Hulpofficier van Justitie en Inspecteur Politie H. Oost in Zwolle vindt dat het onmogelijk is om aangifte te doen tegen de Raad voor de Kinderbescherming Directie Oost.
Door ons, MARTENS, JOHN FERDINAND,
hoofdagent Regiopolitie IJsselland, District Midden,
VAN LUTTERVELD, ALBERTUS JAN,
brigadier Regiopolitie IJsselland, District Midden,
wordt het volgende verklaard:
Citaten uit de PV:
Bij de dienstoverdracht vandaag maandag 10 maart 1997, te 15.00 uur, was ons reeds ambtshalve
meegedeeld dat de verdachte vermoedelijk het politiebureau niet wenste te verlaten. Dit in verband met het doen van een aangifte tegen de Raad voor de Kinderbescherming. Hierover had inspecteur H. Oost, als zodanig hulpofficier van Justitie, reeds contact met hem gehad en hem gewezen op de
onmogelijkheid daarvan.
Citaten uit dit PV:
Op dat moment vorderde ik, eerste verbalisant, hem meerdere keren, in ieder geval vaker dan twee keren het bureau van de politie te verlaten. Hieraan voldeed hij echter niet. Ook werd hem gewezen op het gesprek dat eerder die dag had plaatsgevonden tussen hem en voornoemde hulpofficier van Justitie. De verdachte vertelde echter steeds dat hij aangifte wenste te doen tegen de Raad voor de Kinderbescherming. Vervolgens werd hij door verbalisanten en enkele overige aanwezige collegae, het politiebureau uitgezet. Hierbij werd aanvankelijk lichte lichamelijke dwang toegepast waartegen verdachte zich hevig verzette. Hierdoor werd een toename van deze dwang noodzakelijk. Nadat de verdachte zich buiten het politiebureau bevond, maakte hij telkens aanstalten om het politiebureau weer binnen te gaan. Wij verbalisanten zagen dat hij hiertoe telkens in de richting van de toegangsdeur van het politiebureau liep. Hierop werd verdachte aangehouden.
Kinderdieven | Wetteloze praktijken |
Andere tijden | Hoe wordt het raadsrapport geschreven? |
De zaak Admiraal/Vermaas | De zaak J. Zander |
De zaak Jansen/Vermeulen | De zaak J. Hop |