Felle repliek op de afwijzende brief van de President van de Hoge Raad


IRM . . Juristen . . EU Grondwet <===> SDN . . Klokkenluider . . N.C. Burhoven

Twee pagina's meesterlijke verhandeling over een door mij niet gestelde vraag

AAN:

    De President
    Hoge Raad der Nederlanden
    Lange Voorhout / Kazernestraat 52
    Postbus 20303
    2500 EH 's-Gravenhage


BETREFT:

  • Inzage in dossier in eigen zaak
  • mijn brief d.d. 13 mei 1997
  • uw brief d.d. 20 mei 1997

Wassenaar, 4 juli 1997


Zeer geachte President,

Allereerst dank ik U hierbij voor uw brief van 20 mei jl., die ik in goede orde heb ontvangen.

Naar aanleiding van uw schrijven ben ik zo vrij uw aandacht te vragen voor enkele opmerkingen. Al is nergens uw naam vermeld, toch zal ik maar moeten aannemen dat de brief d.d. 20 mei 1997 van U afkomstig is.

Het heeft mij verbaasd en teleurgesteld dat U sub (2) van uw brief d.d. 20 mei 1997 in het vooruitzicht stelt dat U in zult gaan op de inhoud van mijn brief van 13 mei na eerst een door U geconstateerd misverstand recht te zetten, om tenslotte na twee pagina's meesterlijke verhandeling over een door mij niet gestelde vraag sub (6) te stellen dat U het overbodig vindt in te gaan op mijn brief. De teneur is dan natuurlijk dat het allemaal wel aan mij, c.q. mijn 'misverstand' te wijten moet zijn. Daarmee wordt versluierd dat U zeer zorgvuldig vermeden hebt op de inhoud van mijn brief van 13 mei 1997 in te gaan.

Zelfs op het meest cruciale punt van mijn brief, te weten de vraagstelling of ik als burger al dan niet recht van inzage heb in het griffiedossier van de zaak waarin ik zelf procespartij ben (natuurlijk met uitzondering van zaken die gedekt zijn door het geheim van de raadkamer, zoals reeds gesteld in mijn brief van 13 mei) en op de botte en totale weigering daartoe van uw griffier, wordt door u totaal niet ingegaan.

Weliswaar laat uw brief de zéér stellige indruk achter dat het griffiedossier uitsluitend bestemd is voor intern gebruik door de Hoge Raad en in mijn geval dus, zoals ook door uw griffier gesteld en door U gedekt, voor mij als procespartij absoluut niet-toegankelijk is, maar nergens geeft U over dat standpunt expliciet uitsluitsel, hetgeen natuurlijk ook met zich meebrengt dat van enige terzake doende motivering geen sprake is c.q. hoeft te zijn. Metterdaad stelt U het belang van de interne gang van zaken bij de Griffie van de Hoge Raad boven mijn belang als Nederlands staatsburger.

Onvermijdelijk dringt zich door de zo grofstoffelijke totale weigering van uw griffier en uw aansluitende afdekkende opstelling de vraag op wat er dan eigenlijk allemaal niet te verbergen valt. Een en ander lijkt mij in leder geval niet in overeenstemming te brengen met regelgeving rond openbaarheid van bestuur en persoonsregistratie.

Omdat ook U mij de toegang tot het dossier ontzegt, ontneemt ook £ in vol bewustzijn mij de mogelijkheid om de volledige juistheid c.q. de feitelijke (on)volledigheid te verifiëren van de documenten op basis waarvan door de raadsheren werd beraadslaagd en op basis waarvan een arrest van de Hoge Raad werd gewezen. Ik kan mij eigenlijk niet goed voorstellen dat zulks niet in strijd zou zijn met het begrip van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

Tenslotte herhaal ik dat dit alles en ook uw brief geheel in het verlengde liggen van mijn ervaring van de laatste 11 jaar, te weten stelselmatige protectie van een medewerker van uw organisatie, meer specifiek systematische materiele bevoordeling van een (ex-)gerechtsauditeur van de Hoge Raad in het kader van een echt/boedelscheiding en klaarblijkelijk onvoorwaardelijk afdekken van gedragingen, die door normale mensen worden beschouwd als crimineel.

Ook £ hebt al jaren weet van de feitelijke gegevens ten aanzien van haar criminele optreden (zoals valsheid In geschrifte inbegrepen imitatie van mijn handtekening in een bancaire transactie van meer dan Zwitserse Frank 100.000). Voorzover U meent niet meer over die gegevens te beschikken c.q. te kunnen beschikken, kan ik u dat materiaal doen toekomen. Onvermijdelijk dringt zich de indruk op dat de kernvraag ligt in het al dan niet onvoorwaardelijke karakter van vrijwaring voor strafvervolging van een rechterlijk ambtenaar, i.c. een ex-gerechtsauditeur van de Hoge Raad der Nederlanden.

U neemt als eerste het woord verontwaardiging in de mond [ uw brief d.d. 20 mei 1997 sub (6) ] en stelt daarbij, als betrof het een feit, dat er aan mijn zijde sprake zou zijn van verontwaardiging als gevolg van een misverstand van mij. De suggestieve lading kan voor een ieder duidelijk zijn: het moet dus kennelijk allemaal wel aan mij liggen; eerst een misverstand en dan ook nog die verontwaardiging !!. Als er al sprake zou zijn van enige mate van verontwaardiging, dan zou dat zeker betrekking kunnen hebben op de misplaatste neerbuigende wijze waarop beantwoording van mijn geheel terechte en fundamentele vragen volledig uit de weg wordt gegaan en mij een rad voor ogen wordt gedraaid.

Een zeer spoedige reactie van uw zijde zou ik vanzelfsprekend erg waarderen.


Deze brief stuur ik u per fax en per post

    Hoogachtend,

    Drs. N.C:. Burhoven Jaspers MBA

    tel + fax: 31 70 5118922
    van Polanenpark 58
    2241 RS Wassenaar

Terug naar de brief van H.J. Rem en A. Rem-Bruijn
aan de President van de Hoge Raad mr. S.K. Martens