Voorwoord van de Bellamy Stichting in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


                    HOOFDSTUK 8.

Tot nog toe het grootste wonder: de mode onttroond.

'Je zult je helemaal niet kunnen voorstellen, wat een lichamelijk welbehagen en verrukking ik ondervond, nu ik een eind heb gemaakt aan die afschuwelijke komedie in mummie kleren," riep Edith uit, toen we het huis verlieten. Denk je eens in, dit is de eerste keer dat we samen wandelen."

'Je vergeet zeker, dat we vaak samen uit zijn geweest," antwoordde ik.

'Wel samen uitgeweest, maar gewandeld hebben we niet. Ten minste ik heb niet gewandeld. Ik weet niet, wat de logische term zou zijn voor de wijze waarop ik me over de grond bewoog in deze zakken, maar gewoon lopen was het niet. De vrouwen uit jouw dagen hadden zich van kindsbeen af geoefend, zich zo voort te bewegen en hadden er ongetwijfeld handigheid in gekregen, maar ik heb van mijn leven nooit rokken gedragen, behalve bij een paar toneelvoorstellingen. Het was het ergste wat ik ondervonden heb en ik twijfel of ik je ooit weer zo zal ontzien. Ik sta er versteld van dat je niet gemerkt schijnt te hebben, hoe ik er onder heb geleden."

Maar of ik gewend was aan de gang van vrouwen, die door hun draperieën belemmerd waren, waardoor ik niets ongewoons gezien had in Edith's lopen, als we vroeger samen uit waren, nu was de veerkrachtige gratie van haar houding en haar elastische stevige stap, toen ze zich naast mij voortbewoog, een openbaring voor me en ik dacht met verrukking hoe heerlijk het was zo'n sportieve kameraad te hebben.

De bijzonderheden te vertellen, die ik die morgen op mijn rondgang door de fabrieken van papierverwerking gezien heb, zou een oude geschiedenis zijn voor mijn lezers van de eenentwintigste eeuw. Wat een veel grotere indruk op mij gemaakt heeft, dan de vindingrijkheid en verscheidenheid van de mechanische toepassingen, dat waren de werkers en de omstandigheden waaronder zij werkten. Het is niet nodig, dat ik aan mijn lezers vertel, hoe de grote fabrieken tegenwoordig zijn: hoge luchtige ruimten met muren, waarop prachtige tekeningen in tegels en metaal, gemeubileerd als paleizen, met alle gerieven, met bijna geruisloze machines en de mogelijke gevaren van het werk door geniale uitvindingen, tot een minimum teruggebracht. Ook hoef ik niet de vorstelijke werkers te beschrijven in deze nijverheidspaleizen, de sterke en mooie mannen en vrouwen, met hun verfijnde en beschaafde gezichten, die hun zelfgekozen taak vervullen met de geestdrift van artiesten, terwijl ze schoonheid aan nuttigheid verbinden: jullie allemaal weten, wat tegenwoordig de fabrieken zijn. Ongetwijfeld vindt u, dat er geen enkele bijzonder aangenaam of geriefelijk is, omdat u uw leven lang daaraan gewend bent. Ongetwijfeld worden ze op alle manieren bekritiseerd en worden tekortkomingen gevonden, die verbeterd moeten worden, want zo is nu eenmaal de menselijke natuur. Maar als u wilt weten, hoe ze mij voorkomen, sluit dan uw ogen een ogenblik en tracht u voor te stellen, hoe meer dan honderd jaar geleden onze katoen-, wol- en papierfabrieken werkten. 
Stel u voor, lage ruimten, met ruw en vuil timmerhout overdekt en omringd door kale witgekalkte bakstenen muren. Verder, de vloer zo opgevuld met machines, dat er nauwelijks ruimte voor de arbeiders over is, om zich tussen de vliegende stalen armen en klauwen door te wringen, zodat één verkeerde beweging, dood en verminking betekende. Verbeeldt u dan de atmosfeer, gevuld met een mengsel van oliestank en bedorven lucht, uitwasemingen van ongewassen mensenlichamen en vuile kleren. Denk verder eens aan het voortdurend lawaai en gekletter van machines als het gieren van een wervelstorm. Maar deze waren alleen de stoffelijke omstandigheden van het schouwspel. Sluit uw ogen nog eens en ziet wat ik graag zou willen vergeten ooit gezien te hebben. Onophoudelijk kijvende vrouwen met bleke holle wangen, met wezenloze gezichten, gevoelloos behalve voor de druk van de armoede, met gescheurde, grauwe, smerige kleren en niet alleen vrouwen, maar hopen kleine kinderen met verschrompelde gezichtjes en in lompen gehuld. Kinderen nauwelijks van de moederborst gespeend met broze beenderen.
Edith stelde me aan de vrouw, die hoofdopzichter was, voor van één van de fabrieken, een mooie vrouw van ongeveer veertig jaar. Ze leidde ons allervriendelijkst rond, mij van alles tonende en verklarende. Ze stelde er veel belang in te horen wat ik van de moderne fabrieken dacht en wat de punten van verschil waren, met die van vroeger. Natuurlijk vertelde ik haar, dat ik veel meer onder de indruk was van de veranderingen in de toestand van de werkers dan van alle nieuwe technische toepassingen.                                         
'Ach ja, natuurlijk moest u dat wel zeggen," zei ze "dat was zeker het grote verschil,  hoewel de tegenwoordige omstandigheden zo vanzelfsprekend zijn, dat men haast zou vergeten, dat ze niet altijd zo waren. Wanneer de werkers zelf vaststellen, hoe het werk gedaan moet worden, dan is het geen wonder dat de omstandigheden op zijn aangenaamst zijn. Aan de anderen kant, wanneer de privé kapitalisten, die niet zelf werkten, toch bepaalden hoe het werk gedaan moest worden, dan is het niet te verwonderen dat de toestanden in de industrie zo slecht waren. Vooral met het oog op de concurrentie, werden de kapitalisten gedwongen zo veel mogelijk uit de werkers te halen, met de geringste kosten."                                                        "Begrijp ik het goed", vroeg ik, "dat de werkers in elk beroep voor zich zelf de voorwaarden van hun bijzondere bezigheid regelen?"
'Wel nee, het eenheidskarakter van onze industriële administratie is de grondgedachte ervan, zonder deze gedachte zou ze onuitvoerbaar worden. Als de leden van elk beroep toezicht zouden houden op hun voorwaarden, zouden zij het dadelijk op een zelfzuchtig manier en in strijdig met het algemeen belang doen, en evenals uw privé kapitalisten proberen zoveel mogelijk te krijgen en zo weinig mogelijk te geven. En niet alleen zou iedere aparte klasse van werkers in de verleiding komen zo te handelen, maar elke onderafdeling in dezelfde klasse zou onmiddellijk op dezelfde wijze te werk gaan, zodat de eenheid van het industriestelsel verloren zou gaan en we de kapitalisten uit de dode zouden moeten opwekken, om ons te hulp te komen. Toen ik zei, dat de werkers de voorwaarden van hun werk zelf regelen, toen bedoelde ik dat de werkers dit doen als één geheel, d.w.z. als het volk, dat tegenwoordig uit werkers bestaat. De regeling en de onderlinge aanpassing van de omstandigheden van de verschillende takken van het industriestelsel worden geleid door het algemeen bestuur. Tegelijkertijd echter wordt de regeling van de arbeidstoestanden in alle beroepen in werkelijkheid, hoewel indirect gecontroleerd door de werkers in dat beroep, door het recht dat wij hebben onze bezigheid te kiezen en ze te verwisselen, geregeld. Niemand zal een werkkring kiezen, waarvan de toestanden onbevredigend zijn en daarom moeten zij niet alleen bevredigend worden gemaakt, maar ook bevredigend worden gehouden."

Toen we in de fabriek waren, werd het middag en ik inviteerde de hoofdopzichter en Edith, om met mij te gaan lunchen. Ik wilde eigenlijk de zekerheid ondervinden van de bruikbaarheid van mijn nieuw ontvangen kredietkaart. Toen we aan ons tafeltje zaten in de eetzaal, zei ik: "Naar één ding, wat uw modern kostuum betreft, ben ik nieuwsgierig. Wilt u mij zeggen door wie en wat wordt de mode bepaald?"

'De Schepper schrijft het model voor, dat nu over het algemeen gevolgd wordt," antwoordde Edith.
'En welk is dat dan."
'Het model van ons lichaam," was haar antwoord.
'Ja, voor wat de tegenwoordige kostuums betreft, maar toch is dat nog geen antwoord op mijn vraag. Aangenomen dat de kleding volgens een algemene standaard wordt gemaakt, dan zijn er toch duizend verschillende bijzonderheden met mogelijke afwisseling in stijl, vorm, kleur, stof enz. Nu denk ik, dat het maken van kostuums evenals alle andere industrieën, als een publieke zaak onder collectief bestuur wordt verricht, niet waar?"

'Zeker. De mensen kunnen natuurlijk hun eigen kleding maken, als ze dat willen, net als alle andere dingen, maar het zou een grote verspilling van tijd en energie zijn."

'Nou goed, de kleren die de fabriek aflevert moeten volgens een of ander bepaald ontwerp of meer ontwerpen worden gemaakt.
In mijn tijd werd het vraagstuk van het ontwerpen van de kleding bepaald door hen, die de toon aangaven in de voorname wereld, door modetijdschriften en voorschriften uit Parijs. In alle geval werd het voor ons vastgesteld en wij hadden alleen te gehoorzamen. Ik zeg niet, dat ik dat alles nu zo goed vond, integendeel, ik vond het afschuwelijk, maar wat ik wil weten is hoe gaat dat nu bij jullie? Ik denk niet dat er mensen zijn, die op dat gebied de toon aangeven, ook denk ik niet dat er modebladen zijn of voorschriften uit Parijs. Wie bepaalt dan wat men dragen zal?"
'Dat doen wij zelf," antwoordde de hoofdopzichtster.
'U bedoelt zeker, dat het gezamenlijk door democratische methoden wordt bepaald. En inderdaad, wanneer ik om me heen kijk in de eetzaal en de afwisseling en de schoonheid van de kostuums zie, dan moet ik toegeven dat het resultaat van uw systeem bevredigend schijnt. Toch zou het bij de grootste voorstander van de democratie vaststaan, dat wat van de meerderheid van stemmen betreft, men zich niets moest aantrekken van de uitslag op het gebied van de kleding. Ik geef toe dat het juk van de mode, waaronder we gebukt gingen, zeer bezwaarlijk was en toch was het een feit dat we het, als we moed genoeg hadden en sommigen hadden moed, konden trotseren. Maar als de stijl van kleding door het bestuur wordt vastgesteld en er alleen volgens enige voorschriften gefabriceerd wordt, dan moet u of de smaak volgen van de meerderheid, of in bed blijven. Waarom lacht u? Is het dan niet zo?"
'Wij lachten," antwoordde de hoofdopzichtster, "om een vergissing van u. Toen ik zei dat wij de kwestie van kleding zelf regelden, bedoelde ik niet dat we dat collectief deden; of bij meerderheid van stemmen, maar individueel, ieder voor zich."

'Maar ik zie niet in, hoe u dat kunt," hield ik vol. "Het is het werk van de regering, om goederen voort te brengen en ze in kleding om te zetten. Houdt dat niet feitelijk in het toezicht op of aanwijzing in hoe men zich kleden zal?"
'Lieve hemel nee," riep de hoofdopzichtster uit, "het is duidelijk mijnheer West, zoals de geschiedenis getuigt, dat een handeling van de regering in uw dagen een eigenmachtige bijbetekenis had, die zij nu niet meer heeft. De regering is nu, wat het in naam was in het Amerika van uw dagen: de dienaar, het werktuig, het gereedschap, waarmee het volk uiting geeft aan zijn wil terwijl ze zelf zonder wil is. De volkswil komt op twee wijzen tot uiting met betrekking tot twee duidelijk verschillende gebieden. De eerste uiting van de volkswil is collectief, door meerderheid van stemmen. Zij betreft en omvat de gezamenlijke en onderlinge belangen. Zoals de grote economische- en staatkundige aangelegenheden van de gemeenschap. De tweede uiting van de volkswil is de persoonlijke van elk individu afzonderlijk, tot bevordering van zijn particuliere aangelegenheden. De regering is in geen geval meer de dienaar van de collectieve wil, wat de gezamenlijke belangen van de gemeenschap betreft, dan van de wensen van het individu in persoonlijke kwesties. Zij is tegelijkertijd de hoogste vertegenwoordigster van iedereen in algemene aangelegenheden en ieders zaakwaarnemer, boodschappenjongen en factotum voor alle persoonlijke doeleinden. Niets is haar te hoog of te laag, te groot of te klein, om voor ons te doen.

De afdeling voor kleermakerij heeft haar uitgebreide voorraden, artikelen en inrichting ter absolute beschikking voor de invallen van elke man en elke vrouw in het land. U kunt naar een van de magazijnen gaan en daar elk kostuum bestellen, waarvan een historische beschrijving bestaat, vanaf de dagen van Eva tot gisteren. Of u kunt een ontwerp voor een fonkelnieuw kostuum, dat u zelf verzonnen heeft, geven, terwijl u daarbij elk materiaal aangeeft, dat tegenwoordig  te krijgen is en het zal u in minder tijd thuis bezorgd worden, dan ooit een negentiende eeuw's kleermaker in staat zou zijn geweest te doen. Terwijl we hier over spreken, zou ik heus willen, dat u eens onze kleermakersmachines in werking zag. Onze papieren kleding is natuurlijk zonder zomen en worden helemaal machinaal gemaakt. Het toestel is volgens iedere maat verstelbaar en terwijl u er naast staat te kijken, komt er een kostuum voor u pasklaar te voorschijn. Er zijn natuurlijk enige stijlen en modellen, die over het algemeen in de smaak vallen en de magazijnen hebben ze in voorraad. Maar dat is alleen voor het gemak, van de mensen, niet het gemak van de afdeling, die er altijd op uit is, aan de wens van elke burger te voldoen en alles wat besteld wordt, in de kortst mogelijke tijd te bezorgen."
'Op die manier kan iedereen de mode vaststellen," zei ik.
'Iedereen kan het proberen, maar of het navolging zal vinden, hangt er vanaf, of het werkelijk iets goeds en nieuws heeft, wat nut, gemak en schoonheid betreft, anders zal het zeker geen mode worden. De populariteit van zo'n mode is precies evenredig aan de verdienste, die de publieke smaak er in erkent. Zo ongeveer alsof het een uitvinding was op werktuigkundig gebied. Als een nieuw idee in kleding enige verdienste heeft, vindt het onmiddellijk navolging. Want ons volk is er zeer op gesteld, dat de persoonlijke schoonheid door de kleding verhoogd wordt. Als men oordeelt, dat een mode een zekere mate van stijl vertegenwoordigt, zoals in uw tijd het geval was, zijn wij er op uit, om te onderzoeken, of zij een of andere nieuwigheid, charme in kleur en vorm brengt. Onze manier van kleden verschilt naar het schijnt van de uwe, door de grote afwisseling, die ze te zien geeft. Uw klederdrachten veranderden voortdurend volgens de voorschriften van de mode, maar omdat er in een gegeven tijd slechts één mode geduld werd, had men bij u een achtereenvolgende en geen gelijktijdige afwisseling zoals bij ons. Ik verbeeld me dat deze eentonigheid van stijl, die als ik het goed begrijp, zelfs in maaksel,  kleur en vorm dezelfde was, uw grote bijeenkomsten een neerdrukkende uitwerking van gelijkvormigheid gegeven moet hebben."
'Dit gaf men in mijn tijd feitelijk volkomen toe," antwoordde 'ik. "De artiesten waren de vijanden van de mode, evenals alle andere verstandige mensen, maar het was vruchteloos zich er tegen te verzetten. Als ik nu naar de negentiende eeuw zou terugkeer en om te vertellen van alle veranderingen, die hebben plaats gevonden zou ik met niets op mijn tijdgenoten zo'n diepen indruk maken dan met het feit, dat u de scepter van de mode hebt gebroken. Dat er niet langer eigenmachtige voorschriften in kleding worden erkend en dat geen mode enige populariteit kan hebben door de erkenning van persoonlijke verdienste. Dat de meeste van de andere jukken, die de mensheid drukten eens verbroken zouden worden, geloofden de meest hoopvolle onder ons, maar wat het juk van de mode aangaat, verwachtte niemand dat we daar ooit van bevrijd zouden worden, behalve misschien in de hemel." 
'De heerschappij van de mode, zoals het in onze historische boeken heet, scheen mij altijd één van de meest onbegrijpelijke dingen in het oude stelsel," zei Edith. "Men zou zeggen, dat er de één of andere grote macht achter stond, om zo'n verachtelijke onderwerping af te dwingen onder zo'n tiranniek gezag. En toch schijnt er nooit enig geweld bij te pas te zijn gekomen. Zeg Julius wat voor geheim schuilt daar achter?"
'Vraag me er niet naar," protesteerde ik. "Het scheen of we door de één of andere macht betoverd werden. Niemand beweerde te weten, waarom we handelden zo als we deden. Kunt ons niet vertellen," voegde ik er bij, mij tot de hoofdopzichtster wendend, "hoe de moderne diagnose luidt van onze mode?"
'Daar u een beroep op mij doet," antwoordde ze, "kan ik zeggen, dat de historici de heerschappij van de mode in uw eeuw verklaren als het natuurlijke gevolg van de heersende economische ongelijkheid in een gemeenschap, waarin strenge kaste afscheiding niet meer bestond. Het kwam door twee oorzaken. De wens van de grote hoop de hogere klasse na te bootsen en de wens van de hogere klasse zich tegen die nabootsing te beschermen en een afzonderlijk voorkomen te bewaren. In vroegere tijden en landen, waar klasse en kaste hetzelfde was, bepaald door gezag en ijzeren gewoonten, had elke kaste haar afzonderlijke kleding, waarvan het verboden was na te volgen door een andere kaste. Zo was de wijze om zich te kleden blijvend. Met de opkomst van de democratie werd de wettelijke bescherming van klasse onderscheiding afgeschaft, terwijl toen nog de ongelijkheden in sociale rangen bleven bestaan door het voortduren van de economische ongelijkheden. Het was nu iedereen geoorloofd de hogere klasse na te bootsen, om ten minste de schijn te hebben net zoveel waard te zijn. Geen nabootsing was zo natuurlijk en gemakkelijk, als de kleding. Voor alles werkte de maatschappelijke eerzucht deze nabootsing in de hand. Ook werden zij, die zich minder aanmatigden, genoodzaakt hun voorbeeld te volgen, om een schijnbare erkenning van hun maatschappelijke minderwaardigheid te vermijden. Tot ten slotte zelfs de wijzen de menigte moesten volgen en zich aan de mode aanpasten, om niet te veel op te vallen door een ongewone verschijning."
'Ik begrijp," zei Edith, "dat men er door de maatschappelijke wedijver toe kwam, de rijke en hogere klasse na te bootsen en hoe op deze wijze de mode ontstond. Maar waarom werd zij zo vaak verwisseld, omdat dit toch vreselijk veel kosten en last met zich meebracht?" "De reden daarvan was," antwoordde de hoofdopzichtster, "dat dit het enige middel was van de hogere klasse, om aan hun navolgers te ontkomen en hun afzonderlijke klederdracht te bewaren, door voortdurend nieuwe modes aan te nemen, om ze weer voor nieuwe te laten varen, zodra ze nagevolgd waren. Gelooft u niet, mijnheer West, dat deze verklaring klopt met de feiten, die u hebt waargenomen?"
'Absoluut," antwoordde ik, "alleen moet daaraan worden toegevoegd, dat de veranderingen in de mode voor een groot deel ook ingegeven en bevorderd werd door de op eigen voordeel beluste industrie en handelslui, die de stoffen voor de kleding en de voorwerpen die daarbij behoorden, leverden. Elke verandering, die vraag schiep naar nieuwe stoffen, en de stoffen die in gebruik waren ouderwets maakten, was weer goed voor hun handel. Hoewel, als de kooplui het ongeluk hadden door een plotselinge verandering in de mode overrompeld te worden en met hun goederen bleven zitten, dit hen meestal ruïneerde. Veranderingen in de mode gingen vaak gepaard met verliezen van deze soort. Bovendien was er ook een mode in veel andere dingen, naast de kleding."
'Zeker," zei de hoofdopzichtster, "kleding was het bolwerk en het voornaamste gebied van de mode, omdat navolging in kleding het gemakkelijkst en het meest in het oog viel. Maar bijna alles, wat behoorde tot de levensgewoonten als eten, drinken, ontspanning, huizen, meubels, paarden en rijtuigen, bedienden: de wijze van buigen en handen geven, de wijze van spijzen tot zich nemen en theedrinken en wat niet al, was aan mode onderhevig, die gevolgd moest worden en veranderde als ze gevolgd was. Het was een droevig, fantastisch geslacht en mijnheer West en zijn tijdgenoten hebben het ten volle erkend. Maar zolang de maatschappij bestond uit ongelijken, zonder sociale blokkades, om navolging te verhinderen, waren de minderen gedwongen de meerderen na te apen en de meerderen gedwongen de navolging zoveel mogelijk te verijdelen, door voortdurend nieuwe middelen te verzinnen, om hun superioriteit uit te drukken."
'In het kort," zei ik, "denkt u dat onze vervelende gelijkvormigheid in kleding en manieren het logische gevolg was, van het gemis aan gelijkheid in omstandigheden."
'Juist," antwoordde de hoofdopzichtster, "omdat men niet gelijk was, maakte men zich ongelukkig en lelijk door te proberen gelijk te schijnen. Het zedelijke kwaad van ongelijkheid was gelijkwaardig aan de lelijkheid van gelijkvormigheid, van uit een artistiek standpunt gezien. Aan de anderen kant schept gelijkheid een atmosfeer, waarin nabootsing niet bestaan kan en rijk is aan originaliteit. Want iedereen handelt uit zich zelf en wint er niets bij door een ander na te doen".

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting

    Statuten van de Bellamy Stichting
    Uittreksel uit het boek van Edward Bellamy
    Een nieuw democratisch bestel n.a.v. het vastlopen van de democratie
    Christmas in the Year 2000
    Henry George, 1839-1897, De profeet van San Francisco
    Lijst van te ondersteunen zaken/onderwerpen, vanaf 08 januari 2006
    Table of contents in English
    The blindmans world (1886)
    To whom this may come (1888)
    With the eyes shut ! (1889)
    De workshops van Stichting Grondvest, Stichting SDN en Bellamy Stichting op het NSF

    Rubrieken bij SDN
    Hoofdstukken overzicht
    Homepage Bellamy Stichting