Brief aan Jacques Wallage: Lenen uitsluitend voor 'investeringen'
en consumptieve uitgaven financieren uit belastingen


Politieke Correspondentie . . . . . SDN homepage

Dr. W.P. Roelofs repliceert Jacques Wallage over beleidslijnen

    Dr. W.P. Roelofs, Soest, 1996.04.30.
    Vosseveldlaan 16,
    3768 GM Soest,
    035-6015473.
    
    
    Aan de heer J. Wallage,
    fractievoorzitter van PvdA in de Tweede Kamer,
    van Tubergenpad 8, - 2012 GX Haarlem.

    
    
      Geachte Heer Wallage,

    Bedankt voor uw brief van 24 april l.l.

    Ik vrees dat onze kijk op de problematiek toch aanzienlijk meer verschilt, dan u suggereert. U spreekt van een "gulden regel" - waarvan ik meer heb gehoord, maar waarin ik totaal niet geloof - "lenen uitsluitend voor 'investeringen'; consumptieve uitgaven financieren uit belastingen".

    Nu de praktijk: "staatsondernemingen" ("public utilities") worden de één na de ander geprivatiseerd. Dit consequent doorgedacht: de staat heeft geen reëel kapitaal meer; alle wegen worden tolwegen, particuliere ondernemingen; de hele infrastructuur wordt geprivatiseerd. Wat blijft er dan nog over voor de staat om te doen? Te zorgen, dat tegenover de stroom inkomen van arm naar rijk ("inkomen uit vermogen") een omgekeerde stroom komt, via de staat, van rijk naar arm. Aangezien dat zeker niet zal lukken door middel van belastingen, zal het moeten plaatsvinden via "leningen", "leningen voor consumptieve doeleinden"!

    Bovendien leidt "economische groei", alias: toeneming van het BNP, allang niet meer tot meer "welvaart" of "welzijn" of "behoeftebevrediging" (Wouter van Dieren ), en "economische groei" is zo zoetjes aan "ecologisch" niet meer te verteren, en kan, anders dan de groei van de staatsschuld, zeker niet onbeperkt doorgaan. We moeten in staat zijn, onze problemen op te lossen zònder verdere economische gróei.

    Een economisch stelsel waarin dat niet kan, is alleen al daardoor veroordeeld en dient plaats te maken voor wat beters. (U zult zich kunnen voorstellen, wat ik vind van politici die menen het van de economische groei te moeten hebben.)
    Als je die zogenaamde "gulden of gouden regel" over boord gooit, is er binnen het - overigens nog steeds verwerpelijke - kapitalisme nog wel ruimte voor iets dat op een oplossing lijkt, maar zoals gezegd: dat vereist ònbeperkt lenen voor cònsumptieve bestedingen.

    Het gaat daarbij niet om terugbetáálcápáciteit. Het gaat de obligatiehouders toch niet daarom, dat de staat-debiteur ten allen tijde in staat moet zijn al z'n uitstaande obligaties gelijktijdig af te lossen; voor hen komt het er slechts op aan, dat ze - plotselinge algemene schaarste daargelaten - hun obligaties à pari kunnen liquideren door ze te verkopen aan iemand die ze op dat ogenblik wenst te kopen. Die obligaties fungeren als vermogensbestanddelen. We spreken weliswaar van "vorderingen" of "schuldvorderingen", maar dat is slechts een verkeerde benaming. De obligatiehouder heeft in wezen niets te "vorderen" van de emittent van de obligaties, maar moet netjes wachten tot de tijd is gekomen dat die obligatie inlosbaar is. Wil ie er eerder geld voor krijgen, dan kan ie daarvoor niet bij de emittent terecht, maar moet haar verkopen tegen de marktprijs van het ogenblik, zoals dat ook het geval is bij welk ander vermogensbestanddeel ook, dat ie kwijt wil. Het komt erop neer dat de emittent bepaalt wanneer z'n obligatie inlosbaar is. Daarbij kan hij van "het lot" gebruik maken. De kopers van obligaties - staatsobligaties of andere - weten wat ze doen, weten wat ze kopen. Als ze bovendien mogen inschatten dat - onder normale omstandigheden - zulke obligaties als "redelijk liquide" mogen worden beschouwd, zullen ze graag zulke obligaties als vermogensbestanddelen kopen, zeker als er eigenlijk niets aantrekkelijkers op de markt te koop is.

    Conclusie: Het gaat bij die staatsschuld om een schijnprobleem. Er zou pas een echt probleem komen, als we realiter wezenlijke behoeften van de mensen niet zouden kunnen bevredigen zonder ontoelaatbare écólógische schade aan te richten.

    Uw stuk in de NRC van 3 april 1996 kan ik in het algemeen wel waarderen. U stelt echter: "Er is veel aangelegen de aansluiting bij de EMU niet te missen." en "Daarvoor is een gestage groei voorwaarde." (en die heet "tegen te vallen").

    U hebt het over "de echte bedoelingen van de EMU" (welke zijn dat? U mag het zeggen als u het weet. Maar ik ben er niet gerust op.) Waarom moet mij iets gelegen zijn aan de aansluiting bij de EMU, die een stelletje afzonderlijke ondeugdelijke geldsoorten in Europa vervangt door één enkele, die eveneens niet deugt, en die de noodzakelijke monetaire hervorming politiek alleen maar moeilijker zal maken? En die dan bovendien nog "groei" als voorwaarde zou hebben? Ik geloof niet, dat je wezenlijke structurele problemen kunt oplossen door schaalvergroting. Je moet eerst ontkennen, dat er een structureel probleem is, om van schaalvergroting een oplossing te kunnen verwachten. Aangezien ik ervan overtuigd ben, dat we te maken hebben met een ernstig structureel probleem, is mij aan de EMU niets gelegen, sterker: heb ik daarop een negatieve kijk.

    Ik waardeer het wel, dat u zich bereid toont deze gedachte(n)wisseling serieus voort te zetten.

    Met vriendelijke groet
    w.g. W. P. Roelofs

    P.S. Aangezien het hier om een publieke zaak gaat, neem ik aan, dat u er geen bezwaar tegen heeft, dat deze gedachte(n)wisseling, via Internet, in het openbaar wordt gevoerd.


      Klik voor Wallage's artikel in de NRC