|
't Achterom 9a,
5491 XD Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386
AANTEKENEN. Awb-commissie
bezwaarschriften
Provincie Limburg,
Postbus 5700,
6202 MA Maastricht.
PLEITNOTITIE.
Sint Oedenrode, 25 september 2003.
Ons kenmerk: SBL/05073/B
APPELANTEN.
-
Stichting tot behoud
leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving, Holstraat 17, 6082
BA Buggenum.
-
J. Hoebers, Haelenerweg 9,
6082 AA Buggenum.
-
J. Rulkens, Dorpsstraat 94,
6082 AR Buggenum.
-
P. Topeeters, Neel
Doffstraat 18, 6082 AE Buggenum.
-
H. Slabbers, Galgenberg 35,
6082 AZ Buggenum.
-
L.G.G.M. Mom, Bergstraat 13,
6082 AJ Buggenum.
-
H.P.J. Vissers, Holstraat 6,
6082 BC Buggenum.
-
A.M. Schreuder,
Thorbeckestraat 24, 6042 CR Roermond.
-
J. Schuermans, Roermondseweg
92, 6081 NW Haelen.
-
C.J. Schreuder, Eikendreef
23, 6081 EA Haelen.
-
C.J.M. Wijers, Poelakkerweg
3, 6082 NC Buggenum.
Tegen:
VERWEERDER.
Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg
Tijdstip hoorzitting 25 september 2003 om 13.30
uur.
Geachte voorzitter, commissieleden,
Met betrekking tot deze zaak heeft u de volgende
stukken ontvangen:
- Ons bezwaarschrift (beroepschrift), kenmerk:
SBL/05073/B, aan de Raad van State, door de Raad van State doorgestuurd aan
Gedeputeerde Staten van Limburg (44 pagina's).
- Onze brief van 21 juli 2003, kenmerk: SBL/05073/B,
aan de Awb- commissie bezwaarschriften t.a.v. P. Schoffelen van de provincie
Limburg (3 pagina's).
- Onze bij brief van 12 september 2003, kenmerk:
SBL/05073/B, nader toegezonden stukken aan de Awb-commissie bezwaarschriften
van de provincie Limburg (211 pagina's).
Wij verzoeken u de inhoud van bovengenoemde stukken
volledig te betrekken in uw beslissing op deze zaak.
Toelichting van enkele
feiten.
De
inhoud van bovengenoemde stukken is feitelijk glashelder. Ondanks dat geven we
hierbij op enkele feiten de volgende toelichting:
Feit 1.
Met
de uitspraak nr: 200005436/1 van 18 december 2000 van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State is onbetwistbaar komen vast te staan
dat het meevergassen van afval als sloophout, RWZI-slib, kippenmest e.d. in de
Willem Alexander Centrale te Buggenum door Gedeputeerde Staten van Limburg al
vanaf 17 oktober 2000 wordt gedoogd.
Met
dit al 3 jaar lang
gedogen
handelen Gedeputeerde Staten van Limburg zeer nadrukkelijk in strijd met de
belangrijkste criteria om te kunnen gedogen, namelijk dat gedogen slechts van
tijdelijke noodzakelijke aard mag zijn als er zicht is op vergunningverlening.
Een
gedoogtermijn van 3 jaar valt echt niet meer onder de criteria van 'tijdelijk
noodzakelijk aard'. Voor jurisprudentie verwijzen wij u
naar bijgevoegde uitspraak nr: 200005436/1 van 18 december 2000 van de
voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(zie
bijlage).
Hiermee is vast komen te staan dat de vanaf 17 oktober
2000 tot 1 januari 2004 gedoogde activiteiten met de
op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om een Wm-vergunning nooit en te nimmer
kunnen worden gelegaliseerd.
Feit 2.
Wij tonen u aan dat
Nuon Power Buggenum B.V. te maken heeft met niet minder dan zes Wvo-vergunningplichtige lozingen (waaronder enkele
toekomstige lozingen) op of in het
oppervlaktewater.
Wij tonen u tevens
aan dat als gevolg van
het 3 jaar lang gedogen er van
de vergunningverlening aan Nuon Power Buggenum B.V. door Gedeputeerde-Staten van
Limburg een dermate grote bende is gemaakt dat momenteel zelfs niemand meer weet
waar men het eigenlijk over heeft.
Kadastraal
vastgelegde percelen gemeente Haelen/Buggenum sectie C, nummer 1225 en gemeente
Haelen sectie F, nummer 56 waarvoor NuonPower Buggenum B.V.
op 25 maart 2002 Wm-vergunning heeft aangevraagd (zie bijlage 2 achter stuk I
behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken) en waarvoor
Gedeputeerde-Staten van Limburg op 1 juli 2003 een ontwerp-besluit hebben
afgegeven komen terzelfder tijd voor:
-
in het door Gedeputeerde-Staten van Limburg
afgegeven besluit d.d. 14 januari 2003, kenmerk 02/14318, waarbij aan Essent
Milieu B.V. Wm-vergunning is verleend (zie bijlage 3 achter stuk I
behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken). Bij dit bedrijf
blijkt voor dezelfde percelen met hetzelfde gebruiksdoel wel een Wvo-vergunning
in coördinatie met de Wm-vergunning verplicht te
zijn.
-
in het door Gedeputeerde-Staten van Limburg aan REO
B.V. afgegeven besluit d.d. 20 juni 2000, kenmerk 2000/25596. Daarbij is aan REO
B.V. een beschikking afgegeven ten aanzien van een sanerings- en
nazorgverplichting van het sterk verontreinigde terrein ter plaatse.
(zie
bijlage 4 achter stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader
toegezonden stukken) Voor de
uitvoering van deze sanerings- en nazorgwerkzaamheden zal REO B.V. over een
Wm-vergunning en in coördinatie daarmee over een Wvo-vergunning moeten
beschikken.
Buiten de krankzinnigheid dat Gedeputeerde-Staten van
Limburg tegelijkertijd bij (ontwerp)besluiten aan drie verschillende bedrijven
dezelfde percelen heeft toebedeeld waarop vanuit deze drie bedrijven
verschillende Wm- en Wvo-vergunningen zijn afgegeven of nog moeten worden
afgegeven, en men dit alles binnen het provinciehuis allemaal niet eens in de
gaten heeft, is meteen een schoolvoorbeeld van de willekeur waarmee GS Limburg
haar bestuurlijke taak opvat.
Het doel (Nuon Power Buggenum afval
te laten verstoken in een dicht bevolkt gebied) heiligt richting Nuon Power
Buggenum B.V. kennelijk alle middelen.
De eerder genoemde
zes Wvo-vergunningplichtige lozingen zijn:
a.
De op 29 september 2000 door Demkolec B.V. (thans Nuon
Power Buggenum B.V.) aangevraagde Wvo-vergunning, waarop de staatssecretaris van
Verkeer en Waterstaat bij besluit van 19 december 2002, nummer: DLB 2002/27976,
positief heeft beschikt. Deze Wvo-aanvraag had gecoördineerd moeten worden
ingediend met de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om Wm-vergunning. Tegen
dit besluit van 19 december 2002 van de staatssecretaris van Verkeer enWaterstaat hebben
appellanten bij brief van 21 februari 2003, kenmerk: SBL/Rijksw/21023/B, beroep
aangetekend nader gemotiveerd bij schrijven van 23 maart 2003 (zie bijlage 5 en 6 achter stuk I
behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken
).
Dit beroepschrift
staat bij de Raad van State ingeschreven onder nummer 200301159/1/M2 en moet
door de Afdeling bestuursrechtspraak nog in behandeling worden genomen
(zie bijlage 7 achter
stuk I behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken). Wij verzoeken u de inhoud
van dat beroepschrift hier als herhaald en ingelast te
beschouwen.
b.
De op 26 februari 2002 door Nuon Power Buggenum B.V.
aangevraagde Wvo-vergunning, waarop de staatssecretaris van Verkeer en
Waterstaat bij besluit van 20 mei 2003, nummer: DLB 2003/7891, positief heeft
beschikt. Ook deze Wvo-aanvraag had gecoördineerd moeten worden ingediend met de
op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om Wm-vergunning. Tegen dit besluit van 20
mei 2003 van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat hebben appellanten
bij brieven van 10 juli 2003 beroep aangetekend bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Voorzitter om het
treffen om voorlopige
voorziening resp. schorsing verzocht en nader gemotiveerd bij brief van 24 juli
2003, kenmerk SBL/10073/VV (zie bijlage 8 en 9 achter stuk I
behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken). Dit beroepschrift
met bijbehorend schorsingsverzoek staat bij de Raad van State ingeschreven onder
de nummers 200304568/1/M2 en 200304568/2/M2 (zie bijlage 10 en 11 achter stuk I
behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken).
Wij verzoeken u de inhoud van dat beroepschrift met
bijbehorend schorsingsverzoek en nadere motivering hier als herhaalden ingelast
te beschouwen.
c.
Bij besluit van 24 juli 2003, kenmerk:
V&H/Jan/2003.10464, heeft het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap
Limburg letterlijk het volgende beslist.
=====================================================================
Naast de lozingen op Rijkswater vanuit de inrichting is
er ook nog een rioolaansluiting vanuit deze inrichting op de gemeentelijke
riolering van de gemeente Haelen. De daarop aangesloten afvalwaterstromen worden
uiteindelijk gezuiverd in de Rioolwaterzuiveringsinstallatie Roermond. Op de
gemeentelijke riolering worden enkele weinig verontreinigende en in het kader
van WVO niet vergunningplichtige afvalwaterstromen geloosd, zoals huishoudelijk
afvalwater en ketelspuiwater met een geringe vervuilingswaarde. De omvang van
deze afvalwaterstromen op de gemeentelijke riolering bedraagt ca. 40.000
m3 op jaarbasis. De berekening van de
vervuilingswaarde hieromtrent vindt plaats o.b.v. door het bedrijf uitgevoerde
bemonsteringen (overeenkomstig de aan het bedrijf verleende ontheffing o.g.v.
vigerende verordening verontreinigingsheffing 2001).
=====================================================================
Als feitelijk bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd betreffend
besluit d.d.24 juli 2003 van het
Zuiveringschap Limburg (zie bijlage 12 achter stuk I behorend bij onze bij brief
van 12 september 2003 nader toegezonden stukken).
Wij verzoeken u
kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als herhaald en ingelast te
beschouwen. In tegenstelling met hetgeen door het dagelijks bestuur wordt
beweerd is voor deze lozing wel degelijk een Wvo-vergunning van het
Zuiveringschap Limburg vereist. Door het in werking treden van het Koninklijk
Besluit van 4 november 1983 (stb 577) uitvoering gevende aan de artikelen 1,
tweede lid, en 31, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is
de vergunningverlening voor de lozing van afvalwater afkomstig van een
inrichting die afvalstoffen opslaan, behandelen of verwerken verlegd van de
gemeente (provincie) naar de waterkwaliteitsbeheerder c.q. beheerder van een
zuiveringstechnisch werk. Voor deze lozingen is derhalve een Wvo-vergunning van
het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg vereist.
d.
De percelen gemeente Haelen sectie F, nummers 53 t/m
56 en sectie C en de gemeente Buggenum sectie C, nummer 1225, welke deel
uitmaken van afgegeven ontwerpbesluit d.d. 1 juli 2003, kenmerk: 2002/13207, op
de op 25 maart 2002 ingediende aanvraag om Wm-vergunning, moeten overeenkomstig
het besluit van 20 juni 2000, kenmerk 2000/25596 van Gedeputeerde-Staten van
Limburg, door REO B.V. overeenkomstig het door Gedeputeerde-Staten vastgestelde
saneringsplan worden gesaneerd. (zie bijlage 4 achter stuk I behorend bij onze bij brief
van 12 september 2003 nader toegezonden stukken).
Deze sanering gaat gepaard met lozingen in het oppervlaktewater al dan niet via
de riolering en een zuiveringstechnisch werk. Ook voor deze lozingen is een
Wvo-vergunning vereist.
e.
Op het perceelsgedeelte gemeente Buggenum sectie C,
nummer 1225 en gemeente Haelen sectie F, nummer 56, welke onderdeel uitmaken van
de op 25 maart 2002 door Nuon Power Buggenum B.V. ingediende Wm-aanvraag, heeft
het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg bij besluit van 28 mei
2003, nummer V02-093, een Wvo-vergunning afgegeven aan Essent Milieu B.V.,
Dokter Klinkerweg 1, 8025 BR te Zwolle (zie bijlage 13 achter stuk I
behorend bij onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken). Voor deze lozingen is ook
een Wvo-vergunning vereist van Nuon Power Buggenum B.V. omdat het dezelfde
percelen betreffen.
f.
Uit het
afgegeven ontwerpbesluit d.d. 1 juli 2003 en onderliggende Wm-aanvraag d.d. 25
maart 2002 met bijbehorende MER-rapportage kan niet anders worden geconcludeerd
dan dat de uitstoot naar de lucht van stoffen die op lijst I en II van de
Europese richtlijn 76/464/EEG voorkomen drastisch wordt (mag worden) uitgebreid.
Voor enkel en alleen al 'totaal zware metalen' mag de uitstoot worden uitgebreid
tot 16251 kg/jr. Voor feitelijke onderbouw verwijzen wij unaar 'punt 2' uit
onze bij brief van 18 juni 2002, kenmerk: SBL/18062/zw, ingediende zienswijzen
en opmerkingen (zie bijlage 14 achter stuk I behorend bij onze bij brief
van 12 september 2003 nader toegezonden stukken)
.
Deze enorme uitbreiding aan lijst I en II stoffen
lozingen naar de lucht zijn afkomstig van puntbronnen en zijn volledig toe te
schrijven aan de veroorzaker Nuon Power Buggenum B.V. Deze lozingen naar de
lucht komen later al dan niet met regenwater mee rechtstreeks in het
oppervlaktewater terecht of slaan eerst neer op verharde wegen, terreinen of
daken en komen vervolgens via het hemelwaterriool in het oppervlaktewater
terecht.
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft
bij arrest C-231/97 van 29 september 1999 in de zaak tussen A.M.L. van Rooij en
het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel beslist dat voor dergelijke
lozingen via de lucht in het oppervlaktewater een Wvo-vergunning is vereist van
betrokken waterschapsbeheerders. In dit geval van het dagelijks bestuur van het
Zuiveringschap Limburg en de staatssecretaris van het ministerie van Verkeer en
Waterstaat.
Als feitelijke onderbouw daarvoor vindt u
bijgevoegd:
-
het artikel 'Giftige stoffen via lucht lozen mag
niet meer' uit de Leeuwarder Courant van 7 oktober 1999 (zie
bijlage 15 achter stuk I behorend bij
onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken).
-
Het arrest in zaak C-231/97 van 29 september 1999
van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (zie
bijlage 16 achter stuk I behorend bij
onze bij brief van 12 september 2003 nader toegezonden
stukken).
Wij verzoeken u kennis te nemen van de inhoud en die inhoud
hier als herhaald en ingelast te beschouwen.Met name de besturen van de afdeling Oostmaas der LimburgseLand & Tuinbouwbond (LLTB) en
de afdeling Leudal der LimburgseLand
& Tuinbouwbond (LLTB), die gezamenlijk zo'n 249 agrarischebedrijven vertegenwoordigen, maken
zich zeer grote zorgen over deze grootschalige vergiftiging via de lucht zonder
de daarvoor vereiste Wvo-vergunningen. Ook de door hen geteelde gewassen voor
menselijke consumptie als fruitteelt en asperges, als wel de geteelde
voedergewassen als gras en maïs; dan wel de wintergewassen als savooienkool en
tarwe die als wintergewassen lang op het land blijven staan worden als gevolg
van deze verhoogde uitstoot van kankerverwekkende stoffen naar de lucht daarmee
cumulatief vergiftigd. Er is sprake van de volgende cumulatie aan
(bio)-accumulatieve vergiftigingen:
-
het rechtstreeks op genoemde gewassen vallende
kankerverwekkende gif dat al dan niet met het regenwater mee gedurende de gehele
groeiperiode (vele maanden) daarin ophoopt.
-
het op
de grond vallende kankerverwekkende gif dat oplost in wateren het grondwater
gedurende de gehele groeiperiode vergiftigd. Dit vergiftigd grondwater wordt
vervolgens gedurende de groeiperiode (vele maanden) door genoemde gewassen
(deels) opgenomen en hoopt zich daarin op.
-
het op
het oppervlaktewater vallende kankerverwekkende gif en het op daken, verharde
wegen en verharde terreinen vallende gif dat met het regenwater mee afvloeit
naar het oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor het besproeien van genoemde
gewassen zal (deels) worden opgehoopt in die gewassen. Ook voor deze lozingen is
een Wvo-vergunning vereist.
Met bovengenoemde
bewijsmateriaal hebben wij feitelijk bewezen dat voor de op 25 maart 2002
ingediende aanvraag om een Wm-vergunning zelfs zesmaal de verplichting geldt van
een gecoördineerde behandeling met de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
(Wvo).
Hiermee is vast komen te staan dat de vanaf 17 oktober
2000 tot 1 januari 2004 gedoogde activiteiten met de op 25 maart 2002
ingediende aanvraag om een Wm-vergunning nooit en te nimmer kunnen worden
gelegaliseerd.
Feit 3.
De
Stichting Advisering bestuursrechtspraak schrijft in hun deskundigen-verslag,
kenmerk: StAB/36116/H, van 22 augustus 2003 aan de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State letterlijk het volgende (zie stuk II behorend bij onze brief bij
brief van 12 september 2003 nader toegezonden stukken).
==============================================================
De
bevindingen.
- Uit de
aanvraag en de vergunde afvalcategorieën blijkt dat het bij Essent aangeboden
afvalhout inderdaad CCA-hout kan bevatten. Een deel van dit verduurzaamde hout
zal niet als zodanig worden herkend omdat het bijvoorbeeld is overgeschilderd.
Handhaving van voorschrift B.7 is daardoor in de praktijk
problematisch.
- In de
vergunning staat dat de kwaliteit van de baggerspecie moet worden vastgesteld
volgens de regeling vaststelling klasse-indeling onderhoudsspecie van het
Ministerie van VROM. Met de in deze regeling beschreven methodiek kan echter
niet worden bepaald of er sprake is van gevaarlijk afval. Indien er sprake is
van baggerspecie klasse 4, zal dit nader moeten worden onderzocht. De
vergunning mist echter een voorschrift waarin staat op welke wijze dit moet
gebeuren.
- De in de
aanvraag beschreven acceptatieprocedure is te algemeen om te kunnen waarborgen
dat geen gevaarlijk afval wordt geaccepteerd.
- De in voorschrift B1 t/m B5 bedoelde
schriftelijke acceptatieprocedure is geen garantie dat gevaarlijk afval zal
worden herkend. Dit is
afhankelijk van de wijze waarop het bedrijf invulling gaart gegeven aan de
verschillende onderdelen die in de richtlijn zijn
beschreven.
==============================================================
Met dit onafhankelijke advies van Stichting Advisering
bestuursrechtspraak is vast komen te staan dat het mee te vergassen sloophout en
RWZI-slib gevaarlijk afval bevat. Het gaat bij o.a. met arseenzuur en
chroomtrioxide geïmpregneerd hout om gevaarlijke afvalstoffen in de zin van de
richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen. Aangezien het deels
dergelijke afvalstoffen betreft, is richtlijn 94/67/EG betreffende de
verbranding van gevaarlijke afvalstoffen van toepassing.
Hiermee is vast komen te staan dat de vanaf 17 oktober
2000 tot 1 januari 2004 gedoogde activiteiten met de op 25 maart 2002
ingediende aanvraag om een Wm-vergunning nooit en te nimmer kunnen worden
gelegaliseerd. Dit omdat Nuon Power Buggenum B.V. voor het meevergassen van dit
gevaarlijke afval op 25 maart 2002 geen Wm-vergunning heeft
aangevraagd.
Feiten 4,
5 en 6.
In
het in geding zijnde besluit schrijven Gedeputeerde Staten letterlijk het
volgende:
-
de milieuhygiënische gevolgen van de proeven leiden
niet tot een toename van de emissies naar de omgeving (zie blz. 4, regel 22 en 23 van
onderen).
Een dergelijk 'leugen' kunnen Gedeputeerde Staten nooit
staande houden. De gehele vergunning is juist gebaseerd op het vergund krijgen
van hogere emissies bij het meevergassen van afval waaronder gevaarlijk afval.
(zie stuk VII behorend bij onze bij
brief van 12 september 2003, nader toegezonden stukken).
In
het in geding zijnde besluit schrijven Gedeputeerde Staten letterlijk het
volgende:
-
De mee te vergassen brandstoffen achten wij qua
samenstelling vergelijkbaar met steenkool. Het is niet aannemelijk dat de
proeven leiden tot andere gevaarsaspecten dan die welke optreden bij de inzet
van steenkool. (zie blz. 3, regel 3 t/m
6 van boven).
Ook dit 'leugen' kunnen Gedeputeerde Staten nooit
staande houden. In dit afval (secundaire brandstof) mag enkel en alleen al de
concentratie aan zware metalen, afhankelijk van het soort metaal maar liefst
21 tot 1471 maal hoger zijn dan gemiddeld in kolen aanwezig is. (zie bijlage 2 achter ons bezwaarschrift
van 5 juli 2003)
.
Op andere chemische stoffen als PAK's; Pentachloorfenol,
Boorzuur, Lindaan, Bifluoride, Nafthaleen, Acenafthyleen, Acenaafteen, Fluoreen,
Fenantreen, Anthraceen, Fluorantheen Pyreen, Benza(a)anthraceen, Crhyseen,
Benzo(j)fluorantheen, Benzo(b)fluorantheen, Benzo(k)fluorantheen,
Benzo(a)pyreen, Debenzo (a,h)antraceen, Benzo(g, h, i)peryleen, Indeno (1, 2, 3,
cd)pyreen, e.d., waarvan de meeste uiterst giftig en kankerverwekkend zijn wordt
gemakshalve maar niet gemeten. Dit ondanks de wetenschap dat die in hoge
concentraties in sloophout kunnen voorkomen. Gedeputeerde-Staten moeten hierbij
hebben gedacht 'niet meten' is 'niet weten'. Wanneer de omwonenden van de Willem
Alexander Centrale daarvan later massaal ziek worden dan kunnen Gedeputeerde
Staten 'struisvogel' spelen. Gedeputeerde Staten van Limburg vergissen zich
daarbij in een ding en dat is: 'ook struisvogels worden hiervan
ziek'.
In
het in geding zijnde besluit schrijven Gedeputeerde Staten letterlijk het
volgende:
-
Het verlenen van deze gedoogbeschikking
vinden wij gerechtvaardigd gelet op de milieuwinst (minder CO2-emissie, besparing
op fossiele brandstoffen en het
voorkomen van het storten van afval) en gelet op de geringe
milieugevolgen.
Ook dit 'leugen' kunnen Gedeputeerde Staten nooit in
stand houden. Het getuigt van vooringenomenheid van Gedeputeerde
Staten door het milieuverlies (meer
emissie aan giftige kankerverwekkende stoffen, meer giftig kankerverwekkende
stoffen in vliegas, cement, beton, asfalt, stenen e.d.) te verzwijgen. Dit
ondanks de wetenschap dat dit milieuverlies de gehele Nederlandse bevolking op
de langere termijn vergiftigd en uitroeit. Dat het verantwoordelijke bestuur van
Gedeputeerde Staten hieraan bewust voorbij gaat getuigt van vooringenomenheid,
blindheid en geen respect voor het menselijk leven.
Hiermee is vast komen te staan dat de vanaf 17 oktober
2000 tot 1 januari 2004 gedoogde activiteiten met de op 25 maart 2002
ingediende aanvraag om een Wm-vergunning nooit en te nimmer kunnen worden
gelegaliseerd.
Breng vóór 15 oktober 2003 uw
advies uit aan Gedeputeerde Staten van Limburg.
Gedeputeerde Staten van Limburg gebruiken de volgende
techniek/tactiek: Bij besluit van 17 oktober 2000 geven Gedeputeerde Staten een
eerste gedoogbeschikking af voor het meevergassen van afval (zie bijlage). Daarna geven zij een
2e gedoogbeschikking en een 3e gedoogbeschikking af voor
het meevergassen van afval. Zij noemen afval geen afval maar secundaire
brandstof dan kunnen zij die 2e en 3e gedoogbeschikking
'veranderingsvergunningen' gaan noemen, terwijl het voor het meevergassen van
afval gedoogbeschikkingen zijn gebleven. Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State heeft als zodanig geoordeeld en bij uitspraak van 16 april
2003, nummer 200202376/1/M1, de laatste veranderingsvergunning van 12 maart 2002
vernietigt. Ondanks deze wetenschap
geven Gedeputeerde Staten op 20 mei 2003 toch nog een
4e gedoogbeschikking af, zijnde het in
geding zijnde gedoogbesluit.
Al deze opeenvolgende
gedoogbesluiten worden door Gedeputeerde Staten gedurende een korte
termijn afgegeven en wel bewust en wel om de volgende
redenen:
-
dit om steeds te kunnen voldoen aan hun eigen nota
'gedogen van overtredingen van milieu- en
waterstaatsregels'.
-
dit om de behandeling van het beroep daartegen steeds
te kunnen laten beginnen nadat de gedoogperiode is verstreken. Dit met de
wetenschap dat het ingediende beroep daartegen op grond van vaste jurisprudentie
wordt verloren.
Met nadruk
verzoeken wij u aan deze vorm van politieke machtsmisbruik en misdaad niet mee
te werken en vóór 15 oktober 2003 uw advies uit te brengen en in
dat advies te vermelden dat Gedeputeerde Staten van Limburg daarop vóór 1
november 2003 een besluit moeten hebben genomen. Appellanten zullen
daartegen dan beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State en op grond van bovengenoemde nadere motivering de voorzitter
verzoeken om betreffend beroepschrift voor het aflopen van het termijn
op 31 december 2003 te behandelen, waarmee aan deze vorm van bestuurlijke
misdaad voor goed en altijd
een einde komt.
Ongeacht uw advies hebben appellanten besloten om
hiervan op het juiste moment aangifte te doen bij de politie in
Heythuisen. Daarbij zal ook een kopie van deze pleitnotitie worden
overlegd.
Vertrouwende op een eerlijk onafhankelijk advies vóór 15 oktober 2003, tekenen
wij,
Hoogachtend,
Ecologisch Kennis Centrum B.V.
voor deze,
Ing. A.M.L. van Rooij,
directeur.
Bijlage:Uitspraak nr: 200005436/1 van 18 december 2000 van de
voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (6
pagina's).
|