Fax 0320-249174 (Telefoon 0320-223308)
Stichting Jeugd en Gezin Flevoland,
T.a.v. de Interne Klachtencommissie,
De Stelling 13-01,
8232 EL Lelystad.
Ermelo, 4 februari 2000.
Betreft: Klacht.
Geachte secretaris, geachte leden van de interne klachtencommissie.
Hierbij dien ik een klacht in tegen de gedraging en bejegening van
medewerkers van de GVI jegens klager bij de in behandeling (geweest) zijnde
aangelegenheid.
G. van S., Adres, Lelystad.
de vader belast met het gezag
hierna te noemen klager
tegen
GEZINSVOOGDIJ-INSTELLING STICHTING JEUGD EN GEZIN FLEVOLAND
Hierna te noemen de GVI.
In de onderhavige zaak is de minderjarige
J. VAN S.
niet meer onder toezicht gesteld per 11.11.99
tegen de volgende medewerkers van de GVI:
Namen van medewerkers van de GVI, waarbij verzocht wordt om na te gaan of de
initialen kloppen,
waartegen de klachten worden ingediend:
BAKKER H.W.J.
HIELKEMA N.
PHILIPSEN P.
Er
wordt expliciet verzocht om behandeling van klachten door deze Interne
Klachtencommissie conform de Wet op de jeugdhulpverlening. Klager verwijst
naar deze wet. Verzocht
wordt om de klachtafhandeling en hoorzitting zodanig te organiseren en te
plannen dat een beslissing op de klachten binnen zes weken na indiening van de
klachten gerealiseerd kan worden. Verzocht wordt niet te verzoeken om
bundeling en/of over te gaan tot bundeling van ingediende klachten maar op de
ingediende genummerde klachten te horen en te beslissen door de genummerde
klachten gegrond of ongegrond te verklaren. Verzocht wordt het woord
klacht niet te vervangen door een of meer andere woorden bij de afhandeling
van de schrijven. Verzocht wordt om een SPOED klachtafhandeling. Het is niet
in het belang van kinderen en hun ouders als op klachten tegen een GVI niet
binnen zes weken schriftelijk kan worden beslist. Verzocht wordt om een snelle
beslissing
directeur
n.a.v. beslissing interne klachtencommissie?
Verzoek
aan de externe klachtencommissie om de GVI opdracht te geven om afschrift van
het dossierstuk contactjournaal gezinsvoogd tijdig voor de datum hoorzitting
aan deze klachtencommissie en aan de belanghebbenden te overleggen.
Verzoeker verzocht de GVI om afschrift contactjournaal gezinsvoogd aan
verzoeker te verstrekken omdat op grond van het HVRM arrest McMichael ouders
recht hebben op afschrift van alle stukken uit het dossier. Verzoeker heeft
deze nadere informatie in casu het contactjournaal gezinsvoogd nodig om zich
conform 6 EVRM zo goed mogelijk te kunnen voorbereiden.
Dit afschrift contactjournaal gezinsvoogd is aan verzoeker geweigerd.
Het contactjournaal is een onderdeel van het dossier en bevat informatie over
alle contacten en andere informatie van belang voor de belanghebbenden. Indien
aan verzoeker afschrift van het contactjournaal van de gezinsvoogd met opzet
en als gevolg van kartelvorming wordt onthouden dan is er in casu sprake van
een procedurele achterstelling t.o.v. de GVI en een oneerlijk rechtsproces in
strijd met 6 EVRM. Klager krijgt geen en/of onvoldoende tijd en faciliteiten
(afschrift dossierstuk) om zijn verdediging goed te kunnen voorbereiden. Er is
kennelijk een kartelafspraak gemaakt tussen meerder GVI's in Nederland om
afschrift contactjournaal niet aan de belanghebbenden te verstrekken. Afgifte
van het contactjournaal gezinsvoogd de machtspositie van de gezinsvoogd t.o.v.
verzoeker aantast. Er is immers sprake van een geheim dossierstuk waarvan
verzoeker in strijd met 6 EVRM geen afschrift heeft gekregen en daarmee wordt
de verdediging van verzoeker t.o.v. de GVI bijzonder ernstig geschaad.
Bovendien hebben verzoekers er recht op om te weten wat er over hen wordt
geschreven door de gezinsvoogd. Deze kartelafspraak en handelwijze is in
strijd met artikel 6 EVRM. Het is niet in het belang van kinderen als
verzoekers niet over alle stukken kunnen beschikken. De GVI opdracht te
geven tijdig voor de hoorzitting waar dit klaagschrift wordt behandeld aan
deze klachtencommissie en de belanghebbenden schriftelijke informatie namelijk
afschrift van een compleet contactjournaal gezinsvoogd te verstrekken met
betrekking tot de ondertoezichtstelling van de minderjarige(n).
Verzoek
aan de GVI om gratis afschrift van en/of om:
Afschrift compleet PAR rapport m.b.t. de minderjarige?
Afschrift concept rapporten?
Juridische informatie, verloop procedure en toelichting.
In de onderhavige zaak is de minderjarige
J. VAN S.
niet meer onder toezicht gesteld per 11.11.99
De klacht betreft met name de brieven van 19 februari 1999 aan vader en
moeder, de schriftelijke aanwijzingen d.d. 12 februari 1999 en 20 januari 1999
waarnaar in deze brief wordt verwezen. De teamleider de heer Hielkema vestigde
op de hoorzitting provinciale klachtencommissie de aandacht op de brief van 19
februari 1999 en klager heeft deze brieven opgezocht en nagekeken. De
onderstaande klachten worden nu tegen de brief d.d. 19 februari 1999 ingediend
omdat de onderhavige brieven etaleren hoe de GVI tegen de vader tekeer is
gegaan.
Vader word bedreigd met UHP van zijn dochter als hij geen 'klacht
bemiddeling' wilde accepteren en/of de nieuwe omgangsregeling niet wilde
accepteren. Er is sprake van ernstige en verbijsterende
Chantage en agressie tegen een klagende ouder door de GVI.
Klacht 1.
De gezinsvoogd klager ten onrechte heeft uitgenodigd voor een afspraak op
maandag 13 december 1999. In de onderhavige zaak is de minderjarige J. VAN
S. niet meer onder toezicht gesteld per 11.11.99. Er is sprake van
stalking van de gezinsvoogd omdat er juridisch geen OTS meer is.
Klacht 2.
De gezinsvoogd klager ten onrechte heeft uitgenodigd voor een afspraak op
maandag 3 januari
2000. In de onderhavige zaak is de minderjarige J. VAN S. niet meer
onder toezicht gesteld per 11.11.99. Er is sprake van stalking van de
gezinsvoogd omdat er juridisch geen OTS meer is.
Klacht 3.
De gezinsvoogd klager ten onrechte heeft uitgenodigd voor een afspraak op
maandag 7 februari 2000. In de onderhavige zaak is de minderjarige J. VAN
S. niet meer onder toezicht gesteld per 11.11.99. Er is sprake van
stalking van de gezinsvoogd omdat er juridisch geen OTS meer is.
Klacht 4.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S. en
Swier.
Er valsheid in geschrift is gepleegd in de brief van mevrouw S door de
teamleider Hielkema, in casu schrijft Hielkema in zijn brief aan moeder.
Hierbij bevestig ik het met u besprokene op vrijdag 19 februari j.l. Vast
staat immers dat moeder uit dit gesprek is weggelopen dus kan de inhoud van de
weergave zoals verwoord in deze brief niet conform met de moeder zijn
besproken. Daarbij kwam moeder 18 februari 1999 na een suïcide poging uit het
ziekenhuis en moest de dag daarop gelijk de confrontatie met de GVI aan
terwijl moeder zwaar onder de medicijnen zat. In de brief staat ten onrechte
niet vermeld dat vader het opnam voor moeder en dat het niet gepast was moeder
in haar situatie op deze manier aan te pakken.
Klacht 5.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
De inhoud van de brief is niet besproken en/of niet conform waarheid
weergegeven. DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE
GVI DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T.
DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN.
Klacht 6.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
Op deze bijeenkomst zijn we bij elkaar in het kader van een bezwaarprocedure
ingediend bij de klachtencommissie door de heer van S.. De heer van
S. was bij dit gesprek eveneens in het kader van een schriftelijke
aanwijzing omdat hij in een eerdere uitnodiging hiertoe verstek had laten
gaan. Klager is van mening de klachtafhandeling conform de Wet op de
jeugdhulpverlening niet voorziet in een aanwijzing om klager te dwingen en
onder druk te zetten om te bemiddelen. Klager is verder van mening dat een
bezwaarprocedure iets anders is dan een klachtprocedure. DE GVI TEN ONRECHTE
DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN
PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN.
Klacht 7.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
De klachtencommissie heeft mij de ruimte gegeven om eerst in een zogenaamd
bemiddelingsgesprek de klachten proberen op te lossen. Het GEDWONGEN
bemiddelingsgesprek is immers in strijd met de Wet op de jeugdhulpverlening.
Op klachten dient binnen zes weken na ontvangst door de interne
klachtencommissie te worden beslist. DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT
BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS
ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN.
Klacht 8.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
Voor de toekomst is het wellicht handig om te weten dat u voordat u een
bezwaar of beroepsprocedure start ook rechtstreeks bij de gezinsvoogd of de
teamleider om een bemiddelingsgesprek kunt vragen. Deze passage is in strijd
met de Wet op de jeugdhulpverlening. Op klachten dient binnen zes weken na
ontvangst door de interne klachtencommissie te worden beslist. DE GVI TEN
ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS
ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU
PLAATSVINDEN.
Klacht 9.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
De heer van S. heeft schriftelijke aanwijzingen gekregen omdat hij
weigerde om rechtstreeks met de gezinsvoogd samen te werken. De motivatie
hiervan is gelegen in de situatie dat het geen contact hebben met de
gezinsvoogd indruist tegen het wezen van de OTS (nl om in samenwerking met de
ouders bedreigingen voor de ontwikkeling van het kind afwenden, wij ons grote
zorgen maakte om J. en vader een belangrijke persoon is (net als moeder).
In een dergelijke situatie zullen wij niet akkoord gaan met het communiceren
via een vertrouwenspersoon zoals een advocaat. DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER
HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN
ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN.
Klacht 10.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
doch hij dient het contact rechtstreeks met de gezinsvoogd aan te gaan. DE GVI
TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER
UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN
ZOU PLAATSVINDEN.
Klacht 11.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
De afgelopen periode bezien vanuit de belangen van J. kenmerkte zich door
spanningen, onzekerheid en onveiligheid. Zowel moeder als vader hebben een
of meerdere perioden gekend waarin zij vanuit overspanning de zorg voor J.
niet aankonden en J. bij de andere ouder onderbrachten. DE GVI TEN
ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS
ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU
PLAATSVINDEN.
Klacht 12.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
J. heeft op verschillende momenten gedragsproblemen laten zien. DE GVI TEN
ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS
ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU
PLAATSVINDEN. Ten onrechte is niet onderbouwd aangetoond waar, wanneer en
welke gedragsproblemen bedoeld worden.
Klacht 13.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
Bovenstaande situatie is erg ingewikkeld en wordt nog ingewikkelder doordat
beide ouders meerdere malen zeer veel moeite hebben getoond met een oplossing
die hier bij zou kunnen passen. DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN
GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN
BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN. Vader heeft steeds
gezegd laat J. maar bij mij wonen als hoofdopvoeder.
Klacht 14.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
De gezinsvoogd werd in toenemende mate slecht betrokken bij de situatie.DE GVI
TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER
UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN
ZOU PLAATSVINDEN. Dit is onjuist vader heeft een hoge telefoonrekening door
steeds vergeefs naar de GVI te bellen zonder dat adequaat hulp werd geboden.
Doelbewust werd de vader in toenemende mate slecht betrokken bij de situatie
om de overgang van de minderjarige naar moeder te bevorderen en mogelijk te
maken. In de december vertelde de gezinsvoogd al dat het beter zou zijn als
de minderjarige bij moeder zou gaan wonen. Vader werd onder een enorme druk
gezet hieraan mee te werken en toen de overdracht een feit was werd de vader
met opzet buiten spel gezet en werd met opzet omgang met de minderjarige
geminimaliseerd. Dit is een bekend beleid bij deze GVI. Het beleid werd echter
getorpedeerd toen in februari de minderjarige weer bij vader moest gaan wonen.
Klacht 15
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE
DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE
KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN. Op pagina 2 3e alinea staat expliciet vermeld dat
de minderjarige bij vader ging wonen en dat in overleg met beide ouders een
'normale' omgangsregeling moet gaan vaststellen zoals dit geldt voor
ouders die gescheiden zijn. De GVI deze passage in de praktijk weigerde uit te
voeren omdat de moeder bedreigingen uitte en de minderjarige gelet op de
bedreigingen van de moeder toch bij moeder werd geplaatst om rust te creëren
en om aan de bedreigingen een einde te maken, omdat J. anders in een
bedreigende situatie zou verkeren. E.e.a. is recent door de heer Hielkema aan
de Provinciale Klachtencommissie meegedeeld. In casu ontbreekt in de
correspondentie van de GVI iedere verwijzing naar de bedreigingen van de
moeder. De passage in casu was een schijnvertoning en een illusie.
Klacht 16.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
De oorzaak van de moeilijkheden, ....., maar in het verzet van ouders om de
consequenties van deze gecompliceerde situatie te aanvaarden. DE GVI TEN
ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS
ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU
PLAATSVINDEN. De GVI deze passage in de praktijk weigerde uit te voeren omdat
de moeder bedreigingen uitte en de minderjarige gelet op de bedreigingen van
de moeder toch bij moeder werd geplaatst om rust te creëren en om aan de
bedreigingen een einde te maken, omdat J. anders in een bedreigende
situatie zou verkeren. E.e.a. is recent door de heer Hielkema aan de
Provinciale Klachtencommissie meegedeeld. In casu ontbreekt in de
correspondentie van de GVI iedere verwijzing naar de bedreigingen van de
moeder. De passage in casu was een schijnvertoning en een illusie.
Klacht 17.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
De gezinsvoogd en de GVI ten onrechte geen consequenties hebben getrokken uit
de mededeling van de moeder: ZO WILDE MOEDER WEL DE ZORG VOOR J., MAAR
NIET DAT HAAR STREVEN OM EEN EIGEN ZAAK OP TE ZETTEN IN GEVAAR KWAM HIERDOOR.
Klacht 18.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
Spanningen zijn er zeker als het gaat om vader een goede plek in het leven van
J. te geven. DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD
DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN
BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN. Omdat de moeder
bedreigingen uitte en de minderjarige gelet op de bedreigingen van de moeder
toch bij moeder werd geplaatst om rust te creëren en om aan de bedreigingen
een einde te maken, omdat J. anders in een bedreigende situatie zou
verkeren. E.e.a. is recent door de heer Hielkema aan de Provinciale
Klachtencommissie meegedeeld. In casu ontbreekt in de correspondentie van de
GVI iedere verwijzing naar de bedreigingen van de moeder. Deze bedreigingen
worden in casu ten onrechte bedekt weergegeven zoals in casu zonder dat vader
ervan op de hoogte was wat er daadwerkelijk aan de hand is geweest en vader
name hiervan eerst kennis op de recente hoorzitting van de Provinciale
Klachtencommissie.
Klacht 19.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
Ook vader heeft aangegeven dat spanningen hem rond de kerst teveel waren
geworden waardoor hij J. prompt bij moeder bracht zonder overleg met de
gezinsvoogd, terwijl hij ervan overtuigd is dat moeder het niet goed aan kan.
DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE
DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE
KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN. Vast staat dat er een aanwijzing is gegeven d.d.
211298 om J. bij moeder te laten wonen en bovendien is door de heer
Hielkema bij de Provinciale Klachtencommissie gesteld dat de GVI vader
onvoldoende heeft gesteund. Was niet nodig. De gezinsvoogd liet weten dat het
beter was als J. bij haar moeder zou gaan wonen.
Klacht 20.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
Mijn idee is dat beide ouders de problemen bagatelliseren. Toch worden de
problemen hen snel te veel waarbij een eigen aandeel slecht ter discussie
staat. DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI
DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T.
DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN. De problemen worden immers primair veroorzaakt
door de gezinsvoogd.
Klacht 21.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
Ik heb nauwelijks iets kunnen constateren wat op disfunctioneren van de
gezinsvoogd wijst. DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD
DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN
BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN.Omdat de moeder
bedreigingen uitte en de minderjarige gelet op de bedreigingen van de moeder
toch bij moeder werd geplaatst om rust te creëren en om aan de bedreigingen
een einde te maken, omdat J. anders in een bedreigende situatie zou
verkeren. E.e.a. is recent door de heer Hielkema aan de Provinciale
Klachtencommissie meegedeeld. In casu ontbreekt in de correspondentie van de
GVI iedere verwijzing naar de bedreigingen van de moeder. Deze bedreigingen
worden in casu ten onrechte bedekt weergegeven zoals in casu zonder dat vader
ervan op de hoogte was wat er daadwerkelijk aan de hand is geweest en vader
name hiervan eerst kennis op de recente hoorzitting van de Provinciale
Klachtencommissie.
Klacht 22.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
De gezinsvoogd is intensief en betrokken te werk gegaan en heeft met beide
ouders veel contact gehad. Ook heeft de gezinsvoogd ouders naast veel steun
gegeven ook de ingewikkeldheid van de situatie besproken en hen geconfronteerd
met hun gedrag. HIER BEN IK ZEER TEVREDEN OVER. DE GVI TEN ONRECHTE DE VADER
HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN
ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN ZOU PLAATSVINDEN. Omdat
de moeder bedreigingen uitte en de minderjarige gelet op de bedreigingen van
de moeder toch bij moeder werd geplaatst om rust te creëren en om aan de
bedreigingen een einde te maken, omdat J. anders in een bedreigende
situatie zou verkeren. E.e.a. is recent door de heer Hielkema aan de
Provinciale Klachtencommissie meegedeeld. In casu ontbreekt in de
correspondentie van de GVI iedere verwijzing naar de bedreigingen van de
moeder. Deze bedreigingen worden in casu ten onrechte bedekt weergegeven zoals
in casu zonder dat vader ervan op de hoogte was wat er daadwerkelijk aan de
hand is geweest en vader name hiervan eerst kennis op de recente hoorzitting
van de Provinciale Klachtencommissie. Vast staat dat er een aanwijzing is
gegeven om J. bij moeder te laten wonen en bovendien is door de heer
Hielkema bij de Provinciale Klachtencommissie gesteld dat de GVI vader
onvoldoende heeft gesteund. Was niet nodig.
Klacht 23.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
In de brief d.d. 190299 aan vader wordt ten onrechte vermeld de passage:
Toch besluit ik tot toewijzing van een andere gezinsvoogd. Ik doe dit omdat ik
de ouders optimaal de ruimte wil geven te laten zien dat zij in staat zijn met
de hulp van een andere gezinsvoogd voor J. een situatie te creëren die
wel duidelijk, stabiel en veilig is. Mocht dit dan niet lukken dan is dit nog
een extra indicatie dat mislukking niet aan de gezinsvoogd hoeft te liggen. DE
GVI TEN ONRECHTE DE VADER HEEFT BEDREIGT EN GECHANTEERD DAT DE GVI DE DOCHTER
UITHUIS ZOU LATEN PLAATSEN ALS ER GEEN BEMIDDELINGSGESPREK M.B.T. DE KLACHTEN
ZOU PLAATSVINDEN. Het lag dus wel degelijk ook aan de tweede gezinsvoogd welke
gezinsvoogd de moeder ten onrechte geen aanwijzing heeft gegeven dat J.
begin april 1999 bij haar vader als hoofdopvoeder diende te wonen met een
'normale' omgangsregeling voor moeder zoals die geldt voor ouders die
gescheiden zijn. In maart 1999 trad de heer Bakker aan, er heeft slechts een
gesprek van een half uur met de vader plaatsgevonden. Vervolgens werd de
minderjarige met een verzoek van de GVI uithuis geplaatst met de conclusie van
Bakker na een half uur gesprek met vader.
Klacht 24.
In het gesprek van 19 februari 1999 de heer Hielkema en gezinsvoogd Philipsen
de vader zaten uit te lachten m.b.t. zijn advocaat. Van dit soort advocaten
lusten wij er wel tien van.
Klacht 25.
Ook het dossier bij pleegzorg bleek dat er een rapport is gemaakt d.d. 24
februari 1999. Vader heeft dit rapport nooit te zien gekregen en ook de
inzichten van vader staan niet in dit rapport. Verzocht wordt om intrekking en
vernietiging van dit rapport d.d. 24 februari 1999 en/of om afschrift van dit
rapport waartegen klachten zullen worden geformuleerd zodra afschrift in het
bezit van klager is.
Klacht 26.
De GVI op 12 februari 1999 vader een schriftelijke aanwijzing heeft gestuurd
waarin staat dat als vader niet komt naar het gesprek op 19 februari 1999 DE
GVI EEN VERZOEKSCHRIFT MACHTIGING UITHUISPLAATSING BETREFFENDE J. TE
VERSTUREN AAN DE RECHTBANK.
Klacht 27.
De klacht betreft de brief van 19 februari 1999 aan de heer van S..
Op de brief waarvan aangenomen wordt dat deze op 19 februari 1999 is
geschreven staat geen datum. Vader kreeg deze brief pas een week later. De GVI
meer malig rommelde met data op brieven.
Klager wijst er tenslotte op dat in de wet op de jeugdhulpverlening staat
'waarborgt dat de klachtencommissie binnen zes weken na ontvangst van de
klacht de klager, degene over wie is geklaagd en, indien dit niet dezelfde
persoon is, de uitvoerder of de voogdij of gezinsvoogdij-instelling
schriftelijk en met redenen omkleed in kennis stelt van haar oordeel over de
gegrondheid van de klacht, al dan niet vergezeld van aanbevelingen'.
Verzocht wordt om de ontvangst van de klacht zo spoedig mogelijk te
bevestigen?
Handtekening vader
Hoogachtend,
J.
Hop.
Interne
klachtencommissie van Stichting Jeugd en Gezin Flevoland heeft de klachten
niet
ontvankelijk
verklaard wegens de woorden keuzen
OORDEEL
10 mei 2000 De Interprovinciale klachtencommissie Jeugdzorg klachten
niet
ontvankelijk verklaart JVH' 00-10
Zwartboek Kinderbescherming . .
Jan Hop . . .
St. Sociale Databank Nederland
. . . Arlette 
