Antecedentenregister RM . . . . SDN homepage . . . . Mijn Pleidooi


    Soest 30-08-01

    A. v. Velsen
    P/a. Soesterbergse straat 6 d
    3768 EH SOEST

    Uw kenmerk; 5111117/01/BSG.. 5118125/01/6

    Onderwerp; Reactie op brief dd. 30 aug 2001

    Aan het Ministerie van Justitie
    Bureau Secretaris- Generaal
    T.a.v. Mr.H.C.J.L. Borghouts.
    P.B. 20301
    2500 E.H. 's-GRAVENHAGE

    Geachte heer Borghouts,

    Eerst ga ik in op Uw reactie op mijn 1e brief van 20 juli jl. Hierbij ging ik in op een aantal punten die onjuist zijn neergelegd in Uw verslag, dit aangaande melde U mijn opmerkingen bij het gemaakte verslag te hebben gevoegd, waardoor ik mag aannemen dat deze door U als terecht zijn aangenomen.

    Dan omtrent mijn 2e brief van 20 juli jl. waarin Uw opmerking ter sprake komt, die inhield dat U er van bent overtuigd dat ik het feit niet heb gepleegd. U bent zo oprecht geweest om tijdens onze bespreking rondborstig te verklaren dat U er van overtuigd bent dat ik het feit niet gepleegd heb. Deze uitlating, waarvan ik stellig overtuigd ben dat die in alle oprechtheid uit het hart van de Secretaris-Generaal van de Justitie is gekomen zet recht wat krom is.

    U geeft aan dat niemand reden heeft om te menen dat ik schuldig ben. U niet, dat weet ik vanwege het hier bovenvermelde. Niet aannemelijk is dat eenieder die ook maar iets van de zaak weet of gehoord heeft tot bestudering van het dossier over zal gaan om de waarheid te achterhalen. Het vinden van de waarheid is door fouten van politie, Justitie, de weigering om aangifte tegen valse aangifte op te nemen en vervolgens na klachten hierover alsnog tot opname over te gaan, ernstig gefrustreerd.

    Ten slotte is de aangifte door de officier ongerechtvaardigd geseponeerd, waardoor aan te nemen is dat de waarheid ongewenst is. Het gaat hier om leugens in een aangifte, bedoeld om iemands leven stuk te maken met 12 jaar of meer gevangenisstraf, en de officier maakt uit eigenbelang en dat van zijn collega's misbruik van machtsoverwicht door te seponeren en aldus de waarheid te verdoezelen.

    Hierin ligt mijn terechte reden om de huidige sepotcode niet te accepteren.Het openbaar ministerie is niet geïnteresseerd in het toegeven van dergelijke fouten. Ik verwijs naar mijn reactie op de brief van de voorzitter van het college betreffende de sepotcode.

    Ook een van de officieren van Justitie, mr. P.G. Blanken heeft zich, zij het in mindere mate uitgelaten met de woorden "persoonlijk denk ik ook dat U het niet heeft gedaan".

    Blz. TA 115 A

    Op grond van bovenstaande mondelinge verklaringen tijdens gesprekken die werden gevoerd om een rechtvaardige oplossing te vinden tussen enerzijds politie en Justitie functionarissen, en anderzijds de vertrouwenspersonen en mijzelf, is de overtuiging geuit die het verschil tussen schuld en onschuld bij de rechter duidelijk zal kunnen maken. De rechter weegt indruk en morele rechtvaardigheid mee in zijn oordeel, ook als onterechte overheidsdaden en een aangifte tegen mij die talloze leugens bevat op een ongerechtvaardigde wijze door de officier van Justitie verdedigd en van tafel geveegd worden.

    Uw opmerking omtrent mijn mogelijkheid tot beklag bij het gerechtshof in den Haag is correct, doch houd tevens in dat de seponering door de officier het aantonen van onschuld onmogelijk maakt. Derhalve is de exclusieve bevoegdheid van de officier van Justitie omtrent de vaststelling van sepotcode, en zijn seponering van de aangifte tegen aangeefster in dit geval misbruik van machtsoverwicht.

    Bewijs welke kon worden verkregen door een oprechte behandeling van de aangifte die ik deed tegen mevr Bover, (waarover ik in mijn eerdere brieven reeds duidelijk was) werd door de officier v. Justitie doelbewust gefrustreerd. Nadat hij inzag dat verder weigeren om de aangifte op te laten nemen niet haalbaar was gaf hij toestemming tot opname hiervan. Vervolgens seponeerde officier mr. H.F. Mos de aangifte tegen mevr Bover, ondanks de vele pertinente leugens hierin, die mij slachtoffer en verdachte deed worden van de vooringenomenheid en ontoelaatbare overheidsdaden door politie en Justitie bedreven.

    Vanwege het gestelde in mijn brief van 22 augustus antwoordde U dat dit verzoek is doorgeleid naar het parket- generaal. Ik hoop dat betreffend antwoord tijdig komt zodat omtrent de door mij genoemde punten duidelijkheid wordt verkregen.

    Het door U en andere functionarissen gebruikte woord "bedreigend" kan gezien mijn acties alleen mogelijke schade van imago en respect betreffen welke ik bewust onder druk zet om de overheid te laten inzien dat zij zo niet mag omgaan met haar onderdanen in een rechtstaat. Niet ik doch politie, Justitie en openbaar ministerie zijn er oorzaak van dat de integriteit van de Justitieorganisatie in haar geheel wordt aangetast, en ik voer een aanvaardbare druk op Justitie uit om het besluitvormingsproces dusdanig te beïnvloeden dat de toekomst mag leiden tot een gerechtvaardigd gebruik van de benaming "rechtstaat", immers hoever en hoe zelfingenomen mag een officier van Justitie gaan in zijn exclusieve bevoegdheden, en hoever mag een integere Justitieorganisatie gaan met het meten met twee maten en bescherming van haar personeel indien zij zich onrechtmatig hebben gedragen of menselijke fouten hebben begaan.

    De mededeling dat de sepotcode gehandhaafd moet blijven, ondanks de motieven die ik aanvoerde betreffende de door de politie gedane handelingen die oorzaak waren dat de zaak aan de officier van Justitie is voorgelegd i.p.v. aan een hulpverlener, heeft de waardes en normen tussen overheid en mijzelf als onderdaan op gebied van justitiële rechtvaardigheid dusdanig doen verschillen dat er aan onderwerping aan het gezag geen sprake meer kan zijn.

    Decadentie in de rechtshandhaving leiden ertoe dat meer en meer werkzame burgers zich onterecht bejegend vinden en derhalve menen dat het "hun tijd wel zal duren". Dit betekend ondermijning van onze nationaliteit en erfgoed en verwordt tot zaaigoed van decadentie en misdaad. Deze gebeurtenissen hebben mij op dit pad gebracht en omwille van mijn eigen volk mag en zal ik niet capituleren voor dit onrecht wat iedere man rechteloos en onverdedigbaar bedreigd.

    Blz. TA 115 B

    Betreffende punt F in Uw brief meen ik dat mijn wens niet begrepen is, er is n.l. niets gewijzigd en zelfs geen sprake van een visum daar de politie weigerde mee te werken aan een visum. Inmiddels heeft de politie dit herzien en kan ik dit binnenkort aanvragen hetgeen in de huidige omstandigheden niet meer relevant is, en heb inmiddels mijn relatie op de hoogte gebracht van de onmogelijke voortzetting van de relatie en komst naar Nederland.

    Wat betreft punt G over de betekenis van code "2" voor Cubaanse autoriteiten blijf ik zoals hierboven genoemd bij mijn standpunten. Door fouten van de politie is het zover gekomen en daar wens ik geen vermelding van in een Justitieel document.

    De nieuwe problemen met de politie hebben weer bevestigd dat de seponering terecht een smet op mijn naam legt. De chef van dienst, de heer Martens deelde mij mede dat er wel degelijk redenen zijn omdat de zaak ten slotte toch naar de officier van Justitie is gegaan, voorbijgaand aan het feit dat dit kwam door de gedragingen van de politie, zoals reeds hierboven geformuleerd.

    De betrokken wijkagent van Spangen waar ik op zeer omstreden wijze door de politie ben gehuisvest, heeft door zijn mededeling dat ik mijn dochter niet meer lastig mag vallen laten zien over meer spierkracht dan hersens te beschikken. Ik verleen alle voor mij mogelijke hulp aan mijn dochter die ook in grote problemen zit door alle gebeurtenissen, zij heeft excuus aangeboden vanwege haar rol in de zaak en daar is de kous mee af. Dat e.e.a. tot stress en allerhande problemen leidt is te verwachten, ik heb geen zeggenschap over hulpverlening aan haar, niet nu en ook niet in het verleden. Door ernstige problemen i.v.m. diefstal uit mijn huis door mijn exgenote en haar familie sta ik niet toe dat die mensen in deze woning komen of mijn leven anderszins beïnvloeden.

    De gespannen en problematische situatie door het niet nakomen van de afspraak gemaakt met de politie over de datum waarop wij de woning konden betrekken waardoor onze verhuis goederen de hele dag in de regen hebben gestaan, de drugs overlast in de woonomgeving, de financiële omstandigheden als gevolg van mijn arrestatie, haar bezorgdheid over mijn situatie en, zoals zij zegt het medelijden met mij werd haar te veel waardoor wij besloten dat het beter was dat zij vertrok.

    Wat betreft het laatste wat U aanhaalt, kom ik weer terug op hetgeen ik reeds talloze malen schreef "hoever kan en mag een overheid gaan na eerst zoveel ontoelaatbare daden te hebben gepleegd dat er van haar slachtoffer niets meer overblijft, tegen alle morele rechtvaardigheid toch door te gaan met zwaar belastende drempels naar voren te schuiven om erkenning en rehabilitatie te voorkomen". Gezien de gebeurtenissen zou het gebaar om wat te herstellen van hetgeen is aangericht door de instanties niet meer dan normaal zijn geweest.

    Hoogachtend,

    A. van Velsen

    Nieuw tijdelijk adres; Mattenessedijk 223 F 3027 BL. Rotterdam.


    Blz. TA 115 C

gepubliceerd bij: St. Sociale Databank Nederland