Openbaar verhoor parlementaire enquêtecommissie

Vliegramp Bijlmermeer
Donderdag 18 februari 1999

Verhoor 51

De heer P.J. van der Lugt


P.J. van der Lugt

Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op donderdag 18 februari 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag

Donderdag 18 februari 1999

Aanvang 10.55 uur

Verhoord wordt de heer P.J. van der Lugt

Voorzitter: Th.A.M. Meijer

Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Augusteijn-Esser, Van den Doel, Oedayraj Singh Varma en Oudkerk, alsmede de heer Roovers, griffier, en mevrouw Abbas, lid van de staf van de commissie.

De voorzitter: Aan de orde is het verhoor van de heer P.J. van der Lugt, geboren op 16 januari 1960 te Bussum.

Mijnheer Van der Lugt, ik verzoek u te gaan staan voor het afleggen van de eed. De door u af te leggen eed luidt: ik zweer dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

De heer Van der Lugt: Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De voorzitter: Mijnheer Van der Lugt, de enquêtecommissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegramp op 4 oktober 1992 in de Bijlmer te Amsterdam, met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst.

Vandaag praten wij over de inhoud van de lading van het verongelukte toestel. Ik heb begrepen dat u werkzaam bent als senior-rechercheur voor de Economische controledienst, de ECD. Is dat correct?

De heer Van der Lugt: Dat is juist.

De voorzitter: En de afdeling waar u werkt is de hoofdafdeling Internationale economische recherche?

De heer Van der Lugt: Ook dat is correct.

De voorzitter: Kunt u aangeven wat de taak van de ECD is, met name in de luchtvrachtketen?

De heer Van der Lugt: De ECD stelt vooral administratieve, maar ook fysieke onderzoeken in met betrekking tot de in-, uit- en doorvoer van goederen, onder andere van luchtvracht.

De voorzitter: U spreekt over administratieve en fysieke onderzoeken, dus papierenonderzoek en daadwerkelijk onderzoek. Kunt u een verhoudingsgetal aangeven? Als u 100 onderzoeken doet, hoeveel zijn er dan administratief en hoeveel zijn er daadwerkelijk?

De heer Van der Lugt: Ik denk dat het gros van de onderzoeken administratief onderzoek is. Op aangeven van anderen vindt er ook wel eens een fysieke controle plaats.

De voorzitter: Wij weten wel wat een gros is, maar ik heb het getal 100 genoemd. Zou u een onderscheid kunnen maken binnen die 100?

De heer Van der Lugt: Ik denk dat er in ieder geval in 90 gevallen administratief onderzoek plaatsvindt.

De voorzitter: Wat is uw functie in beide situaties, zowel wanneer u administratief onderzoek doet als wanneer u de lading daadwerkelijk controleert?

De heer Van der Lugt: De rechercheurs van de ECD hebben een toezichthoudende bevoegdheid en een opsporingsbevoegdheid. In beide gevallen kunnen wij met die bevoegdheden administraties van ondernemingen controleren, maar wij kunnen ook de zending fysiek controleren.

De voorzitter: Hoe ver gaan uw bevoegdheden?

De heer Van der Lugt: Dat zijn de bevoegdheden die wij kunnen toepassen op grond van de Algemene wet bestuursrecht wat het toezicht betreft en de Wet economische delicten en het Wetboek van Strafvordering wat de opsporing betreft.

De voorzitter: Kunt u mensen arresteren?

De heer Van der Lugt: Wij kunnen mensen aanhouden indien zij verdachte zijn.

De voorzitter: Kunt u een vliegtuig aan de grond houden?

De heer Van der Lugt: Wij kunnen eventueel een vliegtuig aan de grond houden.

De voorzitter: Die bevoegdheden zijn er?

De heer Van der Lugt: Die bevoegdheden zijn er.

De voorzitter: Er is inmiddels een beeld ontstaan dat alles zomaar via de lucht doorgevoerd kan worden. Dat is de commissie de afgelopen maanden opgevallen en ook heel veel mensen zijn dat van mening. Ik heb de afgelopen maanden wel eens het volgende voorbeeld gegeven. Als ik een koe van Polen naar Afrika wil transporteren – dat gebeurt regelmatig – via Duitsland, Nederland, België, Frankrijk en Spanje, dan moet ik voor die koe ongeveer 14 formulieren invullen en dan doe ik nog niets met die koe. Die doe ik dan alleen op transport. Via Schiphol kan van alles worden ingevlogen. Als het maar niet uit het vliegtuig gaat, kan het rechtstreeks worden doorgevlogen zonder dat wij op de een of andere manier bevoegdheden hebben om daarnaar te kijken. Is dat correct?

De heer Van der Lugt: U heeft mij dat voorbeeld al eerder voorgehouden en ik heb erover nagedacht. Ik wil u een advies geven. Als u die koe laat vervoeren met het vliegtuig, dan heeft u niet zoveel formulieren nodig.

De voorzitter: Maar ik mag niet overal landen met het vliegtuig met die koe. Dat is het probleem. Maar u onderschrijft mijn mening dat bij doorvoer van goederen via de luchtvaartketen Nederland geen bemoeienis daarmee heeft zolang goederen worden ingevlogen, niet het vliegtuig verlaten en worden doorgevlogen?

De heer Van der Lugt: Dat is juist.

De voorzitter: U heeft als controlerende instantie ervaring met wet- en regelgeving. Kunt u een korte toelichting geven in hoeverre die wet- en regelgeving functioneert in de dagelijkse praktijk? Met hoeveel mensen bent u bijvoorbeeld actief op Schiphol?

De heer Van der Lugt: Wij zijn niet permanent actief op Schiphol. Wanneer wij over informatie beschikken op grond waarvan wij een onderzoek willen instellen, dan zullen er mensen van de ECD naar Schiphol gaan. Het is ook mogelijk dat de douane op bijvoorbeeld strategische goederen stuit en dan een beroep op ons doet, waardoor wij naar Schiphol gaan. Maar wij zijn niet permanent aanwezig op Schiphol.

De voorzitter: Er zijn op Schiphol verschillende controlerende instanties actief. Kunt u de commissie uitleggen wanneer de ECD wat doet? Wij hebben namelijk ook de Rijksverkeersinspectie. Hoe zijn die taken en verantwoordelijkheden verdeeld?

De heer Van der Lugt: De ECD is vooral actief op het terrein van de in- en uitvoerwetgeving en de daaronder hangende in- en uitvoerbesluiten, waaronder het Uitvoerbesluit strategische goederen. Er is binnen de hoofdafdeling Internationale economische recherche een team actief dat zich vooral bezighoudt met de controle op de uitvoer van strategische goederen.

De voorzitter: Kunt u aanduiden wat u onder ''strategische goederen'' verstaat?

De heer Van der Lugt: Strategische goederen zijn goederen die vermeld staan in de bijlage bij het Uitvoerbesluit strategische goederen. Dat is een dik boekwerk waarin vele goederen staan omschreven die te maken hebben met massavernietigingswapens, kernwapens, goederen, enzovoorts.

De voorzitter: Heeft het altijd te maken met militair materiaal?

De heer Van der Lugt: Neen, er is ook een dual use-verordening betreffende goederen voor tweeërlei gebruik, die zowel een militaire als een civiele toepassing vinden.

De voorzitter: Hoe zit het met de controlerende taak van de Rijksverkeersinspectie? Waar liggen de overlap c.q. de gescheiden verantwoordelijkheden?

De heer Van der Lugt: De Rijksverkeersinspectie houdt zich meer bezig met gevarenclassificaties.

De voorzitter: In welke zin?

De heer Van der Lugt: Of iets valt onder de begripsomschrijving ''gevaarlijke stoffen''.

De voorzitter: Zij bemoeien zich dus niet met strategische goederen, waarmee u zich bemoeit?

De heer Van der Lugt: Dat is juist.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Mijnheer Van der Lugt, ik wil met u praten over de lading van de Boeing. Ik begin in 1992 en eindig in 1996. Daarna gaan wij praten met uw collega Moes over de periode na 1996. Kunt u ons vertellen op welk moment de ECD voor het eerst bij het onderzoek naar de lading van de Boeing is betrokken?

De heer Van der Lugt: De ECD is voor het eerst betrokken bij de ramp met de El Al-Boeing op 23 oktober 1992.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Welke opdracht kreeg u toen?

De heer Van der Lugt: Er was toen een verzoek van een collega van de afdeling luchtvaartonderzoeken van het korps der rijkspolitie dienst luchtvaart om een onderzoek in te stellen naar aanleiding van de vondst van een snipper van een house airwaybill waarop stond vermeld ''military ordnance equipment''.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u nog van wie u die opdracht kreeg van de RLD?

De heer Van der Lugt: Het verzoek is afkomstig van collega De Rooij.

Mevrouw Augusteijn-Esser: En u kreeg het van de Rijksluchtvaartdienst?

De heer Van der Lugt: Dat was niet iemand van de RLD, maar iemand van de afdeling luchtvaartonderzoeken van het korps der rijkspolitie.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Die was verbonden aan het BVOI?

De heer Van der Lugt: Dat is juist.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Er was een snipper gevonden met daarop een tekst. Hoe luidde die tekst?

De heer Van der Lugt: Military ordnance equipment.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Zag u op dat moment kans om aan de vraag van de heer De Rooij te voldoen?

De heer Van der Lugt: Formeel niet, informeel wel.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kunt u zeggen waarom dat formeel niet kon?

De heer Van der Lugt: De snipper van de house airwaybill waarop ''military ordnance equipment'' stond, maakte deel uit van een geconsolideerde zending die werd getransporteerd van New York via Amsterdam naar Tel Aviv zonder dat er sprake was van overlading. De goederen zijn het vliegtuig niet uit geweest.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Betekent dit dat de ECD niet de mogelijkheid heeft om fysiek te controleren, om de papieren te controleren?

De heer Van der Lugt: Ik heb op dat moment geen bevoegdheden. Ik kon mijn bevoegdheden dus niet aanwenden om deze zending te controleren of op grond van deze zending administratief onderzoek in te stellen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u dat de heer De Rooij laten weten?

De heer Van der Lugt: Op het moment dat hij mij vertelde dat het een airwaybill was van een zending die rechtstreeks van New York via Amsterdam naar Tel Aviv ging, heb ik hem gezegd dat ik formeel geen bevoegdheden had. Maar gezien de ernst van het ongeval en de bezorgdheid die er was ontstaan naar aanleiding van de uitzending van NOVA omtrent het military ordnance equipment heb ik gezegd dat ik mijn best zou doen om te kijken of ik iets voor hem kon betekenen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dus u hebt een omweg gezocht en gevonden?

De heer Van der Lugt: Zijn vraag was om na te gaan of het hier een legale zending betrof en zo ja, welke goederen het mogelijk zijn geweest. Ik heb toen mijn best gedaan om dat voor hem op te helderen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U mag ons nu vertellen wat het resultaat daarvan is geweest, wat u hebt gevonden en wat dat military ordnance equipment precies bevatte.

De heer Van der Lugt: Ik heb samen met de collega contact gezocht met US Customs in Den Haag, een zusterorganisatie waarmee wij wel meer contacten hebben. Ik heb aan hen dezelfde vraagstelling voorgelegd als de heer De Rooij aan mij had voorgelegd. Ook zij gaven te kennen formeel niets te kunnen doen, maar gezien de ernst en de omschrijving ''military ordnance equipment'' zouden zij kijken wat zij voor mij konden doen. Ik heb op 18 november 1992 een set bescheiden ontvangen vanuit Amerika via US Customs in Den Haag van 13 master airwaybills en 15 house airwaybills die betrekking hadden op een hoeveelheid goederen: harsoplossingen, petroleumdestillaten, motoronderdelen, medische apparatuur, textiel, enzovoorts.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Deels gevaarlijke stoffen, deels niet gevaarlijke stoffen.

De heer Van der Lugt: De kwalificatie ''gevaarlijke stoffen'' kan ik er niet aan geven.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Wij hebben net een college van de heer Van der Maat gehad. Petroleum en brandbare stoffen vallen volgens hem onder gevaarlijke stoffen. Maar verder betrof het militaire goederen, onderdelen...

De heer Van der Lugt: Veel onderdelen voor militair materieel.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Zijn dat strategische goederen?

De heer Van der Lugt: Neen, dat hoeft niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat hoeft niet, maar was dat in dit geval zo?

De heer Van der Lugt: Voorzover ik kon nagaan zaten er geen strategische goederen in. Ik heb bekeken, gesteld dat het een uitvoer was geweest vanuit Nederland, of er mogelijke problemen waren met betrekking tot het Uitvoerbesluit strategische goederen. Dat heb ik niet kunnen vaststellen. Ik heb de vraag voorgelegd aan US Customs of deze goederen daadwerkelijk legaal Amerika hadden verlaten. Toen heeft Customs mij meegedeeld dat in Amerika niet was gebleken dat de verscheepte goederen Amerika in strijd met de in dat land geldende wetgeving hadden verlaten. Voorzover men had kunnen nagaan was er geen sprake van enig strafbaar feit of enige onrechtmatigheid.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik neem aan dat u dat ook aan de heer De Rooij hebt laten weten. Hebt u dat ook schriftelijk gedaan?

De heer Van der Lugt: Ik heb een rapportage opgemaakt. Die heeft collega De Rooij ook ontvangen. Daar stond dat in.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U kreeg een heleboel informatie, meer dan u had verwacht. Dat hebt u ons ook eerder verteld.

De heer Van der Lugt: Dat is juist.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Op dat moment wisten wij nog niet precies wat er zich in dat vliegtuig had bevond. Dat betekende dat u meer informatie had dan de heer De Rooij u had gevraagd. Hebt u hem toen aangeboden om eens nader door te vragen via, onparlementair gezegd, uw ''omweg''?

De heer Van der Lugt: Op het moment dat ik het dossier aan collega De Rooij heb overhandigd, heb ik twee dingen aan hem doorgegeven. Een aantal goederen was aangeduid door middel van codes. Ik heb gezegd: wil ik echt kunnen aangeven welke goederen dat zijn geweest, dan zal ik een vervolgvraag moeten stellen in de richting van US Customs. Dat was niet nodig. Ik heb hem vervolgens, net als US Customs overigens, aangegeven dat ik bereid was om verdere assistentie te verlenen indien het nodig was om nog een keer een dergelijke vraag uit te zenden.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Het onderzoek naar die codes zou hebben betekend dat u beter op de hoogte kon worden gesteld wat die spare parts precies waren?

De heer Van der Lugt: Er stonden heel veel spare parts op die met een nummer waren aangeduid, maar dat waren over het algemeen heel kleine onderdelen, gelet op het gewicht en de prijzen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dus de heer De Rooij zei tegen u: nee, laat maar zitten?

De heer Van der Lugt: De heer De Rooij zei dat het niet nodig was.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Snapte u dat op dat moment?

De heer Van der Lugt: Dat hoefde ik niet te snappen. Ik had totaal geen zicht op het onderzoek dat werd uitgevoerd en op de onderzoekslijnen die waren uitgezet. Ik heb mij daarbij neergelegd. Als het niet nodig was, vond ik dat prima.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Toen wij elkaar eerder spraken, zei u: ik begreep dat wel, want de vraag was vooral gericht op het zoeken naar de oorzaak van de ramp. Waar had u dat toen uit afgeleid?

De heer Van der Lugt: Ik heb dat begrepen uit de gesprekken die er waren.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Met de heer De Rooij?

De heer Van der Lugt: Ik heb begrepen dat men bezig was met een onderzoek naar de oorzaak van de ramp.

Mevrouw Augusteijn-Esser: De heer De Rooij heeft u verteld dat zij bezig waren met het zoeken naar de oorzaak van de ramp en dat zij daarom wilden weten wat er in die lading zat?

De heer Van der Lugt: Nee, dat zeg ik niet. Men was bezig met een onderzoek naar de oorzaak van de ramp. Vanwege de vondst van de snipper airway bill, waarop stond vermeld: military ordinance equipment, en de bezorgdheid die daardoor was ontstaan, had men mij de vraag voorgelegd of ik uit kon zoeken wat het voor zending was geweest.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik heb de indruk dat u vrij gemakkelijk aan die informatie kwam. Hebt u het idee dat u, wanneer u door had kunnen vragen aan US Customs, veel meer informatie boven water had kunnen krijgen?

De heer Van der Lugt: Uiteraard had collega De Rooij mij dan nog wat handvaten moeten geven. Ik had geen zicht op de bescheiden die men mogelijk al bij het onderzoeksteam had. Ik had wellicht meer gegevens op tafel kunnen krijgen, als mij dat gevraagd was.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar er is geen gebruik gemaakt van het aanbod om dat op dat moment boven water te krijgen.

De heer Van der Lugt: Niet in 1992.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U weet nu dat wij wellicht wat informatie hebben over de 20 ton lading, maar wij moeten nog nagaan wat voor papieren wij gisteravond hebben gehad. Hebt u de indruk dat men toen al meer detailinformatie had kunnen krijgen, als men toen had doorgepakt?

De heer Van der Lugt: Dat blijft voor mij ook gissen. Wellicht wel.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat veronderstelt u?

De heer Van der Lugt: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat is niet gebeurd. In een veel later stadium is er opnieuw contact met de Rijksluchtvaartdienst over de lading. Wat was toen de vraag en op welk moment was dat?

De heer Van der Lugt: Wij zijn dan aangekomen op 15 mei 1996. Ik heb toen een vraag gekregen van de heer Putters, naar ik meen, op verzoek van de heer Erhart. Ik weet het niet zeker. Ik heb kladaantekeningen waarop beide namen voorkomen. De vragen waren als volgt. De eerste vraag was: is de ECD bereid om alsnog eventueel ontbrekende vrachtdocumenten op te vragen via US Customs? De tweede vraag was: is de ECD bereid een verklaring af te geven ten behoeve van de Tweede Kamer, waaruit blijkt dat hetgeen op de vrachtbrieven staat vermeld, malversatie wel of niet uitsluit?

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kunt u mij vertellen wat het antwoord was van de Economische controledienst op beide vragen?

De heer Van der Lugt: Het antwoord op de eerste vraag was dat de ECD eventueel bereid was om nog een keer via US Customs te vragen naar de ontbrekende vrachtdocumenten. De tweede vraag gaf direct wat problemen in het eerste contact met degene die ik daarover aan de lijn had. Dat werd toch wel een erg moeilijk verhaal. Ik wil dat graag toelichten.

Op het moment dat de ECD ten behoeve van de Tweede Kamer een verklaring afgeeft, waaruit blijkt dat malversatie middels vrachtbrieven uit te sluiten is, is dat een beetje strijdig met onze dagelijks praktijk, want wij doen onderzoeken naar misdescription enzovoorts. Op het moment dat ik ga verklaren dat malversatie niet uit te sluiten is, betekent het dat ik direct een hoop vraagtekens plaats bij de lading die mogelijk in het vliegtuig heeft gezeten. Dan heb ik een aantal vrachtbrieven en wat zijn die dan waard. Kortom, dat zou een heel moeilijke verklaring worden.

Ik heb toen aangegeven dat de ECD daar niet zonder meer toe bereid was en dat ik dat graag wilde bespreken. Dat heb ik ook gedaan. Ik heb daarover met mijn teamcoördinator en met het hoofd van de hoofdafdeling internationale economische recherche om de tafel gezeten. Wij hebben gezegd dat wij op de eerste vraag volmondig ''ja'' konden antwoorden. Daartoe waren wij bereid. Op de tweede vraag hebben wij gezegd dat wij daar niet zonder meer toe bereid waren. Als men dat toch graag wilde, moest er een schriftelijk verzoek komen van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Jorritsma, aan de minister van Economische Zaken, de heer Wijers.

Mevrouw Augusteijn-Esser: In antwoord op vraag 2 zegt u: aan de ene kant hadden wij niet de mogelijkheid om na te gaan wat zich heeft afgespeeld en aan de andere kant willen wij ook geen verklaring afgeven waarmee wij onnodig onrust zouden veroorzaken, terwijl wij in feite niet kunnen weten wat zich heeft afgespeeld met de lading van dat vliegtuig.

De heer Van der Lugt: Het was meer een vraag die in het algemeen moest worden beantwoord. Dat is heel moeilijk vanwege de reden die ik net geschetst heb. Als u het betrekt op de ramp met de El Al-Boeing geeft dat ook vragen en roept dat een hoop onrust op.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Was u verbaasd over die vraag?

De heer Van der Lugt: Ik weet niet of ik verbaasd was. Ik vond het een heel moeilijke vraag.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Vond u dat men met die vraag bij u aan het juiste adres was?

De heer Van der Lugt: Het zou een vraag kunnen zijn aan de ECD, omdat deze onderzoeken instelt op administratief niveau met betrekking tot vrachtbrieven.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Had dat niet ook meteen een vraag moeten zijn aan de Rijksverkeersinspectie?

De heer Van der Lugt: Ik weet niet of de Rijksverkeersinspectie veel vrachtbrieven onder ogen krijgt.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar de Rijksverkeersinspectie controleert, ook bij El Al. Wij komen hierop terug in het gesprek met mevrouw Raadgers.

De heer Van der Lugt: Dat zou kunnen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Die vraag is niet meer aan u doorgeleid? U hebt net verteld dat die vraag formeel zou moeten worden gesteld.

De heer Van der Lugt: Wat de tweede vraag betreft, men wilde het antwoord van de ECD bespreken. Mocht men daar gebruik van maken, dan zou er een schriftelijk verzoek komen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat schriftelijk verzoek heeft u niet bereikt?

De heer Van der Lugt: Dat schriftelijk verzoek heb ik niet ontvangen, noch de ECD.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u later nog contact gehad over deze tweede vraag?

De heer Van der Lugt: Ik heb daar geen contact meer over gehad.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dus het is gewoon blijven hangen.

De heer Van der Lugt: Ik weet niet wat de heer Putters of de heer Erhart daarmee gedaan hebben en hoe dat besproken is.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Het is u in ieder geval niet bekend dat men nog heeft geprobeerd dat te achterhalen bij de ECD.

De heer Van der Lugt: Dat is juist.

Mevrouw Augusteijn-Esser: De eerste vraag was in mijn woorden: kijk nog eens of je bij US Customs iets naders te weten kunt komen over de papieren die met de lading te maken hebben. Het antwoord van de ECD daarop was?

De heer Van der Lugt: Dat de ECD daartoe bereid was.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u dat toen ook gedaan?

De heer Van der Lugt: Nee. Men was aan het inventariseren wat er mogelijk nog gedaan moest worden en wie er eventueel nog wat kon betekenen. Men zou ook daar op terugkomen. Dat heeft men ook gedaan, maar dat was twee jaar later.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Het was een principevraag aan u?

De heer Van der Lugt: Ja, het was een principevraag.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U zei: in principe ''ja'', maar zeg ons maar wanneer.

De heer Van der Lugt: Men zei dat er een verzoek zou komen, als men dat aan de ECD zou vragen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat verzoek heeft u voor 1996 niet bereikt?

De heer Van der Lugt: Voor 1998 niet bereikt, want dit was in 1996.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat klopt, maar ik houd op in 1996. Kan ik constateren dat de ECD tussen 1992 en 1996, toen het onderzoek naar military ordinance equipment plaatsvond, niets meer te maken had met het vrachtdossier van deze Boeing?

De heer Van der Lugt: Dat is juist wat betreft het daadwerkelijk onderzoek. Wij zijn in de tussentijd wel overladen met de nodige vragen van de pers die graag het een en ander wilde weten. De Kamervragen die gesteld werden, werden ook aan ons voorgelegd.

Mevrouw Augusteijn-Esser: In het volgend verhoor komen wij terug op wat er in de periode daarna is gebeurd bij de Economische controledienst.

De voorzitter: Mijnheer Van der Lugt, ik probeer samen te vatten wat wij zo-even van u te horen hebben gekregen. Ik wil graag uw instemming, als het juist is wat ik vertel. De Economische controledienst is actief op controle van in- en uitvoerwetgeving. De afdeling internationale economische recherche doet controle op de uitvoer van strategische goederen.

De heer Van der Lugt: Dat is juist.

De voorzitter: Op 23 oktober is de Economische controledienst door de heer De Rooij van de dienst luchtvaartrijkspolitie benaderd onderzoek te doen naar de lading die werd vervoerd onder een half verbrande airway bill ''military ordinance equipment''. De opdracht was: nagaan of het hier een legale zending betrof. Dat hebt u doorgegeven aan US Customs. Het resultaat was dat dit legaal was vervoerd.

De heer Van der Lugt: Dat is correct.

De voorzitter: In 1996 hebt u opnieuw een verzoek gekregen van de RLD om nog een keer US Customs te benaderen over vrachtdocumentatie, en dat wilde de Economische controledienst doen, en tevens een verklaring te geven aan de Tweede Kamer dat malversatie met vrachtbrieven uitgesloten was. Hiertoe was de ECD niet zonder meer bereid.

De heer Van der Lugt: Tot het eerste waren wij bereid, maar tot het tweede niet zonder meer. Dat is juist.

De voorzitter: Mijnheer Van der Lugt, nadat u de eerste keer aan de heer De Rooij gerapporteerd had, hebt u ook aangegeven dat u eventueel nader onderzoek zou kunnen doen bij US Customs om meer gegevens boven water te krijgen, nadat u 14 airway bills en 15 house airway bills had ontvangen. Van dat aanbod is geen gebruik gemaakt.

De heer Van der Lugt: Ik heb aangeboden dat ik bereid was om verdere assistentie te verlenen. Dat is juist.

De voorzitter: De Economische controledienst vraagt een schriftelijk verzoek aan mevrouw Jorritsma om aan de heer Wijers van Economische Zaken opdracht te doen, maar die opdracht komt niet.

De heer Van der Lugt: Ik heb gezegd: als de RLD toch wilde dat wij een dergelijke verklaring zouden afleggen, dat er dan een schriftelijk verzoek moest zijn van mevrouw Jorritsma aan de heer Wijers.

De voorzitter: En dat verzoek komt niet?

De heer Van der Lugt: Dat verzoek is nooit gekomen.

De voorzitter: Tot 1998 is men niet teruggekomen op de vragen uit 1996?

De heer Van der Lugt: Ook dat is juist.

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan dit openbare verhoor. Ik verzoek de griffier de heer Van der Lugt uit te geleiden.

11.23 uur

Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.


Commentaar van de dag door publicist Pierre Heijboer



Disclaimer