture/mtr/index_en.htm) in juli heeft gedaan.

De voorstellen van Fischler bevatten de volgende nadelen, die hij met veel retoriek probeert te verdoezelen:

  • Toenemende overproductie en exportgerichtheid.
  • Behoud van exportsubsidies en inkomenstoeslagen die leiden tot dumping in ontwikkelingslanden en een hoog EU-landbouwbudget.

Inkomenstoeslagen zijn ingesteld als compensatie voor de prijsverlaging, maar zorgen vooral voor een verborgen dumping in ontwikkelingslanden. Onder druk van de VS en de EU zijn deze inkomenstoeslagen echter toegestaan door de WTO. Ontwikkelingslanden hebben echter geen mogelijkheid door vooral gebrek aan financiële middelen, tot het uitkeren van deze subsidies. Zij hebben alleen de mogelijkheid om importheffingen te gebruiken als bescherming voor hun landbouw.

    Importheffingen dienen echter te worden afgebouwd volgens de WTO.

Hoewel deze importheffingen van ontwikkelingslanden in een lager tempo hoeven te worden afgebouwd dan door de ontwikkelde landen, zijn deze vaak al via de Structurele Aanpassingsprogramma's van Wereldbank en IMF verplicht afgebouwd. Daarnaast probeert de EU de markten van haar voormalige kolonies (ACP-landen) open te breken via een hernieuwd neoliberaal Cotonou-Akkoord. In tegenstelling tot het voormalige Lome-verdrag wil de EU in ruil voor preferentiële toegang tot haar markt, ook toegang verkrijgen tot de markten van ACP-landen Ook frustreert zij binnen dit akkoord de vorming van regionale handelsblokken door deze ACP-landen, en legt men deze landen liberaliseringseisen op die verder gaan dan het huidige WTO-akkoord.

Ontwikkelingslanden wordt nu een worst voorgehouden van de verbeterde Markttoegang tot het Noorden. In ruil hiervoor eisen ontwikkelde landen echter ook nog betere markttoegang tot de ontwikkelingslanden, die de negatieve effecten van de SAP's nog eens zullen versterken.

  • Blijvend onrendabele prijzen voor boeren in de EU, niet alleen voor producten als graan en rundvlees, maar ook voor de 'vrije' producten als groente en fruit, en andere dierlijke producten.

  • Voorwaarde voor betalingen aan boeren zijn het voldoen aan maatschappelijke eisen. Dit lijkt terecht maar er moet niet worden vergeten dat de huidige inkomenstoeslagen slechts een gedeeltelijke compensatie zijn voor verdere prijsdalingen. Boeren moeten dus aan meer eisen voldoen voor minder inkomsten. Daarbij wordt Een deel van de betalingen aan boeren gedaan via lidstaten en provincies, ook hiervan is onduidelijk of dit wordt ingezet voor een milieu- en natuurvriendelijke landbouw. Beter is een kostendekkende prijs gecombineerd met gerichte betaling voor groene diensten (landschap, natuur en biologische landbouw) die de boeren verlenen aan de maatschappij.

  • Grote concurrentie tussen de boeren (o.a. vanwege loskoppeling van inkomens- toeslagen van de productie zonder productiebeheersing) met als gevolg een drastische daling van het aantal boeren in huidige maar vooral ook in nieuwe lidstaten als Polen.

  • Blijvende tariefvrije import van genetisch gemanipuleerd veevoer, waardoor alleen dierlijke producten uit de biologische sector momenteel veilig zijn.

  • Blijvend gesleep met producten over de aarde met risico's voor voedselveiligheid en ziekteverspreiding, bodem- en wateruitputting enerzijds en overbemesting anderzijds , en een grote bijdrage aan het broeikaseffect (met desastreuze effecten voor de landbouw).

  • Maar vooral het bevoordelen van multinationals in (detail)handel en verwerkende industrie die profiteren van lage prijzen, lage producteisen en overproductie (dus veel handel). Zij kunnen hierdoor mondiaal boeren tegen elkaar uitspelen, markten blijven openbreken in ontwikkelingslanden voor productoverschotten, zaden en bestrijdingsmiddelen, en anderzijds toegang behouden tot natuurlijke hulpbronnen in het Zuiden die men echter broodnodig heeft voor de eigen voedselzekerheid.

Het compromis dat de EU-lidstaten bereikten in oktober houdt in dat de uitgaven voor product- en prijsondersteuning slechts maximaal met 1% per jaar mogen stijgen, terwijl de uitgaven voor plattelandsontwikkeling niet beperkt worden. Dit budget voor prijs- en productondersteuning moet echter verdeeld worden over de oude plus de nieuwe lidstaten. Dit compromis houdt de eerder genoemde nadelen in stand, en is vooral oneerlijk ten opzichte van kleine boeren in nieuwe lidstaten die minder of zelfs geen subsidies krijgen. Positief is dat het budget voor prijs en productsteun niet meer zal groeien, naar mijn mening zou dit zelfs helemaal kunnen worden afgeschaft (zie hierna)

De Mid-term Review van Fischler is geheel WTO-fähig, terwijl bijvoorbeeld de VS dit jaar nog haar landbouwbudget drastisch heeft verhoogd. Hoewel dit laatste vooralsnog is toegestaan door de WTO, is het geen blijk van wens tot verdere liberalisering. De achtergronden van dit merkwaardige voorop willen lopen binnen de WTO door de EU, liggen waarschijnlijk in het feit dat men op het gebied van liberalisering van diensten en nieuwe onderwerpen binnen de WTO, goede onderhandelingsresultaten wil behalen. Landbouw zou hierbij wel eens als wisselgeld kunnen worden gebruikt.

Uit de afspraken die binnen de WTO gemaakt zijn blijkt de zeer grote invloed van de EU, de VS en haar multinationals. Het AoA is in 1994 dan ook vooral opgesteld door beide handelsblokken, om een dreigende handelsoorlog te voorkomen en om markten open te breken in ontwikkelingslanden voor hun overproductie. Slachtoffers hiervan zijn vooral de boeren in het Zuiden, maar ook boeren in het Noorden omdat men steeds meer gedwongen wordt tegen elkaar te concurreren, voor alsmaar dalende prijzen door overproductie. Maatschappelijke eisen op het gebied van voedselzekerheid en -veiligheid, milieu, arbeidsomstandigheden en dierenwelzijn, worden hierbij steeds meer gezien als handelsbelemmering in plaats van een waarborg voor mens en natuur.


    Achtergronden en overige problematiek

De achtergrond van dit liberaliseringbeleid is vooral de neoliberale wereldvisie, die momenteel overheersend is binnen de (inter)nationale politiek en wetenschap.

Onderdeel hiervan is dat de vrije markt, via het opruimen van handelsbelemmeringen weer ruim baan moet krijgen. Binnen het huidige neoliberale systeem zijn de voorziening van basisbehoeften onder alle leden van de bevolking, inclusief de armsten en etnische minderheden, ook ondergeschikt aan een gemiddeld BNP per hoofd van de bevolking. In werkelijkheid hebben alleen consumenten met koopkracht rechten in een neoliberale samenleving, de overheid kan hierbij onvoldoende het maatschappelijk belang inclusief de voorziening van basisbehoeften van alle inwoners, en natuur en milieu waarborgen.

Als strenge normering van de overheid op deze gebieden ontbreekt krijgt het bedrijfsleven de kans een race-to-the-bottom uit te voeren op het gebied van bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden en milieu. Ook wordt niet ingezien dat de landbouw een aparte economische sector is, waarbinnen de alom gebruikte vrije-markt-theorie, niet zonder meer kan worden losgelaten. Landbouwproducten zijn om de volgende redenen te onderscheiden van 'normale' producten: ze zorgen voor een basisbehoefte (voedsel), het betreft levende wezens die afhankelijk zijn van het weer en gevoelig zijn voor ziekten en plagen, er is een grote immobiliteit van grond en arbeid, er is sprake van een aanbods- en vraag- inelasticiteit, en landbouw betreft een multifunctionele bedrijfstak, met naast voedselproductie ook de zorg voor landschap en natuur.

Daarnaast wordt deze vrije- markttheorie niet juist toegepast in de landbouw.Zo is er sprake van vrije concurrentie doorgrote concentratie van multinationals in toevoer, afvoer en handel, worden lang niet alle kosten in de prijs geïnternationaliseerd, en worden boeren niet of nauwelijks betaald voor hun diensten aan de maatschappij op het gebied van landschap, natuur en milieu.

Bijkomend probleem voor boeren in ontwikkelingslanden is dat de relatie tussen schuldenlasten en de hierboven geschetste problematiek te weinig wordt onderkend. Deze schuldenlasten dwingen ontwikkelingslanden namelijk tot onduurzame uitputting van hun schaarse hulpbronnen, om aan rente en aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen. De grote gerichtheid op onbewerkte producten en de lage prijzen door overproductie leidde vervolgens niet tot ontwikkeling maar tot toenemende ruilvoetverslechtering. Ook wordt de onderhandelingspositie van ontwikkelingslanden binnen multilaterale organisaties door deze schuldenlasten ondergraven, en verloren veel landen hun nationale soevereiniteit aan Wereldbank en IMF.

De Wereldbank en IMF hebben via hun Structurele Aanpassingsprogramma's namelijk direct invloed (gehad) op de huidige problematiek.Onderdelen van deze programma's in ontwikkelingslanden waren: de afbraak van importheffingen op landbouwproducten en zaden uit het Noorden, de bezuiniging op landbouw- en voedselsubsidies, en het bevoordelen van exportlandbouw (via groot-grondbezit) boven lokale voedselvoorziening door kleine boeren. Dit heeft mede bijgedragen aan de huidige malaise voor koffieboeren.


    Alternatief

Naar mijn mening is het mogelijk om in de landbouwsector tot een compromis te komen tussen internationale solidariteitsbelangen (terugdringen van honger en voorziening van andere basisbehoeften), milieubelangen (als voorwaarde voor een sociaal en economisch stabiele samenleving op lange termijn, waaronder de mogelijkheid blijvend voedsel te kunnen produceren, en tevens het behoud van natuurgebieden en biodiversiteit),en boerenbelangen (een bestaanszekerheid op de lange termijn, op zowel kleine als middelgrote bedrijven).

Kern van dit alternatief is een drastische hervorming van de liberalisering zoals die nu wordt geregeld binnen het Agreement on Agriculture (AoA) binnen de WTO. Ik zou een meer zelfvoorzienende benadering per land of blok van landen willen aanbevelen (zie hierna). Ook een sterke internationale overheid (via de VN) die bindende regels op gebied van milieu, arbeidsomstandigheden, en sociale doelstellingen kan opleggen aan landen en multinationaal bedrijfsleven, is nodig. Deze regels dienen door het toekennen van de mogelijkheid tot sancties bij overtreding, boven handelsafspraken te worden gesteld. Momenteel geldt nog steeds de omgekeerde situatie mede door deze sanctiemogelijkheid van de WTO. Daarnaast dienen de onhoudbare schuldenlasten van ontwikkelingslanden worden kwijtgescholden, waardoor de druk op hun schaarse hulpbronnen voor exportproductie wordt verlaagd en minder afhankelijk zijn van neoliberaal beleid van Wereldbank en IMF. De onderedelen van het alternatief binnen WTO en EU zijn:

  • Prijsondersteuning en importbescherming (via heffingen) op een prijsniveau waartegen de boeren met inbegrip van maatschappelijke eisen op gebied van voedselzekerheid en -veiligheid, milieu, kostendekkend kunnen produceren. In de EU moeten deze maatschappelijke eisen tevens op een hoger niveau worden geharmoniseerd,omdat de huidige landbouw nog absoluut niet duurzaam genoeg plaatsvindt. Ook andere landen of nog te vormen handelsblokken in ontwikkelingslanden zouden dit voorbeeld kunnen volgen. Onderdeel van het verhogen van de importheffingen, is het weer invoeren van importheffingen op al het veevoer (dat veelal genetisch gemanipuleerd is) uit met name de VS en Zuid-Amerika.

  • Productbeheersing die is afgestemd op de eigen nationale consumptie (of in geval van de EU: de EU-consumptie) om dumping in de ontwikkelingslanden te voorkomen. Deze productiebeheersing zou moeten gaan gelden voor de meeste landbouwproducten.

  • Productiequotaverdeling over de producerende landen, omdat niet elk land in de wereld (of blok van landen) zelfvoorzienend is en kan zijn. Ook voor tropische (voedsel)producten zouden per product OPEC-achtige organisaties organisaties moeten worden opgericht die werken met productiequota, om overproductie en dus lage prijzen te voorkomen (zoals momenteel bij koffie)

  • Afschaffing van exportsubsidies en inkomenstoeslagen in de EU, en exportkredieten, inkomenstoeslagen en oneigenlijke voedselhulp in o.a. de VS.

  • Toekenning van vergoeding aan boeren die extra inspanningen leveren op het gebied van natuur, milieu (met name biologische landbouw) en/of landschap bovenop de al verhoogde de al verhoogde maatschappelijk eisen. Dit is de betaling voor de zogenaamde 'groene dienstverlening aan de samenleving". Slechts een minderheid onder de boeren zal in aanmerking komen hiervoor. Vooral in de nieuwe EU-landen als Polen is dit noodzakelijk omdat zij nog niet dezelfde desastreuze schaalvergroting hebben ondergaan als boeren in West-Europa. Ook produceren zij vaak op een milieuvriendelijke methode. Het is van groot belang dat boeren ook in deze landen met vaak een hoge werkloosheid, kunnen blijven bestaan als ondersteuning van de lokale economieën, het platteland en de natuur.

  • Importverbod voor producten die niet voldoen aan de eisen waaraan de eigen boeren moeten voldoen. Hierdoor wordt voorkomen dat de multinationale verwerkende industrie en handel, op zoek gaan naar de laagste prijs wat meestal inhoudt een race-to-the-bottom op het gebied van milieu, voedselveiligheids-, arbeidsomstandigheden-, en dierenwelzijneisen, en een zo laag mogelijke belastingafdracht in de landen van herkomst.

  • Toegang van producten uit ontwikkelingslanden wordt beperkt tot tropische voedselproducten die we hier niet kunnen verbouwen. Dus geen toegang bijvoorbeeld voor veevoer, bloemen en boontjes. Daarnaast moet de productie kostendekkend zijn en niet ten koste gaan van natuurlijke hulpbronnen en voedselzekerheid op de lange duur (een met milieueisen aangevuld Fairtrade principe dus).

  • Quotumregeling en vaste beschermde prijs voor tropische producten uit de Minst ontwikkelde landen (MOL's). analoog aan het ACP-principe bij het huidige suikersysteem. De zojuist gestelde maatschappelijke eisen aan dit quotum echter gelden. Een voordeel van dit oude ACP-systeem boven onbeperkte markttoegang voor Minst Ontwikkelde Landen (EBA-voorstel) is, dat men zeker is van een hoge EU-prijs mede door genoemde productiebeheersing, in plaats van een lage wereldmarktprijs die gevoelig is voor overproductie.

  • Hervorming van het Cotonou-accoord tussen de EU en de ACP=landen, waardoor vooral de ACP-landen baat houden bij dit akkoord en niet de EU voornamelijk aan haar eigen belang denkt. Onderdelen zijn dat de EU niet een gelijke markttoegang tot deze landen eist zoals nu andersom tot de EU, een einde aan de frustratie door de EU van regionale blokvorming in Afrika, en een einde aan het plaatsen van liberalisering van diensten en nieuwe WTO-onderwerpen (investeringen, aanbesteding, concurrentie) op de Cotonou-agenda.

  • Acceptatie van het concept van 'voedselsoevereiniteit' door de WTO, wat er op neer komt dat landen de eigen voedselproductie via eigen boeren mogen beschermen tegen dumping en kwalitatief slechte importen.

  • Het instellen van een internationale energieheffing om een begin te maken met het internationaliseren van milieukosten op het gebied van uitputting en vervuiling. Dit is een liberaal standpunt maar wordt nooit genoemd door partijen als de VVD. Hierdoor zal er een stimulans ontstaan om het vele transport en ander gebruik van fossiele brandstoffen (als bijdrage aan het broeikaseffect) in deze naar verwachting meest vervuilende economische sector te verminderen en over te gaan naar een meer regionale landbouwproductie.

Het voordeel van de hernieuwde importheffing en prijsondersteuning (deze laatste is alleen noodzakelijk als de prijs onder een bepaald niveau zakt, het risico hierop is klein door genoemde productiebeheersing), en tegelijk afschaffing van inkomenstoeslagen en exportsubsidies, is dat het landbouwbudget van de EU fors kan dalen. Er is alleen nog geld nodig om de laagste inkomensgroepen te compenseren voor een iets hogere voedselprijs (dit kan meevallen door de hoge marges tussen boerenprijs en winkelprijs als gevolg van de eerder genoemde concentratie van multinationals), en voor extra inspanningen op het gebied van milieu, landschap en natuur.

Vooral in de minder ontwikkelde gebieden binnen de EU en de nieuwe lidstaten als Polen, is dit noodzakelijk. Nieuwe lidstaten krijgen dus dezelfde kostendekkende prijs en vergoeding voor 'groene diensten', als oorspronkelijke lidstaten. Een ander groot voordeel is dus dat dumping in ontwikkelingslanden wordt gestopt, waardoor boeren in staat zijn om voor hun eigen regionale markt te produceren.

    Bewustwording en moed vereist

Afsluitend zal de oplossing voor de problemen mijns inziens vooral de dominante neoliberale wereldvisie vooral door groenen, sociaal-democraten en christen-democraten meer bekritiseerd moeten worden. Niet alleen politici maar ook ontwikkelingsorganisaties hebben zich (ongewild) voor het karretje van de multinationals laten spannen, zoals bij de eis om meer markttoegang voor ontwikkelingslanden voor onbewerkte landbouwproducten. Het zijn vooral de multinationals en grootgrondbezitters die hiervan profiteren ten koste van de natuurlijke hulpbronnen die de kleine boeren zo hard nodig hebben voor de voedselproductie van de eigen lokale bevolking.

De omgekeerde concurrentie vanuit het noorden die juist meer toegang tot deze ontwikkelingslanden eist, is veel groter en werkt veel desastreuzer. In plaats van aansluiting bij de globale wereldeconomie, leidt dit tot uitsluiting van de armsten uit hun lokale economie. Dus zoals Colin Hines zegt:'Protect the local, globaly'.

Een onderdeel van deze bewustwording is ook dat liberalisering binnen de landbouw niet als een onvermijdelijk natuurverschijnsel wordt gezien, maar een door de machtigen op deze aarde ontwikkeld fenomeen dat met rationele argumenten kan worden bestreden. Door als EU binnen de WTO voor deze zelfvoorzienende benadering te kiezen, en het neoliberale Cotonou-akkoord te hervormen, kunnen we de steun verwachten van de meeste ontwikkelingslanden.

We kunnen dan een blok vormen tegenover de VS en Cairns-landen ( landen als Australië, Canada, Brazilië, Thailand en de Filippijnen) die wel voor een verdere liberalisering binnen de landbouw zijn. De ontwikkelingslanden binnen de Cairns-groep en met name hun elites, verwachten veel van een geliberaliseerde wereldhandel, maar hun regeringen komen absoluut niet op voor de armste lagen van hun (boeren) bevolking die veel meer nadelen hiervan ondervinden.

Binnen Nederland kunnen we naar verwachting van milieu- en ontwikkelingsorganisaties (al zal dit nog veel discussie vergen), en van de boerenbevolking die het voortbestaan van hun bedrijf belangrijker vinden dan schaalvergroting en concurrentiekracht op de wereldmarkt. Verenigingen als het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (ruim 14000 jonge boeren), de Nederlandse Akkerbouw Vakbond, de Nederlandse Melkveehouders Vakbond, het Platform Aarde Boer Consument, Christenunie en SP zitten al min of meer op deze lijn. Nu de Land en Tuinbouw Organisatie, en de rest van de politiek nog.

Drs. Ing. Guus Geurts is beleids- en sociaal-wetenschappelijk milieukundige (specialisatie milieu en ontwikkeling) en werkzaam binnen XminY op het gebied van globalisering en landbouw. Door hem recent afgeronde scriptie 'Liberalisering in de landbouw, een heilloze weg!' is te downloaden via: http://guusgeurts.tripod.com