Red: Vorige week kondigde Staatssecretaris Van Geel van Milieu aan dat
hij een totaalverbod voor geïmpregneerd hout gaat bepleiten bij de Europese
Commissie. Hieronder een stukje geschiedenis: een column van Pamela
Hemelrijk van oktober 2003... In het jaar 2000 sloeg de Wereld Gezondheids Organisatie groot alarm: de
helft van de bevolking van Bangladesh werd met kanker bedreigd. Oorzaak: de
miljoenen waterputten die het welzijnswerk daar in de afgelopen jaren had
geslagen. Daardoor werd nu het grondwater op grote schaal als drinkwater
gebruikt. En Bengalees grondwater bevat van nature arsenicum. 'Bangladesh
heeft te kampen met de grootste massavergiftiging uit de geschiedenis',
schreef de epidemioloog.Allan Smith van de Amerikaanse Berkeley Universiteit
in zijn onderzoeksrapport. 'Ernstiger dan de rampen in Bhopal en
Tsjernobyl'. Hoe het het Bengalese volk sindsdien is vergaan, daarover kon zelfs de
Novib (die medeverantwoordelijk is voor het slaan van die fatale
waterputten) geen opheldering verschaffen. Verder dan het hier en daar
aanbrengen van rode waarschuwingsstickers op hun eigen waterputten zijn ze
nog niet gekomen. Misschien wordt het tijd dat de WHO zich eens buigt over de situatie in
Nederland. Want ook het Nederlandse grondwater bevat thans arsenicum. En de
Nederlandse lucht. En niet te vergeten miljoenen Nederlandse schuttingen,
schuurtjes, tuinmeubelen, picknicktafels, pergola's en
kinderspeeltoestellen. Het rattenverdelgingsmiddel is erin gepompt door de
Nederlandse petrochemische industrie, met steun van de Nederlandse overheid
Dit alles uit naam van 'een beter milieu'. De winst die die dit milieudelict
oplevert delen ze samen, de staat der Nederlanden en de petrochemische
industrie. Maar daarover later. Het begon allemaal met de Strijd voor Het Behoud van het Tropisch
Regenwoud. Het Nederlandse volk werd derhalve aangespoord om geen tropisch
hardhout meer te gebruiken. Er was immers een milieuvriendelijk alternatief
voorhanden in de vorm van verduurzaamd hout? Dus verleende het ministerie
van VROM in 1992 milieuvergunningen aan een stuk of 35 Nederlandse
hout-impregneerbedrijven. De milieubeweging stond er helemaal achter, en de
subsidiekraan werd wijd open gezet: wie dat geïmpregneerde hout gebruikte
kon tot 75 procent van zijn kosten vergoed krijgen uit de schatkist. Het middel dat die impregneerbedrijven (tot op de huidige dag!) gebruiken
om hout te verduurzamen draagt de onschuldige naam Super Wolmanzout CO.
Helaas vertelde VROM er indertijd niet bij wat de bestanddelen waren: koper
II oxyde, arseenzuur en chroomtrioxyde (ook wel bekend als chroom VI zuur).
Vooral de laatste twee zijn extreem gevaarlijke kankerverwekkende stoffen
die de vruchtbaarheid aantasten en genetische afwijkingen in het nageslacht
kunnen veroorzaken. Er bestaat zelfs geen veilige ondergrens voor; oftewel:
één molecuul is in principe al uit den boze. Die stoffen prijken dan ook op
de 'Lijst van zwarte stoffen voor het milieubeleid', die de Kamer in 1986,
in het kader van het Indicatief Meerjarenprogramma Milieubeheer 1986-1990,
zelf heeft opgesteld: 'Deze lijst geeft een overzicht van stoffen die geacht
worden een bijzondere bedreiging te vormen voor bodem, water en lucht',
aldus de letterlijke tekst van het IMP. 'Het in het milieu brengen van deze stoffen dient, gezien hun
eigenschappen, vermeden te worden. Voor deze stoffen wordt een maximale
brongerichte aanpak voorgestaan.' Voor in water oplosbaar chroom en arseen
betekent zo'n 'brongerichte aanpak' dat ze tot in der eeuwigheid opgeslagen
moeten worden in metersdik beton, net als nucleair afval. Zware metalen als
chroom VI en arseen zijn namelijk niet te verbranden; ze komen gewoon de
schoorsteen weer uit, of blijven achter in giftig vliegas. Toen gebeurde er iets heel geks. Niemand bleek in dit onthutsende nieuws
geïnteresseerd. De gemeente niet. Het ministerie van VROM niet. Het
parlement niet. De milieubeweging niet. En de pers niet. Of nauwelijks.
Ondanks de protesten, bezwaarschriften, noodkreten en brandbrieven van ir.v
an Rooij verleende de gemeente Sint Oedenrode op 19 november 1991 een
hinderwetvergunning aan houtzagerij Van Aarle. Dat mag alleen als de
aanvrager kan aantonen dat het arseen en het chroom VI niet in aanraking
komen met de buitenlucht en het oppervlaktewater. Ir. Van Rooij verzocht de
gemeente derhalve om inzage in het onderzoeksrapport waaruit bleek dat dit
het geval was. De gemeente antwoordde hem laconiek dat een dergelijk rapport
niet bestond. Ten overvloede, mogen we wel zeggen, want kort daarna dreven
de eerste wolken arsenicumdamp langs de ingenieur zijn erf. Zijn protesten
werden door de gemeente eerst beantwoord met nietszeggende brieven, toen met
geïrriteerde brieven, en vervolgens met een diep stilzwijgen. Tenslotte
stuurde burgemeester P. Schriek hem een vertrouwensarts van de GGD op zijn
dak, om te onderzoeken of hij wellicht geestelijk gestoord was. De
burgervader maakte zich kennelijk meer zorgen over het psychisch welzijn van
ir. Van Rooij dan over de levensgevaarlijke arsenicumdampen die zijn
gemeente teisterden. Dus zocht de ingenieur het hogerop, en wendde zich tot Hans Alders, de
toenmalige minister van VROM. Nou zou je toch verwachten dat een
milieuminister geschokt is als blijkt dat ambtenaren die onder zijn
verantwoordelijkheid vallen hun eigen milieuwetten met voeten treden. En dat
nog wel met levensgevaarlijke zwarte-lijststoffen! Maar nee: na enig
gecorrespondeer werd Van Rooij bij brief van 12 maart 1992 door Alders
definitief afgepoeierd, en wel in de volgende bewoordingen: 'Geachte heer
van Rooij, U toont al jaren een hoge mate van betrokkenheid bij het milieu.
Ik waardeer het zeer wanneer burgers blijk geven van hun bezorgdheid voor
een beter milieu. U legt echter een zeer groot tijdsbeslag op mijn
medewerkers. Ik ben van mening dat dit tijdsbeslag een thans niet meer te
verantwoorden omvang is gaan aannemen. U noopt mij daarom u mee te delen dat
uw brieven voortaan voor kennisgeving zullen worden aangenomen. Een
inhoudelijke beantwoording zal niet meer plaatsvinden. Hoogachtend, de
Minister van VROM.' Bij de pers kreeg Van Rooij ook geen poot aan de grond. Nou ja, héél af
en toe. Op 7 april 1993 verscheen er in het Algemeen Dagblad een stuk
getiteld 'Kruistocht tegen sluipmoordenaar - Geïmpregneerd hout rampzalig
voor mens en milieu'. Maar ook dat werd door de goegemeente voor
kennisgeving aangenomen, en er gebeurde wederom niets. De ingenieur schopte
het daarna nog tot een optreden in 2 Vandaag, en een reportage in de RVU.
Ook dat is blijkbaar 'voor kennisgeving aangenomen', want er ontstond niet
de geringste deining. Zonderling, als men nagaat dat de gifgrond in
Lekkerkerk en de dioxineverontreiniging van de Volgermeerpolder indertijd
maandenlang voorpaginanieuws zijn geweest, en geleid hebben tot
grootscheepse en miljoenen kostende bodemsaneringen. Waarom toen wel, en nu
niet? Was dat misschien omdat toen de schuld bij het bedrijfsleven kon
worden gedeponeerd, terwijl in dit milieudelict de hoofdverdachte de
overheid zelf is? Je zou het bijna gaan denken, want ook Alders'opvolgers
Margreet de Boer en Jan Pronk legden de brieven van ir. van Rooij terzijde,
evenals Erica Terpstra (toenmalig staatssecretaris van WVS), Ernst Hirsch
Ballin (toenmalig minister van Justitie) en Wim Kok (toenmalig premier). Het
staat allemaal zwart op wit, zodat deze ex-bewindslieden nooit meer kunnen
beweren dat ze niet gewaarschuwd zijn. Eén persoon schrok zich wél wezenloos van de ontdekking van ir. Van
Rooij: dat was Carl Tissen, directeur van een houtimpregneerbedrijf in
Luyksgestel. Het feit dat tevoren een van zijn kleinkinderen aan zware
genetische afwijkingen was overleden zal daaraan niet vreemd zijn geweest.
Eind 1994 besloot hij over te schakelen op een ander - minder schadelijk -
impregneermiddel, en vroeg daarvan de chemische samenstelling op bij de
autoriteiten. Hij kreeg een lijst retour waarop de helft van de bestanddelen
was weggelakt! Dus meldde zijn voornemen aan VROM. Het ministerie stuurde
zijn brief door aan de Regionale Milieu Inspectie. Die antwoordde hem dat
VROM geen enkele aansprakelijkheid aanvaardde, en dat alle
verantwoordelijkheid bij de producent lag. Tissen was perplex: 'Hoe kunt u
mij aansprakelijk stellen', schreef hij aan milieuminister de Boer, 'als ik
niet eens mag weten welke chemicaliën er in dat alternatieve middel zitten?'
Weer geen antwoord. Alleen de mededeling dat Tissen, krachtens de
civielrechtelijke produktaansprakelijkheid, zou moeten opdraaien voor alle
door zijn bedrijf veroorzaakte milieuschade. Hopende u hiermee voldoende te
hebben ingelicht, hoogachtend, Margaretha de Boer. We schrijven inmiddels augustus 1996. Omdat de autoriteiten hem al twee
jaar van het kasje naar de muur stuurden, had Tissen nog steeds niet durven
overschakelen op een milieuvriendelijk alternatief. Hij diende een klacht in
bij de Vaste Kamercommissie Milieubeheer. 'Daar het jaarlijks in het milieu
brengen van 16.000 kilo arseenzuur en 19.000 kilo chroom VI een bijzonder
ernstige overtreding is van de Wet Milieubeheer', schreef hij aan de
commissie, 'was de Inspectie wettelijk verplicht mij onmiddellijk een verbod
op te leggen. De Inspectie heeft dit nagelaten, en mij zelfs gedwarsboomd
bij het overschakelen op een milieuvriendelijk alternatief. Als gevolg
daarvan heb ik sinds december 1994 nóg eens 24.000 kilo arseen en 29.000
kilo chroom VI, zijnde zwartelijststoffen, in het milieu gebracht. Zonder
dat mij een strobreed in de weg is gelegd. Wilt u zo vriendelijk zijn een
onderzoek in te stellen naar deze gang van zaken?' Het wordt eentonig: 'In
de commissievergadering van 28 augustus 1996 is besloten Uw brief voor
kennisgeving aan te nemen', antwoordde de griffier. 'Dit houdt in dat de
commissie meent geen actie te moeten ondernemen. De leden adviseren u
contact op te nemen met de Nationale Ombudsman.' Die energie heeft Tissen
niet meer op kunnen brengen. Hij had zijn bekomst van corresponderen met de
autoriteiten. Begin dit jaar kreeg ir. Van Rooij, na vijftien jaar vruchteloos knokken,
eindelijk gelijk van de Europese Commissie: die deed het geïmpregneerde hout
op 26 januari per bindende richtlijn in de ban. Sinsdien mag het niet meer
voor huishoudelijk gebruik worden toegepast, en zelfs niet meer met blote
handen aangeraakt, want het kankerverwekkende rattengif gaat dwars door de
huid. Maar dat hout ligt nog steeds in alle Nederlandse doe-het-zelf-markten
te koop. Volksstammen mensen hebben erop zitten lunchen. Volksstammen
kinderen hebben erop gespeeld. Zelfs een waarschuwing dat het de gezondheid
ernstige schade toebrengt, zoals op sigarettenpakjes, kan er niet af. Laat
staan dat de overheid maatregelen neemt om al die giftige tuinhekjes,
schuttingen en kinderspeeltoestellen te laten verwijderen. Waarom, o waarom bevordert en subsidieert de Staat der Nederlanden nu al
vijftien jaar willens en wetens het vergiftigen van haar eigen burgerij?
Daar is ing. Van Rooij pas recentelijk achter gekomen. De overheid is
namelijk in 1986 een joint venture aangegaan met de Nederlandse
petrochemische industrie. 'AVR Chemie BV', heet dat bedrijf, en de
doelstelling luidt: 'het op verantwoorde wijze verwerken en verwijderen van
chemische afvalstoffen'. De deelnemers in deze joint venture zijn: zeven
petrochemische bedrijven (AKZO, DSM, Dupont de Nemours, Hoechst, Hoogovens,
Shell, Unilever en Dow Chemical) alsmede: de Staat der Nederlanden, in casu
het ministerie van VROM (10 %),en de gemeente Rotterdam (45 %). De overheid
heeft, kortom, een meerderheidsbelang. Architect van deze constructie was
indertijd milieuminister Winsemius. Hij is trouwens tegenwoordig als
'environmental advisor' in dienst bij Dow Chemical. Beloning voor verleende
diensten wellicht, net als het Shell-commissariaat van Kok? Vast staat dat
de petrochemische industrie zich jaarlijks moet ontdoen van vele tonnen
giftig afval, waaronder arseenzuur en chroom VI. En dat afval hoefde na 1986 niet meer in kostbare deponieën te worden
opgeslagen; het mocht met winst worden verkocht aan de
houtimpregneerindustrie. Het werd een melkkoe, in plaats van een kostenpost.
En 55 procent van die winst verdween in de zakken van de Staat. De Staat
verleende dus eigenlijk illegaal vergunningen aan zichzelf. De overheid
deinsde er voorts niet voor terug om valsheid in geschrifte te plegen: de
verspreiding van arseenzuur is namelijk bij bindende EG-verordening
verboden. Om die verordening te ontduiken veranderde staatssecretaris Simons
van WVC indertijd in de toelatingsbeschikking van Super Wolmanzout het woord
'arseenzuur' in het onschuldiger 'arseenpentoxide'. Maar dankzij het Pikmeer
II arrest van de Hoge Raad, dat de overheid immuun heeft gemaakt tegen
strafvervolging, zal hij hiervoor nooit meer strafrechtelijk kunnen worden
vervolgd. Volgens de criminoloog professor F. Bovenkerk kan het optreden van de
Staat in deze worden aangemerkt als georganiseerde misdaad in de zin der
wet. Hij schreef daarover reeds in 1993 een brandbrief aan de toenmalige
hoofdofficier van justitie mr. Ficq, maar hij zit nog steeds op antwoord te
wachten. Van Rooij voorspelt dat vele duizenden Nederlanders, als gevolg van deze
vergiftiging, aan kanker zullen overlijden. Hoe zit het eigenlijk met de
statistieken op dit punt? Navraag bij het Integraal Kankercentrum leert dat
het aantal kankerpatiënten in Nederland in de jaren negentig is toegenomen
met 21 % bij de vrouwen, en met 13 % bij de mannen. Deze stijging wordt door
het IKC geheel en al toegeschreven aan vergrijzing, bevolkingsgroei, betere
detectie (?), en het toegenomen aantal rokende vrouwen. Dus aan die 13
miljoen kilo arsenicum en die 30 miljoen kilo chroom VI kan het niet gelegen
hebben. Gaat u maar rustig slapen. Professor Lucas Reijnders van de Stichting Natuur en Milieu spreekt
desgevraagd van een onacceptabele situatie, die nu al 20 jaar duurt. Volgens
hem heeft SNM indertijd milieuminister Ginjaar gevraagd om een verbod op
Wolmanzout, echter zonder resultaat. De bodemsanering die nodig zal zijn om
de vergiftiging te lijf te gaan zal een slordige 4 miljard euro kosten,
volgens hem. Hij noemt het 'te gek voor woorden dat de boel niet wordt
gesaneerd'. Dat is nog eens mannentaal, zou je zeggen. Maar de stichting
heeft vooralsnog niet bar veel ondernomen om deze milieuramp aan de kaak te
stellen. Dat de Tweede Kamer zich in 1991 eindelijk uitsprak voor een verbod op
Wolmanzout, dat was niet te danken aan de inspanningen van de SNM, maar aan
een motie van het Groenlinks-kamerlid Wilbert Willems. De motie werd
overigens door de regering niet uitgevoerd, en Wilbert Willems is inmiddels
gedegradeerd naar een onverkiesbare plaats. 'Maar meneer Reijnders, als de
Stichting Natuur en Milieu zich al twintig jaar ongerust maakt over al dat
arsenicum, waarom heeft de Stichting Natuur en Milieu er dan zo weinig tegen
gedaan? Waarom bijvoorbeeld nooit een kort geding aangespannen tegen het
ministerie van VROM, dat aantoonbaar zijn eigen milieuwetgeving overtrad?'
'Natuur en Milieu mikt niet primair op lobbyen in Den Haag', is het enige
antwoord. 'Wij concentreren ons bij voorkeur op Brussel'. Het is overigens
niet verbazend dat de milieubeweging niet uitmunt door kritiek op Den Haag:
daar komen immers de subsidiestromen vandaan waar de milieubeweging op
drijft. Het totaalbudget van de SNM bedroeg in 2002 circa 5,5 miljoen euro;
circa 3,5 miljoen daarvan werd gefourneerd door het ministerie van VROM. De
overige 2 miljoen euro kwam van de Postcodeloterij. Probeer zo maar eens
onafhankelijk te blijven, als milieu-organisatie. 'De heer van Rooy heeft met ons al jarenlang correspondentie gevoerd over
de problematiek van verduurzaamd hout. Daarbij heeft VROM steeds aangegeven
dat het probleem van verduurzaamd hout al in de jaren 80 door VROM is
onderkend. Echter, het ontbrak aan normering t.a.v. verschillende stoffen en
juridische titels om de gewraakte stoffen te verbieden. Deze mogelijkheid is
pas begin jaren 90 ontstaan via beoordelingen door het CTB. Vanaf dat moment
heeft het ministerie van VROM zich beijverd voor het verbieden van zowel
gecreosoteerd hout als van met Wolmanzouten geïmpregneerd hout. Het verbod
op gecreosoteerd hout is enkele jaren geleden geëffectueerd, het verbod op
het gebruik van Wolmanzouten stuit telkenmale op tegenstand van de Europese
Commissie.De Europese Commissie betwijfelt de schadelijkheid en bestrijdt
het opwerpen van handelsbelemmeringen. Wel is de Europese Commissie
Nederland tegemoet gekomen met het verbod op het gebruik van arseenhoudende
stoffen, echter dit alleen voor een beperkt aantal toepassingen. De inzet
van VROM t.a.v. de arseenrichtlijn van de EU is daarbij nog immer: een breed
verbod op Wolmanzouten. Deze lijn zullen we bij de Europese Commissie
verdedigen. In deze reactie ben ik bewust niet ingegaan op een aantal
onjuistheden in het artikel, maar de slotpassage inzake AVR Chemie wil ik
niet onbesproken laten. De in deze passage gedane suggestie van een overheid
die ten behoeve van AVR Chemie valsheid in geschrifte pleegt is volstrekt
absurd en werp ik ver van mij.' Volstrekt absurd? Hierbij het officiële document waaruit blijkt dat
staatsecretaris Simons van WVC in april 1992 valsheid in geschrifte heeft
gepleegd, door in de toelatingsbeschikking voor Wolmanzout het bestanddeel
'arseenzuur' te wijzigen in 'arseenpentoxide'. Hetgeen in strijd is met de
waarheid. Toch VROM nog maar even gebeld: 'Als er sprake is van een aantal
onjuistheden in dit verhaal, wil VROM dan toelichten op welke 'onjuistheden'
hier wordt gedoeld? Zodat die 'onjuistheden' eventueel kunnen worden
gecorrigeerd? En waarom is deze reactie niet ondertekend? Wie is eigenlijk
die 'ik', die in de laatste alinea opduikt?' 'Die 'ik' is VROM', aldus de
woordvoerster. 'En wat die onjuistheden betreft: dit is ons officiële
commentaar, en daar willen we het bij laten. Goedenmiddag.' Meer informatie: |