Beter laat dan nooit
Heel lang geleden, toen ik een blauwe maandag MO geschiedenis studeerde (het is bijna niet te geloven aan hoeveel faculteiten ik in mijn jeugd mislukt ben; you name it, I studied it) heb ik eens een jaar lang college gehad over het fascisme. Dat was allemaal heel interessant, maar één van de kenmerken die ons over dat vers schijnsel werden bijgebracht stuitte bij mij op een muur van onbegrip. En dat was dat de fascisten niet door een gewelddadige staatsgreep aan de macht waren gekomen, maar dankzij de massale steun van een dansende, zingende, juichende, Kamerbrede volksbeweging, die donders goed wist hoe de nieuwe totalitaire leiders de boel wilden gaan aanpakken (want dat staken ze bepaald niet onderstoelen of banken), maar die toch niet kon wáchten tot het zover was.
Daar stond mijn verstand indertijd totaal bij stil. Hoe kon dat nou? Wat had die dansende, zingende, juichende meute in godsnaam bezield? Nu, 30 jaar later, begint het me eindelijk te dagen hoe zoiets kan. Niet omdat ik vroeger college heb gelopen bij meneer Leeflang, maar omdat ik het nu voor mijn ogen zie gebeuren. Laat ik u een voorbeeld geven. Premier Kok heeft in de afgelopen weken regelmatig tijd vrijgemaakt om journalisten te woord te staan die van hem wilden weten wat hij dacht dat de uitslag zou worden van de wedstrijd Nederland-Italië.
U vond dat misschien aardig van hem. Maar mij maakt het ziedend. Dat komt omdat u waarschijnlijk nooit geprobeerd hebt om een onderhoud met een minister of een staatssecretaris te krijgen. Vroeger, toen mijn vader nog journalist was, belde je zo'n minister gewoon 's nachts uit zijn bed als het moest. Hij werd dan wel kwaad, maar hij kon er niks tegen doen. Tegenwoordig moet je je verzoek schriftelijk indienen bij de RVD, en dan hoor je drie weken niks, en als je dan belt hoe het zit, word je drie uur in de wacht gezet, en als je geluk hebt krijg je dan eindelijk een voorlichter die meedeelt dat zijn excellentie geen tijd voor je kan vrijmaken.
Maar met een minzaam smoelwerk de uitslag van Nederland-Italië voorspellen, daar kan zijne excellentie wel tijd voor vrijmaken! En met een oranje voetbal op hun kop in de show van Paul de leeuw gaan zitten, daar kunnen ze ook wel een gaatje voor vinden, de excellenties. Want dat is leuk voor het electoraat. Ondertussen begint het me te dagen dat de progressieve voorlieden van weleer uit het failliet van het reëel bestaand socialisme alleen de economische consequenties hebben getrokken. (En hoe! God behoed ons voor de bekeerlingen van deze wereld!
Ze willen meer casino's; ze willen meer optiebeurzen; ze privatiseren de NS zonder het monopolie van de NS op te heffen; ze spekken de Nederlandse transportlobby met miljarden belastinggeld, en verkopen dat als een nationaal belang; ze verdommen het om een cent uitte trekken voor onderwijs of gezondheidszorg. Nog nooit, zelfs niet onder Van Agt, heb ik meegemaakt dat het 'vrije spel der maatschappelijke krachten' zo gestimuleerd werd als juist door deze ex-sympathisanten van het reëel bestaand socialisme. (je zou er bijna zelf Marxist van worden.) Maar tegelijk worden de democratische vrijheden, op een subtiele manier, steeds verder aan banden gelegd. Ministers verwaardigen zich niet meer de pers te woord te staan als ze daar geen zin in hebben.
Schriftelijke vragen van de oppositie worden de prullenbak in gesodemieterd als ze de coalitie niet welgevallig zijn. Het NOS-journaal is al lang de spreekbuis van de machthebbers geworden. De Volkskrant schrijft, in verband met de verhoren van de commissie-Bakker, dat premier Kok 'als geen ander weet wat het betekent om gebombardeerd te worden'; hij heeft immers zelf, als vierjarig ventje, vanuit Bergambacht de bommen op Rotterdam zien vallen, en heeft daar 'zeer onaangename herinneringen aan', aldus de Volkskrant. Wat is dat voor weerzinwekkende hielenlikkerij?
Moeten we daaruit soms afleiden dat Kok niet lichtvaardig over bombardementen denkt? Daar hebben we anders met Kosovo weinig van gemerkt. Maar waar ik heen wil dat is dit: niemand maakt zich er ongerust over. Iedereen denkt dat onze democratische vrijheden bij dit kabinet in veilige handen zijn, als de Koningin maar geen deel meer uitmaakt van de regering. En weet u hoe dat komt, dat niemand er erg in heeft? Dat zal ik u vertellen. Ten eerste natuurlijk de economische voorspoed. Mensen die dag en nacht winkelen op de meubelboulevard, daar heb je geen kind meer aan. En ten tweede: 300.000 mensen in dit land zijn nog lid van een politieke partij. Daarvan is slechts 10 procent actief, oftewel 30.000 man. En dat aantal correspondeert precies met het aantal bestuursambten dat er in Nederland te vergeven is. Kortom: wie postzegels gaat likken op een partijbureau, die eindigt geheid als gemeenteraadslid, wethouder, staatssecretaris of minister. En de rest?
Ik zal u vertellen wat de rest doet. De rest zit in het stadion. Te dansen, te zingen en te juichen. En als Kok zich verwaardigt om op de tv te vertellen dat het volgens hem 4-0 voor Nederland gaat worden, dan zijn ze nog vereerd ook. Politiek bestaat niet meer; er zijn alleen nog massabijeenkomsten in stadions, net als toen. Dank u wel meneer Leeflang, ik heb uw lessen over fascisme, 30 jaar na dato, eindelijk begrepen. Beter laat dan nooit.
Algemeen Dagblad 5 juli 2000
|