Zie video
p/a Waalbandijk 69
6658 KA Beneden-Leeuwen
tel.: 0487-592454
Fax: 0487-592485
ABN-Amro Bank rek. 51.62.16.694
Handelsregister nr. 11043199
Beneden-Leeuwen 25 januari 1999
t.a.v. Drs J.P. Pronk, minister van VROM
Interne postcode 630
Ministerie van VROM
Directoraat Generaal Milieubeheer
Milieukwaliteit Landelijk Gebied
Rijnstraat 8
2515 XP DEN HAAG
Ons kenmerk: Manifest
Uw kenmerk: DWL/98122730
Onderstaand geven wij u onze reactie op uw schrijven met kenmerk DWL/98122730 van januari 1999 (geen vaste datum), aangegeven met 2 bijlagen, maar welke 2 bijlagen echter ontbreken, in welk schrijven u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, u slechts reageert op een aantal van onze bezwaargronden uit het Manifest d.d. 15 juli 1998.
U stelt, niet verder in te gaan op argumenten die bij de omstreden besluitvorming een rol hebben gespeeld, aangezien onze bezwaargronden in behandeling zijn genomen. Gelijktijdig vermeldt uw schrijven een aantal stellingen die echter getoetst dienen te worden aan de werkelijkheid en de geloofwaardigheid, gelet op de reikwijdte die verspreiding van de meest kwalijke kankerverwekkende 'zwarte lijst' metaalstoffen (zoals arseenzuur, chroom-VI-verbindingen) voor onze samenleving in algemeen maatschappelijk belang ten gevolge heeft. Wij trachten met voorleggen van bezwaren van feitelijke aard bij te dragen tot politieke ommezwaai, opdat er geen procedures behoeven te worden gevoerd naar artikel 1.68 NBW: van onrechtmatige daad. Anders gezegd: met de Europese en nationale wetgeving conflicterende besluiten om, met toestemming van 's lands bestuurders, structureel genoemde uiterst vergiftige stoffen in de milieucompartimenten te mogen brengen te doen beëindigen in eerlijke discussie naar redelijkheid en billijkheid.
Algemeen.
Actuele inzichten en toetsingskaders behoren een belangrijke rol te spelen bij de besluitvorming. De aan een milieuvergunning te verbinden technische voorschriften bepalen in hoge mate de milieubelasting. Wij wijzen nogmaals nadrukkelijk naar de (in casus Kaliwaal aan de orde zijnde) onomkeerbaarheid en de omvang van de milieuproblematiek die ontstaat en waarmee het bevoegd gezag rekening moet houden.In onderstaande gevallen brengt toetsing van de uitloogfactor met zich mee dat toelating geweigerd moet worden, omdat de nadelige gevolgen voor mens, dier en milieu niet tot een aanvaardbaar c.q. toelaatbaar niveau gebracht kunnen worden door het verbinden van voorschriften aan de vergunning.
Terminologie.
Gebruik van de juiste terminologie en definities, in harmonie met de werkelijkheid, dient gebezigd te worden zowel bij de informatieverstrekking als in de tekst van de (ontwerp) besluiten. In de onderliggende kwesties is dit niet het geval en vormt derhalve een zwaar te wegen bezwaargrond.
Schaderegeling.
Welke waarborgstelling tot schadevergoeding is en/of wordt vastgelegd als garantie aan de bevolking tot nakoming van verplichtingen uit uw aansprakelijkheid, indien ten gevolge van uw besluiten de te voorziene schades ontstaan ?? Wordt een dergelijke schadevergoedingsregeling gedekt c.q. gegarandeerd door de moedermaatschappij van de desbetreffende vergunninghouders ?? Het handelt daarbij eveneens om de verplichting tot juiste informatieverstrekking !
Belangenverstrengeling.
Wij mogen u bekend achten met het feit dat machtige industrieën, <als Hoogovens, Shell, Billiton, Budelco> er groot belang bij hebben dat hun bedrijfsafval -als Arseen, Chroom, Zink- tot preparaten als CCA-zouten verwerkt worden.
Toelatingshouder van o.a. CCA-zouten is Hickson Garantor Nederland BV te Nijmegen. De CCA-zouten (Superwolmanzout-Co) worden gebruikt voor o.a. impregneren van hout, bij toepassing ontstaat ernstig vervuild slib door uitloging daarvan.
Rijkswaterstaat wil het rioolzuiveringsslib, met hoge concentratiegehalten aan o.a. Arseen en Chroom wegwerken als "hercultiveringsspecie" op afgetiggelde landbouwpercelen in de uiterwaarden.
Uw ministerie wil de uiterwaardgebieden 'om'bestemmen van agrarische bestemming tot natuurontwikkelingsgebieden.
Grontmij heeft in dezen vele belangen, als afvalverwerker, ontgronder, eigenaar van grote delen van de uiterwaardgebieden langs de door Nederland stromende rivieren.
Stichting Wereld Natuurfonds Nederland heeft in 1994 een exclusief samenwerkingsverband gesloten met Grontmij, voor het acceptabel doen schijnen van de stortplannen met als beloning het verwerven van gronden in de uiterwaarden na het storten.
In deze natuurontwikkelingsplannen is (geheel tegenstrijdig met de Beleidslijn Ruimte voor de rivier) opgenomen het aanplanten van ooibossen, snelgroeiende wilgen die weer 'verduurzaamd' kunnen worden met CCA-zouten. Welk milieurendement levert deze belangenverstrengeling op voor de samenleving ??
Uitloogfactor van CCA-zouten uit geïmpregneerd hout.
Uit bijgaand TNO-rapport blijkt dat de werkzaamheid van CCA-zouten, als bestrijdingsmiddel tegen houtrotschimmel, zeer aanvechtbaar is door de uitloogfactor. Uit dit rapport blijkt dat het middel niet in het hout blijft tijdens het droogproces na impregneren en als het hout daarna in contact komt met water, zodat de verduurzamende werking niet overeenkomstig de doelstelling is. De tuinen staan immers vol met geïmpregneerd hout. Ook langs de laagstam fruitbomen staan geïmpregneerde palen. Het is niet langer te ontkennen dat bij houtimpregneerbedrijven ernstige verontreiniging van de bodem is geconstateerd. De desbetreffende onderzoeksrapporten spreken voor zich. Wie is aan te merken als de vervuiler ??
RIVM - rapporten I
Uit wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat het blootstellingsrisico voor omwonenden en voor werknemers van de desbetreffende bedrijven als ontoelaatbaar en onaanvaardbaar is beoordeeld. Wij mogen u bekend achten met het feit dat de opdracht tot het opmaken van de RIVM-rapporten niet als onafhankelijk betiteld kan worden. De recente openlijke beschuldigingen, afkomstig van een bij dit RIVM-instituut werkzame statisticus, dat de rapporten niet op waarheid berusten, mag niet als een in de doofpot te stoppen kwestie "intern" weggewerkt worden. Het Kabinet en de Tweede Kamer zouden alsdan veel betekenis toekennen aan valse documenten en op een vals instrumentarium besluiten nemen.
RIVM-rapporten II
Bijgaand zenden wij de beoordeling door onafhankelijke wetenschappers op de RIVM-rapporten onder nr 609021012 van 17-9-1997 en nr 609021015 van oktober 1998. Wij verwijzen expliciet naar de passage: "de gerapporteerde getallen hebben daarom een onbetrouwbaarheidsinterval van onbekende breedte". Uit eveneens bijgevoegde stukken blijkt dat het RIVM zelf in 1990 en 1991 metingen heeft verricht en toen (in 1990 en 1991) zelf tot de conclusie is gekomen dat de uitloogfactor van CCA-zouten zeer milieubelastend is.
Securitel-hersteloperatie
Wij verwijzen naar het Tweede Kamer stuk nr 25389 nr 30 van 30-1-1998 inzake de voorgenomen Ministeriële Regeling met betrekking tot het nationaal Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen (BAGA). Is dit nationaal besluit niet conflicterend met de Europese wetgeving ??
Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO-keur
Naar bericht van 7-1-1999 heeft de Stichting Keuringsbureau Hout (SKH) een speciale procedure gestart tot rechtsgeldig verklaren via een nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO-attest met productcertificaat voor houtverduurzaming onder vacuüm en druk. BRL 0601 concept van uw ministerie van 8-1-1997. Hoe verhoudt zich dit certificaat met de uitloogfactor ??
KOMO-keur
De nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur bouw- en houtbedrijven wordt verwacht in maart 1999 ingevoerd te worden. De invoering zal alsdan geschieden onder instemming van de ministeries van VROM, EZ, VW, de Unie van waterschappen, de VVNH, de BLH en de VHN. Hoe geloofwaardig acht u het dat door het verlenen van een certificaat en het opplakken van een reclameboodschap "KOMO KEUR" de uitloogfactor wordt opgeheven ?? Het zal u niet verbazen dat wij ernstig bezwaar hebben tegen dergelijke misleidende 'reclamecertificaten'.
EPON elektriciteitscentrale
In uw schrijven stelt u dat uit u ter beschikking staand onderzoek blijkt dat in de EPON-centrale absoluut geen 100% gewolmaniseerd afvalhout wordt bijgestookt. Kunt u ons meedelen door welke instantie de analyse is opgemaakt dat geen enkele overschrijding van de grenswaarden voor Arseen, Koper of Chroom gebleken is ? Wij mogen u er mee bekend achten dat het hout dat BFI levert voor verbranding in de EPON-centrale honderd maal meer Chroom en vijfmaal meer Arseen bevat dan naar norm is toegestaan. Voorts schrijft u dat de acceptatievoorwaarden door de directeur van de dienst Milieu en Water op 18 juli 1995, kenmerk MW95.10102-6093017 zijn goedgekeurd. Dit besluit van 18-7-1995 is echter niet onherroepelijk, omdat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dit besluit bij uitspraak van 5-7-1996 heeft geschorst. Thans wordt de beantwoording door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van een aantal prejudiciële vragen afgewacht.
Indicatief Meerjarenprogramma Chemisch Afval
In dit IMP zijn "niet van toepassing" criteria opgenomen.
Lozingen van houtimpregneermiddelen zijn niet Wvo-plichtig gesteld.
In voornoemde criteria wordt uitgegaan van de stelling dat op het moment dat 'gevaarlijk afval' de poort van de desbetreffende verwerker binnenkomt, er geen sprake meer is van afvalstof maar van 'grondstof'. Onder de definitie van grondstof wordt derhalve 'geïmpregneerd hout in de afvalfase' bijgestookt als nuttige bruikbare stof tot opwekken van milieuvriendelijk "groene" energie.
CTB
Vast te stellen is dat de per 1 januari 1993 opgerichte stichting College Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB) niet als een onafhankelijk instituut te betitelen is. Dat binnen afzienbare tijd dit CTB wettelijk verzelfstandigd gaat worden is thans geen argument om uw eindverantwoordelijkheid te ontwijken. Uit uw schrijven maken wij op dat, nadat wij bezwaar aangetekend hebben per 15-6-1998 tot toelating van CCA-zouten, er op 13 augustus 1998 een ambtshalve besluit is genomen om een kader te bieden ten aanzien van de milieucriteria en evaluatie van CCA-zouten. Evaluerende instanties daarvoor kunnen onder meer zijn het RIVM en TNO. Ontbrak dit kader dan, op het moment dat het CTB in mei 1998 besloot tot verlenging van toelating van dit omstreden middel. ?
In de hoorzitting worden door het CTB uitsluitend toelatinghouders gehoord. Besluiten worden kennelijk blindelings genomen, mogelijk onder druk en gelobby van de industrie (Vierde Kamer). Via een wetswijziging hanteert het CTB sedert februari 1994 een gesloten dossiersysteem. Uit bijgaande stukken blijkt dat tijdens de laatste Collegebehandeling d.d. 24-3-1994 dit College heeft besloten de toelating van Kapitelen te verlengen tot 1-6-1998 zonder verlengingsvragen te stellen naar analogie van hetgeen de werkgroep HC heeft vastgesteld in C-518. Op basis van welke rapporten is de wettelijk vereiste zekerheid ontleend dat het CCA-middel voldoet aan de werkzaamheidsfactor ?
Uit de RIVM studie 1998 blijkt dat in zandgrond een toename van concentraties aan Chroom en Arseen is waargenomen. Wij verwijzen naar de passages uit C.73.31 pagina 28 van 35: "De op basis van uitlooggegevens geschatte concentraties in de bodem geven derhalve een bruikbare indicatie van het risico, ondanks het feit dat de omstandigheden waaronder uitloogfluxen zijn bepaald in veel gevallen niet aansluiten bij de praktijk. De veldgegevens ondersteunen de vaststelling dat de stoffen in meer dan geringe mate in de bodem terechtkomen en er sprake is van onaanvaardbare accumulatie." In de op de markt gebrachte formuleringen komen de afzonderlijke verbindingen van de middelen, die vervaardigd zijn van de chemische bedrijfsafvalstoffen als Chroomzuur en Arseenzuur, niet meer als zodanig voor en wordt de benaming 'grondstoffen' gebruikt.
M.E.R.
Het is toch wettelijk verplicht om in het MER drie alternatieven te ontwikkelen ? Als ook de inbreng van onafhankelijke externe beoordeling van het MER in de besluitvorming te doen meewegen ? In de onderhavige bestreden vergunningen is noch op volledigheid, noch op de betrouwbaarheid en/of kwaliteit van de manier waarop de plannen zijn gepresenteerd enige toetsing uitgevoerd. Wij mogen u er mee bekend achten dat geen alternatieven bezien zijn op basis van "niet van toepassing" criteria en het argument "voor de initiatiefnemers niet economisch interessant". Bent u bekend met het rapport dat is opgemaakt door de KUN over de 'Kaliwaal' MER ?
Chemisch - gevaarlijk - afval
Gelet op de in de omstreden vergunning opgenomen goedgekeurde hoge concentratiegehalten aan 'zwarte lijst metalen' stoffen in zogenoemde "acceptatiecriteria" wordt voor de stortactiviteiten in de Kaliwaal eenzelfde tactiek gehanteerd als bij de EPON-centrale. Hetgeen ons als een onrechtmatige daad voorkomt, overeenkomstig het artikel 1.68 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek.
Kaliwaal
Uit bijgaande stukken kunt u opmaken dat vergunning is verleend om in een plas die in open verbinding staat met Rijkswateren (de rivier de Waal) 100 % uiterst gevaarlijke afvalstoffen volgens acceptatiecriteria te storten. De normgrens naar BAGA . Toegelaten volgens de 'acceptatiecriteria' voor de Kaliwaal Arseen: 50 mg/kg ds Arseen: 200 mg/kg ds
Gelet op de aard, herkomst en samenstelling van deze acceptatiecriteria van stoffen is wel degelijk sprake van het voornemen om uiterst vergiftige chemische bedrijfsafvalstoffen te storten in de Kaliwaal en omgeving, onderdeel uitmakend van 'wetland' nr 39. Dat onder Besluit slechts de term 'verontreinigde baggerspecie' gebezigd wordt èn aan de bevolking is voorgehouden dat deze "grondstof" nuttig bruikbaar is als 'groene' motor voor natuurontwikkeling is juist het grote verschil met uw stelling en de feitelijke werkelijkheid die wij onder uw aandacht hebben gebracht.
Wetlandgebied - EU Vogelrichtlijn - Natuurbeschermingswet
In uw schrijven stelt u dat het Kaliwaalgebied niet valt onder de 'wetlandconventie' en niet valt onder de Natuurbeschermingswet of de EU-vogelrichtlijn. Uit bijgaande stukken blijkt dat het Kaliwaalgebied een geïnventariseerd en internationaal belangrijk wetlandgebied is voor vogels: Wetlandgebied nr 39, waarvoor een wetlandwacht is aangesteld. Wij verwijzen naar:
Noot 18 Commissie voor de milieu-effect-rapportage d.d. 17-6-1997 blz 8 toetsingsadvies
Publicatie in Staatsblad 1985 - Rooth 1989
Rijksnota "Ruimte voor ganzen" 1991
EG Habitatrichtlijn Osleck 1995
Brief d.d. 2-12-1998 van Vogelbescherming Nederland
Lijst opgesteld in opdracht van het ministerie van LNV 1994 met inventarisering van de te beschermen wetlands
De geïnventariseerde hoge ornithologische waarde van de Kaliwaal als onderdeel van het gebied van de Waal van Ewijk tot Waardenburg
Nederland neemt loopje met EG wetgeving
Dat tot op heden verzuimd is dit betreffende gebied (Kaliwaal) de officiële status te geven, doet onverkort niets af aan de vastgestelde te beschermen waarde. Ons is bekend dat door uw ministeries in juni 1998 bij de aanmelding in Brussel een voorbehoud is gemaakt m.b.t. deze officiële status, welke status de plannen doorkruist tot het storten van afval van de chemische industrie in dit wetland.
Onderscheid
U schrijft dat volgens de verleende vergunning niet is toegestaan chemisch afval te storten. Waarbij u stelt dat er danig verschil is tussen de baggerspecie die in Nederland in de categorie gevaarlijk afval wordt ingedeeld en het chemisch bedrijfsafval dat wij waarschijnlijk in gedachten hebben. Als in deze baggerspecie gevaarlijk afval zit, vallend onder bijlage I en/of II van Richtlijn 76/464 EEG, waarvan de herkomst is vast te stellen -dus puntbronnen zijn- maar welke zonder WVO-vergunning in het milieu geloosd mogen worden, is storten van dat materiaal in de Kaliwaal dan wel toegestaan omdat u dit baggerspecie noemt ??
Welke wettelijke bevoegdheden staan te uwer beschikking indien de "niet van toepassing" criteria herzien moeten worden en termen als "grondstof" niet langer gerechtvaardigd zijn als het feitelijk betreft chemische/gevaarlijke afvalstoffen, die met de best bestaande technieken uit het milieu geweerd en (indien al aanwezig) verwijderd moeten worden. Wij verwijzen naar het Verdrag van Aarhus en Verordening omtrent informatieplicht Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden Aarhus, 25 juni 1998 (61 pag.)
Beleid
Wij verzoeken uw ministeries initiatief te tonen een milieubeleid te ontwikkelen dat borg staat voor duurzame leefomstandigheden met milieuvriendelijke voedselproductie en recreatiemogelijkheden voor alle mensen in Nederland. Een beleid dat voor grote beleggers en machtige industrieën op korte termijn geen snelle financiële rendementen oplevert, maar wel in het volgende millennium zal leiden tot behoud van natuurlijk drinkwater in collectief samenwerkingsverband.
Verantwoordelijkheid
U, als verantwoordelijke milieuminister, kunt dit milieubewust denken gestalte geven door naar realiteitszin de aantastingen, die ten gevolge van de omstreden vergunningen voortkomen, naar redelijkheid te verbieden danwel te beperken.
Hoogachtend,
M.A.L. van Heck-Bosch Ir. J.L.H.T. van Heck
(voorzitter) (secretaris)
Ir. Ing. M.J.G. Banken (vice-voorzitter)
|