Klacht over de handelwijze, gedragingen en machtsmisbruik van de staatsraden
mr. H. Troostwijk (voorzitter), mr. T.M.A. Claessens en mr. D.A.C. Slump


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

    't Achterom 9a
    5491 XD
    Sint Oedenrode
    Tel. 0413-490387
    Fax. 0413-490386

Afgegeven met ontvangstbevestiging.

Verstuurd per fax 070 - 3651380 op 9 juni 2002.

Voorzitter van de Raad van State,
Afdeling bestuursrechtspraak,
Mr. H. Beekhuis,
Postbus 20019,
2500 EA 's-Gravenhage.

Sint Oedenrode, 3 mei 2001.

      PLEITNOTITIE

Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving e.a.
appellant:

Tegen:

Gedeputeerde Staten van Limburg (G.S.).
Verweerder:

Ons kenmerk: SBL/25031/VV.

Uw nummer: 200101445/2/M1.

Tijdstip hoorzitting: 4 mei 2001 om 11.30 uur.


Geachte voorzitter,

De volgende zaken in dit geschil zijn van belang.

  1. Ontvangen stukken.

Ons verzoek om voorlopige voorziening resp. schorsing van 25 maart 2001, kenmerk: SBL/25031/VV, met bijbehorend beroepschrift van 25 maart 2001, kenmerk: SBL/25031/B, bestaande uit 133 pagina's. Ons bij brief van 1 mei 2001 nader toegezonden stukken, bestaande uit 36 pagina's. Ons bij brief van 2 mei 2001 nader toegezonden stukken, bestaande uit 10 pagina's.

  1. De Feiten.

Feit 1 (zie bedenking 1 tegen onderliggend ontwerpbesluit.

Ten onrechte gaan G.S. ervan uit dat voor de in de aanvraag genoemde activiteiten geen Wvo-vergunning behoeft worden aangevraagd. Door het in werking treden van het Koninklijk Besluit van 4 november 1983 (stb 1983 - 577), uitvoering gevende aan artikel 1, lid 2, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, zoals gewijzigd bij wet van 24 juni 1981 (stb 1981-414), is de vergunningverlening voor de lozing van afvalwater, afkomstig van negen categorieën, bedrijven, op de riolering verlegd van de gemeente naar de waterkwaliteitsbeheerder c.q. beheerder van een zuiveringstechnisch werk.

Bij dit Koninklijk besluit is onder andere de categorie bedrijven, die afvalstoffen opslaan, behandelen en verwerken aangewezen. Het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg is het bevoegde gezag voor de verlening van een Wvo-vergunning. De aanvraag heeft betrekking op de lozing van de navolgende afval(water)stromen op het oppervlaktewater en op de gemeentelijke riolering.

  • maximaal 34000 m3/h aan (zuurstof-arm) koelwater in de Maas.
  • regenwater afkomstig van het sterk verontreinigde bedrijventerrein.
  • regenwater afkomstig van verontreinigde daken.
  • giftige stoffen via de lucht, direct danwel indirect, in het oppervlaktewater (zie arrest C-231/97 van 29 september 1999 van het Europese Hof van Justitie)
  • bedrijfsafvalwater op de gemeentelijke riolering vanuit de bedrijfsgebouwen.
  • huishoudelijk afvalwater op de gemeentelijke riolering, afkomstig van kantoren.

In tegenstelling met hetgeen u in het Ontwerp-besluit schrijft is voor bovengenoemde lozingen wel degelijk een Wvo-vergunning vereist van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg. Demkolec B.V. zal hiervoor om die reden dan ook een aanvraag voor een Wvo-vergunning moeten aanvragen. De aanvragen ingevolge de Wvo- en de Wm dienen gecoördineerd te worden behandeld. Het in geding zijnde Ontwerp-besluit kan om deze reden dan ook nooit in stand blijven.

In het bestreden besluit wordt deze bedenking onder 'procedureel 2' afgedaan met de volgende kreet. Ons is niet gebleken dat voor de onderhavige activiteiten een WVO-vergunning noodzakelijk is. Zo hebben het Zuiveringschap Limburg en Rijkswaterstaat Directie Limburg te kennen gegeven dat voor de proeven geen WVO-vergunning hoeft te worden aangevraagd. Omdat deze kreet niet vergezeld gaat met een schriftelijk advies van het Zuiveringschap Limburg en van Rijkswaterstaat betreft het een loze kreet. Het afwijzen van een goed inhoudelijk gemotiveerde bedenking, - onderbouwd met het koninklijk Besluit van 4 november 1983 (stb.1983-577) en arrest C-231/97 van 29 september 1999 van het Europese Hof van Justitie - met een loze kreet is niet deugdelijk. (zie bijlage 1) Hiermee hebben G.S. gehandeld in strijd met artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht.

In geval hierop het in geding zijnde besluit niet wordt geschorst dan laat u hierbij jurisprudentie ontstaan dat voortaan iedereen, bij wijze van proef, onbeperkt zwarte lijst stoffen mag lozen in het oppervlaktewater zonder een daarvoor vereiste WVO-vergunning. In dat geval kunnen 15 miljoen Nederlanders, bij wijze van proef, in het oppervlaktewater lozen wat ze willen. Daartegen kunt u dan niet meer optreden. Ik neem aan dat u het niet zover zult laten komen.


Feit 2 (zie bedenking 2 tegen onderliggend ontwerpbesluit).

Ten onrechte gaan G.S. ervan uit dat voor de in de aanvraag genoemde nieuwe activiteiten geen bouwwerken worden opgericht die aan te merken zijn als bouwen in de zin van de Woningwet. De hiervoor op te richten maal- en drooginstallatie met bijbehorende transportbanden e.d. betreffen namelijk bouwwerken op of in de grond van een zodanige omvang dat daarvoor een bouwvergunning van burgemeester en wethouders der gemeente Haelen is vereist.

Dit betreffen bouwwerken ten behoeve van het bewerken en verwerken van afval en gevaarlijk afval. Het oprichten van dergelijke bouwwerken is in strijd met het vigerende gemeentelijke bestemmingsplan dat op betreffend perceel rust. Vanwege het feit dat Demkolec B.V. genoemde bouwwerken heeft opgericht zonder een daarvoor vereiste bouwvergunning kan hiervoor nooit milieuvergunning worden verleend. Het in geding zijnde besluit kan ook om deze reden nooit in stand blijven.

In het bestreden besluit nemen G.S. deze bedenking niet mee in hun samenvatting en derhalve ook niet in hun overweging. Hiermee hebben G,.S. op een professionele ,manier de verdwijntruck toegepast. Het toepassen van een dergelijke verdwijntruck is in strijd met de in artikelen 3:3 en 3:4 Awb gecodificeerde materiele beginselen van behoorlijk bestuur en overige (ongeschreven) materiele beginselen.


Feit 3 (zie bedenking 3 tegen onderliggend ontwerpbesluit.

Het bewerken, verwerken en vergassen (verbranden) van (gevaarlijk) afval, waaronder kippenmest, veroorzaakt gegarandeerd meer geuroverlast als het verwerken en vergassen (verbranden) van kolen. Voor deze verhoging van de geuremissie, dient een revisievergunning c.q. uitbreidingsvergunning te worden aangevraagd. Wanneer door de Demkolec, B.V. wordt gesteld dat de verwerking en vergassing van bovengenoemde (gevaarlijke) afvalstoffen, waaronder kippenmest, geen hogere geuremissies tot gevolg heeft dan hadden zij dat moeten staven met een onderzoeksrapport van een onafhankelijk adviesbureau en had betreffend rapport onderdeel uit moeten maken van de aanvraag om de veranderingsvergunning.

Omdat Demkolec B.V. een dergelijk geuronderzoeksrapport niet bij de aanvraag heeft ingediend, kan het in geding zijnde besluit ook om deze reden nooit in stand blijven. In het bestreden besluit, wordt deze bedenking onder 'geur 38 en 39' afgedaan met de volgende kreet. Geurmetingen vormen een onderdeel van de proeven om gegevens voor het MER te verkrijgen. Het is evident aan deze werkwijze dat de metingen tijdens de proeven moeten plaatsvinden. Wij achten voorschrift 13 (in combinatie met voorschrift 1) van het ontwerp voldoende om geuroverlast in voldoende mate te beperken en of voorkomen. Bezwaarmaker heeft niet gemotiveerd waarom hij genoemd voorschrift onvoldoende acht.

Omdat deze kreet niet vergezeld gaat met een geuronderzoekrapport van een onafhankelijk adviesbureau betreft het een loze kreet. Dit heeft een verdubbeling van het aantal klachten over stank tot gevolg gehad (zie bijlage 2) Het afwijzen met de kreet: dat voorschrift 13 (in combinatie met voorschrift 1) voldoende is om geuroverlast te beperken en voorkomen, is derhalve niet deugdelijk gebleken.

Hiermee hebben G.S. gehandeld in strijd met artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht.

In geval hierop het in geding zijnde besluit niet wordt geschorst dan laat u hierbij jurisprudentie ontstaan dat voortaan iedereen, bij wijze van proef, onbeperkt de lucht mag bevuilen met stank zonder een daarvoor vereist voorafgaand geuronderzoek. In dat geval kunnen 15 miljoen Nederlanders, bij wijze van proef, alle mogelijke stank naar de lucht lozen wat ze willen. Daartegen kunt u dan niet meer optreden. Ik neem aan dat u het niet zover laat komen.


Feit 4 (zie bedenking 4 tegen onderliggend ontwerpbesluit).

Voor de in geding zijnde installatie is Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging van toepassing. Het bijstoken van (gevaarlijk) afval, waaronder kippenmest, heeft in deze installatie nooit eerder plaatsgevonden. Het betreft om die reden een nieuwe installatie voor het opstoken van afval.

Ingevolge artikel 4 van genoemde richtlijn 96/61/EG bent u wettelijk verplicht de nodige maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat geen nieuwe installatie wordt geëxploiteerd zonder een vergunning overeenkomstig deze richtlijn, onverminderd de uitzonderingen van Richtlijn 88/609/EEG van de Raad van 24 november 1998 inzake beperking van de emissies van bepaalde verontreinigde stoffen in de lucht door grote stookinstallaties.

Ingevolge artikel 6 van deze EG-richtlijn had de in geding zijnde aanvraag een beschrijving moeten bevatten van:

  • de installatie en de aard en omvang van de activiteiten die daar plaatsvinden;
  • de grondstoffen en hulpmaterialen, de andere stoffen en de energie die in de installatie worden gebruikt of door de installatie worden gegenereerd;
  • de emissiebronnen van de installatie;
  • de situatie van de plaats waar de installatie komt;
  • aard en omvang van de te voorziene emissies van de installatie in elk milieucompartiment, met een overzicht van de significante milieueffecten van de emissies;
  • de beoogde technologie en de andere technieken ter voorkoming of, indien dat niet mogelijk is, ter vermindering van de emissies van de installatie;
  • zo nodig de maatregelen betreffende de preventie en de nuttige toepassing van de door de installatie voortgebrachte afvalstoffen;
  • de andere maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan de algemene beginselen van de fundamentele verplichtingen van de exploitant, bedoeld in artikel; 3;
  • de maatregelen die worden getroffen ter controle van de emissies in het milieu;

Ingevolge artikel 7 van deze EG-richtlijn bent u wettelijk verplicht om een geïntegreerde aanpak bij de afgifte van de vergunning te volgen. Dit houdt in dat u wettelijk verplicht bent om de onder bedenking 1 vereiste Wvo-vergunningaanvraag en de onder bedenking 2 vereiste bouwvergunning aanvragen gecoördineerd in behandeling te nemen. Hieraan is niet voldaan.
Ingevolge artikel 9 lid 3 van deze EG-richtlijn moet de vergunning grenswaarden bevatten voor de volgende stoffen:

Naar de lucht:

  • Zwaveloxiden en andere zwavelverbindingen.
  • Stikstofoxiden en andere stikstofverbindingen.
  • Koolmonoxide.
  • Vluchtige organische stoffen.
  • Metalen en verbindingen daarvan.
  • Stof.
  • Asbest (zwevende deeltjes en vezels).
  • Chloor en chloorverbindingen.
  • Fluor en fluorverbindingen.
  • Arseen en arseenverbindingen.
  • Cyaniden.
  • Stoffen en preparaten waarvan is aangetoond dat zij via de lucht een kankerverwekkende, mutagene of voor de voortplanting gevaarlijke werking hebben.
  • Polychloordibenzodioxine en polychloordibenzofuranen.

Naar het Water:

  • Organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke verbindingen kunnen ontstaan.
  • Organische fosforverbindingen.
  • Organische tinverbindingen.
  • Stoffen en bereidingen waarvan is aangetoond dat zij in of via het water een kankerverwekkende, mutagene of voor de
  • voortplanting gevaarlijke werking hebben.
  • Persistente koolwaterstoffen en persistente en bio-accumuleerbare toxische organische stoffen.
  • Cyaniden.
  • Metalen en verbindingen daarvan.
  • Arseen en arseenverbindingen.
  • Biociden en fytosanitaire produkten.
  • Stoffen in suspensie.
  • Stoffen die bijdragen tot eutrofiëring (met name nitraten en fosfaten).
  • Stoffen die een negatieve invloed hebben op de zuurstofbalans (en meetbaar zijn aan de hand van parameters als BZV, CZV).

De voorschriften 9 t/m 13 uit het Onwerp-besluit voldoen daar niet aan.

Ingevolge artikel 9 lid 4 van deze EG-richtlijn dienen emissies naar water, bodem en lucht, waaronder ook de emissies als gevolg van het vrijkomende vergiftigde vliegas dat na toepassing in cement, beton en asfalt door uitloging en slijtage vanuit deze nieuwe producten in het milieu komen, met de best bestaande techniek te worden voorkomen.

De vergunning dient in ieder geval ook bepalingen te bevatten die de minimalisering van de verontreiniging over lange afstand en over de landsgrens naar andere lidstaten (Duitsland) garanderen en een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel waarborgen. Ook hieraan voldoen de voorschriften 9 t/m 13 uit het Ontwerp-besluit niet.

Ingevolge artikel 9 lid 5 van deze EG-richtlijn dient de vergunning passende eisen voor de controle op de lozingen, met vermelding van de meetmethode, en -frequentie, de procedure voor de beoordeling van de metingen te bevatten, alsmede de verplichting de bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de controle op de naleving van de vergunningvoorwaarden. Ook hieraan voldoen de voorschriften 9 t/m 13 uit het Ontwerp-besluit niet.

Ingevolge artikel 9 lid 6 van deze EG-richtlijn dient de vergunning maatregelen te bevatten voor andere dan de normale bedrijfsomstandigheden. Daartoe wordt op passende wijze rekening gehouden met opstarten, lekken, storingen, korte stilleggingen en definitieve bedrijfsbeëindiging, wanneer het milieu daardoor kan worden beïnvloed. De voorschriften 1 t/m 14 uit het Ontwerp-besluit voldoen hier niet aan.

Ingevolge artikel 11 van deze EG richtlijn dient lidstaat Nederland er zorg voor te dragen dat de ontwikkelingen op het gebied van de best bestaande techniek wordt gevolgd. De best bestaande techniek op dit moment is de nuloptie-technologie van Edelchemie te Panheel. U bent dan ook wettelijk verplicht om deze techniek te volgen.

Het in geding zijnde Ontwerp-besluit kan ook op grond hiervan nooit in stand blijven. In het bestreden besluit wordt deze bedenking onder 'luchtemissies 30' afgedaan met de volgende kreet: Een toename van de luchtemissies ten gevolge van de proeven is niet te verwachten. De proeven zijn zowel qua tijd als qua hoeveelheid in te zetten secundaire grondstoffen beperkt. Eventuele normopvulling is derhalve niet aan de orde.

Het afwijzen van een goed inhoudelijk gemotiveerde bedenking onderbouwd met de Europese richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996, met een loze kreet is niet deugdelijk. Hiermee hebben G.S. gehandeld in strijd met artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht. In geval hierop het in geding zijnde besluit niet wordt geschorst dan laat u hierbij jurisprudentie ontstaan dat voortaan iedereen, bij wijze van proef, onbeperkt zwarte lijststoffen mag lozen naar de lucht in strijd met de bindende EG-richtlijnen.

In dat geval kunnen 15 miljoen Nederlanders, bij wijze van proef, naar de lucht lozen wat ze willen. Daartegen kunt u dan niet meer optreden. Ik neem aan dat u het niet zover laat komen.


Feit 5. (zie bedenking 5 tegen onderliggend ontwerpbesluit).

Ingevolge de van kracht zijnde milieuvergunning mag de door de inrichting veroorzaakte geluidsbelasting op de tekening S-4075 aangegeven referentiepunten niet meer bedragen dan de in onderstaande tabel aangegeven niveau's.

   Referentiepunt        geluidsbelasting in dB(A) etmaalwaarde
   ------------------------------------------------------------
  1    57
  2    59
  3    56
  4    54

Om te kunnen beoordelen of de uitbreiding aan de geluidsproductie als gevolg van:

1. Het vaker in werking zijn van de torenfakkel.

Meer verkeersbewegingen van vrachtauto's die nodig zijn voor het transport van afvalstoffen (secundaire brandstoffen) dan voor het transport van kolen. Met een vrachtauto aan kolen kan namelijk veel meer energie worden opgewekt als met een vrachtauto aan kippenmest. Het meevergassen van een vrachtauto aan RWZI-slib kost energie. Hiervoor zijn zelfs meer vrachtauto's aan kolen nodig. Het in bedrijf brengen en houden van de nieuw opgerichte maal- en drooginstallatie met bijbehorende transportbanden. boven de waarden uit bovenstaande tabel uitkomt had de aanvraag vergezeld dienen te gaan met een akoestisch rapport, waarin bovengenoemde uitbreidingen aan geluidsproductie waren meegenomen.

Omdat Demkolec B.V. een dergelijk geluidsrapport niet bij de aanvraag heeft ingediend, kan het in geding zijnde Ontwerp-besluit nooit in stand blijven. In het bestreden besluit wordt deze bedenking onder 'Geluid 50' afgedaan met de volgende kreet: Het is niet te verwachten dat de geluidbelasting in de omgeving zal toenemen ten gevolge van de proeven. Aangezien voorts geen nieuwe geluidsbronnen worden toegevoegd en de bestaande geluidsbronnen niet toenemen achten wij het toevoegen van een akoestisch rapport om de aanvraag niet relevant. Met betrekking tot de toename van het vrachtverkeer is aanvullende informatie ingekomen en beoordeeld.

Deze kreet is in zichzelf strijdig.

strijdig zijn:

  • Bestaande geluidsbronnen nemen niet toe.

  • Er is een toename aan vrachtverkeer (is een geluidsbron).

De in onze bedenking genoemde uitbreiding aan geluidsbelasting had vergezeld moeten gaan met een akoestisch onderzoekrapport. Dit is niet gebeurd. In geval hierop het in geding zijnde besluit niet wordt geschorst dan laat u hierbij jurisprudentie ontstaan dat voortaan iedereen, bij wijze van proef, onbeperkt geluidsoverlast mag veroorzaken zonder een daarvoor vereist voorafgaande akoestisch onderzoekrapport.

In dat geval kunnen 15 miljoen Nederlanders, bij wijze van proef, zoveel geluid produceren als ze willen. Daartegen kunt u dan niet meer optreden. Ik neem aan dat u het niet zover laat komen.


Feit 6 (zie bedenking 6 tegen onderliggend ontwerpbesluit).

Op grond van het in geding zijnde Ontwerp-besluit mag een zodanige hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen op het bedrijventerrein worden opgeslagen en in samenhang daarmee worden verwerkt, dat daarvoor een extern veiligheidsrapport is vereist op grond van het Besluit risico's zware ongevallen en een rampenbestrijdingsplan ingevolge de Rampenwet.

Omdat Demkolec B.V. een dergelijk extern veiligheidsrapport en rampenbestrijdingsplan niet bij de aanvraag heeft ingediend, kan het in geding zijnde Ontwerp-besluit ook om deze reden nooit in stand blijven. In het bestreden besluit wordt deze bedenking onder 'veiligheid 25' afgedaan met de volgende kreet: De aard en de eigenschappen van de secundaire brandstoffen geven geen aanleiding tot (of de verplichting van) het bij de aanvraag voegen van een extern veiligheidsrapport of een rampenbestrijdingsplan.

Gewolmaniseerd hout dat in de afvalfase terechtkomt wordt 'biomassa' genoemd. Uit de nader toegezonden stukken kunt u opmaken dat slechts 1 m3 (½ ton) van deze 'biomassa' al 1,5 kg. arseenzuur, 2,1 kg. chroomtrioxide en 0,8 kg. koper II oxide of zouten daarvan bevatten. 250 ton van dit hout is al EVR-plichtig. Omdat GS deze bedenking hebben afgewezen zonder enige berekening is die niet deugdelijk en kan het in geding zijnde besluit ook om deze reden nooit in stand blijven.


Feit 7. (zie bedenking 7 tegen onderliggend ontwerpbesluit).

Bij het meevergassen van (gevaarlijke) afvalstoffen, waaronder kippenmest, chemisch besmet bouw- en sloopafval, RWZI-slib, Abi-slib wordt de concentratie aan de zware metalen As, Cd, Cr, Hg, Pb, Zn in het overblijvende vliegas en slakken groter. Door dit vliegas en slakken te verwerken in cement, beton en asfalt wordt de milieubelasting naar water bodem en lucht als gevolg van uitloging en slijtage (van asfalt) van betreffend beton en asfalt vergroot. Aangezien het om prioritaire stoffen gaat is dit in strijd met o.a. de richtlijn 96/61/EG en het al in 1986-1990 door de Tweede Kamer der Staten Generaal goedgekeurde Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986-1990 nummer 19204, nrs 1-2.

Het Ontwerp-besluit kan ook om deze reden nooit in stand blijven. In het bestreden besluit wordt ook deze bedenking zonder enige motivering afgewezen. Deze afwijzing is niet deugdelijk en kan ook om deze reden nooit in stand blijven.


Feit 8.

De stichting studiegroep Leudal e.a. schrijven in hun brief van 2 mei 2001 aan u letterlijk het volgende:
In deze herinnert de Studiegroep u aan haar beroepschrift van 26 maart 2001, welk beroepschrift nog onverminderd van kracht is. Ter onderschrijving van dat beroepschrift nog onderstaande punten;

* gebleken is dat de huidige installatie absoluut niet is berekend op het doen van proeven, waarvoor de gewraakte vergunning is verleend; er kan slechts 10% worden bijgestookt. Hierdoor is het een drogreden om op basis daarvan de beoogde proeven, t.b.v. een MER te verrichten.

* door de regelmatige stillegging t.g.v. storingen van het experimentele produktieproces is het onmogelijk dat op controleerbare wijze gebruik wordt gemaakt van het emissiemeetplan. Hoe deze storingen zich verhouden tot de effectiviteit van het veiligheidsplan laat zich slechts raden.

* de gewraakte vergunning laat onvermeld dat er ook sprake is van lozing in de lucht in de vorm van radioactieve stoffen in verspreidbare vorm. Op zijn minst zou er een verband met dit soort lozingen moeten zijn aangegeven. (Zie bijlage 3).

Ook hierop dient het in geding zijnde besluit te worden geschorst.

Feit 9.

Recent nog kwam GS erachter dat Demkolec B.V. ook nog een vergunning ingevolge de Kernenergiewet nodig had. Zo zorgvuldig werkt GS!!!

Tegen deze door de arbeidsinspectie afgegeven ontwerpbeschikking zijn bedenkingen ingediend (zie bijlage 4). Zolang hiervoor nog geen definitieve vergunning is verleend wordt de Kernenergiewet overtreden.

Wanneer het in geding zijnde besluit hierop niet wordt geschorst geeft u aan Demkolec B.V. groen licht voor het overtreden van de Kernenergiewet. Hierbij laat u dan tevens jurisprudentie ontstaan dat 15 miljoen Nederlanders de Kernenergiewet mogen overtreden. Nederland zal er dan stralend uitzien. Wij vertrouwen erop dat u het niet zover laat komen.

Feit 10.

Directeur van Son van Essent Energie zegt letterlijk het volgende:
Verbranding of vergassing van kippenmest, afvalhout en rioolslib, komt volgens Van Son bij Essent Energie niet in aanmerking voor de kwalificatie groene stroom. Van Son betwijfelt zelfs of deze vorm van energieopwekking een bijdrage levert aan de reductie van broeikasgassen. 'Er bestaat nogal wat onduidelijkheid over wat groene stroom nu precies is' zegt Van Son. Zelfs de informatie die de overheid daarover verstrekt, is niet altijd compleet. (zie bijlage 4).

Hiermee heeft Essent Energie zelf het belang van deze proeven onderuitgehaald. Ook hierop dient het in geding zijnde besluit te worden geschorst.

Feit 11.

Uit onze bij brieven van 1 mei en 2 mei 2001 nader toegezonden stukken kan worden opgemaakt dat hier sprake is van overheidscriminaliteit en zelfs van georganiseerde milieumaffia. De feiten 1 t/m 10 geven aan hoe diep deze overheidscriminaliteit zich binnen de provincie Limburg heeft geworteld. Het wordt heel hoog tijd dat hiernaar een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart.

Met vorenstaand 11-tal feiten heb ik toch echt bewezen dat hier sprake is van georganiseerde misdaad, waarbij onder de dekmantel van de Staat strafbare feiten worden gepleegd. De oorzaak hiervan zijn de Pikmeerarresten I en II van de Hoge Raad. Uw Vice-President mr. H.D. Tjeenk Willink is het hier niet meer mee eens en heeft een duidelijk uitspraak hierover gedaan. Hoe groot deze georganiseerde misdaad is hebt u kunnen lezen in onze bij brieven van 1 mei 2001 en 2 mei 2001 toegezonden nadere stukken.

Bij brief van 12 april 2001, kabinet 01/0117/pst/K0250, schrijft uw Vice-president mr. H.D. Tjeenk Willink letterlijk het volgende aan mij (zie bijlage 5 en 6).

De Raad van State sluit de ogen niet voor de ernst van het verschijnsel dat soms onder de dekmantel van de Staat strafbare handelingen voorkomen. Waar dit het geval is, dient daartegen naar zijn mening te worden opgetreden.

Wij gaan ervan uit dat u dit advies van uw Vice-President mr. H.D. Tjeenk Willink opvolgt en op grond van bovengenoemd 11-tal feiten:

  • Het in geding zijnde besluit schorst.

  • Gedeputeerde Staten van Limburg gelast tot betaling van de door appellant gemaakte kosten voor juridische bijstand. Misdaad onder de dekmantel van de Staat mag namelijk niet worden beloond en mag appellant geen schade toebrengen. Dit dient de Staat (GS van Limburg) te vergoeden.
  • Gedeputeerde Staten van Limburg veroordeelt in de proceskosten.

Het ingevulde proceskostenformulier vindt u bijgevoegd.

Hoogachtend,

Ecologisch Kennis Centrum B.V.
voor deze,

ing. A.M.L. van Rooij,
directeur.

Bijlage: Deze pleitnotitie bevat een 6-tal bijlagen bestaande uit 8 pagina's.