Antecedentenregister RM . . . . . SDN homepage . . . . Het Pleidooi


    Dhr. A. van Velsen
    p/a: Bosstraat 92
    3971 XG DRIEBERGEN

    Uw kenmerk		Onderwerp					        Mijn ref.
    M 50K00017		Ged. Antwoord op brief o.a.			NA 35, d.d. 12 juni 2000 
    		        datering en schrijfwijze en	   		punt 1
    

    Driebergen, 12 juni 2000

    Geachte heer Lutken,

    Allereerst wil ik opmerken dat uw brief pas op vrijdag 9 juni j.l. is ontvangen door mijn advocaat, Mevr. Mr. M.M. Strengers. Deze brief bleek gedateerd op 15 mei j.l. Daar ik weet dat de bewuste brief op dinsdag 06 juni nog in uw bezit was, neem ik aan, dat dit op een misverstand berust. Ik veronderstel dat ik voor de door u gestelde termijn van 6 weken uit mag gaan van de verzenddag, 8 juni 2000.

    Uit uw brief blijkt dat van een paar punten door de politie is ingezien dat er fouten zijn gemaakt door politie en Justitie. Uiteraard ben ik het niet eens met de afwijzing van de overige klachten. Tevens is mij gebleken dat er verschillende brieven en onderwerpen daarvan niet behandeld, verwisseld of verdraaid weergegeven worden. Om dit te voorkomen, zal ik proberen om de nadelen van deze politieke schrijfwijze te omzeilen.


    Hoogachtend,

    A.van Velsen



    Dhr. A. van Velsen
    p/a: Bosstraat 92
    3971 XG DRIEBERGEN

    Uw kenmerk:      		Onderwerp:			    Mijn ref.:
    M 50K00017		        behandeling punt 2		135-143 & 12-6
    

    Driebergen, 12 juni 2000


    Geachte heer Lutken,

    Om verwarring te voorkomen heb ik de onderwerpen in uw brief gemakshalve genummerd en hiervan in mijn beantwoording gebruik gemaakt. In dit schrijven zal ik ingaan op punt 2 daar dit mijns inziens niets met de door mijn advocaat omschreven klachten van doen heeft, maar met mijn brief d.d. 20 januari j.l., aan de heer Scheepsbouwer, die hem onbeantwoord heeft gelaten (zie K9, blz. 135-142). Indien wij ons verdiepen in de feitelijke inhoud van de klachten zal dat zeker leiden tot een minder gecompliceerde briefwisseling om de waarheid boven tafel te krijgen.

    Het al dan niet ingaan op het door u gedane verzoek om een persoonlijk gesprek i.v.m. de klachtenbehandeling heeft niets te maken met de weigering van Dhr. Scheepsbouwer om de betreffende verklaring te ondertekenen (zie K17, blz. 143), maar met mijn angst om mij nogmaals in een situatie te laten brengen, die mij blootstelt aan het gevaar om weer vals beschuldigd te worden zonder de minste mogelijkheid om bewijsmateriaal ten gunste van mij te kunnen verzamelen.

    Een verzoek om een gesprek in een dergelijke situatie kan alleen ten doel hebben om mij verder te belasten met nieuw te verzinnen feiten. Het blijkt al onmogelijk onaantoonbaar bewijsmateriaal in het onderzoek te betrekken (zie brief van Officier van Justitie 03, blz. 115 en de uitgebreide medische verklaringen van de wereldautoriteiten op dit gebied, zie blz. NA 53-70) Dit laatste zal ik in een later stadium overleggen i.v.m. een van de bewijzen om het gebrek aan vakbekwaam-heid aan te tonen van de politie en Justitie op dit gebied.

    Het is mijns inziens van groot belang om zoveel mogelijk van de politie op papier te krijgen want gezien deze ervaringen en de vele schandalen over de politie in de media is het duidelijk dat men de integriteit van hen wel kan vergeten, zoals ook het rechtvaardigheidsbeginsel alleen gebruikt wordt, als het de politie te pas komt.

    MR. LUTKEN, EERLIJK DUURT HET LANGST!

    Hoogachtend,

    van Velsen.



    Dhr. A. van Velsen
    p/a: Bosstraat 92
    3971 XG DRIEBERGEN
    
    Uw kenmerk:			Onderwerp:	  			        Mijn ref.:
    M 50K00017			onvoldoende controle van		NA 37 d.d. 12 juni 2000 
    				    aangifte, punt 3
    

    Driebergen, 12 juni 2000

    Geachte heer Lutken,

    Anders dan u, meen ik, dat er zeker sprake is van onvoldoende controle, erger nog, er is zelfs een vorm van fraude in de aangifte geslopen. Onvoldoende controle tijdens het eerste verhoor, omdat een voldoende ervaren rechercheur, wiens aanwezigheid een eerste vereiste is bij een zo enorme misdaad zoals door de rechercheurs is voorgespiegeld en gemanipuleerd, waarbij het zelfs in hun blinde fantasie opkwam om het nog een beetje erger te maken door er ook nog maar even 'poging tot doodslag' bij te voegen. Bij een ervaren rechercheur zou dit niet moeten gebeuren en bij een amateur rechercheur is een dergelijke daad alleen mogelijk met de bijkomende gedachte om de verdachte nog eens een extra slag onder de gordel toe te dienen.

    Opmerkelijker nog is dat Mr. Scheepsbouwer schrijft, dat nadat ik ben aangehouden, de officiele aangifte pas op papier is gezet, dat houdt in dat ik op grond van een mondelinge aangifte of op grond van een valse aangifte (zie datum) ben aangehouden. Bovendien heeft de recherche dan bij herhaling 'POGING TOT DOODSLAG' onterecht als verdachtmaking aangevoerd, te weten op 27 december 1999 voor mijn aanhouding wat het voornaamste motief van directe vastneming was en nadat ik vastgenomen was bij het opstellen van de officiele aangifte.

    Verder geeft u aan dat vervolgens de aangifte beoordeeld is door de hulpofficier van Justitie. Mijn complimenten voor de kwaliteit van de beoordeling, als die tenminste bedoeld is om mij voor de rest van mijn leven onschuldig in de gevangenis te krijgen. Volgens mij is een dergelijk politie-optreden ontoelaatbaar in de onrechtstaat waarin u en ik rondlopen. De rechercheurs gaan tot twee maal toe over om mij delicten in de schoenen te schuiven die totaal niet in de aangifte omschreven worden en de hulpofficier van Justitie controleert en bevestigt deze criminaliteit nog een keer. Dit kan geen vergissing zijn. U kunt zelfs niet zeggen 'wij hebben het niet geweten', nee meneer, ik durf na ontvangst van uw brief te zeggen dat hier kwade opzet in het spel is.

    Verder is het vreemd dat het meneer de controleur niet is opgevallen dat aangeefster eerst zegt geen aangifte te willen doen en later meldt dat zij wil dat ik gestraft wordt, omdat ik altijd al geholpen wordt door de politie. Deze opvallende zin zou op zich al een reden zijn om, in combinatie met de hysterische situatie wat kritischer naar de aangifte te kijken. Ook op blad 2 van het eerste deel van de aangifte is de controleur het een en ander ontgaan, wat een oude rot in het vak het schaamrood op de kaken zou brengen.

    Vanaf de vijfde regel van boven is het grote overwicht van de vriendin van aangeefster, genaamd Bianca, duidelijk op papier aantoonbaar. Hier en daar is haar invloed zo groot, dat zij zelfs kans ziet om in bijzijn van de politie de feitelijke weergave van de gebeurtenissen van de aangeefster over te nemen. Zie de verandering in het woordgebruik zoals 3 x zij i.p.v. ik, haar i.p.v. mijn, wederom 2 maal zij i.p.v. ik, wederom haar i.p.v. mijn, wederom zij i.p.v. ik en dan weer 2 maal haar i.p.v. mijn. Dit toont weer aan dat er onvoldoende controle is uitgevoerd en zeker als men in overweging neemt wat de consequenties zijn van deze ontoelaatbare praktijken. Stel dat ik 10 jaar gevangenisstraf krijg en de kosten daarvan per dag +- Fl. 400,= bedragen en met een beetje vakantieverlof en andere verzorgingskosten is dat toch gauw zo'n slordige Fl. 1.800.000,=, inclusief de loonkosten van de criminele parasieten die dit proces-verbaal zodanig manipuleren, dat ik de gevangenis in kom op kosten van de gemeenschap.

    Bij de door u beweerde controle is men letterlijk aan alle feiten voorbij gegaan die hierboven aangegeven zijn. Tevens heeft men letterlijk alle domme insinuaties en fantasieen van Bianca en het intense verdriet en onvermogen van mijn vrouw voor de absolute waarheid aange-nomen. Mocht u na het lezen van bovenstaande nog in de veronderstelling verkeren dat er toch sprake is geweest van een goede controle door uw HULP(ELOZE) OFFICIER, HAROLD STAP, verzoek ik u mij te verklaren wat dan wel de oorzaak is geweest van het niet in overweging nemen van dergelijke twijfelachtige stukken in de verklaring.

    Tot dusver heb ik 17 punten in uw brief gevonden die ik in mijn voorgaande brieven al aan de orde heb gesteld. Tot mijn verbazing merk ik dat u het grootste deel van de onderbouwing van deze klachten niet begrijpt of op een slimme manier probeert om op een niet relevante wijze te antwoorden, zodat het zwaartepunt van de klacht uit beeld verdwijnt.

    Bij mijn weten en volgens hetgeen ik in uw brief heb gelezen, is het doel van het onderzoek, uitgevoerd door de rechercheurs; het vinden van de waarheid. Naar mijn mening hebben zij, gezien bovenstaande, hier in hun dagelijks werk nogal moeite mee. Nu zij i.v.m.de klachten-behandeling op een buitengewoon eenvoudige wijze kunnen meewerken aan het vinden van de waarheid, gedragen zij zich niet als deftige amateur rechercheurs, maar als een stel waardeloze snotneuzen.

    Mr. Lutken, ik denk dat het voor alle partijen beter is om de waarheid op papier te krijgen en zo snel mogelijk deze stinkzaak af te sluiten. Ik hoop op uw oprechte medewerking, zodat er niet nog meer politiepetten over straat hoeven te rollen. Daar ben ik ook geen voorstander van.

    Punt 4.

    Onderwerp: wijze van aanhouding
    Mijn ref.: NA 39

    In het P.V., althans het deel wat relevant schijnt te zijn aan het eerste deel, dat wil zeggen, dat deel dat voor mijn aanhouding op schrift is gezet gezien de datering, staat niets over het door u aangegeven feit, dat aangeefster verklaard heeft dat ik mogelijk gestoord enz. zou zijn. Overigens, de datum op dit deel van de verklaring is in strijd met de verklaring van de hulpofficier, die naar u zegt beweerde dat de officiële aangifte pas na de inverzekeringstelling op papier is gekomen. Gezien de ervaringen met mijn echtgenote is er gedurende de acht jaar van ons huwelijk nooit enige reden voor deze uitspraken geweest. Ik beschik inmiddels wel over 15 verklaringen van personen die onze gezinssituatie goed kennen.

    Deze verklaringen geven een geheel ander beeld van mij weer dan dat er in de valse aanklacht geïnsinueerd wordt. Uit enige van deze verklaringen blijkt, dat aangeefster zelf in aanmerking komt voor labiel en onzeker beinvloedbaar gedrag. Ook uit deze verklaringen komt naar voren dat de verklaringen van aangeefster in strijd met de waarheid zijn wat betreft de slaap en kalmeringsmiddelen.

    De Hulpofficier van Justitie, Harold Stap, heeft, naar zijn zeggen, mij op normale gesprekstoon medegedeeld wat de reden van zijn komst was. Inderdaad, gezien de aangifte en de leugenachtige insinuaties die de recherche uit (ik kan er niets anders van maken) vooringenomenheid aan de officier heeft doorgegeven, was de gesprekstoon normaal te noemen. Indien ik namelijk hulpofficier van Justitie was geweest, had ik de verdachte de trap af laten stuiteren, dat is natuurlijk fout, want het gaat om een verdachte, maar geen enkel eerlijk denkend mens met enig sentiment kan in een dergelijke situatie ontkomen aan zijn gevoelens, of hij moet zich thuis voelen in de beleving van kannibalisme en harteloze vernietiging van de eigen soort.

    Ik moet toegeven dat de politie niet onder deze categorie valt, dus horen zij tor de eerste categorie, die dan ook met gemengde gevoelens mijn woning betraden en zeer begrijpelijk niet al hun emoties konden beheersen. Gelukkig zijn zij mensen waarbij sentiment zwaarder weegt dan de door de overheid opgelegde onuitvoerbare regels op dit gebied. Ik moet toegeven dat ik in mijn eerdere brieven geen blijk heb gegeven dat ik op grond van mijn eigen principes het arrestatieteam bewonder, dat zij hun afkeer van hetgeen mij ten laste gelegd werd, voor een groot deel wisten te onderdrukken. De niet te onderdrukken menselijke emoties die bij hun naar buiten kwamen, waren niet aan hun, maar het gevolg van de valse verklaring en het overdrijven van de leugens hierin door de zeer onder de indruk zijnde vooringenomen rechercheurs Jan van de Werken en Miranda van Es, die door tranen en verdriet beinvloed werden, te danken. Deze mensen neem ik niet kwalijk dat zij, beinvloed door sentimentele gevoelens, zover gekomen zijn, ik wil juist wijzen op de grote gevolgen hiervan en op het onbegrip van de overheid omtrent dit onderwerp, waardoor de recherche in leugens volhard en het vinden van de waarheid wordt gefrustreerd, uit pure angst voor het in de openbaarheid komen van hun menselijk falen.

    vervolg punt 4, punt 5 en 6
    Onderwerp : wijze van aanhouding
    : gedwongen verhuizing
    : toehoorders in het trappenhuis Mijn ref. : NA 40

    B. vervolg,

    Om dezelfde trieste angst is er gelogen omtrent het feit dat er al dan niet mensen in het trappenhuis aanwezig waren behalve het arrestatieteam. Op het moment dat de officier Harold Stap in het halletje van mijn woning stond en aan mij het motief van mijn aanhouding luid en duidelijk voorlas, stond 2 meter achter hem mevrouw G. Marks, die opgeschrikt was door het aanbellen van de politie aan haar deurbel, waarbij duidelijk naam en huisnummer vermeld staat, van die politie via de intercom te horen kreeg dat zij de deur moest open maken.

    Vervolgens opende mevrouw Marks met behulp van de afstandsbediening de haldeur, waarna de politie het trappenhuis betrad en gelijktijdig mij via de intercom hum komst meldden en vroegen om bij mij binnen te mogen. Ik had hiertegen geen bezwaar en opende de deur.

    Mevr. Marks, verontrust door de komst van de politie op dit, voor deze oudere dame late tijdstip, meende dat dit bezoek voor haar was bedoeld en dacht dat er iets ernstigs met haar zoon was gebeurd, opende de recht tegenover mijn voordeur gelegen huisdeur en vroeg geschrokken door de massale aanwezigheid van politiemensen wat er aan de hand was, waarna 2 politiemensen haar mededeelden, dat men mij kwam arresteren.

    Mevr. Marks bezwaarde zich over het feit dat zij reeds voor de 2e keer werd lastig gevallen en geconfronteerd met massaal politie optreden. Eerder werd een vorige bewoner van de door mij gehuurde woning i.v.m. de I.R.T. affaire op gelijke wijze gearresteerd. De politie heeft tot op heden niet het fatsoen gehad aan mevr. Marks hun verontschuldigingen aan te bieden. De afwijzing van mijn klacht is naar mijn mening niet gegrond

    Punt 5: Gezien bovenstaande uitgebreide weergave van de ware toedracht van de gebeurtenissen in het trappenhuis en de verklaring van mevr. Marks i.v.m. haar aanwezigheid in het trappenhuis tijdens mijn arrestatie en de tegenstrijdige weergave hiervan door officier van Justitie, Harold Stap, die in het relaas van onderzoek en in de klachtbehandeling door de korpschef onder de aandacht komt, acht ik mijn klachten voldoende onderbouwd om de klachtenregen die ik in mijn schrijven van 25 mei 2000 naar voren bracht met kracht gestand doe en hieraan toevoeg, dat betrokken politieonderzoekers de toch al slecht te noemen reputatie van politie en Justitie enorm schaden en door het volharden in hun ontoelaatbaar gedrag nu zelfs hun collega's en meerderen zoals Mr. Lutken en Mr. Scheepsbouwer ook nog misbruiken om hun ontoelaatbaar gedrag te rechtvaardigen. De klachtafwijzing is naar mijn mening niet gegrond.

    Punt 6: Het motief dat u aandraagt om de reden van mijn verhuizing op een voor de politie ontlastende wijze te manipuleren, is niet relevant omdat de door mij gehuurde woning een tijdelijke oplossing betrof om de problemen omtrent woning toewijzing in mijn woonplaats te overbruggen, aangezien dit een gerechtelijke procedure betreft en de zaak al een keer voor een heel jaar is aangehouden kan deze situatie nog wel maanden, zoniet jaren gaan duren. Op deze wijze, doch niet zo uitgebreid, heb ik dit onderwerp ook bij de rechter commissaris naar voren gebracht. Dat ik van plan was om te gaan verhuizen wist ik reeds toen ik daar ging wonen in afwachting van een woning in Driebergen.

    Vervolg van punt 6;

    Indien de politie op een normale wijze had opgetreden, zoals gebruikelijk is en zulke voorbeelden zijn er, dan had ik nog steeds daar gewoond tot ik in Driebergen een woning toegewezen krijg. In tegenstelling tot uw mening, acht ik dat het nemen van extra maatregelen gezien het niet of voldoende controleren van de aangifte op grond van mijn uitleg in punt 3 en de mogelijkheid van de recherche om met een druk op een computerknop na te trekken of ik mogelijk gevaarlijk en/of onberekenbaar zou zijn, wat naar ik informeerde bij de normale procedure hoort in dergelijke gevallen, pertinent onnodig is geweest. Ook uit de overspannen en trieste indruk die de recherche kreeg van mijn vrouw, zou bij onvoldoende aanwezige mensenkennis wat toch een vereiste zou moeten zijn bij de recherche, een behoorlijke controle en gepaste terughoudendheid in acht moeten zijn genomen om een mogelijk verkeerde voorstelling van zaken en het impulsieve ongegronde en in strijd met de waarheid opgestelde karakter van het bevel tot aanhouding te voorkomen.

    Verder vraag ik u wat de motieven waren om zonder degelijke goed voorbereide en gecontroleerde onderbouwing van het vermoeden van het plegen van deze zware strafbare feiten, net na het moment dat de, volgens de algemene politieverordening, om 22.00 uur in acht genomen rust begon. Hierdoor is de rust verstoord bij de omwonenden en heeft de politie en Justitie zich belachelijk gemaakt, terwijl zij de hele nacht hadden kunnen gebruiken om de zaak terdege te onderzoeken in plaats van zich onvoorbereid in deze smakeloze asociale wraakactie van mijn ex-familie te laten misbruiken en zo debet te zijn aan mijn ondergang.

    Ook het door u aangevoerde motief van de locatie en het onder de woning gelegen café is niet relevant te noemen omdat er 30 meter ligt tussen de ingang van het café en de ingang van het trappenhuis waar achter 3 trappen pas de toegangsdeur tot mijn woning te bereiken is, ook is er vanaf het café geen enkel zicht op mijn woning mogelijk en is de ingang van het café in een andere straat gelegen. De hilariteit omtrent mijn aanhouding is daarom ook ontstaan door het opvallend en sensationeel grootschalige politieoptreden.

    Indien u van mening bent dat de aard van het optreden ligt aan de voorschriften die u om onnodige risico's uit te sluiten in acht heeft genomen, wil ik u er op wijzen dat bij onvoldoende controle de door u vermeende aanwezigheid van risico's niet bestaan hadden en dat u waarschijnlijk telefonisch contact met mij opgenomen had om mij op het bureau nader te ondervragen. Op grond van bovenstaande acht ik uw klachtafwijzing niet gegrond.

    Punt 7: Ten aanzien van de ordner, kleding, wat herinneringen aan mijn overleden moeder en een tas die ik gebruikte om mijn kleding in de vrachtauto te vervoeren, wil ik opmerken waarom de door u beweerde 'registratie' niet in het proces verbaal terug te vinden is. Wilt u deze gespecificeerde registratie alsnog aan mijn advocaat toesturen.

    De Recherche werd door mijn vrouw ingelicht dat zij slechts een paar dagen op bezoek zou zijn geweest. Ook was bekend dat ik huurder was van de woning en ook wist men dat mijn vrouw bij haar vermeende vriend Klaas Dronken woonde en dus niet samen bij mij in huis. De door de politie meegenomen en aan anderen dan aan de aan politie bekende bewoner meegegeven goederen zijn volgens het proces verbaal niet omschreven in de lijst met in beslaggenomen goederen.

    vervolg punt 7;

    In hoeverre staan deze goederen in relatie met het onderzoek of was er in belang van mijn aanhouding aanleiding om deze goederen uit de woning weg te nemen?? Waarom heeft de recherche het wegnemen van deze goederen doelbewust voor mij verzwegen, terwijl ik ter beschikking van hun was gedurende de 3 dagen dat ik vastzat. Valt dit wegnemen, terwijl ik even daarvoor aangehouden en vastgezet ben, onder het misbruik maken van feitelijk overwicht of is dit een onrechtmatige overheidsdaad wat een mooi woord voor diefstal is ???

    Op grond van bovenstaande acht ik uw klachtafwijzing niet gegrond.

    Punt 8:

    Ten aanzien van het al dan niet aantreffen van een brokje hasj schrijft u dat er geen hasj is aangetroffen in een asbak. Ik neem aan dat u bedoeld dat er door de rechercheurs geen hasj is aangetroffen. Dat kan kloppen; zowel interesse als ook de aandacht van de politie is uiteraard niet op de oninteressante hoeveelheid hasj die waarschijnlijk niet meer dan Fl. 7,50 waarde vertegenwoordigde gericht geweest.

    Zo zou men ook zeggen dat er geen witte balpen op een blauw stuk papier is aangetroffen; in de opinie van deze rechercheurs zijn zulke zaken niet van belang voor het onderzoek en verdwijnen uit het beeld van hen wiens scherpzinnigheid en geïnteresseerdheid voor zover aanwezig niet wordt gebruikt voor een onpartijdig onderzoek, maar enkel om belastende feiten te verzamelen die er niet waren om het simpele feit, dat er zich niets strafbaars heeft voorgedaan. Ontlastend bewijsmateriaal was er wel en is er nog.

    Omtrent de aanwezigheid van hasj zal ik op de zitting aan de rechter vragen om de politie het bewijs te laten leveren. Ik zelf heb het stukje hasj en de asbak met hasjpeuken en 2 Fanta blikjes inclusief vingerafdrukken en speekselresten verpakt en bewaard voor het onderzoek. Ik ben en blijf onbekend met de verblijfplaats van mijn vrouw zodat het onmogelijk is geweest om na 27 december 1999 vingerafdrukken en speekselresten op een asbak toebehorend aan de verhuurder en op 2 Fanta blikjes waarin ook peuken zitten te plakken.

    Hiermee wil ik aantonen dat ook hieruit de onbetrouwbaarheid van de aangifte blijkt; politie en Justitie hebben ook hier onderzoek geweigerd. Met betrekking tot dit aspect is het tijdsverloop waarop u de weigering fundeert mijns inziens niet van belang. Om de waarheid aan het licht te brengen zou het juist van groot belang zijn om wel tot onderzoek over te gaan zodat de tegenstrijdige verklaringen op waarheid geselecteerd kunnen worden.

    Gezien het tijdsbestek waarin de hele actie zich afgespeeld heeft is het ook niet vreemd dat het onderzoek zich alleen toespitste op het verzamelen van belastend bewijs. Om 22.05 uur werd er bij de buurvrouw, mevr. Marks, aangebeld waarna zij vervolgens de deur voor de politie opende, waarna de politie het trappenhuis beklom en nadat ik de deur ook geopend had bij mij binnentrad en waarna de officier het aanhoudingsbevel voorlas waarna hij mij mijn rechten voorlas en vervolgens vroeg om televisie en kachel uit te zetten waarna ik de huissleutels in goed vertrouwen heb overhandigd. Hierna heeft men mij geboeid en afgevoerd. Vervolgens kon men aan het eigenlijke onderzoek beginnen.

    Als men rekening houdt met het afsluiten van de woning en het verlaten van het trappenhuis is er hoogstens 10 minuten uitgetrokken voor het onderzoek, dus men heeft snel een aantal foto's gemaakt en laken en damesslipjes verzameld en vervolgens de voorschriften verpakt en is er helemaal niet naar wat voor bewijsmateriaal dan ook gezocht. Toen is er nog wat in de goederen van zowel mijn vrouw als mijzelf gerommeld, waardoor er ook nog eens eigendommen zonder mijn toestemming meegenomen zijn. Kort gezegd waardeloos geknoei, in strijd met alle voorschriften en wettelijke bepalingen. Bovendien had niemand van de recherche er belang bij (zie punt 4 B ' en het was tijd om naar huis te gaan…')

    Op grond van de zware beschuldiging tegen mij had het ook noodzakelijk geweest om een voldoende uitgebreid onderzoek te doen op de vermeende misdaadlocatie. Dit is op grond van bovenstaande niet gebeurd. Indien mijn advocaat mij bij had kunnen staan had een en ander nog hersteld en nog in het onderzoek betrokken kunnen worden, maar ook deze mogelijkheid is door dezelfde rechercheurs getorpedeerd.Ik wijs uw klachtafwijzing met kracht van de hand

    Punt 9:

    Dit punt had ik alleen aangeroerd om te kunnen vaststellen of de politie langere tijd of meerdere malen met het onderzoek bezig is geweest. Dit om aan te kunnen tonen dat er te weinig onderzoek is gepleegd in verhouding tot het gewicht van de aanklacht, hetgeen gelukt is. Deze klacht heeft zijn nut bewezen en hiermee is uw klachtafwijzing gegrond; bij deze gefeliciteerd.

    Punt 10:

    Ondanks dat u de klacht omtrent de verdachtmaking van poging tot doodslag terecht acht, kom ik toch nog op dit punt terug. Volgens de hulpofficier, Harold Stap, is de officiële aangifte pas na de inverzekeringstelling op papier opgenomen, terwijl volgens de datum op de aangifte toch op 27 december de opschriftstelling heeft plaats gevonden, als ik mag aannemen dat ik de officiële versie ter inzage heb dan heeft er of fraude plaats gevonden of heeft de hulpofficier Harold Stap zich zoals ik hiervoor reeds vaak kenbaar maakte zich schuldig gemaakt aan vooringenomenheid, leugen en diefstal in vereeniging, dit als laatste is, na doorlezen van de stukken het meest voor de hand liggende naar de mening van verschillende personen waaronder Rotterdamse politiemensen. Ook meldt u dat er vanuit de invalshoek 'poging tot doodslag' de inverzekeringstelling is geformuleerd, wat betekent dat de formulering fout en de inverzekeringstelling onterecht was.

    Punt 11:

    U acht mijn klacht gegrond maar gelijktijdig zegt u dat de inverzekeringstelling niet onrechtmatig was. Ik zeg u dat de vooringenomenheid en fantasie samen met een groot gebrek aan inzicht en interesse om deze zaak rechtvaardig en objectief op te lossen een sleutelrol speelden in het enorm aantal fouten die door de politie zijn gemaakt.

    Punt 12:

    Op grond van bovenstaande ben ik aangehouden en onrechtmatig in verzekering gesteld, en niet anders. Graag hierop uw antwoord!!!

    Punt 13:

    Ten aanzien van mijn klacht omtrent het negeren van mijn verzoek om rechtshulp, acht u mijn klacht wellis waar gegrond doch u zegt er direct bij dat u uit hun activiteiten, (dit moet mijns inziens gedrag zijn), geen onzorgvuldigheid kunt afleiden. Mijnheer, ik acht in u een penvriend gevonden te hebben die door zijn intelligentie, rechtvaardigheid en verantwoordelijkheidsgevoel opgeklommen is tot aan het bureau waar de vreemde mening ontsprongen is die u er op dit punt op na houdt.

    U zegt namelijk, dat u de zaak hoogst ongelukkig acht en dat de rechercheurs een grotere alertheid hadden moeten tonen. Op zich zou de term 'onzorgvuldigheid' aan bovenstaande tekortkoming de enigste juiste keuze voor uw antwoord horen te zijn, waarmee u tevens uw rechercheurs gepast en op collegiale wijze te hulp schiet, maar aangezien de recherche had moeten en kunnen weten dat het, net zoals u schrijft, van bijzonder belang is dat de verdachte rechtsbijstand krijgt, schiet ook 'onzorgvuldigheid' te kort.

    In een geval als deze waar sprake is van een bijzonder zware verdachtmaking waar mij vanaf het eerste contact met de politie duidelijk is gemaakt dat mij 12 jaar of meer vrijheidsberoving boven het hoofd hing, terwijl het net zo duidelijk is dat wederzijdse bewijsvoering zeer moeilijk en twijfelachtig is, heeft de recherche geweten van het meer dan bijzondere belang van rechtsbijstand en in deze voor mij moeilijke en verwarde dagen hebben zij misbruik gemaakt van deze situatie ter camouflage van hun tekortkomingen. Tevens hebben zij ter compensatie van de verklaarbare afwezigheid van belastbaar bewijs materiaal genegeerd, om mijn verdediging te ondermijnen en mij in mijn verwardheid nog te intimideren om zo eventuele vergissingen mijnerzijds te interpreteren als belastbaar bewijs.

    Ik ga er ook vanuit dat de insinuerende opmerkingen van de verbalisanten tot doel hadden om bij mij agressief gedrag uit te lokken om zo mogelijk toch nog wat belastend materiaal te hebben om hun actie te rechtvaardigen. Ondanks dat u mijn klacht gegrond acht, ben ik het absoluut niet eens met de manier waarop u zich, om de recherche de hand boven het hoofd te houden, van de zaak afdoet. Het doel van uw werkzaamheden is niet gebaat bij een dusdanige zaakafhandeling. Het is namelijk van groot belang om rechtvaardigheid te betrachten en door een juiste behandeling van dergelijke misstappen herhaling in de toekomst te voorkomen.

    Het belang van bovenstaande is zo fundamenteel, dat de ongeschreven wet, dat u uw collega's niet mag laten vallen, in deze van zeer ondergeschikt belang is. Ook uw rechtvaardigheids-gevoel en uw positie kan hierdoor beinvloed worden, net zoals van uw meerderen die het met uw zienswijze eens zijn. Graag hierop uw antwoord!!

    Punt 14:

    Omtrent het onderwerp 'intimidatie', het vinden van de waarheid en de door mij geconstateerde VOORINGENOMENHEID, ben ik al uitgebreid ingegaan in de volgende hierboven omschreven punten; 3, 4, 8, 10 en 11. Ook in punt 13, waarin ik uw naar mijn mening vooralsnog terechte rechtvaardigheidsgevoel aan de orde stel, moet ik zeggen, dat uit de indruk die uw brief mij geeft, een gevaarlijke tegenstrijdigheid naar voren komt, die het vinden van de waarheid ondergeschikt maakt aan collegiale partijdigheid. Bovendien is het in dit geval geen kwestie van een onregelmatigheid wegwerken, maar aan een hele serie niet op te lossen misstanden waar de rechercheurs debet aan zijn.

    Punt 15:

    Derhalve hebben zij deze veranderingen niet uitgevoerd en als reactie heb ik uiteraard de verklaring niet ondertekend, ondanks het aandringen van de verbalisanten. De betreffende verklaring is voorzien van mijn naam en dient alvorens ik tot ondertekening overga te voldoen aan datgene wat er volgens mij in hoort te staan, of de verbalisanten dat nu leuk vinden of niet. In de verklaring staan na enige correcties nog steeds woorden die ik nooit tegen de verbalisanten gezegd heb. Bovendien bestaan er nog fatsoensnormen die voor hen onbekend zijn maar voor mij vooral in de familiesfeer, waar deze zaak een enorme inbreuk op is, zeer belangrijk zijn. Niet alles en ook de vorm, die ik in het verhoor heb aangegeven, staan niet zoals ik verklaarde op papier.

    Punt 16:

    Ten aanzien van uw onthouding van een oordeel meen ik, dat ik niet meer rechtstreeks met die officier Knobbaut kan corresponderen, omdat hij alle verzoeken tot redelijk onderzoek en de behandeling daarvan onmiddellijk afwijst. De man denkt namelijk, dat hij in de stoel van de rechter zit. Om toch iemand bereid te vinden om tot een oordeel te komen, zal ik, zoals met enige andere brieven is gebeurd, overgaan tot verspreiding van deze brief bij een aantal rechtbanken, advocatenkantoren, politiebureaus en ministeries.

    Punt 17:

    Hier verklaren de rechercheurs, dat zij zich niet meer precies herinneren of ik het woord 'kutsappen' heb gebruikt. Nu, ik kan mij precies herinneren dat ik dit woord nog nooit heb gebruikt voordat ik met hen in contact kwam. Ik zocht namelijk naar het juiste woord en rechercheur Jan van de Werken deed mij dat woord aan de hand en plantte dit meteen op de computer. Ik heb 2 maal verzocht om wijziging van dat woord, wat niet gedaan werd. Toen het verhaal werd voorgelezen (ik kreeg geen toestemming om zelf te lezen) legde ik uit dat ik niet zou ondertekenen als dat niet veranderd werd. Enige andere dingen werden inderdaad veranderd, maar toen viel het computersysteem uit. Ik werd naar mijn cel gebracht en later kwam rechercheur Mirande van Es met de gewijzigde verklaring ter ondertekening, maar ik wilde het eerst weer controleren vanwege mijn ervaringen met dit soort mensen, waarna bleek dat het motief om de verklaring te wijzigen, niet gewijzigd was, dus ondertekende ik weer niet, waarna van Es mij als een pietepeuterig mannetje bestempelde.

    Ook geeft u zelf aan, dat het door mij gebruikte woord 'lichaamssappen' voor de zedenrechercheur te weinig specifiek is en derhalve nadere specificatie noodzakelijk was. Voor mijn verklaring was nadere specificatie niet noodzakelijk, want 'lichaamssappen' voldeed prima aan hetgeen ik bedoelde, dus het door de recherche gebruikte woord in mijn verklaring is alleen ten behoeve van de door u aangevoerde noodzakelijke specificatie in de verklaring opgenomen of om mij in diskrediet te brengen.Ten aanzien van dit punt acht ik uw klachtafwijzing ook ongegrond, het werd immers eerder bij de klachtcommissie toegegeven.

    Punt 18:

    Omtrent de training van die rechercheurs merk ik op, dat zij op het gebied van specialistisch taalgebruik net zo min verstand hebben als ik. Ik maak van de term 'geil' tenminste nog een fatsoenlijk woord, de recherche maakt het nog gekker in belang van hun zogenaamde specifieke zedenpraat De door de rechercheurs gevolgde handelswijze is dan ook volstrekt onacceptabel te noemen. Ten aanzien van dit punt acht ik uw klachtafwijzing ongegrond en ook het woord 'kut' heb ik niet in de mond genomen tijdens het opnemen van de verklaring.

    Punt 19:

    U meent met mij dat er een aantal zaken hebben plaatsgevonden die beter hadden gekund en gemoeten. Dat is een mooi begin, maar op gebied van het aantal en de wijze van oplossing en voorkoming van herhaling zullen nogal wat meningsverschillen uit de weg moeten worden geruimd.

    Na het lezen en bestudering van bovenstaande punten zal een eerlijk mens het met het standpunt van mijn advocaat, mevr. Mr. Strengers, eens zijn, dat het, ondanks dat u dat betreurd, verstandig is geweest om gezien het grote aantal misstanden niet op uw aanbod van een klachtgesprek in te gaan.

    De toch al zeer twijfelachtige reputatie van de politie en Justitie in het algemeen en voor mij met de ervaringen met betrekking op deze zaak in het bijzonder, hebben mij geleerd dat de politie, in hun kinderlijke angst om terechtgewezen te worden, zich te buiten gaat aan de meest bizarre misdragingen zonder ook maar het minst stil te staan bij de gevolgen die dat kan hebben voor de soms onschuldige slachtoffers die zij hiermee maken. De trend van dit inconsequente en laaghartige gedrag zit er goed in bij de overheidsdienaren, vandaar dat ik zo goed mijn best doe om u duidelijk te maken dat deze vorm van criminaliteit het slechtst is war er gebeuren kan en demoraliserend en normvervagend werkt richting bevolking.Wat een toekomst gaan wij tegemoet met zo'n overheidsmoraal als voorbeeld voor onze jeugd. Dit is geen preek gericht tegen de oprecht overheidsdienaar, maar tevens ter ondersteuning van hen die wel eerlijk en ter goede trouw zijn. Zij behoren tot de steeds kleiner wordende groep, die ten onrechte aangekeken worden op het ontoelaatbare gedrag van hun collega's.

    Ik ben het niet eens met de inhoud van uw brief en zal met mijn advocaat overleggen omtrent het door u gedane advies om de zienswijze van de burgemeester te vragen.

    aangezien ik het niet zo waardeer dat mensen zich verschuilen achter allerhande opgeworpen (in dit geval de overheid) barricaden, stuur ik u toch dit briefje en vraag u hierbij vriendelijk om, indien mogelijk, een eerlijk antwoord op alle aangehaalde punten.

    Bij voorbaat dank.

    Hoogachtend,

    Dhr. A. van Velsen p/a: Bosstraat 92 3971 XG DRIEBERGEN