Pleitnotitie Raad van State over het beroepschrift van 3 september 1999, kenmerk: SGW/Gem/24019


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

't Achterom 9a
5491 XD
Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386

AANTEKENEN

Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State,
Postbus 20019,
2500 EA 's-Gravenhage.

Sint Oedenrode, 26 november 2000.

    PLEITNOTITIE

Stichting Groen Wonen Bakel
Appellant,

Tegen:

Burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel
Verweerder.


Ons Kenmerk: SGW/Gem/24019.

Uw nummer: 199902097/1/M2.


Tijdstip hoorzitting 27 november 2000 om 10.00 uur.

    Ontvangen stukken:

  • Ons beroepschrift van 3 september 1999, kenmerk: SGW/Gem/24019. (50 pagina's).
  • Onze bij brief van 12 november 2000 nader toegezonden stukken (131 pagina's).

Wij verzoeken u de inhoud van deze stukken volledig, maar dan ook echt volledig te betrekken in uw beslissing.

De feiten zijn:

Artikel 8:25 lid 1 onder c van de Wet Milieubeheer stelt dat het bevoegd gezag de vergunning geheel of gedeeltelijk kan intrekken indien meer dan drie jaar geen gebruik meer is gemaakt van de vergunning (zie bijlage 1).

Een vaststaand feit is dat de Gebr. van de Waardenburg zijn inrichting op 31 maart 1998 nog in werking had (zie bijlage 2).

Ons verzoek om bestuursdwang is van 24 januari 1999. Dit betekent dat 24 januari 1999 de peildatum is. Op de peildatum van 24 januari 1999 hadden de gebr. van de Waardenburg ten hoogste 10 maanden geen gebruik gemaakt van haar milieuvergunning. In gevolge artikel 8:25 lid 1 onder c van de Wet Milieubeheer kan het bevoegd gezag pas overgaan tot het intrekken van de milieuvergunning indien meer dan drie jaar geen gebruik meer is gemaakt van de vergunning.

Hiermee is vast komen te staan dat de milieuvergunning van 13 augustus 1991, en de daarbij behorende voorschriften, ten tijde van de peildatum van 24 januari 1999 van kracht was en nog steeds van kracht is. Een vaststaand feit is dat de in geding zijnde locatie tot 1948 bosgrond was en het derhalve ging om multifunctionele grond.

Een vaststaand feit is de Gebr. van den Waardenburg vanaf 1948 tot 1 april 1998 ter plaatse daadwerkelijk een bedrijf heeft gerund en de verontreinigingen het gevolg zijn van deze bedrijfsactiviteiten. Het verontreinigen van betreffende bedrijfslocatie heeft derhalve tot 1 april 1998 voortgeduurd. Hier is geen speld tussen te krijgen. Het gaat dus om een verontreiniging die (grotendeels) is ontstaan na 1975 en na 1987. Ook hier is geen speld tussen te krijgen.

Op grond van deze gegevens waren burgemeester en wethouders der gemeente Gemert-Bakel wettelijk verplicht om op ons dwangsomverzoek van 24 januari 1999 positief te beschikken en de Gebr. van den Waardenburg met het opleggen van een dwangsom te dwingen tot multifunctionele sanering van de in geding zijnde locatie. Burgemeester en wethouders (hierna: B en W) waren echter belangenverstrengeld met de Gebr, van den Waardenburg (zie bijlage 3).

  • Juist deze belangenverstrengeling is er de oorzaak van dat B en W bij besluit 22 juli 1999 hun besluit van 1 maart 1999 hebben herroepen en in dat besluit een nieuw afwijzend besluit hebben genomen op ons verzoek van 24 januari 1999. Ingevolge artikel 18:16 van de Wet milieubeheer hadden B en W uiterlijk binnen vier weken, en derhalve vóór 22 februari 1999, een besluit moeten nemen op onze aanvraag van 24 januari 1999. Het maximaal wettelijke termijn hebben zij hiermee met maar liefst 21 weken overschreden.

  • Juist deze belangenverstrengeling is er de oorzaak van dat het waterschap De Aa, onder voorzitterschap van Ir. A.J.A.M. Segers (is tevens voorzitter van de unie van waterschappen), bij besluit van 5 augustus 1999 (nr. 99020521) aan de Gebr. van den Waardenburg een gedoogbeschikking hebben afgegeven om tot 1 januari 2000 verontreinigde grondwater via een werk te lozen in het oppervlaktewater. Niemand mocht dit weten. Om die reden werd deze gedoogbeschikking niet in de huis- aan huisbladen gepubliceerd en ook niet toegezonden aan appellant. Dit om te voorkomen dat daartegen bezwaar werd aangetekend. Als bewijs hiervoor zie uitspraak no. 199903873/1 van 25 januari 2000 van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • Juist deze belangenverstrengeling is er de oorzaak van:
    • dat voorafgaande aan het verkennend bodemonderzoek geen historisch onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij de buurtbewoners rondom betreffende locatie om informatie is verzocht over de bodemverontreinigde handelingen die in het verleden door de Gebr. van de Waardenburg zijn verricht. Dit om te voorkomen dat gericht naar bodemverontreinigingen werd gezocht. Dit is in strijd met de Wet bodembescherming.

    • dat deze ene sterke locatie werd opgesplitst in twee gevallen van bodemverontreinigingen, te weten de bovengrond en de ondergrond. Dit met de bedoeling de verontreinigingen aan de bovengrond weg te halen en de verontreinigingen in de ondergrond te laten zitten. Op deze manier wordt de gebr. van de Waardenburg (vervuiler) geholpen met het overhevelen van sterk verontreinigde ondergrond naar de toekomstige bewoners, die op betreffende locatie een nieuw huis bouwen. De financiële schade en gezondheidsschade als gevolg daarvan zullen deze toekomstige bewoners moeten betalen. De echte vervuiler de gebr. van de Waardenburg gaat daarbij vrijuit. Ook dit is in strijd met de Wet bodembescherming.

    • dat naar de verspreiding van deze sterk verontreinigde ondergrond geen horizontale en verticale inkaderingsonderzoeken zijn gedaan en er ook geen saneringsonderzoek heeft plaatsgevonden. Ook dit is in strijd met de Wet bodembescherming.

  • dat Gedeputeerde Staten van Noord Brabant de door appellant bij brief van 27 mei 1999 ingediende bedenkingen bij besluit van 21 december 1999 zonder ook maar enige inhoudelijke motivering niet ontvankelijk hebben verklaard. Bij uitspraak nummer 200000657/p01 van 21 augustus 2000 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bovengenoemd besluit van 21 december 1999 van Gedeputeerde Staten (hierna: G.S.) vernietigd en beslist dat G.S. alsnog inhoudelijk een besluit zal moeten nemen op onze bij brief van 27 mei 1999 ingediende bedenkingen. Tot op heden hebben G.S. daarop nog steeds niet beslist.

    Bovengenoemde vorm van fraude bij bodemsanering wordt onder verantwoordelijkheid van de Brabantse milieugedeputeerde Verheijen 'functionele' sanering genoemd. Het is hierbij goed te weten dat dezelfde milieugedeputeerde Verheijen betrokken is in een grote fraudezaak bij bodemsanering rondom het Service Centrum Grond (SCG) waarnaar een groot justitieel onderzoek loopt (bijlage 4). Deze fraude sluit daar naadloos op aan.

  • Juist deze belangenverstrengeling is er de oorzaak van dat de Gebr. van den Waardenburg van burgemeester en wethouders deze sterk verontreinigde bovengrond (gevaarlijk afval) deels heeft mogen afvoeren naar de firma BSN te Weert om het daar als niet gevaarlijk afval te laten verwerken in strijd met het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen (BAGA). Dit alles heeft plaatsgevonden in strijd met de bindende voorschriften uit de nog steeds van kracht zijnde milieuvergunning die op betreffende locatie rust. Burgemeester en wethouders hebben dit toentertijd passief gedoogd. Hiertegen loopt nog een beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder nummer 200004729/1/G3I.

  • Juist deze belangenverstrengeling is er de oorzaak van dat burgemeester en wethouders toestemming hebben verleend voor het bouwrijp maken van betreffende locatie en bouwvergunning hebben verleend voor het oprichten van 23 woningen. Bij uitspraken Awb 00/3486 en Awb 99/6594 van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch zijn de bouwvergunningen voor deze 23 woningen vernietigd (zie bijlage 5).

  • Juist deze belangenverstrengeling is er de oorzaak van dat niet alleen de ondergrond nog sterk verontreinigd is, maar ook nog in de bovengrond voor bijna een ½ miljoen gulden aan asbestverontreiniging zit (zie bijlage 6).

Met vorenstaand feitelijk bewijsmateriaal hebben wij aangetoond dat het idee van 'functionele' sanering enkel en alleen is geboren om milieucriminaliteit te bevorderen. Wij zijn ervan overtuigd dat u als hoogst verantwoordelijk onafhankelijk rechtscollege een dergelijk crimineel handelen niet laat voortduren en in navolging van o.a. de volgende jurisprudentie:

  • uitspraak no. E03.94.1264 van 24 oktober 1995 van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (Bakker, Vos van Gortel, Vis) inzake Van Rooij tegen Gedeputeerde Staten van Noord Brabant.
  • uitspraak nummer H89/0643 van 5 januari 1996 van de Rechtbank 's-Hertogenbosch in een zaak van de Staat der Nederlanden tegen J.J.M. en A.C.M. Schippers te Veldhoven, het bestreden besluit vernietigt en burgemeester en wethouders alsnog verplicht om met het opleggen van een dwangsom van f.100.000,- per dag tot een maximum van f. 4.000.000,- de Gebr. van den Waardenburg te dwingen tot multifunctionele sanering van zijn sterk verontreinigde bedrijventerrein.

Tevens verzoeken wij u burgemeester en wethouders te veroordelen in de proceskosten. Het ingevulde proceskostenformulier vindt u bijgevoegd.


    Hoogachtend,

    ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige Ecologisch Kennis Centrum BV
    Voor deze

    Ing. A.M.L. van Rooij,
    directeur.



Bijlage: Deze pleitnotitie bevat een 6-tal bijlagen bestaande uit 12 pagina's.

    ATTENTIE.

Deze pleitnotitie hebben wij bij de stichting sociale databank Nederland op internet laten plaatsen, websiteadres: www.sdnl.nl/ekc-bw39.htm
Iedereen in Nederland behoort namelijk te weten dat er in Sint Oedenrode deze vorm van miljoenen corruptie afspeelt.