Ontwerpbeschikking Provincie Limburg d.d. 15 juni 1999 over het shredderen van afvalhout

EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Pleitnotitie voor de Raad State contra Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg


    
    
    
    

    Aan Dhr. A.M.L. van Rooij
    't Achterom 9 A
    5491 XD Sint Oedenrode


Hoofdgroep : MW/MVA Behandeld : G. Broen
Faxnr. : (043) 361 87 12 Doorkiesnr. : (043) 389 75 28
Ons kenmerk : CB6647 Uw kenmerk : -
Bijlage(n) : div. Maastricht : 18 juni 1999



    Onderwerp: Toezending ontwerpbeschikking



Hierbij doen wij u de ontwerpbeschikking d.d. 15 juni 1999 alsmede do bekendmaking van de ontwerpbeschikking ingevolge de Wet milieubeheer met betrekking tot uw ingediende verzoek toekomen.





          Gedeputeerde Staten van Limburg
          namens dezen,
          het hoofd van de afdeling
          Vergunningen de hoofdgroep Milieu
          en Water


          ing. E.W. Weyneburgh












                    Provincie Limburg








BEKENDMAKING


Gedeputeerde Staten van Limburg maken bekend, dat zij voornemens zijn om niet tegemoet te komen aan het verzoek van A.M.L. van Rooij tot het intrekken van verleende Wet milieubeheervergunningen, voor het be- en verwerken van bouw- en sloopafval.

Terinzagelegging stukken

De ontwerpbeschikking en overige van belang zijnde stukken liggen ter Inzage van 24 juni 1999 tot en met 7 juli 1999 en wel:

  • in het Gouvernement te Maastricht (Bibliotheek) tijdens de werkuren van 8.30 tot 16.30 uur;
  • in het gemeentehuis te Maastricht, Swalmen, Gulpen-Wittem, Gennep, Sittard, Roermond, Venray, Venlo en Brunssum op de aldaar gebruikelijke plaatsen en tijden;
  • tijdens de werkuren na laatstgenoemde datum op deze plaatsen tot het einde van de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld tegen de beschikking op bovenvermelde aanvraag.

Bedenkingen


Tot uiterlijk 8 juli 1999 kan een ieder tegen het ontwerp van de beschikking schriftelijk gemotiveerde bedenkingen Inbrengen, onder vermelding van het nummer van de aanvraag, bij Gedeputeerde Staten, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht. Degene, die een schriftelijke bedenking indient, kan verzoeken zijn persoonlijke gegevens niet bekend te maken.


Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen, het hoofd van de afdeling Vergunningen van de hoofdgroep Milieu en Wat





          Gedeputeerde Staten van Limburg
          namens dezen,
          het hoofd van de afdeling
          Vergunningen de hoofdgroep Milieu
          en Water


          ing. E.W. Weyneburgh












                      Provincie Limburg

    
    
    
    
    
    
    Hoofdgroep  :  MW/MV                   Behandeld   : G. Broen
    Faxnr.      :  (043) 361 87 12         Doorkiesnr. : (043) 389 75 28
    ons kenmerk :  99/27787W               Uw kenmerk  :
    Bijlage(n)  :  -l-                     Maastricht  :
    
    

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg


VERZOEK

Het Ecologisch Kennis Centrum BV (hierna te noemen EKC) verzoekt ons College bij brief van 29 augustus 1998, binnengekomen 2 september 1998 (no.RB/provL/29088), namens R.M. Brockhus, Westkade 227, 1273 RJ Huizen, om over te gaan tot intrekking van alle binnen de Provincie Limburg verleende milieuvergunningen voor het shredderen van afvalhout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval.

Voor het intrekkingsverzoek wordt door het EKC verwezen naar artikel 8.25, derde lid, van de wet milieubeheer (Wm).

Het verzoek wordt onderbouwd door de stelling dat het afvalhout de concentratiegrenswaarden van 50 mg/kg arseen en 50mg/kg chroom VI zoals opgenomen in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (Bega) overschrijdt en als gevolg daarvan moet worden aangemerkt als extreem gevaarlijk afval. Daarbij wordt verder verwezen naar een lijst van gevaarlijke afvalstoffen die overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van richtlijn 91/689/EEG op 22 december 1994 is vastgesteld. Verzoeker stelt verder dat via het shredderen van bouwen sloopafval jaarlijks circa 300.000 kg arsenicumverbindingen, ca. 600.000 Chroom VI verbindingen en enorme hoeveelheden pentachloorfenol, lindaan, bifluorides, PAK's e.d. diffuus in de compartimenten water, bodem, en lucht worden gebracht op een zodanige manier dat het maximaal milieu- en gezondheidsschade tot gevolg heeft.




Bij bindende uitspraken van 19 augustus 1998 (nrs. F.03.98.0171, -0179, -0180, -0181, -0182, -0183, en -0184) heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat daarbij aan de orde zijnde verduurzaamd hout dat vrijkomt als bouwen sloopafval niet visueel valt te onderscheiden van onbehandeld hout en dat om die reden de verleende vergunningen voor het gebruiken van mobiele installaties voor het shredderen van hout, niet zijnde plantsoen- of tuinafval, worden geschorst. Verzoeker is van mening dat deze uitspraken ertoe dienen te leiden dat al het hout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval moet worden ingezameld als gevaarlijk afval.

Bij brief van 2 oktober 1998 heeft ons College het EKC verzocht, onder vermelding van een aantal redenen, haar intrekkingsverzoek te heroverwegen. Op 4 oktober heeft het EKC bericht dat zij wenst te persisteren bij haar intrekkingsverzoek.

Bij brief van 5 mei 1999, verzonden per gelijke datum, heeft ons College ingevolge artikel 3:30, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht schriftelijk kennisgegeven van het verzoek en haar voornemen om te komen tot een weigering op het verzoek. Tot 19 mei 1999 is hierbij de gelegenheid geboden schriftelijk opmerkingen dan wel adviezen over het voornemen bij ons kenbaar te maken. Daarvan is, behoudens door verzoeker, geen gebruik gemaakt.

Verzoeker heeft bij brief van 16 mei 1999, ingekomen 18 mei 1999, (kenmerk RB/pr0vL/16059/bd) bedenkingen ingediend. Kort samengevat verwijst verzoeker voor wat betreft de beslistermijn op het verzoek naar de artikelen 4:13 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht (formeel aspect). Daarnaast verwijst verzoeker voor wat betreft de doelmatigheid naar een viertal brieven, welke als bijlage zijn bijgevoegd (materieel aspect).


OVERWEGINGEN TEN AANZIEN VAN HET VERZOEK

Artikel 8.25, derde lid, Wm, bepaalt dat een ieder, met uitzondering van de vergunninghouder, aan het bevoegde gezag kan verzoeken om een vergunning met toepassing van het eerste lid van artikel 8.25 in te trekken.

Op basis van artikel 8.25, eerste lid, kan het bevoegd gezag onverminderd het in artikel 8.34, 8.38 en 8.39 en 18.12 bepaalde een vergunning voor een Inrichting geheel of gedeeltelijk wijzigen indien:

  • de inrichting ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt en toepassing van artikel 8.23 redelijkerwijs daarvoor geen oplossing biedt;
  • dit in het belang van een doelmatige verwijdering van afvalstoffen noodzakelijk is;
  • gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;
  • de Inrichting geheel of gedeeltelijk is verwoest;
  • in gevallen als aangewezen krachtens artikel 8.20, tweede lid, de vergunninghouder niet meer degene is, die de inrichting drijft.


Het onder a en b gestelde is hier met name van belang voor de beoordeling.

ad a.

    Verwezen kan worden naar een onderzoek van de Stichting Hout Research in Wageningen naar de milieuhygiënische gevolgen van het shredderen van afvalhout afkomstig van bouw- en sloopafval. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat het shredderen van verduurzaamd hout - onder realistische 'worst case' aannamen - geen gevaar oplevert voor de bodem ter plaatse van de toepassing van het shredderen. Ook voor arbeiders die met de shredder werken levert shredderen geen enkel gevaar op (Arbeidsomstandighedenwet). Wij verwijzen voor de resultaten van dit onderzoek naar het rapport, getiteld "Het onderscheiden van verduurzaamd hout In BSA ten behoeve van mobiele houtshredderinstallaties", d.d. 23 februari 1999 kenmerk 99.003-1, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd. In aansluiting op de resultaten van dit onderzoek kunnen wij de zienswijze van verzoeker met betrekking tot de milieuhygiënische gevolgen van het shredderen van bouw- en sloopafvalhout niet onderschrijven.

Aanvullend hierop wordt nog het volgende overwogen. In het intrekkingsverzoek baseert het EKC zich op het uitgangspunt dat verleende milieuvergunningen voor het shredderen van afvalhout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval moeten worden ingetrokken omdat dit afvalhout als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt. Bouw- en sloopafval is volgens NEN 5880 voorzover bier van belang als volgt gedefinieerd: Afvalstoffen bestaande uit bouwafval en sloopafval. Bouwafval wordt hierbij omschreven als afvalstoffen die vrijkomen bij het bouwen en onderhouden van gebouwen en andere bouwwerken en wegen. Sloopafval betreft afvalstoffen die vrijkomen bij het slopen van gebouwen en andere bouwwerken en wegen. Hierbij wordt afvalhout, evenals in het Milieubeleidsplan, niet als aparte stroom onderkend.

Daarnaast wordt op grond van het BAGA bijvoorbeeld een geïmpregneerd houten raamkozijn of een gesloopte geïmpregneerde houten schutting niet aangemerkt als gevaarlijk afval. Dergelijk hout valt onder de uitzondering genoemd in bijlage 111 onder U.2.i. (voorwerpenregeling) en niet onder proces 36 zoals genoemd in de lijst van processen zoals die in bijlage I van het BAGA staan opgesomd. Daarmee wordt dit hout niet meer aangemerkt als gevaarlijk afval waarmee de basis van het verzoek is weggenomen.


ad b.

    Met betrekking tot het vereiste dat de intrekking van een vergunning slechte mogelijk is In het belang van een doelmatige verwijdering van afvalstoffen merken wij op dat de bedrijven waarop verzoeker doelt (bouw- en sloopafvalbedrijven die beschikken over een vergunning beschikken voor het shredderen van afvalhout) deel uitmaken van de afvalverwijderingsketen en als zodanig daarin een essentiële functie vervullen. Intrekking van deze vergunningen zou in strijd zijn met ons Milieubeleidsplan 1995-1998, vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg op 17 februari 1995 en zoals gewijzigd op 23 mei 1997. Het voldoen aan het verzoek zal ertoe leiden dat de continuïteit van de verwijdering van het sloop- en afvalhout, ten aanzien waarvan bij de sorteerders en brekers een verbod is opgenomen tot het accepteren van geïmpregneerd hout, niet langer gewaarborgd zijn, terwijl ook de effectieve en efficiënte verwijderingstructuur die m.b.t. het bouwen met sloopafval is gecreëerd teniet gedaan zal worden.

Met betrekking tot de visie van verzoeker ten aanzien van de eerder genoemde uitspraken van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt nog het volgende overwogen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de zaken van de zeven vergunningen krachtens de Provinciale milieuverordening Noord Brabant een voorlopige voorziening getroffen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient zich nog uit te spreken over het ingestelde beroep. wij zijn van oordeel dat uit oogpunt van zorgvuldigheid -los van de inhoudelijke beoordeling- een zekere mate van terughoudendheid hier op zijn plaats is. Dit is des temeer geboden daar intrekking van vergunningen voor (bouw- en sloopafval)bedrijven verstrekkende consequenties heeft, zowel voor vergunninghouder als in milieuhygiënisch opzicht, waaronder zoals roede uitgelegd de doelmatige verwijdering van afvalstoffen.

In aansluiting op de opmerkingen van verzoeker met betrekking tot de richtlijn 91/689/EEG en de EG-verordening nr. 142/97 zijn wij van mening dat, gelet op het bovenstaande, onze zienswijze in de zaak niet leidt tot strijd met genoemde richtlijn of verordening.


REACTIE OP KENNISGEVING


Bij brief van 18 mei 1999, ook toegezonden per fax d.d. 16 mei 1999, maakt verzoeker bedenkingen kenbaar tegen onze kennisgeving om te komen tot een weigering op het door verzoeker gedane verzoek om over te gaan tot het intrekken van alle milieuvergunningen voor het shredderen van afvalhout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval. Wij wijzen erop dat artikel 3:30, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat, alvorens toepassing te geven aan artikel 3:30, eerste lid (het opstellen van een ontwerpbesluit) een schriftelijke kennisgeving van het voornemen aan betrokken moet worden toegezonden. Naar aanleiding van de kennisgeving kan een advies c.q. zienswijze kenbaar worden gemaakt. Het inbrengen van bedenkingen is pas mogelijk nadat een ontwerpbesluit vastgesteld Is.

Voor wat betreft de beslistermijn brengen wij het volgende onder de aandacht. Gelet op artikel 8.25 Wet milieubeheer la op een verzoek zoals hier aan de orde van toepassing paragraaf 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht en niet Hoofdstuk 4 'Bijzondere bepalingen over Besluiten'. Voor wat betreft de doelmatigheid wordt verwezen naar een viertal bijlagen die bij de reactie van verzoeker zijn gevoegd. Deze bijlagen bevatten geen nieuwe informatie in vergelijking met eerder toegezonden stukken. Deze stukken leiden niet tot een andersluidend oordeel met betrekking tot het onderdeel doelmatigheid, zoals betoogd onder ad b.

Gelet op de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht:


BESLUIT

  • Het verzoek van het EKC, namens R.M. Brockhus, d.d. 29 augustus 1998, om over te gaan tot intrekking van alle binnen de Provincie Limburg verleende milieuvergunningen voor het shredderen van afvalhout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval af te wijzen.

  • er de aandacht op te vestigen dat:
    op grond van artikel 20.1 juncto 20.10 van de Wet milieubeheer juncto artikel 26 en 36 van de Wet op de Raad van State tegen deze beschikking beroep ken worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State door:

    • degenen die bedenkingen hebben Ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;
    • de adviseurs die bedenkingen hebben Ingebracht tegen het ontwerp van het besluit;
    • degenen die bedenkingen hebben tegen de wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp zijn aangebracht;
    • belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.

Een dergelijk beroep dient te zijn gemotiveerd. Het moet worden Ingesteld binnen zes weken na de datum van de terinzagelegging van het besluit. Het moet worden gericht, en in tweevoud worden gezonden, aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Kneuterdijk 22, 2514 EN Den Haag.

Het besluit wordt van kracht met ingang van de dag, volgend op de beroepstermijn. Indien tegen het besluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep is ingesteld, kan een verzoek worden gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht aan de Voorzitter van voornoemde Afdeling worden gedaan. Het besluit wordt niet van kracht voordat op een dergelijk verzoek is beslist.

Voor de indiening van het beroepschrift is Griffierecht verschuldigd. over de hoogte van het bedrag, de betalingswijze en de betalingsdatum ontvangt men bericht van de Raad van State.


Slotbepaling

    Afschrift van dit besluit te zenden aan:

  • verzoeker, als beschikking op zijn verzoek, A.M.L. van Rooij, 't Achterom ga, 5491 XD Sint Oedenrode;
  • Inspectie Milieuhygiëne Zuid, Postbus 6195, 5600 HD Eindhoven;
  • Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Zuid Postbus 6111, 5600 HC Eindhoven;
  • Stichting Milleufederatie Limburg, Wilhelminastraat 36, 6136 KR Sittard;
  • Keunen BV, Moutzdijkweg 34, 5902 RB Venlo;
  • Van Rattingen BV, Henri Dunantstraat 37, 5807 ES Venray; HVL/ARML, Productieweg 4, 6045 JC Roermond;
  • Van Stralen BV, Dalderhaag 15, 6136 KM Sittard;
  • AVG Recycling Heynen BV, Hoogveld 20, 6598 BL Gennep; Coumans J, Reymerstokkerdorpstraat 143, 6274 NK Gulpen; Zuid Oost BV, Kerkepad 22, 6071 KE Swalmen;
  • MVC Weerts BV, Sandersweg 194, 6219 NW Maastricht;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Maastricht, Postbus 1992 6201 BZ Maastricht;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Swalmen, Postbus 9000 6070 AA Swalmen;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Gulpen/Wittem Postbus 56, 6270 AB Gulpen;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Gennep, Postbus 9003 6590 HD Gennep;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Sittard, Postbus 18 6130 AA Sittard;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Roermond, Postbus 900 6040 AX Roermond;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Venray, Postbus 500 5800 AM Venray;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Venlo, Postbus 1900 5900 BX Venlo;
  • Burgemeester en Wethouders gemeente Brunssum, Postbus 250, 6440 AG Brunssum;
  • De Colleges van Gedeputeerde Staten van: Noord Hollend, Zuid-Holland, Overijssel,
    Zeeland, Utrecht, Friesland, Groningen, Drenthe, Noord-Brabant (t.a.v. dhr. P. Corvers),
    Flevoland en Gelderland.


                Gedeputeerde Staten voornoemd,

Pleitnotitie voor de Raad State contra Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg