Onthullingen, getuigenverklaringen, wetenschappelijke evaluaties en foto's over de Bijlmerramp met het El AL-vliegtuig bij Het Klankbord & de Sociale Databank Nederland...!!

Verslagen en commentaar op de verhoren van de Bijlmer-enquête

Burgers & Bijlmer . . Bijlmer enquête . . Doemvlucht <===> Kamerzetel 151. . SDN . . Heijboer

Enquêtedag 5 februari 1999

Tweede-Kamercommissie van de Parlementaire Enquête

De heer G.W. Knook
Voorlichter Luchtverkeersleiding

Geboren 04-04-1940

Hij had een publieks- en mediavoorlichtende taak op de dag van de ramp. Ik ben externe voorlichter en ik was op de avond van de ramp thuis. Om 18.45 werd ik door mijn chef gebeld en op de hoogte gesteld. Mijn taak was om voorlichting naar de media te geven bij ongevallen. Deze ramp overkwam je gewoon. Je doet je taak met de mogelijkheden die je hebt met maat een enkele telefoonlijn. Zeker 60 telefoontjes kwamen op me af en van 'cross-checken' was weinig sprake. Ik wilde weten wat de inhoud van de vracht was. In de zomer was mijn taak op het ministerie nauw omschreven. Het was een zuiver technische opdracht t.a.v. verkeersleiding en veiligheid. De heer Polman was daarbij mijn directe chef om aan te rapporteren.

Mijn achtergrond was breder dan alleen voor de verkeersleiding, dus vroeg ik wat de vracht inhield. Ik zou toch moeten antwoorden op vragen in die richting. De heer Polman was wat terughoudend om te antwoorden. Hij zou er iets aan doen. In een tweede gesprek zei hij mij dat na contact met El Al er weliswaar gezegd was dat er giftige stoffen aan boord waren maar dat alles o.k. was. In het vliegtuig zat honderd ton vracht.

We hebben eerst moeten vaststellen waar het was neergestort. Over passagiers is door de heer Polman alleen gezegd dat het er drie plus een waren. De vrouw had niet op de lijst gestaan. Op 4 oktober 1992 waren de heren Bootsman van Lieren mijn directe aanspreekpunten. Ik heb de heer van Lieren in België gebeld, en de heer Polman zei mij dat hij dat nummer zelfs niet had. Het is wat vreemd dat een bestuurder dat nummer niet had. Maar van Lieren had een 'pied a terre' in Amsterdam.

In het gesprek met de heer van Lieren deelde ik hem de feitelijk gegevens mede. Hij accepteerde de melding en leek matig geïnteresseerd. Hij zou de volgende morgen weer op kantoor zijn. Ik heb hem met name geïnformeerd over de gevaarlijke stoffen. Ik heb ook met de heer Wek van de RLD gebeld en ik kende inmiddels de kerngegevens; ook over de lading. Zijn reactie was dat ik alleen over de technische aspecten aan informatie te geven over de vlucht en niets over de lading.

Luchtbeveiliging en leiding zijn de criteria om voorlichting over te geven voor mij. Ik weet niet of de heer Wek over de ladinggegevens gesproken heeft met anderen. Tijdens de eerste persconferentie is ook met minister Maij-Weggen overleg geweest. De directeur voorlichting bij het ministerie had ook contact met mij opgenomen. Maar de bereikbaarheid naar mijn kantoor was door allerlei stremming weggevallen, en ik moest de voorlichtingstaak vanuit mijn huis doen. In feite dus ook die voor het ministerie. Mijn mandaat betrof alleen de verkeersleiding en de veiligheid. Op het ministerie was dat in de zomerbrief zo omschreven. Op die avond had ik weliswaar een dubbelfunctie, een voor Schiphol (voor de heer Wek) en voor het ministerie. Mijn opvatting was dat ik coördineerde optrad voor beide.

Op het moment moest ik alles op eigen titel doen, en ik begreep dat de lading een heftig politiek effect kon hebben,dus hield ik mij aan de opdracht van de zomerbrief. Alleen de heer Wek en de heer van Lieren heb ik hierover geïnformeerd. Verder niemand. Ik heb van de heer Wek geen opdracht gekregen om te zwijgen, want dat deed ik vanzelf. Althans over de lading. El Al vroeg dat zelfs specifiek, ook de heer Polman en later de heer Croon. Zij hebben gevraagd niet over de lading praten.

Ik verwees in mijn persverklaringen naar het vooronderzoek dat was gestart, en dat ik geen mededelingen deed over het onderwerp lading. In de eerste persconferentie zat ik pal naast de minister. De minister zei toen dat de lading bestond uit parfum en bloemen. maar ik kon op dat moment niet weten dat informatie over de lading nog niet door anderen bij de minister was aangeleverd. Ik verwachtte dat de heer Wek dat zou doen. Ik heb hem er verder niet meer over gesproken. Binnen de RLD en LVB en er volgens mij niet meer over gesproken. We waren daarvoor niet voor verantwoordelijk.

In tegenstelling tot in het voorgesprek bevestig niet dat ik een gesprek met de duty-manager is geweest. Van de heer Diepenbrok vernam ik dat er een persconferentie was in Amsterdam, maar ik kon niet weg.



Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999

  • Op de alarmeringslijst stond bovenaan de naam van de heer van Liere om als eerste te waarschuwen, adres en telefoon ontbraken. Correct?
    ANTWOORD: Dat is juist.

  • De heer Weck ging nadat u hem heeft ingelicht over de lading van het toestel akkoord om de informatie over de lading niet naar buiten te brengen.
    ANTWOORD: Dat is juist.

  • Als voorlichter kende u de inhoud van de vracht en wist u om hoeveel mensen in het in het vliegtuig zaten.
    ANTWOORD: Dat is juist.

  • U heeft zelf besloten geen mededeling te doen over de lading op de bewuste avond. Naast de heren Weck en de Liere.
    ANTWOORD: Ja.

Dan is daarmee een einde gekomen aan dit openbaar verhoor.



De heer T.H.L. Croon
Medewerker luchtverkeersbeveiliging

Geboren: 24-03-1939

Mijn taak was o.a. om als een van de mensen direct geïnformeerd te worden bij calamiteiten. Mijn eerste taak was - moreel - om de gemoedstoestand van de twee verkeersleiders te evalueren. Dat staat niet ergens als verantwoordelijkheid omschreven. Maar ik moest zorgen dat de ploeg bleef functioneren, want de schok voor de mensen was groot. Ik wilde nagaan of de betreffende band was opgenomen en weggelegd op een veilige plaats. Om 18.20 telefoneerde ik met de heer Knook. Ik herinner mij nu weer dat ik meldde aan de heer Knook dat ik gehoord had dat er brandbare en ontplofbare spullen aan boord waren. Ik vermoed dat dat aan mij gezegd is door de heer Polman. Ik deed met die informatie niet zoveel vanwege de hectiek van die avond.

In ben niet goed op de hoogte van de technische aspecten van gevaarlijke stoffen in het luchtverkeer. En El Al vluchten worden met grote terughoudendheid benaderd. Op instructie van het ministerie van Binnenlandse Zaken mochten door medewerkers geen mededelingen naar buiten worden gebracht. Vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken mocht men - na de oekaze - geen mededelingen doen over o.a. taxi-routes. Gezien het tijdstip en de gevolgen van de ramp, was het voor mij een normale houding om geen inlichten te geven over de lading. Mijn directe chef is de heer van Lieren. pas na vier oktober heb ik met hem gesproken. Ik weet niet of er naderhand nog over de lading gesproken is. Ik herinner mij ook niet of ik met de heer Knook er ooit nog over heb gesproken.

Ik had in de loop van de rampavond alleen kennis van het feit dat er brandbare en ontplofbare stoffen aanwezig waren. Door de RLD, BiZa (de heer De Waard, directeur voorlichting ministerie Verkeer) en Schiphol was ons ingeprent niet over vluchten van El Al te spreken. Het werd als een dienstopdracht opgevat. Men moest altijd contact opnemen met de voorlichter. Ik heb mij als uitvoerend ambtenaar er aan te houden. Het kwam eigenlijk niet zo vaak voor, dat ik er eigenlijk niet bij het stilgestaan om een eigen mening daarover te ontwikkelen. Het ging vooral over taxi-routes en over een landingsbaan en operationele zaken. El Al week af van de overige maatschappijen. Door de RLD werd die instructie gegeven. Eventueel indirect van Binnenlandse Zaken. Ik kan mij niet herinneren wie die instructies geeft gegeven.

Op die avond was het zeer hectisch. Een mededeling naar mij toe over de lading heb ik niet verder doorgegeven. De aspecten van de lading voor de brandweer en de hulpverleners was natuurlijk heel belangrijk, maar ik heb er nooit op gewezen. Op 7 oktober heb ik gehoord van de minister op de persconferentie dat er geen gevaarlijke stoffen aanwezig waren. Op de vierde oktober droeg ik evenwel al kennis van de aspecten rond die lading. Maar ik meende zeker te weten dat ook de overige instanties op de hoogte waren van de inhoud van de lading. De duty-manager Luchthaven Schiphol is de eerstverantwoordelijke voor de communicatie naar buiten voor brandweer, pers en hulpdiensten.

Over het aspect van de burgerplicht. had ik achteraf de formele aanpak opzij moeten zetten. Ik had informatie die ik had moeten cross-checken met de dutymanager. Dat heb ik helaas niet gedaan. Ik zeg dat niet als excuus, maar als toelichting. Aan de lijst van de heren Polman van Lieren Wek en de Waard zijn (Diepenbrok dutymanager) gesprekken geweest over de lading. Ik heb toegezegd met de heer Diepenbrok contact op te nemen, maar ik heb dat niet gedaan. Op de hoogte zijnde over de gevaarlijke aspecten van de lading en als aanwezige bij de persconferentie van de minister, die sprak over parfum en bloemen, zeg ik dat ik dacht dat alles in stelling is gebracht om de minister te informeren en voor mij was verder dus niets relevant.

Ik wil er aan toevoegen als toelichting. Er wordt gesuggereerd dat ik zes jaar lang van het bestaan van de banden heb geweten. Vier weken geleden ben ik op de hoogte gesteld dat de banden en de transcripts aan de commissie waren overhandigd. tot dat tijdstip heb ik nooit meer aan die banden gedacht.



Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999

  • Tot drie a vier weken geleden was u niet op de hoogte dat er nog banden waren die tot op dat moment nog niet naar buiten waren gekomen.
    ANTWOORD: Dat is correct.

  • De heer Polman heeft u gezegd informatie over de lading voor u te houden.
    ANTWOORD: Dat kan ik mij niet herinneren of de heer Polman dat specifiek tegen mij gezegd heeft.

  • U heeft dat vanochtend in het voorgaande verhoor gezegd.
    ANTWOORD: Mag ik dan die zin corrigeren, dat ik het zeer waarschijnlijk acht dat hij dat tegen mij gezegd heeft.

  • U weet...,
    ANTWOORD: Maar als u mij vraagt kunt u zich dat precies herinneren?

  • U heeft dat op een vraag van mevrouw Augusteijn verklaard
    ANTWOORD: Jawel.

  • Heeft u dat verklaard?
    ANTWOORD: U heeft gelijk maar ik zit er over na te denken.

  • Ik wil graag dat u er heel goed,
    ANTWOORD: Jawel.

  • over nadenkt alvorens u een antwoordt geeft.
    ANTWOORD: De heer Polman heeft ook mij gevraagd of ik eh, daar verder eigenlijk geen ruchtbaarheid aan zou willen geven.

  • U was die avond op de hoogte dat er gevaarlijke stoffen aan boord van de El Al toestel Waren.
    ANTWOORD: Jawel.

Dank u wel, dan is daarmee een einde gekomen aan dit openbaar verhoor.



De heer T. Polman
Luchtverkeersbeveiliging LVB

Geboren: 05-09-1940

Mijn functie was chef verkeersleider 'area control' Amsterdam LVB. Ik was op zaal in functie op het moment van de ramp. Als chef-verkeersleider heb je een range van taken. Je moet de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de unit beheren. De mensen die 18.20 aanwezig waren, moeten ca. 25 man geweest zijn. Op het moment van een ongeval is het eerste wat ik moet doen - hoe stoer mensen zich ook voordoen - er voor te zorgen dat de zaken niet stilvallen. Je kunt de gang van zaken niet eventjes stil zetten, want alles gaat door. We hebben vier LVB's plus de centrale LVB van Schiphol om het luchtruim te beheren. De ramp vond plaats binnen het werkgebied van "tower-approach" ofwel het werkgebied. Ik heb de checklijst na de komst van de heer Croon nog een keer nagelopen. Daarna was mijn taak de kwalitatieve bezetting aan te passen. En opletten op de computercapaciteit.

Er zijn twee alarmeringslijsten. Een voor mij en een voor tower-approach. In het kader van de alarmering is alleen belangrijk om je aan de checklist te houden, en de lading is niet darvoor belangrijk. Om 18.58 belde ik met de heer Koning en die vroeg: "Wat voor vracht zit er in?". De heer de Koning vond het zeer belangrijk te weten wat de lading was en dat door te geven aan de heer Cnoop. Ik ben daar onmiddellijk achteraan gegaan. Ook met de heer Hendriks is overleg geweest en met El Al over de lading.

In een tweede gesprek met de Cnoop kwamen we tot de conclusie dat er nog informatie moest worden gehaald bij El Al. De heer Hendriks schreef op een papiertje "gif, gassen en explosieven". Dat zijn geen ongevaarlijke dingen. Maar we houden het binnen boord. Volgens de ICAO-regels zijn er codes voor het werken van gevaarlijke stoffen die door de lucht vervoerd mogen worden. Ik heb dat zo doorgegeven aan de anderen. Ik breng het letterlijk over: "El Al verzoekt ons het onder de pet te houden en het is niet gevaarlijk" Ik wilde niet dat er naar buiten zou komen dat er dat en dat in de lading zou zitten. Aan de voorlichter heb ik dus gezegd daaraan gevolg te geven. Van de heer Hendriks gaf mij dus dat stukje papier na het gesprek en heb ik verscheurd en weggegooid. Ik wilde niet dat de mensen op de afdeling er iets van moesten weten.

Ik schrik niet van het bericht van de heer Hendriks. Ik praat later met Knook ga op je stoel zitten. Maar ook ik heb een traantje weggepikt op die avond. Ik heb later contact met El Al en hoorde toen over het aantal personen in de Boeing. Het is een conditionering om niet over El Al te spreken. Ik was verrast, maar als voorlichter vond ik dat de vracht er niet toe deed; daar zijn anderen voor. Het transcript van het gesprek met de heer Kamphuis geeft aan dat ik zeg: "Je moet je kop houden". Hij begreep da hij moest zwijgen in zijn eigen kring over de lading, zodat er geen indianenverhalen de ronde zouden gaan doen. De heer Kamphuis zit niet in de alarmlijst, maar ik heb hem wel gesproken.

Ik weet niet of het niet-praten over El Al een bijna-dienstbevel inhoudt. Het zit gewoon ingebakken. Er bestaan instructies dat er niets naar buiten gezegd wordt over onregelmatigheden, en al helemaal al niet over El Al; dat doe je gevoelsmatig. Door El Al is volgens mij geen opdracht gegeven om nergens over te spreken. Wat ik zeg heb ik van de heer Hendriks. En hij zij daarin "Om het onder de pet te houden".

Na het gesprek met de heer Hendriks om 19.13 uur heb ik met de heer Ter Braake en Croon de alarmlijst gecheckt en hen verteld over de aspecten van de lading. Dit alles was nog binnen een uur naar ramp. Mijn directe chef, de heer de Vries, heb ik daarover toen nog niet gesproken. Het plaatsvervangend hoofd in Amsterdam, de heer Verburgt, heb ik ook gebeld, maar die was niet thuis. Om 19.30 melde ik hem om te zwijgen over de lading.

LVB speelde geen rol bij de lading. Maar het staat als item niet op de lijst. De voorlichter adviseerde ik El Al niet te bellen omdat die daar allemaal zitten te huilen. De heer Knook en de Koning van de LVB vonden het aspect van de lading wel belangrijk. Ik kon verwachten dat andere instanties veel eerder op de hoogte zouden zijn, omdat het vliegtuig met brandende motoren terugvloog, en dus de hulpdiensten geïnformeerd moesten zin. De operators zijn verplicht de Rijkspolitie in te lichten, indien er gevaarlijk stoffen aan boord zijn en ook de brandweer.

Het beleidscentrum Amsterdam wist niets van de gevaarlijk stoffen. De meldkamer (de heer Beunkers van BVOI) heb ik eigenlijk ook niets gezegd over de lading. Voor het bureau vooronderzoek was het natuurlijk belangrijk om het te weten wat er in de lading zat, maar ik vond het in de rede liggen dat de brandweercommandant op de hoogte was. Ik dacht, toen ik hoorde op de persconferenties dat er geen gevaarlijke stoffen aanwezig waren "gelukkig". Ik was echt opgelucht. Er was kennelijk niets aan de hand. Maar dat was wel tien dagen later. Voor mij was slechts van belang te horen dat het ongevaarlijk was.

Ik wilde dat in het LVB-huis er geen geruchten zouden rondgaan. Na 4 oktober heeft bij mij dat overheerst. De enige contacten over het hele gebeuren ware twee telefoontjes. Daarna is er binnen de LVB met geen woord meer over de ramp gesproken. Verder ben ik niet betrokken geweest bij het onderzoek binnen de LVB over de gang van zaken. Ik ben van het bestaan van andere banden niet op de hoogte. Ik meende dat al mijn gesprekken bekend zijn. Het lijkt mijn overigens vreemd om een tape voor het afluisteren van een telefoon niet in zijn geheel zouden worden beluisterd. Ik kan mij daarom een ding herinneren mij een telefoongesprek van mijn collega Croon. Ik mis namelijk de vermelding van dat gesprek, met Theo, op het transcript. Dat is mij wel opgevallen. Met de heer Croon heb ik er over gesproken, maar die kon zich niets herinneren. Ik weet dat toevallig om dat ik naar zijn kamer ben gegaan om een telefoonnummer op zijn bureau te leggen en te bellen.


Uitzending afgebroken op televisie, dus geen samenvatting.


Opmerking:

Dhr. van Lier zat in België en niemand had zijn telefoonnummer.
Dhr. Polman: Explosieven, gifgassen en is ongevaarlijk. Stilhouden onder de PET.
Boeing 747: 100 ton toestel, 100 ton vracht, 100 ton brandstof.



Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.